SCMiLTE
jEEUHTOMM»
De Chr. Bakkerspatroons vergaderen
Gemeenteraad van Amsterdam
IVOROL
■ió vewutkkeBykf
De Chr. Hist. Zomerconferentie
te Lunteren
VRIJDAG 22 JULI 1938
Prof. Mr P. S. Gerhrandy
spreekt over „Ordening"
Zal de oplossing met de Chr.
beginselen en de Chr. vrijheid
te vereenigen zijn
ASSEN, 22 Juli. Gister werd de 10e jaar
vergadering van den Bond van Christelijke
Bakkerspatroons voortgezet.
De waarn. voorzitter, de heer H. van der
W a 1 te Oldieboorn, wees, den toestand van
het bedrijf besprekend, er op dat. een gevoel
van neerslachtigheid overheersdht. Er zijn
geen, lichtpunten. Laten we echter de
schuld niet alleen bij anderen zoeken, maar
ook bij ons zelf. En is onze verkoopspolitiek
wel in orde, en het cadeaux- en crediei
geven?
Spr. hoopte dat de saneeringspogingen tot.
herstel van het zieke bedrijf succes mogen
hebben, en alle afbrekende critiek gebannen
blijft.
De heer A. K i e f t, voorz. der Asser af-
deeling sprak een woord van welkom, waar
na besloten werd een telegram van hulde te
zenden aan H.M. de Koningin.
De Chr-Hist. Kamerfractie had bericht
van verhindering gezonden wegens een con
ferentie te Lunteren.
■Het jaarverslag van den secretaris, den
heer K. K 0 1 s t e i n, werd goedgekeurd.
Eveneens heit financieel verslag van den
(penningmeester, den heer Vink te Harme
ien, nadat de afdeeling Zuilen accoord-be
.vinding had gerapporteerd.
Een rapport werd daarna uitgebracht door
een commissie, die tot taak had te rappor
teeren over de regeling der vergoedingen.
■Besloten werd tot aanstelling van een vaste
hulp op het bondsbureau.
Daarna werden de begrooting en exploi
tatieregeling vastgesteld.
De contributie voor 1939 werd vastgesteld
op fö per lid.
Bij de bestuursverkiezing werd de heer H.
yan der Wal te Oldeboorn herkozen.
/Na een korte bespreking werd besloten de
behandeling van een door het bestuur ont
worpen program van actie en een program
van beginselen uit te stellen tot een buiten
gewoon congres, onder voorwaarde dat af-
deelingen en gewesten deze beide program
ma's onder leiding van het bondsbestuur
bespreken.
De administrateur van de Stichting On
derlinge Hulp, de heer D. J. G i 11 e r te
Kampen, deed me de deeling dat het vorig
jaar acht maal en dat nu slechts één maal
een uitkeering moest worden gedaan.
De heer J. E l z i n g a te Rotterdam gaf
verslag van den arbeid van het Christelijk
Instituut voor Bakkersonderwijs. Het vak
onderwijs in verband met de Vestigingswet
.wordt thans in 20 plaatsen gegeven
De volgende algemeene vergadering zal
gehouden worden te Arnhem.
Bij' de rondvraag drong Utrecht aan op
Verplaatsing .van het bondsbureau naar
Utrecht.
Toespraken
In de middagvergadering werden door
iverschillende bevriende organisaties toe
spraken gehouden.
Het woord werd gevoerd door den heer
Van der Meer namens den Bond van
Prot. Chr. Werkgevers in de Voedingsbedrij
ven; Mr J. A1 g e r a namens de A.-R. Kamer
U tent
Ipet t&dj /si r*j
eyiTA apr&te
m«r buLLete
JCost sleclpts 1$ et*
fcr-
jjele ton voor
eAL
ict«nf<«
fractie; den heer Höwen namens den R.K.
Bodn van Bakkerspatroons en den heer
E 1 z i n g a als secr. van den Chr. Bond
van Arbeiders in de Voedings- en Genotmid
delenindustrie.
Ordening.
Mr Gerbrandy wees er allereerst op dat
met ordening steeds tweeërlei wordt be
doeld: het bedrijfs
leven is bezig an
ders te worden in
louw dan gelijk wij
iet ons tot vóór
■etrekkelijk korten
ijd dachten èn de
-ouw van het be-
rijfsleven moet an
us worden dan hij
ans is. Deze twee
ken hangen nauw
Spreker wilde de
vraag voor de aan-
Mr P. S. Gerbrandy dacht brengen of een
algemeene en aan
vaardbare tendenz aanwezig is, die wel tot
doelbewust ingrijpen in het bedrijfsleven
moet voeren en het is niet onmogelijk
zulks aan een zeer concreet geval te de-
monstreeren.
Onze wereldhuishouding met internatio
nale marktprijzen, onze saamleving, ge
bouwd op het initiatief van den particu
lieren ondernemer is niet zóó oud als wel
eens verondersteld wordt en is daarom ook
wel iets minder vanzelfsprekend dan wij,
als in deze verhoudingen geboren en opge
voed, geneigd zijn to denken. Zijn er gege
vens, die er op wijzen, dat wij reeds in een
overgangsstadium verkeeren, dat naar
sterkere gebondenheden voert?
Men is geneigd een beroep te doen op de
internationale verhoudingen waarin een
sterk autarkisch element is gaan optreden,
dat. naar men zegt wel tot doelbewuste re
gelingen moet leiden. Hier dringt zich de
vraag op of wij werkelijk te doen hebben
met een aanvaardbare tendenz dan wel
met een tijdelijk tusschentijdperk dat ons
straks opnieuw in de wereld der vrijheid
brengt.
Er is zeer veel te zeggen voor de stelling
dat hier de politieke verhoudingen kunst
matig de economische in een keurslijf heb
ben geperst hetwelk toch after all onhoud
baar zal blijken, niet bestand zal zijn tegen
den drang naar de uitwisseling van gees
telijk en stoffelijk goed, waarop de volken
zijn aangewezen. Er zijn gemakkelijke aan
wijzingen te vinden, die zulks waarschijn
lijk maken. Het Duitschland van Hitier
blijft bijv. de voornaamste leverancier van
het Sovjet-Rusland van Stalin, en deze
leveranties vormen een hoofdbron voor de
economie van Duitschlond. Met Italië is
het, zij het in mindere mate, niet andere.
Een soortgelijk verschijnsel openbaart zich
in de relaties der Vereen. Staten van Ame
rika
zijds.
Engeland eener- en Japan ander-
Een andere vraag is of desalniettemin
niet economische factoren werkzaam zijn,
die doelbewuste internationale regelen wet
tigen. Daarbij valt te denken aan de over
wegende beteekenis, welke het vasté
kapitaal in de volkshuishoudingen
heeft verworven en die deze huishoudingen
veel labriler en gevoeliger maken dan cïie,
waarin wij een eeuw geleden leefden.
Daarbij valt ook te denken aan de conse-
kwenties, die een uitgegroeide wereldhuis
houding op den duur wel moet te voor
schijn roepen, wanneer op bepaalde gebie
den de voorziening doodeenvoudig niet
meer afhankelijk kan zijn van de mogelijk
heid om in een bepaald land tot de pro
ductie van bepaalde artikelen over te
gaan en de willekeur waarmee dit ge
schiedt. Hier hebben wij niet meer1 te doen
met een conflict tusschen politiek en eco
nomie, maar met een conlict dat de uit
groei van de vrije werelhduishouding een
maal meebrengen moest.
Deze zelfde factoren werken ook op na
tionaal gebied en juist omdat zij daar wer
ken zal het inderdaad onmogelijk blijken
er aan te ontkomen meer dan tot heden
het geval was van het gegeven van een be
paald badrijfsgeheel uit te gaan en dat be-
drijfsgeheel in meerdere mate determinee-
rend te maken voor de juridisch economi
sche verhoudingen. Men kan zeer veel aan
wijzingen vinden, die economisch en juri
disch deze structuur-verandering reeds
aankondigden: trust- en kartelvorming,
collectieve arbeidsovereenkomsten, onder-
deelen in de sociale wetgeving. Het merk
waardige is, dat tegelijk zoowel in de
practijk als op het gebied van het denken
deze aanwijzingen te vinden zijn. Vooral
door en na den wereldoorlog is het jacht
gebied van den ondernemer ingeperkt,
maar ook zonder dien oorlog ware op den
duur de vrije markthuishouding aan eigen
grenzen herinnerd geworden. Hier vooral
ligt de bovenpersoonlijke oorzaak, die aan
meerdere of mindere ordening niet zal doen
ontkomen.
En zoo wordt de vraag niet of er
AKERTJE
ordening zal komen, of we die wel of
niet begeeren moeten maar of de orde
ning die op verschillende gebieden van
het bedrijfsleven een goede oplossing
is te achten, er een zal zijn, die met de
Christelijke beginselen en de Christe
Iijke vrijheid te vereenigen is.
In dien zin is ordening voor ons een
taak die aan economische situaties de
meest doelmatige, die aan de economi
sche verhoudingen de meest rechtvaar
dige oplossing biedt.
Op deze wijze ontmoeten we de orde
ning ook binnen nationale grenzen. Al
dus zijn ook de organisaties der brood
producten en brooddistribuanten in de
ordening betrokken. Daarbij is niet te
vermijden dat ook de prijs, die vooj- ons
bewustzijn nog haast onfeilbaar regu
lateur van het bedrijfsleven, betrokken
wordt in de wijze waarop de gezonde
opbouw van het bedrijf wordt nage
streefd.
Kunnen wij vaai dien prijs, dien harden
meester, waarvoor ons voorgeslacht dank
baar heeft gebukt, misschien maken een in
strument, dat dien gezonden opbouw dient?
Dat is vooral de vraag, die de ordening in
dezen bedrijfstak stelt. Daarbij geit 't niet
alleen een zaak van doelmatigheid, want in
de verhoudingen tusschen producenten en
distrihuanten gelden nog andere maatsta
ven, dan die aan de doelmatigheid ont
leend, daar geldt de maatstaf van billijk
heid.
Volgens spr. is nu het merkwaardige ver
schijnsel dit. dat op het gebied van de orde
ning naar voren komt een element, dat een
maal in de Christelijke samenleving (zoo
wel van de Scholastiek als de Reformatie)
'n kristallisatie is geweest van de gedachten
wereld, dat de mensch niet naar eigen Aville-
keur in het leven van de voortbrenging en
verdeeling van goederen kan optreden, lat
niet zijn persoonlijk inzicht heer en mees
ter is, maar dat zijn handelen aldaar ge
meten wordt naar hoogere maatstaven, die
liggien op het gebied van het recht.
De worsteling om die maatstaven terug te
-vinden is de mooie taak, die de mannen
van de practijk aan de mannen van de
theorie verbindt.
Voorstellen
Een drietal voorstellen werden daarna
behandeld Het bondsbestuur bleek sympa
thiek te staan tegenover een voorstel van
het Gewest Drente om te overwegen in hoe
verre langs den weg van vrijwillige fonds
vorming (b.v. door enkele centen meer voor
de gist of het meel te betalen) gelden kun
nen worden verkregen voor de pensionnec-
ring van kleine ondernemers.
Voorstellen van Amsterdam en Groningen
werden met algemeene stemmen verworpen.
Tenslotte sprak Ds B. A. Bo,s, Geref.
pred. te Assen, een opwekkend woord, dat
tot titel droeg: Organisatie-plicht.
Met de noodige plichtplegingen werd
daarna dit tweede lustrum-congres gesloten.
FINANCIEELE
KALEIDOSCOOP
Aanvankelijk daalden gister de koersen
op de New Yorksche beurs. Doch daarna
trad een herstel in. Sporen konden scherp
monteeren, hetgeen een gunstige invloed
uitoefende. Later werden de koerswinsten
weer door winstnemingen gereduceerd.
Tenslotte werd de stemming weifelend.. Het
slot kwam met ongeveer evenveel koers
winsten als verliezen, die fracties tot één
punt over het algemeen niet te boven gin
gen. De omzet bedroeg 1.180.000 aandeelen.
Een onverwacht
onderwij sdebat
Beroep bij de Kroon voor
de begrooting 1937
De laatste zitting van den Gemeenteraad
vóór de vaca-ntie vertoonde op bepaalde mo
menten overeenkomst met de uifiverkoopen
bui-ten het Prinsenhof. Alles moest weg, we.
niet tegen gereduceerde prijzen, maar toch
gingen tal van voordrachten vlot van de
hand, zoodat de hamer van den voorzitter,
weth. Kropman, veel gebruikt werd.
Eeniige kredieten zijn verleend voor werk-
(verruiming door jongere werkloozen; f 5000
voteerde de Raad voor het garantiefonds
eener in September te houden luchtbescher
minigstentoonstel 1 i-ng.
Een onderwijsdebat
Bij een voordracht van het College cxm in
de wijk Bosch en Lommer reeds maatrege
len te nemen tot 'het stichten van gebouwen
voor openbaar onderwijs, waarbij B. en VV.
rekenen op de te verwachten toename der
(bevolking in deze jonge buurt, ontwikkelde
Prof. W o 11 j e r (a.r.) juridische bezwaren
tegen dezen vorm van voorziening. Hij
bracht de voordracht in verband met de
Concentraitiewet voor het onderwijs, die,
zette spr. uiteen, openbaar en bijzonder on
derwijs op gelijken voet behandelt. Nu wil
len B. en W. in een omgeving, waar nog
geen woningen, gezinnen en kinderen zijn,
schoolgebouwen stichten. Als bet bijzonder
onderwijs zoo iets ook eens deed, vroeg spr.',
zou/dien B. en W. dan medewerking verleu
nen? Zoo goed als B. en W. rekening hou
den met vermeerdering van de bevolking,
kan het bijzonder onderwijs dit doen, want
hoe weten B. en W., dat de te verwachten.
kinderen juist naar de openbare school zul
len worden gezonden? Voor een openbare
school geldt toch ook het minimum-aantal
van 125 leerlingen, en die zijn hier niet.
Nadat Mr. van Wijck (r.k.) adhaesie
aan het standpunt van Prof. Wöltjer had
betuigd, en die heer Th ijs sen (s.d.) al
vast de voordracht begon te verdedigen,
nam wethouder B o e k m a n (s.d.) deze taak
over, welke stellig niet gemakkelijk was.
Prof. Woltjer is in de wet voor het L. O.
heter thuis dan menigeen in zijn porteman-
naie.
Al noemde de wethouder het betoog van
Prof. Woltjer vol van formeele en juridische
bezwaren, dat de A.R. spreker de spijker op
den kop had getikt, bleek wel uit het ver
loop van dit vrij onverwacht deba' Een gr
voorstanders van het openbaar onderwijs
vlogen in het. geweer, tot de communisten
toe. De woordvoerder van laatstgenoemde
fractie, de heer Seegers, vroeg zich af
waarom Prof. Woltjer het openbaar onder
wijs zoo bestreed hetgeen intussohen hier
niet geschiedde - want de openbare school
was immers te Amsterdam toch niet veel
frreer aan een ruïne.
Wethouder Boekman (s.d.) kon deze
communistische opmerking niet laten pas-
seeren. Waarom, vroeg hij, wordt dan in
Bosch en Lommer uitgezien naar nieuwe
lokaliteit voor het openbaar onderwijs? In-
tusschen gaf de wethouder de verzekering,
dat niet eerder aan den bouw van de open
bare scholen zou wonden begonnen voor in
de bedoelde buurt een aanvang zou worden
gemaakt met den bouw van woningen. Spr.
achtte de voordracht zelfs indirect in het
belang van het bijzonder onderwijs, want
kis een schoolbestuur de vereischte handtee-
keningen dier oudere voor minimaail 125
leerlingen bij elkander heeft, behoeft het
niet te wachten op een schoolgebouw, want
dat is er dan al!
Wethouder Boekman is een gematigd en
voorzichtig man, die 't bijzonder onderwijs
geen- kwaad hart toedraagt, toch is het goed
dat Prof. Woltjer de kwestie heeft aange
sneden, waardoor de hier zoo noodige voor
zichtige politiek extra onder de aandacht is
gebracht. Gezwegen nu maar vierder van de
handteekeningen, waarvoor het gemeente
bestuur ten aanzien van het openbaar onder-
Wijs zich niet heeft druk te maken
Benoemingen
Bij de benoeming van curatoren voor open
bare gymnasia pleitte die communistische
vertegenwoordiger W ij n k o o p voor het
candideeren van „menisdhen uit de arbei
dersbeweging". Hij bedoelde hiermede na
tuurlijk „knappe koppen" uit communisti
sche kringen, die best curator konden zijn.
De wethouder voor het onderwijs, de heer
Boekman (s.d.), dacht er anders over.Da
wet eischt bekwaamheid en geschiktheid en
deze eigenschappen zagen B. en W. alleen
Ibij de door hen voorgedragenen.
Tot hoogleeraar in het volkenrecht, het
staats- en administratief recht der overzce-
sche gebiedsdeel en is benoemd Pref. Mr, Dr
J. W. H. V e r z 1 te Utrecht. (Men zie ook
de rubriek Onderwijs).
Diversen
De Raad besloot zonder discussie bij de
Kroon in beroep te gaan in de kwestie van
de nog steeds niet goedgekeurde begrooting
van 1937.
Mr. Mok (s.d.), te Leiden, benoemd als
voonzitter van den Raad van Arbeid, zong
zijn zwanenzang met als onderwerp de
voorgenomen verplaatsing van de muziek
bibliotheek van de Ver. voor Ned. Muziek
TANDPASTA
Openingswoord van den heer
Snoeck Henkemans
Referaten van Mr G. E. van
Walsum en Mr J. J. Schokking
Een der actueele verschilpunten
met de A.-R. Partij
Gisteravond is te Lunteren de
vijftiende Zomerconferentie begonnen,
uitgaande van de Ghr.-Hist. Unie en de
Vereenigkig van Ghr.-Hist. leden van
Gemeentebesturen. De Conferentie stond
onder leiding van den heer J. R
Snoeck Henkemans.
Deze gewaagde in zijn openingswoord van
de jubileumstemming, waarin de Conferentie
bijeen is, zulks in verband met het as,
Regeeringsjubileum cn vanwege het feit dat
30 jaar geleden alle Chr.-Historisohen in Ne
derland zich in de Unie ivereenigden. Spr.
wees er op, dat de beginselen van gehoor
zaamheid aan Gods gebod, volkseenheid en
geestelijke vrijheid, door de Unie beleden en
bepleit, juist in dezen moeilijken tijd voor
het volk van Nederland groote waarde heb
ben. Die veerkracht van onzen tred, aldus
spr. en de blijdschap van ons leven worde
niet bepaald door de mate waarin ons woord
gehoor vindt en navolging oogst, maar wei
door die innerlijke zekerheid onzer overtui
ging en de overeenstemming tusschen ar
beid en geloof.
Na dit openingswoord hield Mr. G. E. van
Walsum, uit Rotterdam, een inleiding
over:
Spr. zette, na een korte inleiding, uiteei,
dat confrontatie met de nieuwe geestelijke
stroomingen (o.a. Oxfordgroep, dialectische
theologie, reorganisatiestreven in Ned. Herv
Kerk, oecumenische beweging) leert, dat aan
de politieke beginselen geen absolute waar
de mag worden toegekend, doch dat men
bereid moet zijn deze te herzien.
Het tweede wat de nieuwe geestelijke
stroomingen leeren is, diat wij, aldus spr,
ook in het politieke leven ernst hebben te
maken met het geloof. Er is ten dezen nieu
we bezinning, waarin ook de Unie moet
deelnemen. Het geloof mag niet alleen maar
zijn een aureool voor onze politiek, het moet
zijn de bron, waaruit wij ook in den politie
leen strijd leven.
In de derde plaats zeide spr., diat de Bijhei
de laatste zekerheid is, waarop wij ons kun
nen beroepen. Alles wat vóór den Bijbel is
geplaatst kan alleen worden gehandhaafd
indien en voor zoover het op den Bijbel
steunt. Er gaat zich in onze dagen weer
openbaren een streven 001 onze houding
cok op maatschappelijk cn staatkundig ter
rein Bijbelsch te fundeeren.
In de vierde pflaats besprak inleider de
toenemende waardeering voor de Kerk
Wanneer de Kerk zich er meer en meer van
bewust wordt, dat zij ook ten aanzien van
de samenleving een taak heeft, zullen van
haar krachtige impulsen op het maatschap
pelijke en staatkundige leven kunnen uit
gaan.
In de vijfde plaats wees spr. erop, dat de
■nieuwe geestelijke stroomingen ernst maken
met den nood van de samenleving: op aller
lei gebied hebben de oudle levensvormen
zich niet kunnen handhaven en zijn de
nieuwe nog niet gevonden. Wij worden op>
geroepen om een uitweg uit deze onzeker
heid te helpen zoeken.
De Unie heeft altijd willen zijn Christelijke
Volkspartij. Daartoe is klaarheid ten opzich
te "van het geestelijk uitgangspunt van zoo
groot belang. De Unie moet zich openetel
len voor de nieuwe geestelijke stroomingen:
zij mag de medewerking van de aanhangers
daarvan niet afwijzen en zal bereid moeten
zijn zich rekenschap te geven van de waar
den, welke die geestelijke stroomingen aan
haar geestelijk bezit kunnen toevoegen.
Hier ligt één van de actueele verschilpun
ten met de A.-R. Partij. Deze kan zich krach
tens haar geestelijke instelling voor .Lie
stroomingen niet openstellen. Het is mis
leidend het te doen voorkomen, alsof het
tusschen de Unie en de A.-R. Partij slechts
gaat om een alleen nog maar historisch te
verklaren verschil. Het constateeren, dat er
essentieel verschil is, behoeft waardeering
samenwerking niet uit te sluiten, het zal
zelfs de samenwerking rvergemakkelijken,
omdat men dan duidelijk weet wat men aan
elkander heeft. De eenheid van de Protes-
tantsch-Christelijke volksgroepen is zeker
begeerenswaard, maar het staat allereerst
de antirevolutionairen blijk te geven,
dat zij die eenheid wenschen te zoeken.
Wanneer in de Unie leeft de vaste wil in
dezen zin volkspartij te zijn, zal zij, ook al zou
zij in getalsterkte bescheiden zijn, duidelijk
haai* stempel op de politieke verhoudingen
drukken, omdat zij dan zal zijn een partij
van een geheeil eigen signatuur, waarmede
ten deze rekening is gehouden.
Het werkloosheidsprobleem
Op den tweeden dag van de Conferentie
beeft Mr. J. J. Schokking (Wassenaar))
een inleiding gehouden over „Hoe de werk*
loosheid te overwinnen".
In dit referaat bestreed spr. uitvoerig de
opvatting van Mr. L. J. A. Trip over het
werkloosheidsvraagstuk, neergelegd in het
jongste jaarverslag van de Ned. Bank. Hit
probleem der toekomst is hoe de rechtstaat
te vereenigen is met 'bewuste hanteering
van het criterium van nait ionaal-sociale
rendement. Intusschen biedt, aldus spr.,
een centraal geleide economie in dit opzicht
beter kansen dan ordening op den grondslag
van tegen elkander ageerende. sociaal-eco
nomische groepen. De oveiheid kan, wat de
sociaal-economische groep niet kan: zich
buigen voor het individueele geweten. De
taak der Protestanten in dezen tijd is, dat
besef wakker te houden en tegelijkertijd te
erkennen, dat vanwege de werkloosheid niet
het principe der vrijheid, doch wel de uit
werking ervan, de vormen, waarin het wordt
beleefd, herziening behoeft.
Naast de centrale leiding bij de werkloos
heidsbestrijding, moeten ook de specifieks
middelen genoemd worden, al is het ondoen-1
lijk een precies programma op te stellen.
Openbare werken konden, naar spr. meent,
krachtiger dan tot nu toe worden aangevat,
al heeft deze politiek haar zeer bepaalde
grenzen. Veel aantrekkelijker is een systeem
van loontoeslagen. Exportcredietgaranties
kunnen op ruimer sdliaal dan tot niu toej
worden verleend. Na te gaan is of de fonds-,
vorming nog langer het geschikte systeem
is voor financiering der sociale voorzienin-
gen. Een omslagstelsel schijnt beter. De
40 urenweek biedt vermoedelijk minder mo
gelijkheden dan men wel aanneemt.
Een vergunningsstelsel voor rationalisatie
schijnt weinig aantrekkelijk. Op andere wij
ze, b.v. voor prijsbepaling van de kracht-
tarieven zou misschien wat meer zijn te be-l
reiken.
Een winstbelasting acht spr. voorts onont- i
komelijk.
Emigratie heeft haar nut, de Regeering
verloene subsidies aan de betreffende veree-'
nigingen.
Een arbeidsdienst, desnoods gedwongen, is
zeker noodïg. Van een gedwongen arbeids-
dienst gaat een goede werking uit ten aan
zien van steunfraude's en door de werklloos-
heid veroorzaakte arbeidssohuwheid.
Een volk, dat de spreuk „Ora et Labara"
tot riohtsnoer neemt, mag vertrouwen door.
-de moeilijkheden ten volle heen te komen.
De Armeraad wordt niet opgeheven,
als de heer Matthijssen (s.d.), reeds ge-
ruimen tijd ziek, indertijd haid voorgesteld.
En vierder zijn discussies gevoerd over
eenige ondergeschikte wijzigingen in ie
Bouwverordening.
Toen ging de Raad met vacantie.
De „Randfontein"
Een brandje aan boord
Bij Llovds is uit Port Soedan bericht col-
vangen, dat aan boord van het Nederland-
scbe sdhip „Randfontein", dat van Ham
burg naar B e i r a was gevaren en op 20
Juli vertrokken was naar Aden, een kleine
brand is uitgebroken in ruim 2. Het vuur
was vijf uur na het vertrek ontstaan. Naar
verluidt heeft men den brand reeds kunnen,
blusschen. De „Randfontein" zet zijn reis
voort.
HEERLIJKE KOFFIE'
MOKKA MELANGE 45 cent
EXTRA MELANGE 35 cent
HUISHOUD MELANGE 25 cent
6. R
(35
De jongens werden grooter. Klompen en kousen sleten
dubbel nou ze geen van allen meer thuis waren. Voor Stijn
,was de lange dag soms ondraaglijk.
Om acht uur gingen de kinderen en tegen vijven kwamen
ze den grintweg af, van Dengeren.
Tinus scheen langzamerhand genoeg te krijgen van
leeren.
Naar zoo'n' bovenmeester toe gaan om eens te vragen of
't nog noodig was hem te laten blijven, deed je als arbeider
niet gauw, want je had niets te vergeven aan zoon man voor
de extra moeiten.
Zoo gebeurde het dat in Augustus, toen de school net weer
was begonnen, Gijs in Demerum moest zijn voor 'n karwei in
'den tuin van den opzichter, 't Was 'n heele loop, vijf kwartier
heen en 's avonds weer terug, doch wat was dat voor een man
als Gijs. Hij werkte den heelen dag zoo maar wat aan; kreeg
z'n koffie en 'n bakje thee en stapte om zes uur 's avonds vol
moed naar den Elzenberm. Dan was de dag nog niet vol als
hij thuiskwam.
Vroeger, dagen lang achter de ploeg, of met de zeïs, dat
Jyaren, hardere tijden, dan zat je eigenlijk in 't geheel piet.
Nee, langzamerhand begon hij zich te verzoenen met 't nieuwe
en dat wilde voor een boerenarbeider als Gijs was, heel wat
zeggen.
In Demerum, bij de aanlegplaats van de booten zag hij
Teun van den Toren, die voer op de Stad Demerum als dek-
knecht. Hjj verwonderde zich over de verandering in Gijs*
leven en toen deze hem zoo langs z'n neus weg vroeg:
„Ge wit ommers vur diejen oudste van mijn ok nie *n
plekske?" was al gauw beklonken dat Tinus op de Stad
Demerum zou gaan varen als hij van school kwam.
„Lat um ieerst mer is twaolf zijn" zei Teun, „dan komde
mer hur. Ge het groot gelijk det ge hum gin errebaaier lat
worde."
Den heelen weg over was de gedachte aan 't nieuwe dat nu
weldra komen zou niet uit Gijs' gedachten en al zouden er nog
wat maanden verloopen voor Tinus voer, er was uitzicht.
Tegen 't najaar kwam de tweede" groote slag. Gijs kreeg
gedaan.
De opzichter werd op z'n vingers getikt over het in eigen
dienst hebben van lui, die aan de Beems behoorden te wer
ken en daarvoor betaald werden.
Van toen af aan werd er van hooger hand nauwkeuriger
toezicht gehouden en als een der eerste slachtoffers viel Gijs.
Niet door eigen schuld, maar door 't bedrog van een ander.
Toen Dirk 't hoorde zei hij tegen de anderen:
„Es 't den dieje nie was, dan zou hij 't oons nog moeilijk
zat kanne maoke. Mer hij is te fijn en te stom."
De zomer die voorbij was gegaan had Gijs 't wankele van
zijn bestaan dikwijls genoeg laten zien, maar nu hij weer
zonder eenig uitzicht op nieuw werk doelloos op den Elzen-
berm liep, met den winter voor de deur schroefde de benau
wende onzekerheid zijn hart in 'n knijpenden greep. Hij mokte
tegen het lot, dat hem trof. Hij wilde werken en mocht niet.
Er waren slooten, die dicht zaten van 't vuil, waar in geen
jaren wat aan gegraven was en hij mocht er niet in om ze
schoon te maken.
Er stonden kopwilgen met te zwaar hout, maar geen boer
droeg hem op ze te hakken. De Grondelsche steeg was soms
onbegaanbaar, doch hij bleef er af. Zelfs met den peeientijd,
er waren niet veel perceelen met suikerbieten, was er maar
een dag of wat werk voor hem. En dan was 't altijd nog van
't zwaarste en vuilste.
Hij liep bij Hein de Grauw de schuur in en zag Kees den
Vust moeilijk zijn werk doen en een begrijpelijke doch zondige
gedachte kwam opnieuw in hem op dringen: „Waarom is hij
nog aan 't werk en ikke nie. Hij is te oud om messing te
kruien en ik heb 't harder nooidig dan zullie."
Daarbij kwam, dat Kees wel vriendelijk was, maar weinig
woorden voor hem had. Hij vond 't misschien beter den
ander niet moeilijk te vallen mét woorden, die hier toch niet
hielpen. Maar Gijs legde 't anders uit en toen hij dien avond
bij Stijn zat was er zooveel bitterheid in zijn woorden en zoo
veel opstandigheid in zijn hart, dat de vrouw erg bedroefd
werd. Zelf had ze 't al zoo moeilijk en van Gijs kreeg ze
geen steun. Anders zweeg hij uren lang, zelfs als hij er op
uit was geweest om wat werk te zoeken en onverrichterzake
terug kwam kon hij vaak zijn vrouw in 't onzekere laten over
den afloop, al vreesde zij dat 't weer vergeefcch was. Nu
was hij aan 't schimpen op menschen, die 't beter hadden, en
die nog geen vezeltje meelij toonden.
„En det wijf, det daor bij Heine in huis is, det lillik vrom-
mes, det nuunjde mijn nog nun rentenier op de kooip toe.
En det zij ik ook. Jao nun rentenier van 't erremenzakske.
En det hebben wij nou te daanke aan det lillik maoger schar
minkel die d'r huis op slot doet en in Démerum gaot wooine
om daoir mooi wieer te speule met de cente, die ze van oons
en de keinder aafnumt!" Hij gooide zijn leege pijp neer, datj
ze in gruzelementen op de plavuizen viel. Hij vloekte.
„Gijs, ge zijt wel hieel veul veraanderd", snikte Stijn. „Ge
makt 't mijn ok nie mekkelijker mee oewe praot over die
dinge.Begrepte dan nie, det ik van de lellikighed mieer ver-i
driet heb dan van den erremoei. Gij het toch gezeed det we
veul mieer moessen dinken om wet we nog over hadde ge-
haauwe."
„Mer wij hebbe niks mieer, miens, niks mieer dan 'n paor
haande, waarvur niks te doen is en unne mond die ète mot,
det er bekaant nie is."
„Dink te dan nooit om diejen aauwejaor?"
„Diejen aauwejaor is lang geleje en toen...„. toen sattefll
we d'r nog veul béter vur."
„Witte gij hoeveul ik nog in m'n builtje heb?"
„Det zal wel nie veul zijn, allicht minder dan...M;. dam
Kees den Vust en Jenneke."
Dat sloeg Stijn, nu bleek haar duidelijk, dat Gijs zelfs deö
betrekkelijken welstand van die anderen niet meer kon ver-»
dragen, dat de afgunst in hem knauwde en zoo het laatstd
houvast, dat Stijn zich gedacht had, deed wankelen.
„Gijs" schreide ze met de blauwe schort voor haar oogen,
„wet zal d'r toch van oons worde es ter gin uitkomst is
„Hoeveul hedde gij nog?" was zijn vraag met zware, dooi
ontroering gedempte stem.
„We hebben mer zeuven guide mieer! En de keinder? o Gijs,
Gijs toch, de keinder. Kande nou niks mieer uitdinke, niks
mieer..
(Wordt vervolgd)