SCMiLTE jEEUHTOMM» De Chr. Bakkerspatroons vergaderen Gemeenteraad van Amsterdam IVOROL ■ió vewutkkeBykf De Chr. Hist. Zomerconferentie te Lunteren VRIJDAG 22 JULI 1938 Prof. Mr P. S. Gerhrandy spreekt over „Ordening" Zal de oplossing met de Chr. beginselen en de Chr. vrijheid te vereenigen zijn ASSEN, 22 Juli. Gister werd de 10e jaar vergadering van den Bond van Christelijke Bakkerspatroons voortgezet. De waarn. voorzitter, de heer H. van der W a 1 te Oldieboorn, wees, den toestand van het bedrijf besprekend, er op dat. een gevoel van neerslachtigheid overheersdht. Er zijn geen, lichtpunten. Laten we echter de schuld niet alleen bij anderen zoeken, maar ook bij ons zelf. En is onze verkoopspolitiek wel in orde, en het cadeaux- en crediei geven? Spr. hoopte dat de saneeringspogingen tot. herstel van het zieke bedrijf succes mogen hebben, en alle afbrekende critiek gebannen blijft. De heer A. K i e f t, voorz. der Asser af- deeling sprak een woord van welkom, waar na besloten werd een telegram van hulde te zenden aan H.M. de Koningin. De Chr-Hist. Kamerfractie had bericht van verhindering gezonden wegens een con ferentie te Lunteren. ■Het jaarverslag van den secretaris, den heer K. K 0 1 s t e i n, werd goedgekeurd. Eveneens heit financieel verslag van den (penningmeester, den heer Vink te Harme ien, nadat de afdeeling Zuilen accoord-be .vinding had gerapporteerd. Een rapport werd daarna uitgebracht door een commissie, die tot taak had te rappor teeren over de regeling der vergoedingen. ■Besloten werd tot aanstelling van een vaste hulp op het bondsbureau. Daarna werden de begrooting en exploi tatieregeling vastgesteld. De contributie voor 1939 werd vastgesteld op fö per lid. Bij de bestuursverkiezing werd de heer H. yan der Wal te Oldeboorn herkozen. /Na een korte bespreking werd besloten de behandeling van een door het bestuur ont worpen program van actie en een program van beginselen uit te stellen tot een buiten gewoon congres, onder voorwaarde dat af- deelingen en gewesten deze beide program ma's onder leiding van het bondsbestuur bespreken. De administrateur van de Stichting On derlinge Hulp, de heer D. J. G i 11 e r te Kampen, deed me de deeling dat het vorig jaar acht maal en dat nu slechts één maal een uitkeering moest worden gedaan. De heer J. E l z i n g a te Rotterdam gaf verslag van den arbeid van het Christelijk Instituut voor Bakkersonderwijs. Het vak onderwijs in verband met de Vestigingswet .wordt thans in 20 plaatsen gegeven De volgende algemeene vergadering zal gehouden worden te Arnhem. Bij' de rondvraag drong Utrecht aan op Verplaatsing .van het bondsbureau naar Utrecht. Toespraken In de middagvergadering werden door iverschillende bevriende organisaties toe spraken gehouden. Het woord werd gevoerd door den heer Van der Meer namens den Bond van Prot. Chr. Werkgevers in de Voedingsbedrij ven; Mr J. A1 g e r a namens de A.-R. Kamer U tent Ipet t&dj /si r*j eyiTA apr&te m«r buLLete JCost sleclpts 1$ et* fcr- jjele ton voor eAL ict«nf<« fractie; den heer Höwen namens den R.K. Bodn van Bakkerspatroons en den heer E 1 z i n g a als secr. van den Chr. Bond van Arbeiders in de Voedings- en Genotmid delenindustrie. Ordening. Mr Gerbrandy wees er allereerst op dat met ordening steeds tweeërlei wordt be doeld: het bedrijfs leven is bezig an ders te worden in louw dan gelijk wij iet ons tot vóór ■etrekkelijk korten ijd dachten èn de -ouw van het be- rijfsleven moet an us worden dan hij ans is. Deze twee ken hangen nauw Spreker wilde de vraag voor de aan- Mr P. S. Gerbrandy dacht brengen of een algemeene en aan vaardbare tendenz aanwezig is, die wel tot doelbewust ingrijpen in het bedrijfsleven moet voeren en het is niet onmogelijk zulks aan een zeer concreet geval te de- monstreeren. Onze wereldhuishouding met internatio nale marktprijzen, onze saamleving, ge bouwd op het initiatief van den particu lieren ondernemer is niet zóó oud als wel eens verondersteld wordt en is daarom ook wel iets minder vanzelfsprekend dan wij, als in deze verhoudingen geboren en opge voed, geneigd zijn to denken. Zijn er gege vens, die er op wijzen, dat wij reeds in een overgangsstadium verkeeren, dat naar sterkere gebondenheden voert? Men is geneigd een beroep te doen op de internationale verhoudingen waarin een sterk autarkisch element is gaan optreden, dat. naar men zegt wel tot doelbewuste re gelingen moet leiden. Hier dringt zich de vraag op of wij werkelijk te doen hebben met een aanvaardbare tendenz dan wel met een tijdelijk tusschentijdperk dat ons straks opnieuw in de wereld der vrijheid brengt. Er is zeer veel te zeggen voor de stelling dat hier de politieke verhoudingen kunst matig de economische in een keurslijf heb ben geperst hetwelk toch after all onhoud baar zal blijken, niet bestand zal zijn tegen den drang naar de uitwisseling van gees telijk en stoffelijk goed, waarop de volken zijn aangewezen. Er zijn gemakkelijke aan wijzingen te vinden, die zulks waarschijn lijk maken. Het Duitschland van Hitier blijft bijv. de voornaamste leverancier van het Sovjet-Rusland van Stalin, en deze leveranties vormen een hoofdbron voor de economie van Duitschlond. Met Italië is het, zij het in mindere mate, niet andere. Een soortgelijk verschijnsel openbaart zich in de relaties der Vereen. Staten van Ame rika zijds. Engeland eener- en Japan ander- Een andere vraag is of desalniettemin niet economische factoren werkzaam zijn, die doelbewuste internationale regelen wet tigen. Daarbij valt te denken aan de over wegende beteekenis, welke het vasté kapitaal in de volkshuishoudingen heeft verworven en die deze huishoudingen veel labriler en gevoeliger maken dan cïie, waarin wij een eeuw geleden leefden. Daarbij valt ook te denken aan de conse- kwenties, die een uitgegroeide wereldhuis houding op den duur wel moet te voor schijn roepen, wanneer op bepaalde gebie den de voorziening doodeenvoudig niet meer afhankelijk kan zijn van de mogelijk heid om in een bepaald land tot de pro ductie van bepaalde artikelen over te gaan en de willekeur waarmee dit ge schiedt. Hier hebben wij niet meer1 te doen met een conflict tusschen politiek en eco nomie, maar met een conlict dat de uit groei van de vrije werelhduishouding een maal meebrengen moest. Deze zelfde factoren werken ook op na tionaal gebied en juist omdat zij daar wer ken zal het inderdaad onmogelijk blijken er aan te ontkomen meer dan tot heden het geval was van het gegeven van een be paald badrijfsgeheel uit te gaan en dat be- drijfsgeheel in meerdere mate determinee- rend te maken voor de juridisch economi sche verhoudingen. Men kan zeer veel aan wijzingen vinden, die economisch en juri disch deze structuur-verandering reeds aankondigden: trust- en kartelvorming, collectieve arbeidsovereenkomsten, onder- deelen in de sociale wetgeving. Het merk waardige is, dat tegelijk zoowel in de practijk als op het gebied van het denken deze aanwijzingen te vinden zijn. Vooral door en na den wereldoorlog is het jacht gebied van den ondernemer ingeperkt, maar ook zonder dien oorlog ware op den duur de vrije markthuishouding aan eigen grenzen herinnerd geworden. Hier vooral ligt de bovenpersoonlijke oorzaak, die aan meerdere of mindere ordening niet zal doen ontkomen. En zoo wordt de vraag niet of er AKERTJE ordening zal komen, of we die wel of niet begeeren moeten maar of de orde ning die op verschillende gebieden van het bedrijfsleven een goede oplossing is te achten, er een zal zijn, die met de Christelijke beginselen en de Christe Iijke vrijheid te vereenigen is. In dien zin is ordening voor ons een taak die aan economische situaties de meest doelmatige, die aan de economi sche verhoudingen de meest rechtvaar dige oplossing biedt. Op deze wijze ontmoeten we de orde ning ook binnen nationale grenzen. Al dus zijn ook de organisaties der brood producten en brooddistribuanten in de ordening betrokken. Daarbij is niet te vermijden dat ook de prijs, die vooj- ons bewustzijn nog haast onfeilbaar regu lateur van het bedrijfsleven, betrokken wordt in de wijze waarop de gezonde opbouw van het bedrijf wordt nage streefd. Kunnen wij vaai dien prijs, dien harden meester, waarvoor ons voorgeslacht dank baar heeft gebukt, misschien maken een in strument, dat dien gezonden opbouw dient? Dat is vooral de vraag, die de ordening in dezen bedrijfstak stelt. Daarbij geit 't niet alleen een zaak van doelmatigheid, want in de verhoudingen tusschen producenten en distrihuanten gelden nog andere maatsta ven, dan die aan de doelmatigheid ont leend, daar geldt de maatstaf van billijk heid. Volgens spr. is nu het merkwaardige ver schijnsel dit. dat op het gebied van de orde ning naar voren komt een element, dat een maal in de Christelijke samenleving (zoo wel van de Scholastiek als de Reformatie) 'n kristallisatie is geweest van de gedachten wereld, dat de mensch niet naar eigen Aville- keur in het leven van de voortbrenging en verdeeling van goederen kan optreden, lat niet zijn persoonlijk inzicht heer en mees ter is, maar dat zijn handelen aldaar ge meten wordt naar hoogere maatstaven, die liggien op het gebied van het recht. De worsteling om die maatstaven terug te -vinden is de mooie taak, die de mannen van de practijk aan de mannen van de theorie verbindt. Voorstellen Een drietal voorstellen werden daarna behandeld Het bondsbestuur bleek sympa thiek te staan tegenover een voorstel van het Gewest Drente om te overwegen in hoe verre langs den weg van vrijwillige fonds vorming (b.v. door enkele centen meer voor de gist of het meel te betalen) gelden kun nen worden verkregen voor de pensionnec- ring van kleine ondernemers. Voorstellen van Amsterdam en Groningen werden met algemeene stemmen verworpen. Tenslotte sprak Ds B. A. Bo,s, Geref. pred. te Assen, een opwekkend woord, dat tot titel droeg: Organisatie-plicht. Met de noodige plichtplegingen werd daarna dit tweede lustrum-congres gesloten. FINANCIEELE KALEIDOSCOOP Aanvankelijk daalden gister de koersen op de New Yorksche beurs. Doch daarna trad een herstel in. Sporen konden scherp monteeren, hetgeen een gunstige invloed uitoefende. Later werden de koerswinsten weer door winstnemingen gereduceerd. Tenslotte werd de stemming weifelend.. Het slot kwam met ongeveer evenveel koers winsten als verliezen, die fracties tot één punt over het algemeen niet te boven gin gen. De omzet bedroeg 1.180.000 aandeelen. Een onverwacht onderwij sdebat Beroep bij de Kroon voor de begrooting 1937 De laatste zitting van den Gemeenteraad vóór de vaca-ntie vertoonde op bepaalde mo menten overeenkomst met de uifiverkoopen bui-ten het Prinsenhof. Alles moest weg, we. niet tegen gereduceerde prijzen, maar toch gingen tal van voordrachten vlot van de hand, zoodat de hamer van den voorzitter, weth. Kropman, veel gebruikt werd. Eeniige kredieten zijn verleend voor werk- (verruiming door jongere werkloozen; f 5000 voteerde de Raad voor het garantiefonds eener in September te houden luchtbescher minigstentoonstel 1 i-ng. Een onderwijsdebat Bij een voordracht van het College cxm in de wijk Bosch en Lommer reeds maatrege len te nemen tot 'het stichten van gebouwen voor openbaar onderwijs, waarbij B. en VV. rekenen op de te verwachten toename der (bevolking in deze jonge buurt, ontwikkelde Prof. W o 11 j e r (a.r.) juridische bezwaren tegen dezen vorm van voorziening. Hij bracht de voordracht in verband met de Concentraitiewet voor het onderwijs, die, zette spr. uiteen, openbaar en bijzonder on derwijs op gelijken voet behandelt. Nu wil len B. en W. in een omgeving, waar nog geen woningen, gezinnen en kinderen zijn, schoolgebouwen stichten. Als bet bijzonder onderwijs zoo iets ook eens deed, vroeg spr.', zou/dien B. en W. dan medewerking verleu nen? Zoo goed als B. en W. rekening hou den met vermeerdering van de bevolking, kan het bijzonder onderwijs dit doen, want hoe weten B. en W., dat de te verwachten. kinderen juist naar de openbare school zul len worden gezonden? Voor een openbare school geldt toch ook het minimum-aantal van 125 leerlingen, en die zijn hier niet. Nadat Mr. van Wijck (r.k.) adhaesie aan het standpunt van Prof. Wöltjer had betuigd, en die heer Th ijs sen (s.d.) al vast de voordracht begon te verdedigen, nam wethouder B o e k m a n (s.d.) deze taak over, welke stellig niet gemakkelijk was. Prof. Woltjer is in de wet voor het L. O. heter thuis dan menigeen in zijn porteman- naie. Al noemde de wethouder het betoog van Prof. Woltjer vol van formeele en juridische bezwaren, dat de A.R. spreker de spijker op den kop had getikt, bleek wel uit het ver loop van dit vrij onverwacht deba' Een gr voorstanders van het openbaar onderwijs vlogen in het. geweer, tot de communisten toe. De woordvoerder van laatstgenoemde fractie, de heer Seegers, vroeg zich af waarom Prof. Woltjer het openbaar onder wijs zoo bestreed hetgeen intussohen hier niet geschiedde - want de openbare school was immers te Amsterdam toch niet veel frreer aan een ruïne. Wethouder Boekman (s.d.) kon deze communistische opmerking niet laten pas- seeren. Waarom, vroeg hij, wordt dan in Bosch en Lommer uitgezien naar nieuwe lokaliteit voor het openbaar onderwijs? In- tusschen gaf de wethouder de verzekering, dat niet eerder aan den bouw van de open bare scholen zou wonden begonnen voor in de bedoelde buurt een aanvang zou worden gemaakt met den bouw van woningen. Spr. achtte de voordracht zelfs indirect in het belang van het bijzonder onderwijs, want kis een schoolbestuur de vereischte handtee- keningen dier oudere voor minimaail 125 leerlingen bij elkander heeft, behoeft het niet te wachten op een schoolgebouw, want dat is er dan al! Wethouder Boekman is een gematigd en voorzichtig man, die 't bijzonder onderwijs geen- kwaad hart toedraagt, toch is het goed dat Prof. Woltjer de kwestie heeft aange sneden, waardoor de hier zoo noodige voor zichtige politiek extra onder de aandacht is gebracht. Gezwegen nu maar vierder van de handteekeningen, waarvoor het gemeente bestuur ten aanzien van het openbaar onder- Wijs zich niet heeft druk te maken Benoemingen Bij de benoeming van curatoren voor open bare gymnasia pleitte die communistische vertegenwoordiger W ij n k o o p voor het candideeren van „menisdhen uit de arbei dersbeweging". Hij bedoelde hiermede na tuurlijk „knappe koppen" uit communisti sche kringen, die best curator konden zijn. De wethouder voor het onderwijs, de heer Boekman (s.d.), dacht er anders over.Da wet eischt bekwaamheid en geschiktheid en deze eigenschappen zagen B. en W. alleen Ibij de door hen voorgedragenen. Tot hoogleeraar in het volkenrecht, het staats- en administratief recht der overzce- sche gebiedsdeel en is benoemd Pref. Mr, Dr J. W. H. V e r z 1 te Utrecht. (Men zie ook de rubriek Onderwijs). Diversen De Raad besloot zonder discussie bij de Kroon in beroep te gaan in de kwestie van de nog steeds niet goedgekeurde begrooting van 1937. Mr. Mok (s.d.), te Leiden, benoemd als voonzitter van den Raad van Arbeid, zong zijn zwanenzang met als onderwerp de voorgenomen verplaatsing van de muziek bibliotheek van de Ver. voor Ned. Muziek TANDPASTA Openingswoord van den heer Snoeck Henkemans Referaten van Mr G. E. van Walsum en Mr J. J. Schokking Een der actueele verschilpunten met de A.-R. Partij Gisteravond is te Lunteren de vijftiende Zomerconferentie begonnen, uitgaande van de Ghr.-Hist. Unie en de Vereenigkig van Ghr.-Hist. leden van Gemeentebesturen. De Conferentie stond onder leiding van den heer J. R Snoeck Henkemans. Deze gewaagde in zijn openingswoord van de jubileumstemming, waarin de Conferentie bijeen is, zulks in verband met het as, Regeeringsjubileum cn vanwege het feit dat 30 jaar geleden alle Chr.-Historisohen in Ne derland zich in de Unie ivereenigden. Spr. wees er op, dat de beginselen van gehoor zaamheid aan Gods gebod, volkseenheid en geestelijke vrijheid, door de Unie beleden en bepleit, juist in dezen moeilijken tijd voor het volk van Nederland groote waarde heb ben. Die veerkracht van onzen tred, aldus spr. en de blijdschap van ons leven worde niet bepaald door de mate waarin ons woord gehoor vindt en navolging oogst, maar wei door die innerlijke zekerheid onzer overtui ging en de overeenstemming tusschen ar beid en geloof. Na dit openingswoord hield Mr. G. E. van Walsum, uit Rotterdam, een inleiding over: Spr. zette, na een korte inleiding, uiteei, dat confrontatie met de nieuwe geestelijke stroomingen (o.a. Oxfordgroep, dialectische theologie, reorganisatiestreven in Ned. Herv Kerk, oecumenische beweging) leert, dat aan de politieke beginselen geen absolute waar de mag worden toegekend, doch dat men bereid moet zijn deze te herzien. Het tweede wat de nieuwe geestelijke stroomingen leeren is, diat wij, aldus spr, ook in het politieke leven ernst hebben te maken met het geloof. Er is ten dezen nieu we bezinning, waarin ook de Unie moet deelnemen. Het geloof mag niet alleen maar zijn een aureool voor onze politiek, het moet zijn de bron, waaruit wij ook in den politie leen strijd leven. In de derde plaats zeide spr., diat de Bijhei de laatste zekerheid is, waarop wij ons kun nen beroepen. Alles wat vóór den Bijbel is geplaatst kan alleen worden gehandhaafd indien en voor zoover het op den Bijbel steunt. Er gaat zich in onze dagen weer openbaren een streven 001 onze houding cok op maatschappelijk cn staatkundig ter rein Bijbelsch te fundeeren. In de vierde pflaats besprak inleider de toenemende waardeering voor de Kerk Wanneer de Kerk zich er meer en meer van bewust wordt, dat zij ook ten aanzien van de samenleving een taak heeft, zullen van haar krachtige impulsen op het maatschap pelijke en staatkundige leven kunnen uit gaan. In de vijfde plaats wees spr. erop, dat de ■nieuwe geestelijke stroomingen ernst maken met den nood van de samenleving: op aller lei gebied hebben de oudle levensvormen zich niet kunnen handhaven en zijn de nieuwe nog niet gevonden. Wij worden op> geroepen om een uitweg uit deze onzeker heid te helpen zoeken. De Unie heeft altijd willen zijn Christelijke Volkspartij. Daartoe is klaarheid ten opzich te "van het geestelijk uitgangspunt van zoo groot belang. De Unie moet zich openetel len voor de nieuwe geestelijke stroomingen: zij mag de medewerking van de aanhangers daarvan niet afwijzen en zal bereid moeten zijn zich rekenschap te geven van de waar den, welke die geestelijke stroomingen aan haar geestelijk bezit kunnen toevoegen. Hier ligt één van de actueele verschilpun ten met de A.-R. Partij. Deze kan zich krach tens haar geestelijke instelling voor .Lie stroomingen niet openstellen. Het is mis leidend het te doen voorkomen, alsof het tusschen de Unie en de A.-R. Partij slechts gaat om een alleen nog maar historisch te verklaren verschil. Het constateeren, dat er essentieel verschil is, behoeft waardeering samenwerking niet uit te sluiten, het zal zelfs de samenwerking rvergemakkelijken, omdat men dan duidelijk weet wat men aan elkander heeft. De eenheid van de Protes- tantsch-Christelijke volksgroepen is zeker begeerenswaard, maar het staat allereerst de antirevolutionairen blijk te geven, dat zij die eenheid wenschen te zoeken. Wanneer in de Unie leeft de vaste wil in dezen zin volkspartij te zijn, zal zij, ook al zou zij in getalsterkte bescheiden zijn, duidelijk haai* stempel op de politieke verhoudingen drukken, omdat zij dan zal zijn een partij van een geheeil eigen signatuur, waarmede ten deze rekening is gehouden. Het werkloosheidsprobleem Op den tweeden dag van de Conferentie beeft Mr. J. J. Schokking (Wassenaar)) een inleiding gehouden over „Hoe de werk* loosheid te overwinnen". In dit referaat bestreed spr. uitvoerig de opvatting van Mr. L. J. A. Trip over het werkloosheidsvraagstuk, neergelegd in het jongste jaarverslag van de Ned. Bank. Hit probleem der toekomst is hoe de rechtstaat te vereenigen is met 'bewuste hanteering van het criterium van nait ionaal-sociale rendement. Intusschen biedt, aldus spr., een centraal geleide economie in dit opzicht beter kansen dan ordening op den grondslag van tegen elkander ageerende. sociaal-eco nomische groepen. De oveiheid kan, wat de sociaal-economische groep niet kan: zich buigen voor het individueele geweten. De taak der Protestanten in dezen tijd is, dat besef wakker te houden en tegelijkertijd te erkennen, dat vanwege de werkloosheid niet het principe der vrijheid, doch wel de uit werking ervan, de vormen, waarin het wordt beleefd, herziening behoeft. Naast de centrale leiding bij de werkloos heidsbestrijding, moeten ook de specifieks middelen genoemd worden, al is het ondoen-1 lijk een precies programma op te stellen. Openbare werken konden, naar spr. meent, krachtiger dan tot nu toe worden aangevat, al heeft deze politiek haar zeer bepaalde grenzen. Veel aantrekkelijker is een systeem van loontoeslagen. Exportcredietgaranties kunnen op ruimer sdliaal dan tot niu toej worden verleend. Na te gaan is of de fonds-, vorming nog langer het geschikte systeem is voor financiering der sociale voorzienin- gen. Een omslagstelsel schijnt beter. De 40 urenweek biedt vermoedelijk minder mo gelijkheden dan men wel aanneemt. Een vergunningsstelsel voor rationalisatie schijnt weinig aantrekkelijk. Op andere wij ze, b.v. voor prijsbepaling van de kracht- tarieven zou misschien wat meer zijn te be-l reiken. Een winstbelasting acht spr. voorts onont- i komelijk. Emigratie heeft haar nut, de Regeering verloene subsidies aan de betreffende veree-' nigingen. Een arbeidsdienst, desnoods gedwongen, is zeker noodïg. Van een gedwongen arbeids- dienst gaat een goede werking uit ten aan zien van steunfraude's en door de werklloos- heid veroorzaakte arbeidssohuwheid. Een volk, dat de spreuk „Ora et Labara" tot riohtsnoer neemt, mag vertrouwen door. -de moeilijkheden ten volle heen te komen. De Armeraad wordt niet opgeheven, als de heer Matthijssen (s.d.), reeds ge- ruimen tijd ziek, indertijd haid voorgesteld. En vierder zijn discussies gevoerd over eenige ondergeschikte wijzigingen in ie Bouwverordening. Toen ging de Raad met vacantie. De „Randfontein" Een brandje aan boord Bij Llovds is uit Port Soedan bericht col- vangen, dat aan boord van het Nederland- scbe sdhip „Randfontein", dat van Ham burg naar B e i r a was gevaren en op 20 Juli vertrokken was naar Aden, een kleine brand is uitgebroken in ruim 2. Het vuur was vijf uur na het vertrek ontstaan. Naar verluidt heeft men den brand reeds kunnen, blusschen. De „Randfontein" zet zijn reis voort. HEERLIJKE KOFFIE' MOKKA MELANGE 45 cent EXTRA MELANGE 35 cent HUISHOUD MELANGE 25 cent 6. R (35 De jongens werden grooter. Klompen en kousen sleten dubbel nou ze geen van allen meer thuis waren. Voor Stijn ,was de lange dag soms ondraaglijk. Om acht uur gingen de kinderen en tegen vijven kwamen ze den grintweg af, van Dengeren. Tinus scheen langzamerhand genoeg te krijgen van leeren. Naar zoo'n' bovenmeester toe gaan om eens te vragen of 't nog noodig was hem te laten blijven, deed je als arbeider niet gauw, want je had niets te vergeven aan zoon man voor de extra moeiten. Zoo gebeurde het dat in Augustus, toen de school net weer was begonnen, Gijs in Demerum moest zijn voor 'n karwei in 'den tuin van den opzichter, 't Was 'n heele loop, vijf kwartier heen en 's avonds weer terug, doch wat was dat voor een man als Gijs. Hij werkte den heelen dag zoo maar wat aan; kreeg z'n koffie en 'n bakje thee en stapte om zes uur 's avonds vol moed naar den Elzenberm. Dan was de dag nog niet vol als hij thuiskwam. Vroeger, dagen lang achter de ploeg, of met de zeïs, dat Jyaren, hardere tijden, dan zat je eigenlijk in 't geheel piet. Nee, langzamerhand begon hij zich te verzoenen met 't nieuwe en dat wilde voor een boerenarbeider als Gijs was, heel wat zeggen. In Demerum, bij de aanlegplaats van de booten zag hij Teun van den Toren, die voer op de Stad Demerum als dek- knecht. Hjj verwonderde zich over de verandering in Gijs* leven en toen deze hem zoo langs z'n neus weg vroeg: „Ge wit ommers vur diejen oudste van mijn ok nie *n plekske?" was al gauw beklonken dat Tinus op de Stad Demerum zou gaan varen als hij van school kwam. „Lat um ieerst mer is twaolf zijn" zei Teun, „dan komde mer hur. Ge het groot gelijk det ge hum gin errebaaier lat worde." Den heelen weg over was de gedachte aan 't nieuwe dat nu weldra komen zou niet uit Gijs' gedachten en al zouden er nog wat maanden verloopen voor Tinus voer, er was uitzicht. Tegen 't najaar kwam de tweede" groote slag. Gijs kreeg gedaan. De opzichter werd op z'n vingers getikt over het in eigen dienst hebben van lui, die aan de Beems behoorden te wer ken en daarvoor betaald werden. Van toen af aan werd er van hooger hand nauwkeuriger toezicht gehouden en als een der eerste slachtoffers viel Gijs. Niet door eigen schuld, maar door 't bedrog van een ander. Toen Dirk 't hoorde zei hij tegen de anderen: „Es 't den dieje nie was, dan zou hij 't oons nog moeilijk zat kanne maoke. Mer hij is te fijn en te stom." De zomer die voorbij was gegaan had Gijs 't wankele van zijn bestaan dikwijls genoeg laten zien, maar nu hij weer zonder eenig uitzicht op nieuw werk doelloos op den Elzen- berm liep, met den winter voor de deur schroefde de benau wende onzekerheid zijn hart in 'n knijpenden greep. Hij mokte tegen het lot, dat hem trof. Hij wilde werken en mocht niet. Er waren slooten, die dicht zaten van 't vuil, waar in geen jaren wat aan gegraven was en hij mocht er niet in om ze schoon te maken. Er stonden kopwilgen met te zwaar hout, maar geen boer droeg hem op ze te hakken. De Grondelsche steeg was soms onbegaanbaar, doch hij bleef er af. Zelfs met den peeientijd, er waren niet veel perceelen met suikerbieten, was er maar een dag of wat werk voor hem. En dan was 't altijd nog van 't zwaarste en vuilste. Hij liep bij Hein de Grauw de schuur in en zag Kees den Vust moeilijk zijn werk doen en een begrijpelijke doch zondige gedachte kwam opnieuw in hem op dringen: „Waarom is hij nog aan 't werk en ikke nie. Hij is te oud om messing te kruien en ik heb 't harder nooidig dan zullie." Daarbij kwam, dat Kees wel vriendelijk was, maar weinig woorden voor hem had. Hij vond 't misschien beter den ander niet moeilijk te vallen mét woorden, die hier toch niet hielpen. Maar Gijs legde 't anders uit en toen hij dien avond bij Stijn zat was er zooveel bitterheid in zijn woorden en zoo veel opstandigheid in zijn hart, dat de vrouw erg bedroefd werd. Zelf had ze 't al zoo moeilijk en van Gijs kreeg ze geen steun. Anders zweeg hij uren lang, zelfs als hij er op uit was geweest om wat werk te zoeken en onverrichterzake terug kwam kon hij vaak zijn vrouw in 't onzekere laten over den afloop, al vreesde zij dat 't weer vergeefcch was. Nu was hij aan 't schimpen op menschen, die 't beter hadden, en die nog geen vezeltje meelij toonden. „En det wijf, det daor bij Heine in huis is, det lillik vrom- mes, det nuunjde mijn nog nun rentenier op de kooip toe. En det zij ik ook. Jao nun rentenier van 't erremenzakske. En det hebben wij nou te daanke aan det lillik maoger schar minkel die d'r huis op slot doet en in Démerum gaot wooine om daoir mooi wieer te speule met de cente, die ze van oons en de keinder aafnumt!" Hij gooide zijn leege pijp neer, datj ze in gruzelementen op de plavuizen viel. Hij vloekte. „Gijs, ge zijt wel hieel veul veraanderd", snikte Stijn. „Ge makt 't mijn ok nie mekkelijker mee oewe praot over die dinge.Begrepte dan nie, det ik van de lellikighed mieer ver-i driet heb dan van den erremoei. Gij het toch gezeed det we veul mieer moessen dinken om wet we nog over hadde ge- haauwe." „Mer wij hebbe niks mieer, miens, niks mieer dan 'n paor haande, waarvur niks te doen is en unne mond die ète mot, det er bekaant nie is." „Dink te dan nooit om diejen aauwejaor?" „Diejen aauwejaor is lang geleje en toen...„. toen sattefll we d'r nog veul béter vur." „Witte gij hoeveul ik nog in m'n builtje heb?" „Det zal wel nie veul zijn, allicht minder dan...M;. dam Kees den Vust en Jenneke." Dat sloeg Stijn, nu bleek haar duidelijk, dat Gijs zelfs deö betrekkelijken welstand van die anderen niet meer kon ver-» dragen, dat de afgunst in hem knauwde en zoo het laatstd houvast, dat Stijn zich gedacht had, deed wankelen. „Gijs" schreide ze met de blauwe schort voor haar oogen, „wet zal d'r toch van oons worde es ter gin uitkomst is „Hoeveul hedde gij nog?" was zijn vraag met zware, dooi ontroering gedempte stem. „We hebben mer zeuven guide mieer! En de keinder? o Gijs, Gijs toch, de keinder. Kande nou niks mieer uitdinke, niks mieer.. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 8