FORD
AMBTENARENGERECHT BEHANDELT
OSSCHE KWESTIE
Hedenmorgen behandeling voort
gezet met gesloten deuren.
MET
ZEVENMIJLS
LAARZEN....
VRIJE INSPECTIE-WEEK
ZATERDAG 25 JUNI 1938
DERDE BLAD PAG. o
Mr James pleit voor de Marechaussees
Behandeling van de grieven der klagers
De zitting van gisteren.
DE MIDDAGZITTINO
In de middagzittinp: was het woord aan
Mr. James als raadsman van de klagers.
Pleiter herinnert eraan, dat door de ge
troffen maatregelen de klagers zich zwaar
gestraft voelen. Volkomen terecht hebben iij
zich daarover beklaagd.
Pleiter wijst er op, dat de beteekenis van
iart. 148. lid 2 wetboek van strafvordering is,
dat de procureur-generaal aan opsporings
ambtenaren aanwijzingen kan geven,
maar niet de stopzetting van een onderzoek
of de opheffing van de opsporingsbevoegd
heid kan bevelen.
Wanneer de wet zonder voorbehoud zegt
'dat de wachtmeesters hulpofficier van Jus
titie zijn. dan is het onbestaanbaar, dat die
zelfde wet zou toelaten, dat de minister van
Justitie of welke autoriteit van het Openhaar
Ministerie ook, daarin .verandering kan
brengen.
Vervolgens gaat pleiüer de staatsrechte
lijke ipositie na van de wachtmeesters der
marechaussée. De Minister van Justitie
heeft zijn optreden verdedigd met een be
roep op het rijkspolitiebesluit, doch pleiter
.wenscht te constateeren, dat de Minister aan
'dat besluit niet de bevoegdheid kan ontlee-
nen om e<;n partieele schorsing te bevelen,
zooals hier in feite is geschied.
De Minister van Defensie heeft ten
'deze te beslissen, doch de Minister van
Justitie heeft hier een overhaast besluit
genomen, teneinde zijn ambtgenoot van
Defensie Yoor het fait accompli te stel
len.
Pleiter leest daarna een uitvoerig advies
.voor van prof. van Bemmelen. hoogleeraar
.te Leiden over de vraag of de Minister van
Justitie bevoegd is bevelen te geven ten aan
zien. van de op&porinesambtenaren.
De vraag, of de Minister van Justitie
mocht doen, wat hij heeft gedaan, en over
.welke vraag het ambtenarengerecht thans
moet beslissen, beantwoordt prof. ven Bem
melen ontkennend. Alleen de wet kan op
sporingsbevoegdheid vcrleenen en ontnemen
Onjuist is, dat een dgl. bevoegdheid zou
zijh te ontleenen aan het Rijkspolitiebesluik
Thans heeft de Minister aan de wacht
meesters iets ontnomen, waarover hij niets
,te zeggen had, en hij heeft hen laten behou
den datgéne, waarover hij wel te zeggen
heeft.
Nu zegt de Minister wel. dat gezorgd
moet worden voor een goede samenwerking
cn dat zulks bij verschil van meeningen nid
mogelijk zou zijn, zonder in te grijpen in de
opsporingsbevoegdheid, doch dan zou geval
Voor geval moeten worden bekeken en be
slist moeten worden wie met het dan onder
havige onderzoek zou moeten doorgaan.
De conclusie van het advies van prof. van
Bemmelen is, dat het door den Minister aan
de brigade Oss gegeven bevel om zich van
Verder opsporingsonderzoek te onthouden
en de zaken door te geven aan de gemeente
politie in strijd is met het wetboek van
strafvordering en speciaal met artikel 141.
Bet motief van den Minister
Pleiter constateert voorts dat het motiel
Van den door den Minister genomen maat
regel uitsluitend is geweest het gepreten
deerd optreden van de Oesche Brigade.
Maar waarom krijgen deze menschen dan in
hun nieuwe standplaatsen opnieuw de op
sporingsbevoegdheid? Daaruit blijkt ook wel
voldoende, dat de maatregel niet tot motief
had „onbekwaamheid".
Wanneer men beweert, dat de maatregel
moest worden genomen wegens onoordeel
kundig en onjuist optreden in Oss, terwijl
de menschen in de nieuwe standplaatsen
opnieuw gelegenheid krijgen dezelfde me
thoden toe te passen, dan had zulk een
maatregel niet mogen worden genomen
zonder een behoorlijk onderzoek der feiten.
Een dergelijk onderzoek nu heeft niet plaats
gehad. Alleen aan Do Gier is een verhoor
afgenomen, doch welk een verhoor.
Pleiter is van oordeel, dat aangenomen
moet worden, dat niet meer mocht worden
ontdekt en daarom heeft men het erop aan
gelegd de wachtmeesters der Ossohe Briga-
de allen over te plaatsen. Die toeleg is ge-
Jukt. maar, vraagt pleiter, waarom heeft
men de Officieren van de marechaussée niet
op de hoogte gesteld van het beweerde on-
j'uist optreden hunner ondergeschikten?
Een waarschuwing van den president
De president: Ik moet u verzoeken
biet op deze wijze voort te gaan. Wanneer u
meent kwade trouw in het geding te mogen
brengen, dan zal ik de behandeling schor
sen en daarna beslissen, hoe de verdere be
handeling der zaak zal geschieden. Ik kan
die uitlatingen niet toelaten in het alge
meen belang en ik maak u daarop uitdruk
kelijk opmerkzaam.
Mr. James, zijn pleidooi Voortzettend,
betoogt vervolgens, dat de minister zich
schuldig heeft' gemaakt aan „détournement
de pouvoir".
Voors keurt [pleiter het af» dat de maat
regel, waarbij op 15 November 1937 aan de
Brigade het opsporingsonderzoek in gemeen
telijke zaken werd ontnomen, niet ter ken
nis is gebracht van den betrokken districts
commandant.
De president: Ik kom nog even op
mijn straks gesproken woorden terug.
Wanneer u meent den Minister of an
dere autoriteiten te moeten betichten
van handelingen te kwader trouw te
hebben verricht, dan kan ik u dat niet
verhinderen, want n heeft dat recht Al
leen wilde ik zeggen, dat ik dan de
zank In het algemeen belang verder met
ccjlotcn deuren zal doep behandelen.
Mr. James gaat vervolgens de verschil
lende gevallen na.
Wat betreft de zaak der werkverschaffing,
bestond het vermoeden, dat de leiders zich
ten koste van de jeugdige tewerkgestelden
zouden hebben bevoordeeld. Wat is er ge-
meeners dan zoo'n daad, vraagu pleiter, en
is het dan niet voor de hand lig^i nd, dat de
marechaussée een onderzoek naar de ter
zake te harer kennis gekomen klachten gaat
instellen.
En hoe is het te verklaren, dat de officier
na kennisneming van de stukken een bevel
tot arrestatie geeft en voorts verlenging van
de gevangenhouding vordert? „A qui la
faute", vraagt ipleiter, wanneer in deze zaas
niet geheel juist zcu zijn gehandeld?
En waarom heeft de Officier, toen de men
schen werden vrijgelaten, liet noodig geoor
deeld. om nog tegen hen te zeggen: „jullie
hebt je schandelijk gedragen".?.
Een onderzoek gewettigd
Voorts keurt pleiter af, dat op het gemeen
tehuis een groot aantal personen is gehoord
in de zaak van het gebeurde bij <lc werkver
schaffing.
Pleiter acht het begrijpelijk, dat de mare
chaussée, toen zij van de gerurhten hoorde,
op onderzoek is uitgegaan, en alles heeft
gedaan, om hier klaarheid te brengen.
Nu is wel gezegd, dat het aantal aardap
pelen, dat verduisterd zou zijn, niet 7.00 heel
groot was, en dat dit niet een ODtreden van
de marechaussée, zooals zij gedaan heeft,
noodig maakte, doch pl. wensr-.t 00 te mer
ken, dat wachtmeester De Gier bij het slui
ten van zijn rapport was gekomen tot ccn
verduistering van 1030 kg. en nog van 4
zakken aardappelen. Dit aantal acht. pleiter
geenszins gering, en zeer zeker wettigde dit
een onderzoek, vooral waar het hier over-
heidseigendommen betrof.
Wat betreft de grief, dat de marechaussee
na de ontneming van het opsporingsonder
zoek in gemeentezaken toch nog getuigen
heeft gehoord, merkt pleiter op, dat het hier
geen bevel gold om onmiddellijk de betref
fende wak aan den burgemeester over te
géven.
Althans zoo heeft De Gier*het nimmer be
schouwd. Toen hem opdracht werd gegeven,
om de zaak aan den burgemeester te geven,
hééft hij dit zoo vif ledig mogelijk willen
doen en heeft ter Betere voorlichting van
den Burgemeester het verhoor vèn eenige
getuigen met de zaak bij den burgemeester,
getuigen toegevoegd. En slechis daardoor
kwam hij eerst eonige dagen later met de
zaak bij den burgemeester. En over dat nog
verhooren heeft de Officier van Justitie geen
enkele opmerking gemaakt.
Uit naam van Curfs en De Gier ver
klaart pleiter, dat beiden ook thans nog
er van overtuigd zijn, dat er bij de
jeugdwerkverschaffing w l strafbare
handelingfen zijn gepleegd, en dai' een
verder onderzoek zeer zeker tot een ver-
Volging zou hebben moeten zijn over
gegaan
Wat voorts 'de bewering aangaat, 'dat 'de
Gier zich herhaaldelijk zou hebben schuldig
gemaakt aan het schrijven van onwaarhe
den in processen-verbaal, vraagt pleiter, hoe
het dan mogelijk is, dat een dergelijk
iemand nog steeds werd gehandhaafd en
thans is overgeplaatst en opnieuw zijn op
sporingsbevoegdheid heeft verkregen.
De zaak-Van der Hoven
Pleiter komt daarna tot de zaak-Van der
Hoven en merkt hierbij op, dat de officier
dezen heeft toegevoegd, dat, wanneer hij
Van der Hoven niet voor een groot bedrag
zou kunnen grijpen, hij hem toch voor klei
nere bedragen zou vervolgen en voorts, dat
de officier hem een schande noemde voor
het makelaarswezen.
En toch wordt aan wachtmeester
Renss verweten, dat hij is opgetreden
tegen iemand, dien hij zoo door den offi
cier heeft hooren bejegenen en die na
overleg met den officier is gearresteerd.
En na die arrestatie was het in het be
lang van het ondezoek noodzakelijk onmid
dellijk over te gaan tot inbeslagneming.
Wanneer men hiervoor eerst nader over
leg zou hebben moeten plegen met Den
Bosch, dan zou daarmede onnoodig tijd ver
loren zijn gegaan. In dit opzicht was de
wachtmeester Van Renes volkomen gedekt
door art. 97 Wetb. van Strafvordering. Maar
daar komt bij, dat Van Renes zoowel de
arrestatie als de huiszoeking met den offi
cier heeft besproken en dat is komen vast
staan, dac op 19 Maart de Offi
cier opdracht heeft gegeven tot arrestatie en
tot inbeslagneming van de administratie.
De wachtmeester heeft toen zelfs nog
tegen den officier gezegd, dat b,ij voor de
inbeslagneming een vrachtauto noodig zou
hebben, waarop de officier gezegd heeft:
„Dat komt er niet op aan, wachtmeester, je
laadt alles maar in en brengt de heele boel
naar de kazerne, dan zullen we wel eens
uitzoeken, waar de aanhangsels van de
polissen zijn".
Mag nu de wachtmeester zicli op die
woorden niet beroepen of moet de wacht
meester, nu niet blijkt, dat zijn optreden
gedekt, wordt door de mondeling gegeven
opdracht, daaruit afleiden, dat hij in het
vervolg den officier steeds om een schrifte
lijk bevel moet vragen?
Thans wordt aan Van Renes en ook aan
alle wachtmeesters van de vroegere brigade
aangewreven, dat zij meermalen in'strijd
met de waarheid gouden hebbcu ^erklaa d
De marechaussee
te Oss
Overzicht
's GRAVENHAGE, 25 Juni. Het kan
kwalijk worden ontkend, dat de klagende
marechaussees ruimschoots gelegenheid heb
ben, hun grieven naar voren te brengen, al
heeft de andere partij natuurlijk niet min
der kans, van haar kant de kwestie, waar
over we thans voor het Ambtenarengerecht
handelen, te belichten en punten naar voren
te brengen, die voor een volledig inzicht in
gansch de zaak van beteekenis kunnen zijn.
Het is niet onze taak, aan het einde van
de twee dagen, die nu aan de befaamde
kwcstie-Oss door het gerecht zijn gewijd,
onze meening over het verloop te zeggen.
Een indruk dienaangaande kan. ook als hij
wordt geuit door iemand, die het proces
heeft bijgewoond, niet dan oppervlakkig zijn,
7.00 deze persoon niet "van alle processtuk
ken heeft kennis genomen.
Bovendien achten we het niet juist, op de
beslissing vooruit te loopen, zoolang de zaak
zelf, naar de Romeinen zeiden, nog bij den
rechter is. We zullen ons dan ook bepalen
tot een enkele opmerking, die dadelijk uit
het kennisnemen van de discussies en ver
hooren voortvloeit, en wel deze, dat welis
waar verschillende fouten bij de marechaus
see naar voren zijn gekomen, doch dat het
aan gerechten twijfel onderhevig is, of deze
fouten van een dcrgelijken omvang zijn, dat
zij overplaatsing van een geheele brigade
noodzakelijk of wenschelijk maakten.
Het komt ons voor, dat evenredige on
juistheden op niet weinig kantoren en in
hor[ wat instellingen te vinden zouden zijn
O' 1 ging men daarbij terstond tot overplaat
sing van personeel over, dan zouden slechis
do spoorwegen daarbij wèlvaren. Misschien
zou de Minister van Waterstaat, onder wien
de Spoorwegen vallen, zulks toejuichen
maar het algemeen belang is er niet bij ge
diend.
Intusschen gaat hieraan vooraf de belang-
in opdracht van of namens den officier te
handelen.
Maar kan men, vraagt pleiter, dezen grond
voor den genomen maatregel tot ontneming
der opsporingsbevoegdheid aanvaarden, nu
achteraf blijkt, dat zoowel de arrestatie als
de inbeslagneming zijn geschied na overleg
met en in opdracht van den officier?
Pleiters conclusie is dan ook, dat wacht
meester van Remes ven dezen volkomen vrij
uitgaat.
Geen «publieke vermakelijkheid"
Ten aanzien van de arrestatie wenscht
pleiter nog te constateeren, dat daarbij
slechts één ooggetuige aanwezig is ge
weest, en dat hier geenszins sprake is
geweest van een .^publieke vermakelijk
heid", zooals men het steeds heeft wil
len doen voorkomen.
Men heeft tegen Van Renes als blijk van
onbekwaamheid aangevoerd, dat hij niet on
middellijk heeft gezien, dat bepaalde door
hem aangebrachte feiten verjaard waren.
Deze verjaring heeft men echter eerst ge
constateerd bij het opmaken van de dag
vaarding, waarbij Van Renes aanwezig was.
Ook de officier of iemand anders had dit
feit van te voren niet geconstateerd.
Alles heeft men er bij gehaald, om op den
wachtmeester Van Renes een stempel van
onbekwaamheid te drukken. Zoo heeft men
hem zelfs onbekwaam genoemd, omdat hij
in plaats van „expertise-kosten" gelezen en
geschreven had „expeditie-kosten".
Pleiter vraagt zich af, wat we eigenlijk
van zoo iemand nog kunnen verwachten op
zijn nieuwe standplaats Siebengewald.
Voorts critiseert pleiter, dat de procureur-
generaal het onderzoek tegen de marechaus
see heeft laten instellen door een rijksrecher
cheur en de eigen verbalen van de mare
chaussee heeft gebruikt voor het bewijs van
onoordeelkundig en onjuist optreden. In dit
verband wijst pleiter op de uitlating V3n
den Minister: „Ik zou niet gaarne toepassen
de methode van eigen recherche in de poli
tie".
Dat tegen Van der Hoven niet op licht
vaardige wijze is opgetreden, blijkt volgens
pleiter uit de mededeeling van mr Van den
Rurg, dat naar zijn meening het in 't laatst
ontvangen rapport opgenomen feit W®1 dege
lijk een niet verjaard feit betrof en dat dit
feit bij een nieuwe instructie naar zijn over
tuiging tot een vervolging zou hebben ge
leid.
Ten aanzien van de beoordeeling van het
verbaal van wachtmeester Van Renes in de
zaak Van der Hoven, zegt pleiter: „Het was
hier een bekijken van een verbaal op een
wijze, waartegen geen enkel verbaal be
stand zal zijn".
Pleiter betitelt ten slotte als onwaar do
voorstelling, als zou de arrestatie van Van
der Hoven van te voren bekend zijn gewor
den en dat de wachtmeester door de mede
deeling daarvan een volksoploop heeft ver
oorzaakt.
Pleiter breekt hier zijn pleidooi af, waar
na de zitting wordt verdaagd tot hedenoch
tend 10 uur,
's-GRAVENHAGE, 25 Juni. Hedenoch
tend heeft het Ambtenarengerecht de
behandeling van de zaak-Oss voortgezet.
Na de opening van de zitting deelde de
president mede, dat het gerecht besloten
heeft tot nader aankondiging de zaak
met gesloten deuren te behandelen
Naar wij vernemen, is de bedoeling dat
Mr. James *n deze besloten zitting zijn plei
dooi betreffende de zaken van de beide
geestelijken zal houden, waarop Mr. Meyes
dan zal antwoorden, waarna in openbare
zitting mr. James zijn pleidooi over de dan
nog resteerende zaken zal voortzetten.
fJ/3 WMAKqjïw&fift.
Wie op de paj Ingestelde voorrang*»
wegen rijdt, heeft bij kruisingen óók
voorrang boven het voor hem van
rechts komende verkeer (dat aan 'n
rooden driehoek met punt
naar beneden zien kan, dat het
'n voorrangsweg nadert).
rijke principieele vraag, of de Minister di
bevoegdheid heeft, de marechaussee van 't
opsporingsonderzoek uit te sluiten. Zooals
weet, was dat een maatregel, die tegen
de marechaussee door den Minister van Jus
titie genomen was. Oogenschijnlijk zal men
zeggen, dat de Minister in zijn kwaliteit van
hoofd der rechterlijke macht dit recht heeft
Maar er is nog een macht, waarvan men
niet kan zeggen, dat ze onder den Minister
staat integendeel en dat is de wet.
Deze wet nu geeft aan, welke ambtenaren
met het opsporingsonderzoek belast zijn en
tot deze lieden behooren ook de marechaus
sees. Nu heeft de Minister ongetwijfeld de
bevoegdheid, op dit opsporingsonderzoek
een bepaalden invloed uit te oefenen, doo-
bv. te zeggen, in welke richting men in het
bijzonder moet zoeken, maar twijfelachtig is,
of hij personen van opsporingsonderzoek
mag uitsluiten, het opsporen aan men
schen mag verbieden, aan wie de wet hit
onderzoek uitdrukkelijk opdraagt. Als men
de zaak zoo stelt, is zij technisch-juridisch
van karakter, terwijl zij dan bovendien van
veel politicasterij ontslagen >s.
Bij het verloop van het proces tot nu toe
hebben we voorts sterk den indruk gekre
gen. of juister, we zijn in onze meening
dienaangaande gesterkt dat het Ambte
narengerecht een bestanddeel van onze
rechterlijke macht in ruimeren zin is,w
op we trotech mogen zijn. Met genoegen
hebben
Mr H. van Haringen
kennis genomen van de
wijze, waarop met
name de voorzit
ter, mr H. van
Haeringen,
zich met groote
scherpzinnigheid
en stipte onpar
tijdigheid van zijn
lang niet gemak
kelijke taak heeft
gekweten. Hoe de
uitslag ook moge
zijn, de mare
chaussees kunnen
ervan overtuigd
zijn, dat hun aan
gelegenheid in be
trouwbare handen is. De rechterlijke macht
is gelukkig nog een der bolwerken van ons
volk en van ons land.
Wat de tweede dag voorts aan besprekin
gen opleverde, kan men het beste uit het
verslag lezen. Ook nu weer is gebleken, dat
men veeleer met een complex van vragen,
dan met een centrale aangelegenheid van
doen heeft. De snijpunten zijn vele. Op eén
punt willen we thans nog in het bijzonder
wijzen, en wel mede, omdat het in nau'v'
verband staat met de kwestie, die juist ln
de zaak-Oss van zich deed spreken. We be
doelen de houding van de politie en van
de rechterlijke macht in het algem-jeD
tegenover de geestelijkheid. Het is bekend,
dat hieromtrent vele geruchten de rond»'
deden, als zouden pastoors met opzet zijn
ontzien door bepaalde rechterlijke instellin
gen. Uit het verhoor van heden is echte/
juist gebleken, dat de marechaussee vaD
meening was. dat geestelijken een sooit
ambtenaren waren, omdat er onder hen zijd*
die subsidie van den staat bekomen.
Zoo zijn we dan op het doornige terrein1
gekomen van de verhouding van kerk en
staak Veel willen we er niet van zeggen op
dit momenk Maar het is geheel onjuist, om
te meenen, dat de geestelijken, alleen om*
dat ze misschien in enkele gevallen een
toelage zouden krijgen, tot ambtenaren of
zelfs maar semi-ambtenaren kunnen wor«
den gepromoveerd (of gedegradeerd), terwijl]
het ook verkeerd is. te veronderstellen, dat
ze, als semi-ambtenaren, een bijzonder toi-
zicht noodig hebben. Maar overigens is deza
kwestie niet van primair belang en we ver
melden haar veeleer curiositeitshalve en orn
aan te geven, met welke moeilijkheden men
alzoo te maken heeft. 4
ECONOMIE EN FINANCIEN
KALE1DOSCOOP
De New Yorksche beurs was giste?
wederom vast gestemd. Toen echter de
noteeringen tot 3 punten gestegen waren
liepen de koersen als gevolg van winstne
mingen vrij aanmerkelijk terug. De onder
toon bleef echter vast in verband met de
vaste stemming op de goederenmarkten,
's Middags werd de handel kalmer. De beurs
sloot per saldo vaster met winsten tot 2
punten.
De omzet bedroeg 2.290.000 aandeelen.
- Op de algemeene vergadering van de
N.V. Electro Zuur- en Waterstof-
fabriek. te houden op 7 Juli a.s. zal wor
den voorgesteld een slotdividend uit te
keeren van 5 pet., zoodat het totaal dividend
9 pet. zal bedragen (v.j. 8 pek).
Met zevenmijlslaarzen brengt 3e sierlijke, lichte Ford VIER'* de Luxe U naar Uw werk,
naar het doel van Uw weekend-uitstapje, naar Uw vacantieoord.
In vele opzichten biedt hij U het rijcomfort en het gemak van een grooten wagen, gepaard
met een onovertroffen zuinigheid.
Hij is met recht in trek bij de dames, die de luxueuze afwerking, de gemakkelijke bestu»1
ring en de vlotte, sportieve modellen bijzonder waardeeren»
Maar in de eerste plaats kenmerken de Ford „VIER" de Luxe en de Ford Junior
zich dóór buitengewone zuinigheid. In aanschaffing en benzinegebruik, aan onderhoud
en afschrijving kosten zij zeer weinig. Toch zult U over hun prestaties versteld staan]
Vraagt den Official Ford Dealer proefrit en demonstratie.
cqdq-RIJDERS
B»SBÖ-^-Tos Wanneer Wta«pe«^t PParne
dal olie.te roaVen voor 100 goedec° le „o noodig
gun,tig "R apport ultwU*. dot Uw een geslaagd, v nQluur> van de al
Wanneer het tapf gevoel, aar „aeantte. van
U het prettige genieten van U schallen.
U moet ..lorgen-looi dte Uw I°'d y M doch prottleerivm
H- t^rd vrUeJnspe
N.V. NEDERLANDSCHE FORD AUTOMOBIEL FABRIEK AMSTERDAM
Official Ford Dealer te Leiden: N.V-. „HET MOTORHUIS", Stationsweg 1.
te Lisse: J. CAMMENGA Co., Héereweg 148.