„VAN JEUGD N KRACHT 66 Een halve eeuw Bondsarbeid Geref. Jongelingsbond. Zijn contact met deze orga nisatie dateert van later. Als leerling van het Stedelijk Gymnasium te Am sterdam kwam de jonge Vonkenberg in aanraking niet een nu reeds lang opgeheven algemeen- Christelijke Jongelingsvereeniging. Zijn leeftijd bracht mee, dat hij nog maar adspirant-lid mocht zijn. Doch het welwillend oordeel zijner mede leden gaf hem ras, zijn leeftijd ondanks, de rech ten en verplichtingen van het gewone lidmaat schap. Spoedig bespeurde hij hoe breed een kloof er was tusschen de richting, waarin zich zijn opvoeding had bewogen, en de lijn, waarlangs dat Vereeni- gingsleven de jongelui trachtte te leiden. Daarbij kwam, dat hij ook gewaar werd, hoe er in wat die ialgemcen-Christelijke Jongelingsvereeniging aan bracht geen verweer school tegen den ontkerste- jienden geest van Gymnasiaal onderwijs los van den Woorde Gods. ad-Vonkenberg gaf daarvan aanvankelijk den uk- grondslag dezer Jongelingsvereeniging de ge. j schuld. Ze moesten een Jongelingsvereeniging op or meerden grondslag hebben! Dan zou het beter gaan, meende hij. Spoedig was een plan gemaakt. Enkele vrienden, die wat hun opleiding op Gymnasium of Hoogere Burgerschool betrof, in ongeveer gelijke omstan- lar- öigheden verkeerden, werden uitgenoodigd en de Gereformeerde Jongelingsvereeniging „Timotheus" Opgericht. practisch bleek echter, dat wat werd gezocht nog piet was gevonden door den Gereformeerden grondslag aan te nemen. En almeer werd het Vonkenberg helder, dat de eerste vraag waarop bet antwoord moest worden gezocht, niet was: hoe oud-Bondsvoorziitter A. Zijlstra tevens eerelid, spreekt Woensdagmiddag tnoet de grondslag zijn? maar: welk doe.1 Stellen we ons voor oogen? .Over deze vraag heeft hij vooral veel gesproken zijn studiemakker Hendrik Jan Flipse. heer J. Wijnbeek, de tegenwoordige Bonds- iretaris, vertelde hiervan eens: „Die jongens lebben met elkaar gesproken of jongensmanier. Ze lebben geboomd. Toen we eens samen reden over IZi ien Zwartewaterdijk van Zwartsluis naar Zwolle, een winteravond, in een rijtuig (auto's beston- len er nog niet!) heeft Ds. Vonkenberg me de ilek aangewezen: hier hebben we, Flipse en ik, ier hebben we de bondsidee uitgebroed." werd het den beiden gymnasiasten lAuidelijk: de grondslag moet zijn naar het en niet het doel naar den grondslag. Taak Ier Jongelingsvereeniging moest zijn niet red- nofevangeliseeren, maar voorbe- deiïeiding en bekwaammakin g. 'anzelf werd nu ook de behoefte aan overleg levoeld. Door samenwerking met andere Jonge- moest de gevonden gedachte ider uitgewerkt en toegepast worden. Acht ver- ligingen verklaarden zich bereid tot zulk een ienwerking. het commissiekamertje van 't wijklokaaltje aan Marnixstraat 333 te Amsterdam werd 25 Octo- een vergadering gehouden en de Bond ont^esticht! Was maar een klein kamertje: 1.75 M. breed M. lang. Zoo klein dat er zelfs geen ruimte Dor den Voorzitter om ergens te zitten, dan leen het kastje van den gasmeter, ditMaar zei Ds. Vonkenberg 25 jaar later 't Dntfes toch het kastje van de gasmeter. Er zat 't -«rat i n. En hoe eenvoudig en gering wij allen, bestuurders van den Bond, ook waren, in t nanzen kring was aanvankelijk licht over de defjtaak, die het Vereenigingsleven in Nederland te had en warmte voor het werk, waar- metffoe wij ons hadden aangegord onder de leuze: ctieiPnze huipe staat in den Naam des Heeren". eeriPe strijd, toen vooral door en tegen Vonkenberg Dr H. Colijn, eerelid van den Bond, zal Donderdagmiddag het woord voeren gevoerd, is fel en soms bitter geweest. Er zijn toen an weerszijden woorden gesproken en geschre ven, waarover men later berouw heeft gehad en spijt betuigd. Na een halve eeuw is 't soms moeilijk zich met de gevoelens vertrouwd te maken, die toen met zoo veel heftigheid werden aangevallen of ver dedigd. Maar vele geschriften zijn er nog om te bewijzen hoe warm 't in die dagen toeging. En aan beide zijden groeide de belangstelling voor doel en streven der Jongelingsvereeniging. Dat was een resultaat, dat nóg tot dankbaarheid stemt. Het welsprekend woord van Vonkenberg deed de geestdrift in de aangroeiende gelederen van zijn Bond hoog opvlammen. In de bestuursvergadering van 22 Mei 1889 werd besloten, dat de Voorzitter naar Rotterdam zou gaan om met den heer Joh. T. de Lange te spreken over een vermoedelijke benoeming tot hoofdbestuurslid. Twee maanden later werd de heer De Lange gekozen tot secretaris-penning meester, welke functie hij met voorbeeldige toe wijding tot zijn dood toe (October 1932) heeft vervuld. Toen in 1891 ook de hqer J a c. van Oversteeg in het Bondsbestuur trad, was het trio gevormd, dat jaren achtereen de Bondsleiding in handen had en waaraan de Geref. Jongelings bond onuitsprekelijk veel te danken heèft. Vooral Vonkenberg en De Lange hebben in de eerste, moeilijke jaren bergen van arbeid moeten verzetten. „Men moet de brieven lezen zoo schreef de administrateur van het Bondsbureau, de heer L Stap uit de eerste jaren van onzen Bond, door den Bondsvoorzitter gericht aan den Bondssecretaris, en ge wordt klein bij het zien van de reuzentaak, die deze twee mannen op de schouders hebben genomen. Op de schouders genomen? Neen, door God hun op de schou ders gelegd." Interessante vergaderingen werden in dien eersten tijd gehouden, ,,'k Herinner mij levendig aldus Ds Vonkenberg de samenkomst waarin de heer H. de Wilde refereerde, de groote A. F. de Savor- nin Lohman debatteerde en een piepjong voorzit- tertje presideerde, 't Was in de Bazarlaan te 's-Gravenhage". Door goed gerucht en kwaad gerucht heen mocht de nieuwe Bond zich in groote wasdom verheugen. Begonnen met 8 Vereenigingen, was dit aantal in zeven jaar uitgegroeid tot 241. Daartoe heeft zeker niet weinig bijgedragen het Bondsorgaan, het Geref. Jongelingsblad, waarvan het eerste nummer 14 September 1889 verscheen, 't Was in handen van den hoofd-redac- teur Vonkenberg een geducht wapen om den aan gevangen strijd verder te voeren, maar ook om zijn ideeën omtrent Bond en Jongelingsvereeniging breeder toe te lichten. Het doel, dat Bond en Jongelingsvereeniging zich moesten stellen, zweefde de jonge oprichters bij het begin slechts in vage trekken voor oogen; aan het eind van de eerste periode stond het hen ech ter welbelijnd en goed geformuleerd voor den geest: „Het doel van de organisatie der Jongelingsver- eenigingen op Geref. grondslag in een Nationaal Verbond is, die organisatie, voor zoover dit met het karakter der Jongelingsvereeniging is overeen te brengen, dienstbaar te maken aan den in- en uitwendigen bloei der reeds bestaande of nog op te richten Jongelingsvereenigingen op Geref. grondslag in Nederland „De Bond beschouwt als de roeping der Jonge lingsvereenigingen op Geref. grondslag om, over eenkomstig ons Calvinistisch -volkskarakter, -werk zaam te zijn tot het kennen en belijden der Geref. beginselen van Kerk, Staat en Maat schappij". Toen de Bond in 1889 werd opgericht, waren 7 vereenigingen aangesloten met 190 leden. In 1900 waren deze cijfers: 352 vereenigingen met 6652 leden; in 1910: 548 vereenigingen met 11.382 leden; in 1913: 596 vereenigingen met 12.447 leden. Geen wonder, dat in laatstgenoemd jaar het zil veren jubileum van den Bond op grootsche wijze werd gevierd. In een eere-comitè namen Ministers, Kamerleden, Burgemeesters en talrijke andere vooraanstaande mannen zitting. Kostelijke ge schenken werden den jubileerenden Bond aange boden: o.m. een prachtige voorzittershamer met zilver beslag, het schitterende Bondsvaandel, dat telkens de bewondering wekt wanneer 't zich ver toont, en verschillende belangrijke bedragen door diverse comitè's bijeengebracht. Talrijke sprekers voerden op dit jubileum 't woord; de voornaamste redevoeringen werden ge houden door Ds. Vonkenberg, Ds. K. Fernhout, Prof. Dr. H. Visscher en Dr. A. Kuyper Sr. De wereldoorlog, die kort na het zilveren jubileum losbarstte, bracht ook voor Bond en Vereenigin gen een moeilijke periode. Het openingswoord van den Bondsdag te Zwolle (1915) had tot titel: „Een Bondsdag in het teeken van eenvoud en veroot moediging". Vier jaar later, op den Bondsdag te Dordrecht, werd besloten tot „Uitbouwen". Dit grootsche plan bedoelde een- bedrag van minstens 100.000 bijeen te brengen voor het stichten van een Centraal Bondsbureau, uitbreiding van het Bonds orgaan, het organiseeren van cursussen, het salarieeren van medewerkers enz. Op 21 Novembér 1919 werd het plan door het Bondsbestuur goedgekeurd en een week daarna de propaganda aangepakt. Drie maanden later kon reeds worden gemeld, dat de gevraagde „ton" er was! De totaal-som dezer schitterend geslaagde actie bedroeg 146.006.38, dat is dus bijna de helft meer dan het bedrag, dat noodig werd ge acht om aan de uitvoering der plannen te be ginnen! Ds. Vonkenberg, die toen Geref. predikant te Zwijndrecht was, werd benoemd tot Bondsdirec- teur en in September 1920 werd het Bondsbureau aan de Steven v. d. Hagenlaan te Amersfoort in gebruik genomen. Tot Bondsvoorzitter werd ge kozen de heer A. Zylstra, die reeds vele jaren zitting had in het Bondsbestuur. Niet lang is Ds. Vonkenberg Bondsdirecteur ge weest. Reeds in 1923 deelde hij mede aan zijn 'van den beginne aan gekoesterd voornemen uit voering tè willen geven en weer als Dienaar des Woords een Geref. Kerk -te gaan dienen. Kort daarop nam hij het beroep naar Huizen aan. Hij bleef echter medewerker aan het Geref. Jonge lingsblad, en toen de Bond in 1928 te Schevenin- gen zijn 40-jarig bestaan herdacht, sprak zijn Stichter een bezielend gedachtenis woord. In Juli 1934 overleed hij te Hilversum, waar hij zich na bekomen eervol emeritaat gevestigd had. Hij was de laatste van jhet bekende Bondstrio, 'dat'meer dandérfig jaren de Bondsleiding in handen had; de heeren Van Oversteeg en De Lange waren reeds overleden. De heer De Lange werd als Bondssecretaris opge- dn 't volle licht ndst nieum Bondsbureau te Amers[oprtt Komngmmlam 15a Het eerelid J. Schouten zal na Dr Colijn spreken volgd door den heer J. W ij n b e e k te Zwolle, die hem reeds vele jaren in 't secretariaat ter zijde had gestaan. Het Bondspenningmeesterschap, eveneens door den heer De Lange vervuld, ging over in handen van den heer A. van R ij n te Rotterdam. Het „Gereformeerd Jongelingsblad" staat thans onder redactie van het moderamen van het Bonds bestuur; eind-redacteur is de heer P. van Nes C z n., te Den Haag. Op den Bondsdag te Rotterdam in 1935 lag de heer Zijlstra het presidium neer. Sinds is Bonds voorzitter Prof. Dr K. Dijk sedert jaren een van de meest vooraanstaande figuren in de Geref. jeugdbeweging. De Bond heeft een drietal eere-leden: de heeren Dr. H. Colijn,' J. Schouten en A. Zijlstra. Zijn raadslieden zijn de heeren: A. Janse, J. Schouten, Ds. P. Ch. v. d. Vliet, Prof. Dr. J. Waterink en Mr. J. A. de Wilde. Vorig jaar werd aan de Koninginnelaan te Amers foort een nieuw Bondsbureau in gebruik genomen, waar de administrateur de heer I. Stap met een staf van medewerkers de geestelijke en stoffelijke belangen van deze groote organisatie behartigt. In vogelvlucht hebben we zooiets verteld uit de historie van den Bond die morgen en overmorgen te Amsterdam zijn gouden jubileum viert. Uiteraard stonden we 't uitvoerigst stil bij de oprichting en kinderjaren van den Bond. Dat verleden van een halve eeuw terug behoort nu tot de historie en vormt een interessant stukje geschiedenis van de Calvinistische opleving in 't laatst der vorige eeuw. Zonder tegenspraak kan worden getuigd, dat de Geref. Jongelingsbond (om 't met de woorden van zijn Bondslied te zeggen) gekweekt heeft „in Kerk en Burgerstaat mannen, die bij 't spreken en doen, in woord en daad zich kinderen betoonen van 't edel voorgeslacht". Blijve dat zijn ideaal en taak en eer tot de verre geslachten. En sterke en bekwame de Heere de mannen, die geroepen zijn het bruisende jeugdleven leiding te geven! Bij het Gouden Jubileum van de Bond van J.V. op G.G. Het Gouden Jubilê van onze Jongelingen Trekt ze uit de studiesfeer thans in de volle zon. Ik ken geen man van naam, geen kracht in onze kringen Die niet als jongelingzijn mannentaak begon. God heeft dit menschenwerk gekroond met gulden glorie. Zijn zegen gaf 't een glans van eeuwige waardij. Gods gunst straalt heerlijk uit in vijftig jaar historie Van arbeid voor de Kerk, voor Staat en Maatschappij. Heeft Vonkenbergs Idee, gelijk een vonkenregen Het hart van duizenden in laaie brand gezet, In Zijlstra heeft de bond den man aan 't roer gekregen Die, 't zeil strak in de wind, heeft op 't kompas gelet. En thans sterkt Dijk de dijk, en leidt de jonge strijders, En ivijst ze het bestek, en leert ze 't zware werk: Te graven in Gods Woord, te groeien tot belijders, Tot kloeke knechten Gods, in het beginsel sterk. 't Is waar: in stilte wordt de sterke held geboren. In stilte wordt de jeugd ten strijde afgericht. Maar uit de schemering móét straks de morgen gloren! Dat stelt God, ook vandaag, voor ons in 't volle licht. (Nadruk verboden) LEO LENS H. de Ruig WOENSDAG en Donderdag as. zullen uit alle deelen van ons land de jonge menschen samen stroomen naar Amsterdam om daar dank baar te feesten. Er is in het R.A.I:-gebouw ruim te en plaats gemaakt voor 14.000 gasten. Geen wonder ook, dat zoo- velen, leden en oud leden, naar onze hoofd stad willen gaan. Hun Bond jubileert! Er zou reden zijn een vergelijking te maken met voorheen 50 jaar terug en thans. Die vergelijking zou leeren, dat er groote verande ringen hebben plaats gevonden, op elk ge bied. In dit artikel is het niet de plaats, daar veel over te zeggen. Maar wèl mag geconstateerd dat mede door het werk en daardoor óók door den invloed van den Bond, ons leven wèl een andere kleur .heeft gekregen. Welk een teleurstellingen hebben mannen als Vonkenberg en De Lange niet moeten ondervin den in de eerste jaren, toen „onze Bond nog een Bond je was...." Minachting van het streven ook uit vooraanstaande kringen, deed soms twijfel rijzen óf het doel wel ooit bereikt zou worden. Maar Vonkenbergs vurige vastberadenheid ver ankerde dep Bond in de Gereformeerde volksziel. De oprichters hielden onverschrokken het doel in het oog; tegen alle stroomingen in waren zij voor hun volgelingen het voorbeeld en zoo werd het doel ook inderdaad bereikt. Is dat te kras uitgedrukt? Mag na 50 jaar dit niet dankbaar geconstateerd worden? Daar ligt toch geen menschen-verheffing in, om eens terug te zién in het verleden, en zeker niet, als daarbij ons hart maar steeds den juisten danktoon weet te vinden. Mede door den arbeid onzer J.V.'s heeft onze Gereformeerde levensopvatting een stempel gezet op ons huidige leven. Dat kan ook niet anders, wanneer we na gaan, waar onze voormannen ge schoold zijn in de Calvinistische leer. Neem eens ter hand de ledenlijst van de A.R. fractie der Tweede Kamer. Onze oud-leden worden er zóó uitgehaald en zijzelf zullen erkennen, dat hun vereeniging ontzaglijk veel waarde voor hen heeft gehad. Ds Vonkenberg heeft daarover, meen ik, nog eens in het Jongelingsblad een statistiek van gegeven. Dat is nu eens een statistiek om bij te roemen! 't Is een eere voor den Bond deze politici in zijn gelederen te hebben gehad en de huidige bondssecretaris zou geen kwade beurt maken, indien hij, en dat zou een kolfje naar zijn hand zijn, die statistiek eens verder uitwerkte. Dat is de politieke zijde. Och laten we eerlijk zijn, ook nu nog zijn op onze vereenigingen wel aspirant-Tweede-Kamerleden. Houdt maar moed, jonge vrienden! Coen zou tot jullie gezegd heb ben: Ende desespereert niet! Vindt ge met 100 leden te weinig kans te hebben, er zijn nog meer staatkundige organen! En wordt desondanks deze trap niet bereikt, welnu, door de studie der A.R. beginselen hebt gij uzelf verrijkt en dat is oneindig veel meer waard. Ook op maatschappelijk terrein is de invloed van den Bond aanwijsbaar. Neem 't C.N.V. of de Chr. werkgeversorganisaties onze oudleden staan daar mede vooraan, tot eere van onzen Bond. En ook bij hen is dankbaarheid voor hun rijke jeugd leven; toen, in onze organisatie, hebben zy ge leerd op sociaal-economisch terrein te moeten bevorderen de eere van Gods Naam. Neem voorts op kerkelijk terrein de ambtsdragers predikanten, ouderlingen en diakenen. De stelling dat iemand, om goed predikant te worden, eerst op de J.V. moet zijn geweest, lijkt misschien wat.nou ja, echt „J.V.-achtig", maar wil ik toch ten allen tijde verdedigen. En door predi kanten wordt telkenmale weer gezegd: mijn beste ouderlingen zijn toch oud-J.V.-ers! 't Is een kleine moeite om zoo door te gaan, om mannen aan te wijzen oud-leden der Jongelings vereeniging, die nü een belangrijke plaats in nemen in de Regeering, in de Volksvertegen woordiging, in de Kerk enz. Maar dat zijn er tenslotte enkelen, die veel invloed hebben, naar wie ook geluisterd wordt. Grooter is de categorie, die zeggen kan: tegen dien minister heb ik nog door H. DE RUIG, Voorzifter der Zuid-Hol- landsche aideeling Jaap gezegd; hij was toen op mijn vereeniging al zoo'n baas. En die dominee, nou, die kon toén al onderwerpen geven, waar je paf van stond, Die grootere categorie, die in alle stilheid mis schien thuis zit in het gezin, als gezinshoofd, heeft minstens evenveel invloed. Juist in de gezinnen moet gezocht worden de wortel van onze volks kracht. En de levenssappen voor die wortel moe ten gevormd zijn op de J.V. en zijn daar, Gode zij dank, ook gevormd. Het zou ook wat zijn a's de invloed van den Bond, na 50 jaren, a-leen maar zou blijken hieruit, dat enkele mannen vooraan stonden in ons volksleven. Vonkenberg. iou zeker niet tevreden zijn! En dan die man nen zouden toch weinig bereiken als zij niet (wisten dat achter hen stonden velen, wier geloof in den Schepper en Onderhouder dezer wereld hei* be krachtigde in den strijd voor de eere Zijns Nnams. De invloed van den Bond op de volksziel is grooter dan soms wordt gedacht en ontroerende momenten kunnen worden geschilderd van stille; eenvoudige jongens, die dóór de J.V., waar zij misschien niets gezegd hebben, geleera nebben dat het rijke, volle leven aan den dienat des Heeren moest worden geheiligd. Zóó onze Bondshistorie overziende, moet dank baarheid voor de vaste leiding in de afgeloopen halve eeuw, wel ons hart vervullen. Eerst Von kenberg, in onze gedachten de man met fïe kuif. Hoe vurig en bezielend was zijn openinfiswoord. eens getypeerd: het was een „berg van vonken". Ongetwijfeld is hij de man geweest, die den Bond heeft groot gemaakt en zijn titel bij den 40ster. Bondsdagrede: V-V-V-K-S-M (Veertig Voorberei dingsjaren Voor Kerk, Staat en Maatschappij) werd door mej. Kuyper terecht gereformeerd tot: Von-' kenbergs Voor tref fe'ijke Voorlichting Kostelijk. Schitterend, Meesterlijk. Na hem Zijlstra, de Geweldige, de man met de snor, wiens oogen vonken konden schieten. Ik geloof, eerlijk gezegd, dat dan de jongens wel eens bang voor hem waren! In een moeilijke periode de teugels in handen nemende, heeft hij die krachtig gehouden ook en is zóó den Bond ge worden tot een echten „Führer" (tegen dit woord zal hij als echt Calvinist natuurlijk bezwaar maken). Zijn openingswoorden op een Bondsdag waren anders dan die van Vonkenberg, natuurlijk, maar toch zóó dat men voelde de liefde tot den Bond en de warmte voor den arbeid, waarvan" hij de leider was. Na Vonkenberg en Zijlstra, de leidslieden voor duizenden jongens en mannen, de huidige voor zitter Prof. Dr Dijk, die in dat luttele aantal jaren, de harten van de jongens heeft gewonnen. Méér zeg ik van hem niet; nog is hy in functie en, naar we hopen, nog vele jaren; wilt ge een oordeel over hem hebben, ga dan naar de R.A l. in Amsterdam. In al zyn kracht kunt ge hem dan zien en tot de overtuiging komen, dat Vonken berg en Zylstra in Dijk een waardig opvolger hebben gevonden, die bezield met heiligen ijver, onze jonge menschen zal leeren dat zy Konings kinderen zijn. Onder zijn voorzitterschap leve de Bond! Jubileum-uifgave Ter gelegenheid van dit 50-jarig jubileum heeft de Vereeniging „De Gereformeerde Jongelings bond" een Jeugdboek uitgegeven, waarin artikelen werden opgenomen van Prof. Dr J. Waterink, Prof. Dr G. Ch. Aalders, Prof. Dr K. Dijk, Dr B. A. Knoppers, Ds F .C. Meijster, Dr E. D. Kraan, A. Zylstra, C. Smeenk, Dr G. Brillenburg 'Vur'h; A. Kuiper, J. Schouten en P. van Nes Czn. Het boek, gebonden in linnen band, werd royaal uitgevoerd en is van verschillende portre'ten en illustraties voorzien. De prijs is zoo laag mogelijk gesteld, om het boek te brengen onder het bereik en in het persoonlijk bezit van alle leden der vereenigingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 7