¥AN JEUGD EN HOED EN KRACHT 66 Eenige Herinneringen ■h.ejCl Toen ik lid van de J.V. was... wnr Het Stekje werd een BoomE Joh. C. Francken de Bond zich WAAR blijft toch de tijd? Zoo zeggen we vaak. En nu uw vraag om een artikeltje met wat per soonlijke herinneringen in verband met het Gou den Jubileum van onzen Bond van Jongelings- vereenigingen op Gere formeerden Grondslag hier voor mij ligt en ik mij tot „herinneren" en tot schrijven zette, zeg ik met des te meer klem: waar blijft toch de tijd? Het is 45 jaar geleden, dat ik op Timotheus in Rotterdam met 't jeugd werk in aanraking kwam. Maar het is, als of het hoogstens 25 ja ren zijn! De Bond was toen dus 5 jaar oud en we merk ten van dien Bond uiter aard in den kring der leden niet zooveel, 't Was nog volop de periode 1 had te verdedigen tegen de aanvallen van buiten. En het werk „naar binnen" moest nog aanvangen. Bij mij leven van dien tijd zeer prettige herinne ringen. Hoe bewonderde ik lui als de Lange, Of fers, Ederseel, Koops. Meesters en vele anderen, „ouwe kerels" toen al, maar lui met wie je toch graag werkte,omdat er invloed van ze uitging. Als we ter Ringvergadering trokken, naar Zuid- land bijvoorbeeld op 2en Kerstdag, ging het per boerenwagen! Gemoedelijk ja, maar 't waren feestdagen; je kreeg er het werk te liever om, naar mate het meer van je vroeg aan opoffering en moeite. Ik weet niet meer wat mijn „eersten Bondsdag" was. Dat zal wel rond 1900 geweest zijn. Plaats en stad ontgingen me, maar heel scherp is nog de voorstelling van de bekoring die van zulk een „massa-samenkomst" op mij uitging. En toch wat was dat nog maar 'n koppeltje vergeleken bij 'n Bondsdag van nu met duizenden bezoekers. De opname van de Ringen in den Bond bracht de eerste groote organisatorische verbetering. Daar door werd het werk veel steviger en werd de actie meer gericht op den innerlijken opbouw. Toch was het ook toen nog „troffel en zwaard." Is dat niet nog zoo, al is het front nu naar andere zijden gekeerd? Toen was het de strijd met de mannen van het Ned. Jongelingsverbond. Dat bracht warme vergaderingen in het Geheel onthouderskoffiehuis in den Oppert. De oude Zeverboom en Gerretson waren toen de mannen die met ons den degen kruisten. Fijne vergade ringen waren het, als het vuur er uit spatte en toch de onderlinge waardeering behouden bleef. 1906 bracht de Advies-beweging, 'n veelszins mis kende actie voor wat de bedoeling der adviseurs het waren er 20! betrof. 't Zat allang niet glad in den Bond. 'n Man als Vonkenberg onmiskenbaar talent, geboren leider riep als vanZelf ook de tegen stellingen op. En Schouten en de Riemer, Ds van Hennes en Wynbeek, van Kerkhof en van der Ley waren ook geen kleine jongens. Zij hadden 'n eigen, frisschen kijk op de actie en meenden dat veel dingen om wijziging in de Bondsleiding riepen. Zoo kwamen zij tot hun „Advies", 't Was het jonge door JOH. C. FRANCKEN Voorzitter van den Bond voor Geref Jeugdorganisatie bloed, jawel, maar 't was ook de echte spontane liefde tot het werk van J.V. en Bond, die hen dreef. Zij de Adviseurs legden het af. Wie kon toen tegen Vonkenberg op? Zelfs met 20 man ging dat niet! Maar de uitkomst heeft bewezen dat de Twintig het goed hebben gezien. Wat zij wilden dat geschieden zou, is nu practijk over vrjjwel de heele linie. En meerderen der Adviseurs nemen nu reeds ja ren mee de leidende functies in het Bondsleven Zoo rechtvaardigt de tijd wat toen gewraakt werd als zuiver revolutionaire actie. En de Bond met al de Vereenigingen is er wel bij gevaren. Precies zoo is het gegaan met de methode van werken. Reeds vroeg was er de vraag in Friesland om te werken naar Schetsen. 'n Prachtig dispuut was op een der Bondsdagen dat tusschen Koops en Schuringa over Bijbelbe spreking en „Bijbelbespreking" In 1903 werd in Zuidholland op de Provinciale Vergadering in Gouda de zaak aangesneden. Het werd 1907 eer de eerste Schetsen voor Schrift onderzoek in het Jongelingsblad kwamen. Vonkenberg wilde er niet aan. 't Heeft heel wat woorden gekost en wie Vonken berg kende, weet dat het niet altijd vriendelijke woorden geweest zijn, eer de Schetsen er door waren. En wie ondergeteekende kent, die daarin de wederpartij was van den Bondsleider, zal begrij pen dat voor de „hartigheid" dier besprekingen 't heeft eenmaal zelfs 'n vollen nacht bijna ge vergd in de pastorie van Barendrecht! schrijver dezes evenzeer verantwoordelijk was! Maar het „machtige" Zuidholland stond goeddeels achter het pogen om de nieuwe methode er door te krijgen. En zoo heeft de Bond van vandaag zijn schetsen evenals de beide andere Bonden en de praktijk bewijst, dat het zóó beter is, meer berekend op en in overeenstemming met het eigen karakter van den jongelingsleeftijd. Echter bij dit alles vergeten we nooit wat het driemanschap Vonkenberg, de Lange, van Over steeg voor den Bond en zijn organisatie geweest is. Het waren „gezegende tijden" want heel het jeugdwerk leefde mee op in de spontane actie op allerlei gebied in de eerste decenniën dezer eeuw. Deze tijden zijn ènders. Eensdeels plukken wy de vruchten. We kunnen er bij, omdat we staan op de schouders van het voorgeslacht der jaren 18881918. Anderzijds echter is er veel dat teleurstelt en be droeft, wanneer we zien hoe het werk vervlakte, hoe velen er zijn die wel meeloopen, maar bij wie de warme bezieling zoek is. Moge er bij ons „ouderen" veel gebeds zijn voor het „jonge geslacht", dat nu in de drie groote Bon den ten getale van circa 72.000 leden vereenigd is! De Bonden trekken in gesloten gelederen op. De J.V. op het Platteland Vervolg van blz. 1 tiatief van den stedeling brengt heel vaak de -vrucht van een bezonnen, wijs en doortastend handelen. De plattelands J.V., die gezegend werd met de lei ding van een actieve flinke stedeling, is veelvuldig een sieraad in de bondsorganisatie geweest. Maar de J.V. heeft ook veel aan den plattelander gebracht. Het platteland, dat de ontwikkelings-mogelijk- heden van de cultuur-centra mist, heeft dit mid del geëxploiteerd als een soort van Christelijke volksuniversiteit, waarvan men den cursus wel niet vult met sprekers van naam, doch waar men, behalve de gedegen beginselen-studie, een school van wetenswaardig allerlei opdoet. Daardoor is het platteland voor een deel uit z'n isolement ge komen. Men kan de jongelui die met vrucht de J.V. volgden, kennen uit tal van anderen en ze bezetten nu de eerste plaatsen in het geheele plattelands-vereenigingsleven. De organisatorische geest is hen in het bloed ge varen. In den regel spreken de leden op de J.V. niet het dialect van de streek, zoodat het vry spreken in goed Nederlandsch hen bekwaam maakt om in het publiek een meening te verdedi gen, al zal dat dan zijn op een vergadering met meerendeels stedelingen. Wat hebben we niet vaak personen met verbaasd heid geslagen zien staan omdat een eenvoudige boeren- of tuindersbaas op een volkomen logische wijze zijn standpunt uitéénzette of in een debat zijn tegenstander op z'n zwakste punt aantastte. Dat is een vrucht van de J.V., die het studie-doel in haar banier heeft geschreven. Een ander groot voordeel van de J.V. op het plat teland is, dat ze tal van jonge menschen, wier gaven te voren verborgen gebleven waren, naar voren heeft gebracht. In de gezinnen der kleine plattelanders, waar de beurs de studie niet toelaat, is het traditie gewor den, dat de zoon het bedrijf van z'n vader voort zet. De kans om daaraan te ontkomen is er vaak niet, ook al omdat de financiën dat verhinderen. Dan komt echter de J.V. in het leven van zulk een jongen. Hij ontbolstert. De prikkel tot de blijven de belangstelling ontstaat. Hij gooit zich naast zijn vereenigingswerk op de zelf-studie en de moge lijkheid om vooruit te komen is er. Als dan zijn organisatorische talenten gaan blijken dan zijn er meestal nog wel menschen, die bereid zyn hulp te bieden en zijn talenten te helpen ontplooien tot zegen van Staat, Maatschappij of Kerk. Doch er is ook nog den anderen weg, die ook velen moeten bewandelen, den weg van de zelf werkzaamheid, het moeilijke pad, met z'n vele punten van aanstoot en steile hellingen. Dat is de weg van de meeste weerstand, doch die ons reeds zoo dikwijls de vrucht van de „self-made" mensch gebracht heeft. Politieke party en vakbeweging Er is verheugende eenheid in de leiding van het Gereformeerd Jeugdwerk. Maar nog velen staan langs den weg den stoet te bewonderen. Het ideaal kreeg nog geen vat op hen. Of zy wenden zich af, bekoord door andere leuzen. En toch is het geestelijk-zedelijk jeugdwerk op Ge reformeerden Grondslag naar Gods Voorzienig bestel aan ons Gereformeerde volk geschonken in den lijn van '34 en '86, opdat door dezen arbeid de mannen en vrouwen gevormd zouden worden die de wacht bij het kruis hebben te betrekken. Heil den jubileerenden Bond, die met groote trouw deze 50 jaren bij dat ideaal heeft volhard! zien de prachtigst gerijpte vruchten daarvan in hun voorraadschuren. Langs al deze wegen heeft de J.V. het platteland en het platteland de J.V. gediend. Ze kunnen el kander dankbaar zyn. We moeten echter niet vragen op welke wijze de plattelands J.V.'s soms aan het doel, dat ze be oogen, hebben moeten werken. Daar hebben vele stads J.V.'ers geen flauwe notie van. Die zitten toch vrijwel altijd in behoorlijk geoutilleer de vergader-lokalen met goed licht en uitstekend verwarmd. Dan moet ge op bepaalde plaatsen op het platte land eens komen. We doelen dan nog niet eens op die J.V.'s, die zich rondom een kleine kerk verga deren en voor wie de kerkeraads- of catechisatie- kamer zich gemakkelijk ontsluit. Neen, op de af gelegen dorpen of buurtschappen, waar een kleine kern gevormd wordt, zonder middelen en zonder vergaderzalen. Daar komt men samen in keukens of andere dee- len van de boerenbehuizing, doch ook wel.... in een Zondagsschool-lokaal, dat in de vorige eeuw zeer bescheiden kon worden genoemd. Nog levendig herinner ik mij het ringbezoek bij een dergelijke plattelands-vereeniging op een kouden winteravond, slechts een luttel aantal meters van de Duitsche grens. Onverwarmd was het vertrek, en de kou die opsteeg, van de met roode estriken bedekte vloer, veranderde mijn voeten spoedig in ijspegels. Een slechte petroleum lamp wierp een walmend licht over ons allen en we vergaderden en zoo vergaderden deze jongens week aan week. Maar inleidingen, dat er geleverd werden en besprekingen werden er gevoerd, waar naar elke stadsvereeniging, vooj rny'n part be mand met Lyceïsten en Kweekscholieren, verlan gen kan. Voor zulk werken moet men respect hebben en de taaie volharding die het vereischt moet onze be wondering afdwingen. Zoo is het vereenigingsleven op het platteland. Boven dit alles koepelt zich de groote geestelijke zegen die de J.V. het platteland bracht. De beginselen-studie heeft hun inzichten verdiept en het geloof in den God der Vaderen versterkt. Men heeft zich klaar gemaakt om het beginsel te verkondigen daar waar het dreigde te verzin ken in modern heidendom of waar het dreigde verstikt te worden door zedelooze ongeloofs-propa- ganda in cultuur-centra. Zoo is de kracht van het platteland gegroeid, de kracht van de beginselvastheid, het isolement, dat Groen predikte. Het platteland is daardoor bol werk geworden, dat zich als een zoutend zout mee deelt, aan die plaatsen in ons land, waar de zede lijke krachten des volks op de fundamenten wan kelden. De plattelands J.V. heeft in dit licht gezien een grootsche taak gehad in de gouden bonds-historie en die taak ontplooit zich nu sterker dan ooit te yoren, Nog eenige herinneringen van een oud Bondslid EEN oud-Bondslid schrijft ons het volgende: Als de dag van gisteren herinner ik mij den Zondagavond, t^en ik als zestienjarig jongmensch voor de eerste maal een vergadering van een Am- sterdamsche Geref. Jongelingsvereeniging be zocht. Niet aanstonds als lid, maar als adspirant. Men kwam er zóó maar niet in: 14 dagen «tonden de candidaat-leden „onder de geboden" en als in „Wie van de vrienden heeft er een vraag"?" de grijsheid. Op prachtige zomeravonden gaf deze hofjes-omgeving nu juist weer zekere intieme huiselijkheid. Ze móchten ons wel, de oude man nen en vrouwen, als we onder den boom door liepen groetten ze ons altijd vriendelijk terug. En ze hebben ons wel verteld, dat het krachtig Psalmgezang uit zoovele jonge kelen hen aanlei ding gaf om op de bank voor hun huis te mijmeren over eigen jeugd. Vrienden van 1938, stellig spreek ik namens dui zenden Bondsleden, wanneer ik U de verzekering geef, dat de Geref. Jongelingsvereeniging ons tot grooten zegen is geweest. Onze kennis van de H. Schrift, ons inzicht in de Geloofsbelijdenis, in Va- derlandsche- en Kerkgeschiedenis zijn in haar ver gaderingen versterkt, meermalen pas goed ge wekt. De beginselen voor Staat en Maatschappij hebben we daar liefgekregen en de schoonheid van de letterkunde trof ons het meest in Uw bij eenkomsten. In den gezelligen kring van gelijkgezinden van ongeveer denzelfden leeftijd werd ons karakter mede gevormd, leerden we menige ondeugd af en ontvingen we telkens weer de onopzettelijke aan sporing om in de kracht des Heeren de zonden der jeugd te bestrijden. Daar werd meermalen vriend schap voor het leven gesloten. Daar hebben we ontvangen de geestelijke toerusting voor den strijd der beginselên, waarvoor wij, elk in eigen om standigheden, zijn en worden geplaatst. Ons jonge leven was grootendeels zelf reeds strijd. De strijd voor de positie was ongetwijfeld niet zóó moeilijk als nu, hoewel de mogelijkheden om zich een behoorlijk bestaan te verwerven, destijds vry beperkt waren, en de gelegenheid tot onderzoek G< en ontwikkeling in menig opzicht schraal was. In j ni de vereenigingen kenden wij den strijd om te le- Al ven uit de Bondsidee; om anderen voor het lid- st< maatschap te winnen; om bij vooraanstaanden sympathie voor de G.J.V. te veroveren, want daar aan ontbrak veel. We hebben meegemaakt den principieelen strijd tusschen de hoeden en de petten, tusschen de werk- jongens en de kantoorlui. Die zaak hebben we keurig Calvinistisch-democratisch opgelost. Hij, die zijn vriend wél een hand gaf in het vergader lokaal en niet groette als hij hem op straat in werkkleedij tegenkwam, werd bedolven onder een keur van afkeurende argumenten, waar hij on mogelijk onder uit kon. De meest delicate aangelegenheid was wel die van een verloving. Hij, die met enthousiasme beweer de niet te zullen bedanken als hij „verkeering j ne kreeg" zooals die en die, bezweek soms direct alS jCte een paar zachte, lieve oogen hem eens goed had- Yc den aangekeken. Dan lag bij de „ingekomen stuk- gi ken" een brief, waarin hij, die „in hoogheid ge-scl zeten was", soms een belangrijke bestuursfunctie G bekleedde, bedankte voor het lidmaatschap. Zon- Ik der opgaaf van redenen natuurlijk, maar wij be grepen er alles van en achtten hem „verloren", In zoo'n geval ontwaakte de tacticus in ons. Veel zei je er maar niet van, want wie weet, welk aar dig Gereformeerd meisje w ij morgen zouden ont moeten Ik zou nog best een poosje kunnen doorgaan, maar ik houd op met mijn „memoires" en ik eindig met de actueele herinnering aan een der welsprekende openingsredevoeringen van Ds Vonkenberg op een Bondsdag over het Schriftuurlijk thema om men- schen Gods te worden, tot alle goed werk vol- maaktelijk toegerust. Hef is een wonder in onzfï oogen... „Afijn inleiding is getiteld. (In deze Herinneringennemen wij een drietal aardige teekeningen op, die wij vonden in 't Jaar boekje van den Bond. Ieder, die ooit lid was van 'n J.V., herinnert zich deze spannende momenten.) dien ballotage-tijd geen bezwaren rezen, werden de nieuwe leden het was een speciaal punt op de agenda! met een aardig toespraakje van den voorzitter geïnstalleerd. Blijkbaar hadden de vrienden van toen geen ern stige bedenkingen tegen mijn persoontje, althans ik herinner mij niet, dat het bestuur voor mij de vierschaar heeft moeten spannen. En zoo hoorde ook ik terwijl alle leden, naar het zwaarwichtig gebruik, zich van hun zitplaatsen verhieven, iet wat verlegen de vlotte installatie-speech van den president aan. Toevallig ontmoette ik vanmorgen zijn broer nog. Hij zelf heeft de goede verwachtin gen, die ieder in de vereeniging van hem had, niet beschaamd. Aanvankelijk zag ik er tegen op den leider van de vergaderingen in het onderling gesprek ge woon bij zijn naam te noemen; „mijnheer" ging mij beter af. Hij hielp er mij evenwel spoedig overheen, gelijk ik het later zelf menigmaal op mijn beurt anderen gedaan heb. Hoe ik er eigenlijk toe gekomen ben lid te wor den weet ik niet meer. Denkelijk heeft een vriend mij meegenorrten. Als ik nog wist wie hy was, zou ik hem gaarne in een gelukstelegram mijn op rechten dank vertolken, want ik heb aan de G.J.V. veel te danken. In het trieste vergaderlokaal met de spaarzame gasverlichting eerst .vleermuizen", later gloei kousjes met de gewitte zoldering en de groo tendeels koolzwarte muren, waar het 's winters zoo koud kon zyn, heb ik talrijke goede avonden genoten, 't Was er eigenlijk, achteraf beschouwd, buitengewoon ongezellig, maar wij bemerkten er niets van, want als er vergadering was brachten wij zelf sfeer mee en die was meestal van op gewekte aard. Zelfs de lange spichtige kachel, die ons meerma len als we hem zoo bitter noodig hadden, in den steek liet, heeft in zijn vry zeldzame goede oogen- blikken tot de stemming bijgedragen. Hoe menig maal hebben we onze tijdens de Bijbelbespreking verkleumde handen en voeten in de pauze onder vaak levendig discours pogen te warmen. De vergaderplaats behoorde bij een der vele Am- sterdamsche hofjes. Wij moesten een poortje door en een breed uitgeloopen linde passeeren om in het lokaal te komen en op de binnenplaats woonde DE Geref. Jongelingsbond bestaat vijftig jaar! En 25 en 26 Mei zullen de duizenden in de Amstelstad samenstroomen om dit gouden feest te vieren. Wat zal de zang van die duizenden bezielend klinken: Verblijd en onbedwongen Zy Gode dank gebracht, Dat Hij ons saamvergaarde En samen houdt gehecht Met banden, niet van d' aarde, Maar door Hem Zelf gelegd. Hoe klein is 't begin geweest. Maar 't stekje, dat 25 October 1888 geplant werd, is een forsche boom geworden. Duizenden jongelingen van voorheen, die nu al grijsaards zijn, óf die nu hun plaats in 't volle leven innemen, zullen deze week terugdenken aan de jaren, toen ze ook nog lid van de J.V. waren net als nu hun eigen jongens of kleinkinderen. En op zijn gouden feest staat daar de Bond, in volle ongebroken kracht: met bijna 1200 aangeslo ten vereenigingen en meer dan 25000 leden. Inderdaad: het stekje werd een boom. En de weinigen die zich 1888 en de eerste jaren daarna nog herinneren, zullen vol dankbaarheid de oude woorden herhalen: Het is een wonder in onz' oogen wij zien het, maar doorgronden 't niet. Toen de Bond pas was opgericht, is meermalen 't vermoeden uitgesproken, dat Dr. Kuyper en Dr. Rutgers „er achter zaten". Dat vermoeden lag voor de hand en was waarlijk? zoo dwaas niet. Immers de 19-jarige J a n E n g e l«u bert Vonkenberg, wiens naam weldra^c in één adem ge«e: noemd werd dien van nieuwen BondJ was student Kuypers Vrij^i Universiteit, stond bij hem „een goed blaadfa je" en kon best van den grot ten generaal hefci bevel hebben ontf vangen de Calvijt nistische jonget lingschap te orgaj niseeren! Toch deed ook c gissen missen. Dry Kuyper had 't - vlak na de Doleëe: antie en kort ntrn de oprichting delta; Vrije Universiteiwe te druk mettoi andere zaken, dan dat hij Vonkenberg instructief zou hebben kunnen geven tot oprichting van eeDp Het Bondsbestuur bij het zilveren jubileum in 1913. Zittend van links naar rechts de hérten A ij Zijlstra, J. Wijnbeek. Dan 't bekende driemanschap Joh. T. de Lange, Ds J. E. Vonkenberg, 1 Jac. van Oversteeg. A5. Dekker, L. Attema. Staande v.l.n.r. de heeren P. van Nes Czn-iÜ H. J. Bos, NBos, Ds A. J. de Boer, S. Bakker, D. L. Harms, Ds G. M. v. Rennes, J. C. Slaa Wzn. Slechts twee bestuurders, de heeren Van Nes en Wijnbeek, hebben nu nog zitting in 't Bonds*? bestuur. Velen van, bovenstaande groep zijn teed? overleden^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 6