kdOD
HALVE EEUW CHRISTELIJK FRONT
Tweede Kamer over
Kweekschoolopleiding
DINSDAG 17 MEI 1938
Het kabinet-Cort v. d. Linden
Wij hebben aan de voorgeschiedenis en de
eerste tijden der coalitie veel arbeid en veel
plaatsruimte besteed; er is meer dan één
reden om niet op die wijze door te gaan
Het is goed voor ons allen om nog eens op
te halen, wat er voor 60 en 50 jaar op poli
tiek gebied gepasseerd is; het zal de jonge
ren goed doen nog eens volle aandacht te
schenken aan de dagen van Kuyper, Heems
kerk en Lohman; maar het heeft geen zin
thans uit te weiden over de ministeries der
laatste jaren. Daarom vindt men in dit
korte slotartikel slechts enkele aanteeke-
ningen.
Het Kabinet-Cort v. d. Linden, dat in 1913
optrad, omdat de rechterzijde verloor en de
linkerzijde tooh eigenlijk ook onmachtig was
een stevig kabinet te vormen vooral door
de weigering der S.D.A.P. om aan de regee
ring deel te nemen heeft zijn taak op
voortreffelijke wijze vervuld.
In de eerste plaats als oorlogskabi
net, dat met wijs beleid onze neutraliteit
wist te handhaven en met kracht optrad om
ons volk door de economische moeilijk
heden heen te helpen. Voorts door de school
kwestie principieel tot beslissing te bren
gen, zij het ook, dat daarmee gepaard ging
een Kiesrechtoplossing, welke wij in wezen
niet konden toejuichen, al behoefde men
tecen de praktijk geen bezwaren te hebben.
Was het om het Christelijk volksdeel be
scheidenheid te leeren, dat noch Kuyper,
noch Lohman, noch Schaepman het bijzon
der onderwijs gelijkstelling mochten bren
gen, doch dat God dit overliet aan een libe
raal, wiens zin voor rechtvaardigheid reeds
.voor zijn optreden spreekwoordelijk was?
Hoe het zij: het Nederlandsche volk is
groote dankbaarheid verschuldigd aan Gsrt
v. d. Linden en zijn mannen en het Christe
lijk volksdeel heeft dat duidelijk getoond,
want 't heeft den stembusstrijd in 1918 niet
ontsierd door een campagne, zooals we die
tegen Kuyper en Heemskerk en ook later
tegen Colijn en Ruys gekend hebben. Dat de
rechterzijde echter jprincipieel, om der
wille van het beginsel tegen het vrijzinnige
kabinet stelling nam, spreekt van zelf en
kon niemand euvel duiden.
Het resultaat was niet schitterend, maar
toch zóó, dat 9 September 1918 weer een
rechtsch Kabinet kon optreden,
De rechtsche kabinetten tot heden
Het was een versplinterde stemming als
nooit te voren; in de Kamer waren niet
minder dan 17 partijen vertegenwoordigd.
De groote drie rechtsche partijen telden 50
leden, nl. 30 R.K., 13 A.R. en 7 C.H. De coali
tie stond dus, vergeleken met de andere
partijen, toch tamelijk sterk. Dus kon het
vierde coalitie-ministerie met vol vertrou
wen optreden; ditmaal onder Roomsch-
Kath. signatuur: Jhr Mr Ch. J. M. Ruys
de Beerenbrouck werd kabinetsfor
mateur. Naast hem stonden mannen van
erkende bekwaamheid, zooals Jhr v. Kar-
n e b e e k, Mr T h. H e e m s k e r k, Dr J. T h.
de Visser en Mr A a 1 b e r s e.
Fortuinlijk met zijn leden was dit eerste
ministerie-Ruys niet. Aan Marine zetelden
achtereenvolgens, hetzij ad interim (tijde
lijk) of voor „vast" maar zoolang het
duurde: Alting van Geusau, Naudin ten
Cate, Ruys zelf, Mr Bijleveld, Van IJssel-
steyn, Pop en J. J. C. van Dijk. Bij Finan
ciën trad na drie-jarig bemind Mr S. d e
Vries C.zn af en daarna kwam Jhr de
Geer; Oorlog zag Alting van Geusau, Ruys,
'Jhr. Mr. Ch. J. M. Ruys de Beerenbrouck
Jhr. Mr. D. J. de Geer
Pop en J. J. C. van Dijk; bij Koloniën
moest Idenburg aftreden.
Prachtig werk heeft dit Kabinet gedaan;
op bestuursgebied in de revolutionaire
periode van Troelstra; op wetgevend
gebied de uitvoering van de financieele ge
lijkstelling tusschen openbaar en bijzonder
onderwijs; op sociaal gebied de voltooiing
grootendeels van Talma's sociale wetgeving.
Tenslotte kwam de herziening der Grond
wet met name ook de Kiesrechtwijziging
en de indruk van allen was zoo goed, dat
in September 1922 het Kabinet aan het be
wind kon blijven, steunend op 59 leden der
rechterzijde.
Het tweede kabinet-Ruys de Beeren
brouck, waartoe sinds Augustus 1923 ook
C o 1 ij n behoorde, trad 4 Augustus 1925 af,
omdat „het zijn taak als geëindigd be
schouwde". Op rozen was dit kabinet trou-
vens niet gegaan. Het had reeds op 26 Oc
tober 1923 ontslag gevraagd, omdat de
Vlootwet was afgestemd met behulp van
10 ontevreden Roomsch-Kath. Kamerleden
onder aanvoering van Mr Van Schaik.
Eigenlijk was het daarmee ook uit met de
coalitie, want slechts noodgedwongen
kwam 'het ministerie op zijn ontslag-aan
vrage terug: er was niemand om het bewind
over te nemen.
Ook in 1925 bleef rechts in de meerder
heid en C o 1 ij n, die door zijn financieel be
leid sterk naar voren was getreden, werd
Kabinetsformateur. Hij kwam met zijn eer-
ste ministerie voor het front en, het mocht
er zijn. Maar het mocht niet lang blijven.
Het coalitie-cement scheen verpulverd.
Wierpen in 1923 eenige Roomsch-Katho-
lieken roet in het eten, in 1925 konden de
Christelijk-Historischen en een paar Anti-
Revolutionairen zioh niet aan de zuigkracht
van 't anti-papisme onttrekken. Kersten
.ingbeek zaten beiden op het vinke
touw om het ministerie dwars te zitten en
eerste was den tweede juist met een
neuslengte voor bij de indiening van een
amendement om het gezantschap bij den
Paus af te schaffen. Dit voorstel kreeg met
behulp der linkerzijde, die zuiver politieke
bedoelingen had, de meerderheid en het
Kabinet vroeg ontslag op 11 November 1925.
Na velerlei strubbeling gelukte het pas
op 8 Maart 1926 aan Jhr de Geer om
nieuw kabinet te vormen, een zoogena<
extra-parlementair, doch in wezen Christe
lijk ministerie, al zaten er ook mannen in
als Kan en Van Royen.
Ruim drie jaar hield De Geer het uit;
vóór de periodieke verkiezingen in 1929 bood
het zijn ontslag aan en op 10 Augustus
werd dit aanvaard; toen kon het derde
ministerie-Ruys deBeerenbrouckqp
treden; sterk door mannen als Mr Dr J.
Donner, Mr J. Terpstra, Jhr de Ge
en Dr Deckers. Het bleef aan tot 26 Mei
1933, toen Dr C o 1 ij n weer een kans kreeg.
Hij vormde toen zijn tweede Kabinet.
Wat de samenstelling betreft was het
geenszins een coalitie-Kabinet. Dr Colijn
achtte de nood zoo abnormaal, dat hij een
beroep deed op alle partijen, uitgenomen de
S.D.A.P., wier trouw en betrouwbaarheid
nog moesten blijken, om hem te steunen.
Wel koerste het Kabinet, waarin twee anti
revolutionairen, twee christelijk-historischen
en vier roomsoh-katholieken zitting hadden
in Christelijke, laat ons zeggen algemeen
Christelijke richting, maar ook vrijzinnigen
als Marchant, Oud en Kalff maakten
er deel van uit.
De werkzaamheden van het Kabinet-
Colijn van 1933 tot 1937, liggen nog versch
I in het geheugen. Menigeen denkt nog met
i smart of wrevel aan de loonsverlagingen,
1 belastingverzwaringen en andere onaange-
name maatregelen. Maar wie eerlijk is zal
met dankbaarheid erkennen, dat een schoon
j doel nagestreefd en tot heden bereikt is:
ermindering der staatsuitgaven en daar
door handhaving van het staatscrediet: een
zegen voor gansch de bevolking.
Een vergelijking met andere landen moet
tot waardeering van het werk van Colijn
en de zijnen leiden.
Helaas dacht de Roomsch-Kath. Kamer
fractie er begin 1935 anders over, want haar
leider, Mr Aalberse, verklaarde geen ver
trouwen meer te hebben in het kabinet en
dit trad daarom op 31 Juli af. Doch daar
het, evenmin als natuurboter, niet te ver
vangen bleek te zijn, trad hetzelfde kabi
net (het derde ministerie-Colijn), na eenige
wisseling van personeel, weer op. Zijn werk
was nog niet af.
Blijkbaar dacht ons volk er in zijn ge
heel in 1937 ook zoo over, want Colijn
bracht 17 partijgenooten in de Kamer
rechterzijde was ver in de meerderheid.
Hoe ook aangevochten, het was duidelijk,
dat Dr. Co 1 ij n de teugels voor de vier-
aal in handen moest houden. Het
geen dan ook geschiedde, al kwam er weer
eenige wisseling van portefeuilles.
Een coalitie-kabinet? Net zoo gij het
ten wilt. In elk geval is het vierde Mi
nisterie-Colijn een Christelijk kabinet. He
laas is thans zijn voornaamste taak gelijk
aan die, welke Colijn in 1911 bij zijn eerste
ODtreden te vervullen had: versterking der
weermacht wegens dreigend oorlogsgev
Toen kwam na drie jaar de vreeselijke
•ereldoorlog van 1914. Laat ons God bidden,
dat een nóg vreeseTjker catastrofe ons
gespaard blijft; dat we wel geld offeren
ze veiligheid, maar dat er geen i
schenoffers van ons volk gevraagd worden.
Zwaar blijft toah overigens de taak van
het Kabinet, want de schrijnende werkloos
heid knaagt al sinds jaren aan de econo
mische en geestelijke weermacht van
volk.
Behoudens intermezzo's, welke wel deu
ken in het front brachten, maar tooh in
feite de lijn niet konden breken, zijn we
thans gezegend met een halve eeuw Chris
telijk regeeiïngsbeleid. Gezegend, door God,
teleurgesteld vaak in en door menschen.
God voegè er nog vele jaren aan toe en
H,ij bekwame hen, die tot regeeren geroe
pen worden, om trouw en met energie de
geestelijke en stoffelijke belangen van ons
volk te dienen.
„Gezonde pendant van Bartje".
„Hielko is een gezonde pendant van Bartje.
Gelijk Anne de Vries met één publicatie
zijn reputatie als schrijver vestigde, zoo
heeft thans Wolf Meesters bewezen auteur
van capaciteiten te zijn. Een bekend recept,
zijn roman? Wat praat Ge ervan alsof
men volgens een recept een zoo frisschen,
dartelen jongen met een eigen ziel en een
eigen hart zou kunnen samenstellen en laten
leven! De verleiding is groot hier nog meer
voorbeelden aan te halen van het zeer bij
zondere talent van dezen nieuwen schrijver."
Dit zegt H. BURGER in De Standaard over
„Hielko van Oaltje."
ROTTERDAM LLOYD RAPIDE
De firma Ruys en Co., hoofd-agente v_.
N.V. Rotterdamsche Lloyd, meldt, dat de
boottrein, rijdende in aansluiting op het 17
aezer te Marseille verwacht wordend m.s.
„Baloeram" den lSden dezer om 6.16 te Roo
sendaal, om 7.09 te Rotterdaim D.P. en 7.33
te Den Haag H.S. zal aankomen.
Aankomst Amsterdam C.S. 8.45.
De verkoop der
postzegels. ten
bate van cultu-
reele en sociale
doeleinden is
weer begonnen.
Het verkoop-
tentje op het.
hoofdpostkan
toor te Rotter-,
dam.
Voorloopig Verslag over het
wetsontwerp tot wijziging
van de L.O.-wet 1920
Onrustig beleid
van den Minister
Wettelijk recht op rijksvergoeding
volkomen illusoir?
Verschenen is het Voorloopig Verslag
van de Tweede Kamer over het wetsont
werp tot wijziging van de L.O.-wet 1920
en van daarmee verband houdende be
palingen der Pensioenwet 1922.
Vele leden gaven uiting aan hun te
leurstelling, dat in dit wetsontwerp
wordt voorgesteld de invoering van een
vierjarige Kweekschool met behoud van
de afzonderlijke akte van bekwaamheid
als hoofdonderwijzer. Zij gaven de voor
keur aan een driejarige vooropleiding,
gevolgd door een vijfjarige kweekschool
met als eindresultaat de eene onderwijs
bevoegdheid zonder afzonderlijke hoofd-
Versoheidene van deze leden zouden er
bovendien de voorkeur aan geven, als de
toekomstige onderwijzers eerst een H.B.S. of
gymnasium doorliepen. De huidige kweek
schoolopleiding verengt hun gezichtskring
en daarom achtten deze leden de huidige
opleiding een ramp.
Verscheidene andere leden vonden het be
leid van den Minister onrustig. Zonder zelfs
de resultaten van het eerste eindexamen der
driejarige kweekschool af te wachten, wordt
deze kweekschool onbevredigend genoemd,
hoewel zij kort tevoren niet onvoldoende
werd geacht.
T.a.v. het pleidooi voor een vijf-jarige op
leiding voerden vele leden aan dat deze van
de schatkist aanzienlijk hoogere offers zou
vragen. Waarschijnlijk zouden ook. door de
te hoog gestelde eischen, tal van goede op
voeders van het anderwij zensambt worden
uitgesloten. Deze leden meenden, dat de
kweekschool juist een bij uitstek gunstige
6feer schept, waarin de a_s. onderwijzers
niet alleen zich de noodige kennis en be
kwaamheid voor hun toekomstige taak kun
nen eigen maken, doch waarin ook aan de
vorming van hun geheele persoonlijkheid
tot een goed onderwijzer bijzondere zorg kan
worden besteed. Dat hun gezichtskring in
die omgeving te eng zou worden, is niet
waar. Deze leden wezen er bovendien op,
onderwijzersopleiding, aansluitende
aan H.B.S. of Gymnasium, te langdurig en
te zwaar zou zijn. Langs dezen weg zou op
den duur niet kunnen worden voorzien in
de aanvulling van een korps van bijna
40.000 personen.
Wel achtten deze leden de uitbreiding
van den cursusduur tot vier jaar een nood
zakelijkheid.
Met betrekking tot de behartiging van de
practische oefening, merkten de hier aan
het woord zijnde leden op, dat de practische
opleiding thans inderdaad zeer veel te wen-
gere school de theoretische kennis der on
derwijzers in het algemeen wel voldoende
kan worden geacht, laat de practische ge
schiktheid van vele leerkrachten te wen-
schen over.
Verscheidene dezer leden waren echter
an oordeel, dat het ontwerp in deze rich
ting nog niet ver genoeg gaat, omdat noch
bij het onderwijs, noch bij het examen aan
de practijk der opleiding een voldoende
plaats is ingeruimd.
De financieele gelijkstelling
T.a.v. de financieele gelijkstelling van bij
zonder en openbaar kweekschool-onderwijs
wezen vele leden er op, dat het voldoen aan
al de voorwaarden, in art, 156 genoemd, aan
op te richten en thans bestaande,
doch niet gesubsidieerde bijzondere kweek
scholen geen enkel recht op rijksvergoeding
geeft, doch deze volkomen afhankelijk stelt
van het subjectieve oordeel van de Kroon,
of de oprichting en instandhouding va
kweekschool al dan niet door de behoefte
aan onderwijzers wordt gevorderd en of
's lands financiën de rijks vergoeding van de
kosten daarvoor gedoogen.
Niet kan worden ontkend, dat hier
door het wettelijk recht op rijksvergoe
ding, in art. 156 belichaamd, voor nieuw
te stichten en thans niet gesubsidieerde
bijzondere kweekscholen volkomen il
lusoir wordt.
Om dit te ontgaan, zouden in de wet i>
objectieve normen voor het bepalen van de
behoefte aan een bijzondere kweekschool
moeten worden geformuleerd, óf zoodanige
regelen voor de beoordeeling der behoefte
moeten worden gesteld, dat de objectiviteit
daarvan voldoende is verzekerd.
Een open oog hebbend voor de groote
moeilijkheden, aan een zoodanige wettelijke
regeling verbonden, en aannemende, dat,
althans voorloopig, door de thans bestaande
en voor rijksvergoeding on aanmerking ko
mende bijzondere kweekscholen, op vol
doende wijze in de behoefte wordt voorzien,
wilden de hier aan het woord zijnde leden
dusdanige regeling thans niet aan
dringen, maar gaven zij dan tooh in over
weging, het eerste lid van art. X zoo te re-
digeeren, dat het inderdaad het karakter
van een overgangsbepaling zal verkrijgen.
uitkomst is Koffie Hag, wan
neer U hart en zenuwen de prikke-
lende werking der coffeïne wil$
besparen, want Hag is coffeïne-
vrij! Het gedurende 30 jaren be
proefde Hag-procédé waarborgt
bovendien de volle 100% van bet
kostelijke aroma, het kenmerk van
öitgezochte hooglandkoffie. j
Ook de tweede soort, „Sanka", fa
beel goed en kost slechts 44 ets.
per pakje.
M. NCRV-U1 tzen-
wUafc
leren. 6.51
•iftlezing. me<übatle, ge
wijde muziek (gr.pl.). (Om 8.15 Berichten).
8.30 GTfwn.muzlek. 9.30 Gelukwenschen. 3.48
Gram.muziek. 10.30 Morgendienst. 11.00 Gram,
muziek. 11.15 Zang met pianobegeleiding, :n
gram.muziek. 12.15 Gram.muziek. 12.30 Solis
tenconcert. en gram.muziek. 2.00 Gram.pla
ten. 2.25 Utrechtsoh Strijkkwartet,
muziek. 3.30 Gram.muziek. 3.45 Zan_
4.45 Felicitaties. 5.00 Voor de klnderei
Gram.muziek. 6.30 Taallessen en causerie
over het binnen-aanvarlngsreglement. 7.00
Berichten. 7.15 Land- en tuinbouwpraatje,
7.45 Reportage. 8.05 Berichten ANP., herha
ling SOS-Berlahten. 8.15 Orgelspel. 9.00 Cam
serie: „Toerisme en kunst". 9.30 NCRV-Salon«|
orkest. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Causerlai
voor amateur-fotografen. 10.20 Vervolg con
cert. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg con
cert 11.30 Gram.muziek. ca. 11.50—12.00
Schriftlezing.
HILVERSU
301.5 M. VARA-ritzendlng,
en 7.30.8.00 n.m. VPRO,
k. (Om 8.16 Beriohten). 9.3Ö
Ie keuken. 10.00 Morgenwm
ending voor Arbeiders in de
i. 11.30 Causerie: „De besteJ
6.55 Reportage.17.00 Gra
ng. 7.30 Cyclu:
Reportage. 6.30—
ik. 7.0(
i ons geloof",
i 03 Berichten
'-Amusements
i „Ois
8 00 Herhali:
ANP. VARA-Varia
orkest 8.45 Radio
Oké". 10.30 BerlCil
eert 11.16 Fragmenten uit de operette' „Dae 1
Ministertutn 1st beleidlgt". 11.4512.00 Gram,
8.15 „Sylvla'
toneel. 9.15
en ANP. 10.35 Harpv.
nd Rhythi
iziek.
0.00 Orgel, 10.30 Opera.
ETJLEN 456 M. 6.30 Orkest 8.50 Orkest. 12.20 1
Militair concert. 2.30 Concert 4.50 Orkest en
pianoduo. 5.50 Cembalo. 7.30 Symphonle-or-
kest. 9 20 Koor. 9.50 Strijkkwartet 10.50 OrJ l
kest, 12.20 Orkest.
Orkest. 5.20 Piano. 7.20 Orl<
Kostenberekening onjuist?
Velschillende groepen van leden betwij
felden, of de kostenberekening wel juist is.
Men had den indruk gekregen, dat de re
geering vijf nadeelige factoren over het
hoofd heeft gezien: de vermindering van den
jeugdaftrek, de vermoedelijke toeneming
van het aantal lesuren in de kweekscholen,
de kosten van de afdeeling B en C, de ver
goeding van een zeker percentage der aan-
schaffingskosten van het gebouw en de
noodzakelijkheid van hot toekennen van een
z.g. leerschoolmarge.
Naar de meening van verscheidene leden
leidt dit wetsontwerp aldus tot een verhoo
ging der onderwijsuitgaven met meer dan
een half millioen gulden, een verhooging,
welke in het rijksbudget tot uitdrukking zal
komen, juist als na 1940 de verzwaarde
sohen overlaat. Terwijl immers voor de la- defensie-lasten volledig op de begrooting
12.50 en l.Sfl
8.20 Symphoj I
484 M.: 12.50 en 1.30 Orkest. 5.20 Orkest. 6.51 C
Viool. 6.05 Concea-t. 8.20 Orkest. 8.50 RadioJ 6
toon eel. 9.35 Concert. y
DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.30 Orkest
8.20 Orkesten. 9.20 Koor. 10.50 Kamerorkest!®
11.20 Orkest. 12.20 Orkest. |g
zullen gaan drukken en zal moeten worden
voorzien in de gevolgen van den achterstand t
in de stortingen in sommige rijksfondsenj„.
Daarnaast legt het ontwerp, zooals reeds
eerder werd betoogd, op de ouders der kwee«P
kelingen den last van een jaar langer doe
opleiding hunner kinderen te bekostigen,T
Geschat op 400,per jaar, krijgt de volks
huishouding dientengevolge 1600 maal
400,is 640.000,per jaar te dragen, op
te brengen hoofdzakelijk door ouders met
smalle beurzen.
Verscheidene leden verklaarden aan
deze verhooging van uitgaven en ver-
zwaring van lasten niet te kunnen me
dewerken en daarom aan dit ontwerp
hon stem niet te zullen geven.
te
Vele leden meenden, dat in dit ontwerJM
veel te veel aan de Kroon of aan den Minispv
ter is overgelaten. fc<
Vele leden drongen er op aan, dat in d^w-
Wet worde gewaarborgd het bestaan van eeijtv
afzonderlijke inspectie voor de onderwijzers^
opleiding, rechtstreeks aan den Minister on»(
dergeschikt is. Zij merkten op dat sinds 1 Jaij-
1933 de onderwijzersopleiding een eigen ii*ve
specteur bezit. Dit centrale toezicht heer
zeer bevredigend gewerkt. Zij achtten
tijd rijp, deze instelling in de Wet vast U#,
Jf
Een matte of gebruinde teint staat altijd charmant
Amilda-crême, die tevens zoo goed is voor de huid, is verkrijgbaar in deze twee begeerde teinten. Mat en Bruin. Doos 50 en 25 c*
Jong was ze nog, hopeloos jong, voor het leven, dat wachtte.
Geen uitzicht meer, geen hoop. Gekluisterd aan een man,
dien ze nooit meer zou kunnen vertrouwen en dien ze zoo
liefhad, ook nü nog.
Angstig helder herleefde het verleden. De straat bij school,
Ella van Rees, Ger Wolters. de stille uren van denken aan
de toekomst, het eerste bezoek aan mevrouw Wayboer, en
dan moeder, moeder, die verslagen is, als ze hoort, hoe haar
kind de toekomst wenscht, vader, die zijn teleurstelling niet
.verbergen kan en dan Hans. O, had ze hem toch nooit
ontmoet, dan was ze alleen gebleven, stellig, geen ander zou
ze hebben liefgekregen, ook Ko niet. alléén, maar dat zou
'duizendmaal beter geweest zijn dan dit.
„God, o God, waarom toch!"
'Alles had ze voor Hans gedaan, haar ouders zelfs verzaakt
om hém. Had ze soms niet geweten, hoe graag vader en
moeder haar bij zich hadden gezien, dat laatste studiejaar?
Had ze niet gevoeld, hoe de oude menschen hadden gehoopt
op samenwonen? Om Hans had ze het gelaten en nü
Hoe had ze voor hem gebeden! Hoe had ze na dat van
Ella gesmeekt om te kunnen vergeven en-vergeten». om nooit
ineer zooiets te hoeven beleven.
Niet verhoord!
Was er wel een God van liefde, die regeerde? Of was er
een macht ten kwade, waaraan je niet ontkomen kon?
Ko! wat een trouwen, besten man zou ze aan hèm hebben
gehad. Die jongen zou ook gebeden hebben, die jongen was
ook niet verhoord. God, de Almachtige, had toch kunnen
maken, dat ze dien jongen liefkreeg? En nu nu waren er
twee lévens vernield.
„God, hou me vast, ik ga U loslaten", kreet ze in uitersten
zielenood.
Moeder had dit niet geweten! Het eenige lichtpunt. Vader
mocht het niet weten. Voor vader zou ze de gelukkige
moeten blijven spelen. Haar verscheurde ziel zou ze moeten
verbergen achter een lachend gelaat. Morgen zou ze in deze
kamer weer moeten praten met allerlei menschen, zou ze
klachten moeten hooren over lichamelijke pijntjes, zelf met
zielepijn, die niet te stillen was, zelf met een ongeneesbare
hartewond. Die menschen maar wisten ze misschien al
iets? Zoo bijzonder sterk toonden ze hun medegevoel, sterker
dan men verwachten kon bij het verlies van een bejaarde
moeder.
Jo! Zou zij het zijn? Schuilde daarin de antipathie van de
patiënten? Was daaruit de nauw verholen haat van Emma te
verklaren? Maar dat kón toch niet Jo, een meisje van
Christelijke richting
Onze menschen!
„Wat ben je naief", had Ger Wolters gezegd.
Zou dan tóch
De uren vergleden. Emma was thuisgekomen. Had na
tuurlijk gevraagd, of er nog iets voor haar te doen was, was
met een groet ook voor deze kamerdeur naar bed gegaan.
Hans zou haar wel met een stalen gezicht te woord hebben
gestaan.
Dat kón hij. Dat moest zij ook kunnen. Dat zóu ze kunnen.
Met de tanden op elkaar zou ze het leven weer ingaan,
niemand doen zien, hoe ze leed. Ze wenschte geen meelij, ze
wenschte zichzelf te handhaven, desnoods in onverschillig
heid. Ze vreesde minder zich den vreemde te toonen, dan
samen te zijn met hèm. Dezelfde betuigingen te hooren, als
verleden jaar ze kón het niet. Weer te moeten hooren,
dat zij toch nummer één was, ze walgde er van. En dan dat
berouw, dat schelden op zijn zwakheid
Kwam hij de trap op? Ja, hij probeerde de deur open te
doen. Mis. Die was op slot.
„Willy?"
Ze gaf geen antwoord.
„Willy. mag ik niet bij je komen?"
„Nee. liever niet. Ga maar naar bed. Ik blijf hier."
Hij ging naar beneden. Het werd twee, drie, vier uur
Weer kwam hij naar boven. „Willy, er zijn dingen, die
we moeten bespreken."
Dat was helaas waar, dus opende ze de deur. Rood om
rand én gezwollen stonden zijn oogen. Hij had gehuild. Bah,
zoo'n slappeling.
„Kind ik
„Ga asjeblieft zitten en raak me niet aan."
„Wil je dan naar me luisteren?"
„Dat zal wel moeten."
„Ik héb financieele moeilijkheden gehad, Willy! Ik heb
goede stukken moeten verkoopen, die op dat oogenblik erg
laag stonden."
„Wanneer was dat?"
Hij antwoordde niet.
„In dien tijd» dat ik in Woudewijk was?"
„Nee, eerder al. Maar het een is oorzaak van het andere.P*
„Het geld van het boekje heb je toch zeker met Jo opL
gemaakt. Het geld, dat ik verdiend had." L
Hij kromp ineen. Dus töch.Jo. hf
„Ik zal je eerlijk alles vertellen, Willy, je moet dan maal
weten wat je doen wilt. Ik verdien je haat, je afschuw^
o ik
„Asjeblieft niet meer van die praatjes. Daarmee bereik jl
niets. Geef het boekje. Ik wil zien, wat er nog is."
Nog veertig gulden stond er op.
„Zoo. En deze week heb ik minstens zeshonderd noodig
De huur voor April moet ook met enkele dagen wordel
betaald."
,,'k Zal een stuk van duizend verkoopen, waarvoor ik o|
het oogenblik nog geen achthonderd krijgen kan."
„Dat zal het beste zijn. Beter nog was het geweest, als jl
daar je dame van had betaald."
„Schei nóu uit, zeg! Ja, ik ben een paar keer met Jo ulr
geweest, nou ja, dat spijt me bar, maar hoe was mijn level)
die twee maanden? Je wilt dan ook wel eens een beetjl -
gezelligheid. Dat heele uitgaan bestond trouwens in eet
concert, een bioscoopje, een goed tooneelstukIk
hier geestelijk dood in dit gat. Duizenden mannen doen hed*
zelfde, zonder dat hun vrouwen er aanmerkingen ovd
maken, maar jij valt overal over. Het grootste deel van he
geld had ik noodig om oude schulden af te doen. Natuurlijl
dacht ik het van mijn eigen geld terug te betalen, maar kaL
ik helpen, dat die papieren zoo gekelderd ^jn? Als diT
notaris me even geholpen had, was alle misère van de luct
geweest," D
Wordt vervolgd* f"