do^AÏjMu
X 'RUILBEURS
DOVEN-HARDINXVEID
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen.
CORRESPONDENTIE
H. ten B. te Rijnsburg. De aanvraag is veran
derd in 246 X 4 984 pt. U kunt daar dus D.E.
Voo rkrijgen en zooveel punten erbij zenden als
T. B. te Ouddorp. In de rubriek van 16 April
staat het antwoord reeds: 62 Rivieren genoteerd.
J. v. d. B. te Schiedam. Alleen Paulabons waar
van de geldigheidsduur nog niet verstreken is,
nemen we aan.
T. v. V. te Tienhoven. U krijgt 868 D.E.-bons,
Voor Dobbelman en Pette, zie art. 8.
D. H. te Bodegraven. 189 D.E. genoteerd. Boer
derij en Waar wij wonen-bons zijn verloopen.
Stuurt u s.v.p. 20 cent?
Mej. S. L. te Oud-Beyerland. 165 D.E. genoteerd.
Mej. R. te Driebergen. Totaal 158 D.E. genoteerd.
C. B. N. te Papendrecht. Ook oude Hillebons
kunt u zenden. 41 Vim genoteerd.
A. C. v. B. te Rotterdam. Rivieren zijn 4 pt.
105 stuks genoteerd.
C. J. v. d. G. te den Haag. Riem-Vis vroegen
we niet. 93 Bezige Bijtjes genoteerd.
Mej. W. R. te Huizen. Rivieren zijn 4 pt. Te goed
74 D.E.
I. v. R. te Scheveningen. 57 Rivieren genoteerd.
Mevr. S. te Rotterdam. U krijgt 16*4 Vim.
S. v. d. B. te Schiedam. 9 Rivieren genoteerd.
Joh. D. E. te Schiedam. 96 Rivieren genoteerd.
Joh. D. E. te Rotterdam. Hille 8 pt, Bussink 8
pt., Droste 20 pt., Coelingh 3 pt. Zie art. 8.
Mej. R. te Gouda. Stuurt u maar 72 Rivieren.
P. v. D. te Schiebroek. 120 Rivieren genoteerd.
ALBUMRUIL
Te koop: Verkade Kamerplanten en Paddenstoe
len. De albums zyn compleet en nieuw. Prijs 1
plus portokosten.
Voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
3 Tot 500 pt betaalt U 15 ct tot 1000 pt 20 ct
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
4 Van éér soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt per maand aangevraagd
worden.
5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 pet afgetrokken.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt per plaatje meer.
8 Oude Verkade, Klaverblad, Wascholine, Coe
lingh, Patria, Rademaker, Pette nemen we
niet meer aan.
Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd
worden.
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, HolL Zw.
Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok-
zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4,
Patria 10, Pette 6, Pleines 3, Rademéker 3,
Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wascholine 2.
Wie helpt aan: v. Rossum, Kwatta winkelierstroo-
ken, Haas en Van Brero, Scholten.
Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex
bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys,
Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand,
Winkeliersbons van Sickesz, Pax.
Kan iemand ons helpen aan bons van H. Smith te
Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door
Han Hollander?
Lucifersbons voor het luchtvaartalbum 1000 PK?
Postadres: De Ruilbeurs, Hardinxveld.
ten dienste van de lezers der Vijf Samen
werkende Christelijke Dagbladen.
POSTADRES VOORSTRAAT 166 zw.
DORDRECHT GIRO 1S4240
In het vorige nummer van ons Zondagsblad heeft
de zetter ons laten vertellen, dat er 750 jaar ge
leden al Russische vliegeniers waren, een feit, dat
we niet direct voor onze rekening willen nemen.
De eerste regel na „Rusland" moet luiden: „Ter
herinnering aan den laatsten Noordpooltocht" enz.
Als verdere nieuwtjes hebben we te vermelden
de uitgifte van een toeslagzegel in Frankrijk met
portret van wijlen J. Charcot, commandant van
het poolschip „Pourquoi pas" in de waarde van
65 centimes met een toeslag van 35 centimes. Deze
toeslag komt ten goede aan een fonds voor hos
pitaalschepen e.d. ten behoeve van de zeelieden.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de geboor
te van Leon Gambetta, een man, die een groote
rol heeft gespeeld in het Fransche openbare leven,
verscheen een herinneringszegel in de waarde van
55 centimes violet.
TSJECHO-SLOWAKIJE. Ter herdenking van den
20en verjaardag van den veldslag bij Bachmac
verscheen een frankeerzegel van 50 heller groen.
Verder verschen hier een serie Weldadigheids
zegels. 50 heller -f 50 heller groen; 1 kroon
50 heller wijnrood; 2 kronen 3 kronen zwart
De toeslag komt ten goede aan de hulpbehoeven
de jeugd. Het zegel van 2 3 kronen is gedrukt
op een speciaal velletje, voorzien van de initialen
T. G. M. en de handteekening van wijlen presi
dent Masaryk.
TURKIJE. Ook hier een serie weldadigheidszegels
in de waarden: kurus blauw; 1 kurus lila; 5
kurus groen.
Opdruk halve maan in rood op dezelfde soort
leven te gaan. Ze verliezen zich in het geluk van
hun kroost, en in de blijdschap van den rustdag,
die een oase is in de woestyn der beslommeringen
van eiken dag.
De Andelsche kerkgang draagt een gemoedelijk
karakter.
Hier wacht een groepje op een buur of vriend;
daar daalt een jong gezin nog even den betrap
ten dijk af, om op het ouderlijk hof een rug-
gekromden grootvader of een zilvergrijze groot
moeder af te halen.
Zoo trekken de geslachten naar de „vaste" kerk
banken van het voorgeslacht.
Tn dit dorp is gemeenschapsleven.
Er zijn twee kerken, en een ieder zoekt de zijne,
maar ze gaan gezamenlijk. Het is alsof ze voelen,
dat ze feitelijk bij elkaar hooren, omdat de grond
toon van hun leven dezelfde klankbasis heeft. Dit
is het juist, wat op dit vriendelijk Maasdorp
stempel drukt, en het vult met de ware zondags
sfeer. De sfeer, die God met zegen bekroont.
Als men hier weer eens zoo'n dag met het platte
landsvolk kan meeleven, dan voelt men niet die
verfoeilijke geest van eigengerechtigheid, die in
sommige streken van ons land onafgebroken z'n
domicilie heeft. Die geest, die harten, waarin
naastenliefde moest vlammen, doet afkoelen als
een onweer het zwoele zwerk.
Nu is het niet zoo, dat Andel een paradijs is, waar
het menschdom vrij is van smetten.
In geen geval, doch men proeft bij dit volk ver
draagzaamheid en zucht naar meer eenheid.
Misschien speelt hier het volkskarakter een rol.
De Andelaar is een gemoedelijk wezen. Hij is
hartelijk en gul. Z'n gansche bestaan is met deze
eigenschappen doortrokken. Toch is hij niet
énkel gemoedelijkheid. Verstand èn gemoed wonen
bij elkaar in en leven er ook samen naar buiten
uit Het is echter de zoete Brabantsche taal, die er
voor zorgt, dat hij in z'n gesprekken de goede toon
bewaart. Zoo verstaat de goei Andelsche miens de
k nst, de dingen leukweg bij den naam te noemen,
en zoo openhartig en eerlijk z'n meening te
zeggen.
Hij interesseert zich voor de belangen van gods
dienst, staat en maatschappij. Gaarne wijdt hij
daaraan de vrije zondagsuren, en debatteert er
een middagwandeling over, of praat er den avond
mee vol bij een bakske koffie.
Het gemoedelijk volk van Andel hoort hier thuis.
Dit schilderachtig dorpje is geen woonstee voor
een liefdelooze menschheid. Dan zou 't zyn als
een vloek in een lied.
Hier woont een volk, dat zich „voedt" met ernst
en humor een volk, dat turen kan over den
breeden Maasstroom en de verre velden, als moet
het daardoor z'n geestesblik verruimen.
Het is een genot den Zondag daar te verbrengen,
en vooral een lentezondag. Dan staan de ramen
van de dorpswoningen hoog opgeschoven, en
vloeit er op vele plaatsen orgelspel en gezang
naar buiten, dat in de natuurzangen van dijk en
dreef en laan wordt opgenomen, om mee omhoog
te stijgen naar den Schepper van dat al.
Straks spoedt de rustdag ten einde. De kosteis
hebben de kerkdeuren weer versleuteld. Jeugd en
grysheid keeren naar huis. De vale nacht komt
over het aardrijk neergezegen, en dekt ook dit
lieflyk oord toe.
Over enkele uren ontwaakt een nieuwe werk
week, en „rommelt" er weer de melkwagen over
den Maasdijk.
Zoo keert het leven om en om.
Keert het ook om en om voor den Andelaar, die
het voorrecht heeft een stukje aarde te mogen
bewonen, dat overvloeit van lenterijkdommen.
Hier kan hij z'n lichaam stalen door arbeid.
Hier kan hij z'n ziel laten volloopen met de
spraak van de stilte, en de zangen der rust.
zegels als de weldadigheidsuitgifte van 1934—35
doch met den tekst ,Kizil Ay" roode kruis.
FINLAND. Eenigen tyd geleden verscheen een
serie weldadigheidszegels volgens onderstaande
afbeeldingen in de waarden: 50 5 penni groen;
114 mark 15 penni donkerbruin; 2 mark
20 penni bruinrood; 3% mark 35 penni blauw.
De afgebeelde personen zyn: Makipeska, Orn,
Bergenheim en Nordenstam.
Waar over eenige maanden weer een nieuwe uit
gave verschijnt van den IJvert-catalogus en wy
voor deze maanden ruimschoots voldoende ge
prijsde boekjes in voorraad hebben, zullen we met
de prijsnoteering van de overige, nog aanwezige
boekjes wachten tot na de verschijning van den
nieuwen catalogus, omdat we anders veel te lang
blijven werken met een verouderde prijsnoteering.
Mochten er inzenders zyn, die toch prijs stellen
op directe waardeopgave, dan kan dit geschieden,
maar.... liever niet.
Tot de verschijning van den nieuwen catalogus
zal dus de hieronder volgende, de laatste waarde
opgave zijn. Men kan echter gerust doorgaan met
het inzenden van boekjes. Wy bewaren die dan
wel zoolang.
Waarde-opgave van ontvangen boekjes
Boekjes ontvangen van:
No 92 131.60; 84.65.
No 88 12.15
No 8 105.55.
No 105 49.35.
No 58 74.00; 92.20.
No 82 69.65; 1236.10; 174.65; 244.35; 270.75; 300.10.
No 96 268.30.
No 115 70.45.
No 9 336.60; 103.40; 55.20; 177.50; 259.10.
No 75 274.90.
Verder ontvingen we t.m. 9 Mei nog boekjes van:
No 18 2 stuks.
No 105 1
No 87 1
No 124 1
No 57. In het nummer van 9 April had uw boekje
al opgegeven moeten zyn, doch is abusievelijk
achterwege gebleven. De waarde is 72.00.
MILLIOENEN SCHEERMESJES
EEN PROOI DER GOLVEN
De scheermessenkoning Gilette heeft tijdens zyn
leven een verbitterden strijd om het behoud van
zijn patentrechten moeten voeren en die strijd is
nog niet geëindigd. De maatschappij onderhoudt
een eigen uitgestrekten detectiven- en spionnen-
dienst, die tot taak heeft alle fabrieken van mede
dingers te controleeren, of er geen inbreuk ge
maakt wordt op de patentrechten van Gilette.
Een reeks processen zijn by de rechtbanken in
Amerikaansche staten nog in behandeling. Gili te
beproefde alles om van lastige concurrenten be
vrijd te worden.
Het scheerapparaat is in de Vereenigde Staten een
zeer begeerd en voornaam artikel en men hoort
met verbazing, wat men al uit dit nietig voor
werp kan maken. Zoo koopt een horlogemaker in
New-York oude scheermesjes om er nauwgezet
loopende uurwerken van te maken. Een boer in
Texas heeft er een grasmaai-machine mee ge
maakt.
In Duitschland heeft men er potloodslijpers en
sigarenknippers van vervaardigd.
Van den anderen kant hechten de fabrieken van
Gilette er groote waarde aan, dat uitsluitend eer
ste klas scheermesjes in den handel komen.
Een kleine fout en het mesje wordt dadelijk bij
het oud ijzer gegooid. Ondertusschen hadden zich
zoo vele afgekeurde mesjes opgehoopt, dat men bij
't ministerie van Oorlog toestemming vroeg deze
scheermesjes in den Oceaan te mogen werpen.
Werkelijk laat de fabrikant tweemaal per maand
een schip uitvaren, om de afgekeurde scheermes
jes in het water te gooien.
Kort geleden werd hier een record behaald: een
lading van 19 millioen mesjes werd aan de diepte
der zee toevertrouwd. Deze mesjes vertegenwoor
digden een waarde van ongeveer 2 millioen dol
lar, dat is rond 3.5 millioen gulden. In dit op
zicht zou in een ander land spaarzamer gewerkt
worden, door de mesjes ergens ander voor te ge
bruiken. In Amerika echter is zulk een methode
de beste, want het is een uitstekende, zij het dan
ook dure reclame.
224
later toch weer in moest pakken. Zoodoende wer
den zijn mooie frissche groenten ook hoe langer
hoe minder waard en kon hij er lang zooveel niet
meer voor vragen als aan het begin van den
morgen.
Hij riep een voorbijgaand vrouwtje met etens
waren aan, want sinds gisteren had hy niets
anders gegeten, dan de versnaperingen, die zijn
vrouw hem meegegeven had voor de kinderen van
zijn broer. Het vrouwtje knielde naast hem neer,
om wat rijst met toespijzen in een pisang
blaadje te pakken.
„Waar kom je vandaan?" vroeg ze.
„Uit de bergen; ik ben gisteravond al op pad ge
gaan, maar heb nog niets van mijn groenten kun
nen verkoopen. En zyn het geen prachtige groen
ten? Ik begryp bet niet, dat al die menschen daar
nu maar zoo weinig voor geven willen", antwoord
de hij, blij dat er tenminste iemand was, die inte
resse voor hem toonde.
„Maar vraag je dan niet te weinig voor je waar?"
vroeg het vrouwtje verder. Ze kende die rare ge
woonten van de Hollanders wel. Altijd wilden ze
slechts de helft betalen van wat je vroeg. En
daarom vroegen ze hier in de stad steeds twee
maal zooveel, dan ze er in werkelijkheid voor heo-
ben moesten.
Hij bedankte haar voor haar goeden raad en ging
weer getroost verder. Waarschijnlijk had 't daar
aan gelegen, hy zou er nu rekening mee houden.
Bij het volgende huis trof hij het! Ze lieten hem
alles uitstallen en zochten er toen het beste uit.
„Nu man, wat moet je voor dit beetje hebben?"
Hij rekende vlug uit: voor een kwartje wilde hij
er wel af, dus vroeg hij een halven gulden.
„Maar man, je bent veel te duur! Een kwartje is
meer dan genoeg. Meer geef ik heusch niet.
Bovendien heb je al den heelen dag met die
groenten langs de deur geloopen, want ze is lang
niet frisch meer. Het is dus goed betaald".
De mevrouw kreeg het voor een kwartje en glun
der stak hij het geldstukje tusschen zijn riem,
waar zijn geldzakje zat. Dat ging prachtig zoo!
Na een keer of drie had hy al twee gulden ge
beurd, de prijs, dien hij •mders voor al zijn
waar van de opkoopers ontving. Alles wat hy nu
nog verkocht, was voordeel voor hem. Zou hy nu
eens wat meer gaan vragen, misschien kreeg hy
dat er ook voor. Wat zou zijn vrouw blij zijn, als
hij zooveel geld terugbracht!
Hij kwam voorbij een mooien Japarischen winkel,
waar veel menschen naar binnen liepen. Zou hij
eens gaan zien, of er iets moois voor zijn kinde
ren te krijgen was? Hij liet zijn manden voor den
winkel staan, want die kon hij in die drukte toch
niet by zich houden. Hij liep eens langs ver
schillende afdeelingen en zag dingen uitgestald,
die hy niet thuis kon brengen. Waar ze al die hel
gekleurde dingen voor gebruikten, daar had hij
geen flauw vermoeden van.
Opeens zag hij een groote zak knikkers hangen.
Dat zou wat zijn voor zijn kinderen! Een langs
loopenden Japannees vroeg hy naar den prijs,
maar die verstond zijn Javaansch niet en hij ver-
L
OP een goeden avond waren we eens op be
zoek bij Prof. Dr A. Lecerf, den be
kenden hoogleeraar in de Gereformeerde Dogma
tiek aan de Vrije Faculteit van ^mtrxstantsche
Theologie in de stad
Parys. We zaten in de
bibliotheek van den
heer des huizes, waar
honderden boeken uit
de 16de eeuw in perka
menten omslagen in
lange rijen staan. Onze
gastheer geraakte op
zijn praatstoel. En dan
is het zaak z'n ooren
wijd open te sperren,
want daarbij kan men
zeer interessante din
gen vernemen. Het on
derwerp leende zich bij
zonder hiervoor: 't ging
over den oorlog. Prof.
Dr Lecerf was van het begin tot het einde van 't
verschrikkelijke conflict aalmoezenier. Hij was
o.a. langen tijd in het overgebleven stukje Vlaan
deren en ook in Noord-Frankrijk, waar nog een
kwart millioen menschen de Nederlandsche taal
spreken. De Professor gebruikte daar zijn vrijen
tijd om onze taal te leeren. Hij deed zulks om de
werken van Dr A. Kuyper en Dr H. Bavinck te
kunnen bestudeeren, teneinde de Fransche Pro
testanten te kunnen laten profiteeren van het
grootsche werk van deze beide geniale theologen.
Over het leeren der Ned. taal zegt de Parijsche
hoogleeraar: ,,'t Leek in den beginne wel eenigs-
zins op de studie van een doode taal. Maar het
werd de studie van een taal, die tot berstens toe
geladen is met levende en levcn-brenggnde
ideeën". Prof. Dr Lecerf is zelf Normandiër van
afkomst
stond het Maleisch van den Jap niet. Ten einde
raad hield hy hem zijn hand vol geldstukken voor
en de Jap haalde er een kwartje uit. Nu moest hij
slim zyn; dat was natuurlijk ook veel te duur. Hij
griste het geldstuk uit de hand van den Japan
nees weg en legde hem een dubbeltje en een
gobang (2% ct-stuk) voor. De Jap grinnikte eens
tegen dezen kennelijken dessaman en schudde
met zijn hoofd: Hier werd niet afgedongen.
Zoo ging de koop niet door, daar ieder voet bij
stuk hield. Wat een rare menschen waren die
Japanneezen toch! Hij liet wel tot de helft van
den prijs afdingen, maar by hèn gold dat niet!
Buiten gekomen wachtte hem een tweede ver
rassing: de manden stonden er nog wel, maar de
inhoud was verdwenen. Hoe kon dat nu gebeu
ren? Ze zouden zijn groenten toch niet wegge
haald hebben? Dan had toch zeker wel een van
de voorbijgangers gezien, dat hier op klaarlich
ten dag gestolen werd? Hij zocht eens om en
onder zijn manden, maar vond niets. Totdat een
voorbijgaand politieman hem vroeg, wat hij toch
„Maar had je dan je manden hier zoomaar staan,
zonder dat iemand erop lette?" Natuurlijk waren
er dan wel liefhebbers voor te vinden. Het was
ook erg dom zooiets te doen, het was zijn eigen
schuld, dat alles nu weg was!
Zonder een woord stak hij zijn manden aan de
draagstok en liep verdrietig verder. Nu hoefde
hij niet meer te zorgen, dat zijn groente nog
aan den man gebracht werd, dacht hij bitter. Een
ander had daar al voor gezorgd. Gelukkig had
hij nog die twee gulden in zijn riem. Nu zou hij
maar zien, zoo gauw mogelijk deze rare stad uit
te komen, waar alles heel anders uitkwam, dan
je verwachtte.
Tegen den avond begon hy zijn tocht naar boven,
hij liep den heelen nacht door, kocht 's morgens
bij zijn Chinees de gebruikelijke hoeveelheid
rijst en kwam tegen den middag doodmoe thuis.
Zijn vrouw en kinderen waren reeds bezorgd ge
weest, toen hij den vorigen avond niet thuis ge
komen was. Ze verwonderden zich ook nu, dat
hij niets anders meegebracht had dan de ryst. Dit
keer hadden ze zeker wel een kleinigheid ver
wacht. Had hij dan geen goede zaken gedaan met
de opkoopers? En waarom zei hy niets, en hoe
kwam het, dat hij nu zoo moe was?
Wat zou hij zeggen? Moest hij vertellen van zijn
tocht naar de stad, waar ze elkaar voor den gek
hielden? Waar ieder de helft betaalde van wat
men hem vroeg, behalve als hij dat wilde doen?
Waar je eigendommen niet eens veilig waren, of
schoon er honderden menschen langs liepen.
Moest hij vertellen, dat hij twee nachten achter
elkaar geloopen had, om dit te weten te komen?
Hij zou niets zeggen, hij zou morgen weer aan
het werk gaan en de volgende maand weer ge
woon zijn waar aan de opkoopers verkoopen. Nie
mand zou weten, wat hy die twee dagen beleefd
had, zelfs zyn vrouw niet.
W. BENDERA
Vervolgd door Uhlanen
„Heel in 't begin van den oorlog trok ik in het
Oosten van Frankrijk met ons leger terug. Het
regiment, waartoe ik behoorde, was geslonken tot
de sterkte van een halve compagnie; het vormde
het laatste deel der achterhoede. Over heuvels en
dalen ging het heen en zoo snel mogelijk, want de
uhlanen zat enons dicht op de hielen. Toen we
weer op een heuvelrug waren, zagen we ze juist
op 7 a 8 km achter ons, komen opzetten, in lange
rijen achter elkaar, te paard met gevelde lansen.
We liepen, wat we loopep konden, om ons leven
en ik zei tegen mezelf: „Behoudens de hand der
Voorzienigheid ,zou dit wel eens je laatste uurtie
kunnen zijn. Sauve qui peut!" De volgende
heuvelrug was gelukkig slechts op 2 km. Toen we
hem beklommen, sprong eensklaps uit een boschje
een kapitein der artillerie te voorschijn en riep
ons toe:
„Halt! Er is maar één kans voor u te ontsnappen
aan uw vervolgers. Ik beveel u onmiddellijk p.at
op den grond, met het geweer in den aanslag,
vóór mijn vier kanonnen van 75 m.m. te gaan
liggen." (De reglemen'.en verbieden nl. de artil
lerie te vuren als ze niet meer gedekt wordt door
infanterie vóór haar, opdat den vijand geen ka
nonnen in handen vallen.)
Of nu die kapitein zoo'n indruk maakte, dat de
discipline weer herste'd werd, of dat de mannen
de juistheid van zijn bevel erkenden, of wel dat
ze bek-af waren en voelden dat ze toch niet ver
meer konden komen, weet ik niet. Hoe 't ook zij,
ze gehoorzaamden het bevel en gingen voor het
boschje liggen, waarin de veldbatterij stond. Zoo
deed ik ook en wachtte op de dingen, die gebeuren
zouden.
Lang behoefden we niet te jachten of de uhlanen
verschenen op den heuvelrug op V/> k.m. afstand
van ons. De kapitein liet meerdere rijen over de
kam komen. Spoedig was de eerste rij nog slechts
500 a 600 M. van ons verwijderd.
Uit den wereldoorlog.
Vlucht voor een vijandelijk vliegtuig.
't Was een benauwend gezicht. Over hun paarden
in galop, met schuim op den bek, heengebogen,
de lansen met de vaantjes horizontaal naar voren
gericht, zoo kwamen ze op ons af. Nog een halve
minuut en we zouden onder de hoeven plat ge
treden worden.... Maar toen spraken daar de
vier kanonnen in het boschje achter ons. De
vuurstralen vlogen over ons heen.
Het resultaat was waarlijk verbluffend. Midden
tusschen de eerste ry Uhlanen ontploften de pro
jectielen. Waar we zoo even nog de dicht aan
ééngesloten eerste ry van onze verbeteen vervol
gers gezien hadden, zagen we nu armen, beenen,
hoofden van menschen en paarden in de lucht
spatten. Direct maakten de volgende rijen rechts
omkeert. Dat was nu juist een kolfje naar de hand
van den batterijcommandant achter ons. Hadden
de Uhlanen doorgezet, dan hadden ze ons toch
onder den voet geloopen, want in 1914 konden
vier kanonnen nog niet zoo snel laden om
zoo'n vloedgolf tegen te houden. Die achter ons
schoten zoo hard ze konden en de verliezen der
Uhlanen tijdens hun vlucht waren veel grooter
dan dat ze regelrecht op ons afgekomen waren.
Want de kapitein bleef doorschieten, ook toen ze
weer over den heuvelrug verdwenen waren en
verlegde zijn vuur gaandeweg naar achteren.
Honderden Uhlanen kwamen om, doordat hun
officieren gemeend hadden op het gros van het
Fransche leger ges too'.en te zijn, terwijl ze in
werkelijkheid slechts een troep van 80 a 90
have!ooze soldaten en vier kanonnen tegenover
zich hadden.
Eén doortastend man, de artillerie-kapitein .had
op eigen initiatief alles gewaagd wat hij had.
Pas twee dagen later waagden de Uhlanen 't op
nieuw over deze plek heen te gaan. De opmarsch
der Duitschers over tien k.m.'s front was voar
twee dagen gestuit. Ik kan u zeggen, dat dit een
der angstige oogenblikken in mijn leven is ge
weest."
Roekeloosheid
„Midden in den oorlog waren de drie geestelijken
van een regiment, waar ik aan toegevoegd was:
de pastoor, de rabbijn en ikzelf eens alleen over
gebleven in een verwoest dorp in het niemands
land. Ons regiment was ten aanval uitgetogen,
maar teruggeslagen; we wisten niet meer waar
vriend of vijand was.
't Werd nacht; een soldaat van een ons geheel
vreemde divisie dook uit het granaattrechterveld
op. Met ons vieren bereidden we zoo goed en zoo
kwaad als 't ging in een kelder een maaltijd, die
we gemoedelijk bij kaarslicht verorberden. Toen
zochten wij, drie geestelijken, een diepere kelder
om den nacht in door te brengen. De soldaat
wilde echter buiten s'apen. Hij zeide, dat hij drie
weken onder den grond had gezeten in betonnen
schuilplaatsen en dat hij nu ook wel eens onder
de sterren wilde slapen. We raadden 't hem alle
drie sterk af. Zeker is ons lever, geheel in des
Heeren hand. Maar men mag niet zonder abso
lute noodzaak zijn eigen leven in gevaar brengen.
De soldaat wilde echter niet luisteren en trok een
tent op. In den nacht werden wij drieen wakker
door een helsch lawaai. Het dorp werd gebom
bardeerd door vliegtuigen. Nu hebben zulke
vliegtuigbommen tegen infanterie de eigenschap
op een hoogte van 14 i/2 M- boven den grond
hun scherven in een horizontaal vlak rond te
slingeren. Toen 't weer rustig (sic!) geworden
was, gingen we onzen man zoeken. Geen tent was
meer te zien. Den volgenden dag vonden we
tientallen stukjes van den soldaat in alle rich
tingen verspreid. Zijn eigenwijsheid en roekeloos
heid hadden hem een nutteloos en roemloos einde
gebracht, 't Is ons niet geoorloofd met ons leven
te spelen."
JAN RESSING.
De oorlogsherinneringen van Prof. Dr Auguste Lecerf
Prof Dr A. Lecerf
221