do^AÏjMu X 'RUILBEURS DOVEN-HARDINXVEID ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. CORRESPONDENTIE H. ten B. te Rijnsburg. De aanvraag is veran derd in 246 X 4 984 pt. U kunt daar dus D.E. Voo rkrijgen en zooveel punten erbij zenden als T. B. te Ouddorp. In de rubriek van 16 April staat het antwoord reeds: 62 Rivieren genoteerd. J. v. d. B. te Schiedam. Alleen Paulabons waar van de geldigheidsduur nog niet verstreken is, nemen we aan. T. v. V. te Tienhoven. U krijgt 868 D.E.-bons, Voor Dobbelman en Pette, zie art. 8. D. H. te Bodegraven. 189 D.E. genoteerd. Boer derij en Waar wij wonen-bons zijn verloopen. Stuurt u s.v.p. 20 cent? Mej. S. L. te Oud-Beyerland. 165 D.E. genoteerd. Mej. R. te Driebergen. Totaal 158 D.E. genoteerd. C. B. N. te Papendrecht. Ook oude Hillebons kunt u zenden. 41 Vim genoteerd. A. C. v. B. te Rotterdam. Rivieren zijn 4 pt. 105 stuks genoteerd. C. J. v. d. G. te den Haag. Riem-Vis vroegen we niet. 93 Bezige Bijtjes genoteerd. Mej. W. R. te Huizen. Rivieren zijn 4 pt. Te goed 74 D.E. I. v. R. te Scheveningen. 57 Rivieren genoteerd. Mevr. S. te Rotterdam. U krijgt 16*4 Vim. S. v. d. B. te Schiedam. 9 Rivieren genoteerd. Joh. D. E. te Schiedam. 96 Rivieren genoteerd. Joh. D. E. te Rotterdam. Hille 8 pt, Bussink 8 pt., Droste 20 pt., Coelingh 3 pt. Zie art. 8. Mej. R. te Gouda. Stuurt u maar 72 Rivieren. P. v. D. te Schiebroek. 120 Rivieren genoteerd. ALBUMRUIL Te koop: Verkade Kamerplanten en Paddenstoe len. De albums zyn compleet en nieuw. Prijs 1 plus portokosten. Voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 3 Tot 500 pt betaalt U 15 ct tot 1000 pt 20 ct (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 4 Van éér soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt per maand aangevraagd worden. 5 Teveel gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 6 Van het puntenaantal dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 pet afgetrokken. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt per plaatje meer. 8 Oude Verkade, Klaverblad, Wascholine, Coe lingh, Patria, Rademaker, Pette nemen we niet meer aan. Voorloopig mogen geen Klok-bons aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-O 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, HolL Zw. Weegsch. 3, Paul Kaiser 6, Klaverblad 5, Klok- zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20, van Nelle 4, Patria 10, Pette 6, Pleines 3, Rademéker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Rivieren 4, Wascholine 2. Wie helpt aan: v. Rossum, Kwatta winkelierstroo- ken, Haas en Van Brero, Scholten. Verder nemen we aan: Pleines duifmerken, Sodex bons, Era, Everlasting, Hapé, Van der Sluys, Stark, Scholten, IJzendijk, Vergulde Hand, Winkeliersbons van Sickesz, Pax. Kan iemand ons helpen aan bons van H. Smith te Groningen, voor het album „Voetbalglorie" door Han Hollander? Lucifersbons voor het luchtvaartalbum 1000 PK? Postadres: De Ruilbeurs, Hardinxveld. ten dienste van de lezers der Vijf Samen werkende Christelijke Dagbladen. POSTADRES VOORSTRAAT 166 zw. DORDRECHT GIRO 1S4240 In het vorige nummer van ons Zondagsblad heeft de zetter ons laten vertellen, dat er 750 jaar ge leden al Russische vliegeniers waren, een feit, dat we niet direct voor onze rekening willen nemen. De eerste regel na „Rusland" moet luiden: „Ter herinnering aan den laatsten Noordpooltocht" enz. Als verdere nieuwtjes hebben we te vermelden de uitgifte van een toeslagzegel in Frankrijk met portret van wijlen J. Charcot, commandant van het poolschip „Pourquoi pas" in de waarde van 65 centimes met een toeslag van 35 centimes. Deze toeslag komt ten goede aan een fonds voor hos pitaalschepen e.d. ten behoeve van de zeelieden. Ter gelegenheid van het eeuwfeest van de geboor te van Leon Gambetta, een man, die een groote rol heeft gespeeld in het Fransche openbare leven, verscheen een herinneringszegel in de waarde van 55 centimes violet. TSJECHO-SLOWAKIJE. Ter herdenking van den 20en verjaardag van den veldslag bij Bachmac verscheen een frankeerzegel van 50 heller groen. Verder verschen hier een serie Weldadigheids zegels. 50 heller -f 50 heller groen; 1 kroon 50 heller wijnrood; 2 kronen 3 kronen zwart De toeslag komt ten goede aan de hulpbehoeven de jeugd. Het zegel van 2 3 kronen is gedrukt op een speciaal velletje, voorzien van de initialen T. G. M. en de handteekening van wijlen presi dent Masaryk. TURKIJE. Ook hier een serie weldadigheidszegels in de waarden: kurus blauw; 1 kurus lila; 5 kurus groen. Opdruk halve maan in rood op dezelfde soort leven te gaan. Ze verliezen zich in het geluk van hun kroost, en in de blijdschap van den rustdag, die een oase is in de woestyn der beslommeringen van eiken dag. De Andelsche kerkgang draagt een gemoedelijk karakter. Hier wacht een groepje op een buur of vriend; daar daalt een jong gezin nog even den betrap ten dijk af, om op het ouderlijk hof een rug- gekromden grootvader of een zilvergrijze groot moeder af te halen. Zoo trekken de geslachten naar de „vaste" kerk banken van het voorgeslacht. Tn dit dorp is gemeenschapsleven. Er zijn twee kerken, en een ieder zoekt de zijne, maar ze gaan gezamenlijk. Het is alsof ze voelen, dat ze feitelijk bij elkaar hooren, omdat de grond toon van hun leven dezelfde klankbasis heeft. Dit is het juist, wat op dit vriendelijk Maasdorp stempel drukt, en het vult met de ware zondags sfeer. De sfeer, die God met zegen bekroont. Als men hier weer eens zoo'n dag met het platte landsvolk kan meeleven, dan voelt men niet die verfoeilijke geest van eigengerechtigheid, die in sommige streken van ons land onafgebroken z'n domicilie heeft. Die geest, die harten, waarin naastenliefde moest vlammen, doet afkoelen als een onweer het zwoele zwerk. Nu is het niet zoo, dat Andel een paradijs is, waar het menschdom vrij is van smetten. In geen geval, doch men proeft bij dit volk ver draagzaamheid en zucht naar meer eenheid. Misschien speelt hier het volkskarakter een rol. De Andelaar is een gemoedelijk wezen. Hij is hartelijk en gul. Z'n gansche bestaan is met deze eigenschappen doortrokken. Toch is hij niet énkel gemoedelijkheid. Verstand èn gemoed wonen bij elkaar in en leven er ook samen naar buiten uit Het is echter de zoete Brabantsche taal, die er voor zorgt, dat hij in z'n gesprekken de goede toon bewaart. Zoo verstaat de goei Andelsche miens de k nst, de dingen leukweg bij den naam te noemen, en zoo openhartig en eerlijk z'n meening te zeggen. Hij interesseert zich voor de belangen van gods dienst, staat en maatschappij. Gaarne wijdt hij daaraan de vrije zondagsuren, en debatteert er een middagwandeling over, of praat er den avond mee vol bij een bakske koffie. Het gemoedelijk volk van Andel hoort hier thuis. Dit schilderachtig dorpje is geen woonstee voor een liefdelooze menschheid. Dan zou 't zyn als een vloek in een lied. Hier woont een volk, dat zich „voedt" met ernst en humor een volk, dat turen kan over den breeden Maasstroom en de verre velden, als moet het daardoor z'n geestesblik verruimen. Het is een genot den Zondag daar te verbrengen, en vooral een lentezondag. Dan staan de ramen van de dorpswoningen hoog opgeschoven, en vloeit er op vele plaatsen orgelspel en gezang naar buiten, dat in de natuurzangen van dijk en dreef en laan wordt opgenomen, om mee omhoog te stijgen naar den Schepper van dat al. Straks spoedt de rustdag ten einde. De kosteis hebben de kerkdeuren weer versleuteld. Jeugd en grysheid keeren naar huis. De vale nacht komt over het aardrijk neergezegen, en dekt ook dit lieflyk oord toe. Over enkele uren ontwaakt een nieuwe werk week, en „rommelt" er weer de melkwagen over den Maasdijk. Zoo keert het leven om en om. Keert het ook om en om voor den Andelaar, die het voorrecht heeft een stukje aarde te mogen bewonen, dat overvloeit van lenterijkdommen. Hier kan hij z'n lichaam stalen door arbeid. Hier kan hij z'n ziel laten volloopen met de spraak van de stilte, en de zangen der rust. zegels als de weldadigheidsuitgifte van 1934—35 doch met den tekst ,Kizil Ay" roode kruis. FINLAND. Eenigen tyd geleden verscheen een serie weldadigheidszegels volgens onderstaande afbeeldingen in de waarden: 50 5 penni groen; 114 mark 15 penni donkerbruin; 2 mark 20 penni bruinrood; 3% mark 35 penni blauw. De afgebeelde personen zyn: Makipeska, Orn, Bergenheim en Nordenstam. Waar over eenige maanden weer een nieuwe uit gave verschijnt van den IJvert-catalogus en wy voor deze maanden ruimschoots voldoende ge prijsde boekjes in voorraad hebben, zullen we met de prijsnoteering van de overige, nog aanwezige boekjes wachten tot na de verschijning van den nieuwen catalogus, omdat we anders veel te lang blijven werken met een verouderde prijsnoteering. Mochten er inzenders zyn, die toch prijs stellen op directe waardeopgave, dan kan dit geschieden, maar.... liever niet. Tot de verschijning van den nieuwen catalogus zal dus de hieronder volgende, de laatste waarde opgave zijn. Men kan echter gerust doorgaan met het inzenden van boekjes. Wy bewaren die dan wel zoolang. Waarde-opgave van ontvangen boekjes Boekjes ontvangen van: No 92 131.60; 84.65. No 88 12.15 No 8 105.55. No 105 49.35. No 58 74.00; 92.20. No 82 69.65; 1236.10; 174.65; 244.35; 270.75; 300.10. No 96 268.30. No 115 70.45. No 9 336.60; 103.40; 55.20; 177.50; 259.10. No 75 274.90. Verder ontvingen we t.m. 9 Mei nog boekjes van: No 18 2 stuks. No 105 1 No 87 1 No 124 1 No 57. In het nummer van 9 April had uw boekje al opgegeven moeten zyn, doch is abusievelijk achterwege gebleven. De waarde is 72.00. MILLIOENEN SCHEERMESJES EEN PROOI DER GOLVEN De scheermessenkoning Gilette heeft tijdens zyn leven een verbitterden strijd om het behoud van zijn patentrechten moeten voeren en die strijd is nog niet geëindigd. De maatschappij onderhoudt een eigen uitgestrekten detectiven- en spionnen- dienst, die tot taak heeft alle fabrieken van mede dingers te controleeren, of er geen inbreuk ge maakt wordt op de patentrechten van Gilette. Een reeks processen zijn by de rechtbanken in Amerikaansche staten nog in behandeling. Gili te beproefde alles om van lastige concurrenten be vrijd te worden. Het scheerapparaat is in de Vereenigde Staten een zeer begeerd en voornaam artikel en men hoort met verbazing, wat men al uit dit nietig voor werp kan maken. Zoo koopt een horlogemaker in New-York oude scheermesjes om er nauwgezet loopende uurwerken van te maken. Een boer in Texas heeft er een grasmaai-machine mee ge maakt. In Duitschland heeft men er potloodslijpers en sigarenknippers van vervaardigd. Van den anderen kant hechten de fabrieken van Gilette er groote waarde aan, dat uitsluitend eer ste klas scheermesjes in den handel komen. Een kleine fout en het mesje wordt dadelijk bij het oud ijzer gegooid. Ondertusschen hadden zich zoo vele afgekeurde mesjes opgehoopt, dat men bij 't ministerie van Oorlog toestemming vroeg deze scheermesjes in den Oceaan te mogen werpen. Werkelijk laat de fabrikant tweemaal per maand een schip uitvaren, om de afgekeurde scheermes jes in het water te gooien. Kort geleden werd hier een record behaald: een lading van 19 millioen mesjes werd aan de diepte der zee toevertrouwd. Deze mesjes vertegenwoor digden een waarde van ongeveer 2 millioen dol lar, dat is rond 3.5 millioen gulden. In dit op zicht zou in een ander land spaarzamer gewerkt worden, door de mesjes ergens ander voor te ge bruiken. In Amerika echter is zulk een methode de beste, want het is een uitstekende, zij het dan ook dure reclame. 224 later toch weer in moest pakken. Zoodoende wer den zijn mooie frissche groenten ook hoe langer hoe minder waard en kon hij er lang zooveel niet meer voor vragen als aan het begin van den morgen. Hij riep een voorbijgaand vrouwtje met etens waren aan, want sinds gisteren had hy niets anders gegeten, dan de versnaperingen, die zijn vrouw hem meegegeven had voor de kinderen van zijn broer. Het vrouwtje knielde naast hem neer, om wat rijst met toespijzen in een pisang blaadje te pakken. „Waar kom je vandaan?" vroeg ze. „Uit de bergen; ik ben gisteravond al op pad ge gaan, maar heb nog niets van mijn groenten kun nen verkoopen. En zyn het geen prachtige groen ten? Ik begryp bet niet, dat al die menschen daar nu maar zoo weinig voor geven willen", antwoord de hij, blij dat er tenminste iemand was, die inte resse voor hem toonde. „Maar vraag je dan niet te weinig voor je waar?" vroeg het vrouwtje verder. Ze kende die rare ge woonten van de Hollanders wel. Altijd wilden ze slechts de helft betalen van wat je vroeg. En daarom vroegen ze hier in de stad steeds twee maal zooveel, dan ze er in werkelijkheid voor heo- ben moesten. Hij bedankte haar voor haar goeden raad en ging weer getroost verder. Waarschijnlijk had 't daar aan gelegen, hy zou er nu rekening mee houden. Bij het volgende huis trof hij het! Ze lieten hem alles uitstallen en zochten er toen het beste uit. „Nu man, wat moet je voor dit beetje hebben?" Hij rekende vlug uit: voor een kwartje wilde hij er wel af, dus vroeg hij een halven gulden. „Maar man, je bent veel te duur! Een kwartje is meer dan genoeg. Meer geef ik heusch niet. Bovendien heb je al den heelen dag met die groenten langs de deur geloopen, want ze is lang niet frisch meer. Het is dus goed betaald". De mevrouw kreeg het voor een kwartje en glun der stak hij het geldstukje tusschen zijn riem, waar zijn geldzakje zat. Dat ging prachtig zoo! Na een keer of drie had hy al twee gulden ge beurd, de prijs, dien hij •mders voor al zijn waar van de opkoopers ontving. Alles wat hy nu nog verkocht, was voordeel voor hem. Zou hy nu eens wat meer gaan vragen, misschien kreeg hy dat er ook voor. Wat zou zijn vrouw blij zijn, als hij zooveel geld terugbracht! Hij kwam voorbij een mooien Japarischen winkel, waar veel menschen naar binnen liepen. Zou hij eens gaan zien, of er iets moois voor zijn kinde ren te krijgen was? Hij liet zijn manden voor den winkel staan, want die kon hij in die drukte toch niet by zich houden. Hij liep eens langs ver schillende afdeelingen en zag dingen uitgestald, die hy niet thuis kon brengen. Waar ze al die hel gekleurde dingen voor gebruikten, daar had hij geen flauw vermoeden van. Opeens zag hij een groote zak knikkers hangen. Dat zou wat zijn voor zijn kinderen! Een langs loopenden Japannees vroeg hy naar den prijs, maar die verstond zijn Javaansch niet en hij ver- L OP een goeden avond waren we eens op be zoek bij Prof. Dr A. Lecerf, den be kenden hoogleeraar in de Gereformeerde Dogma tiek aan de Vrije Faculteit van ^mtrxstantsche Theologie in de stad Parys. We zaten in de bibliotheek van den heer des huizes, waar honderden boeken uit de 16de eeuw in perka menten omslagen in lange rijen staan. Onze gastheer geraakte op zijn praatstoel. En dan is het zaak z'n ooren wijd open te sperren, want daarbij kan men zeer interessante din gen vernemen. Het on derwerp leende zich bij zonder hiervoor: 't ging over den oorlog. Prof. Dr Lecerf was van het begin tot het einde van 't verschrikkelijke conflict aalmoezenier. Hij was o.a. langen tijd in het overgebleven stukje Vlaan deren en ook in Noord-Frankrijk, waar nog een kwart millioen menschen de Nederlandsche taal spreken. De Professor gebruikte daar zijn vrijen tijd om onze taal te leeren. Hij deed zulks om de werken van Dr A. Kuyper en Dr H. Bavinck te kunnen bestudeeren, teneinde de Fransche Pro testanten te kunnen laten profiteeren van het grootsche werk van deze beide geniale theologen. Over het leeren der Ned. taal zegt de Parijsche hoogleeraar: ,,'t Leek in den beginne wel eenigs- zins op de studie van een doode taal. Maar het werd de studie van een taal, die tot berstens toe geladen is met levende en levcn-brenggnde ideeën". Prof. Dr Lecerf is zelf Normandiër van afkomst stond het Maleisch van den Jap niet. Ten einde raad hield hy hem zijn hand vol geldstukken voor en de Jap haalde er een kwartje uit. Nu moest hij slim zyn; dat was natuurlijk ook veel te duur. Hij griste het geldstuk uit de hand van den Japan nees weg en legde hem een dubbeltje en een gobang (2% ct-stuk) voor. De Jap grinnikte eens tegen dezen kennelijken dessaman en schudde met zijn hoofd: Hier werd niet afgedongen. Zoo ging de koop niet door, daar ieder voet bij stuk hield. Wat een rare menschen waren die Japanneezen toch! Hij liet wel tot de helft van den prijs afdingen, maar by hèn gold dat niet! Buiten gekomen wachtte hem een tweede ver rassing: de manden stonden er nog wel, maar de inhoud was verdwenen. Hoe kon dat nu gebeu ren? Ze zouden zijn groenten toch niet wegge haald hebben? Dan had toch zeker wel een van de voorbijgangers gezien, dat hier op klaarlich ten dag gestolen werd? Hij zocht eens om en onder zijn manden, maar vond niets. Totdat een voorbijgaand politieman hem vroeg, wat hij toch „Maar had je dan je manden hier zoomaar staan, zonder dat iemand erop lette?" Natuurlijk waren er dan wel liefhebbers voor te vinden. Het was ook erg dom zooiets te doen, het was zijn eigen schuld, dat alles nu weg was! Zonder een woord stak hij zijn manden aan de draagstok en liep verdrietig verder. Nu hoefde hij niet meer te zorgen, dat zijn groente nog aan den man gebracht werd, dacht hij bitter. Een ander had daar al voor gezorgd. Gelukkig had hij nog die twee gulden in zijn riem. Nu zou hij maar zien, zoo gauw mogelijk deze rare stad uit te komen, waar alles heel anders uitkwam, dan je verwachtte. Tegen den avond begon hy zijn tocht naar boven, hij liep den heelen nacht door, kocht 's morgens bij zijn Chinees de gebruikelijke hoeveelheid rijst en kwam tegen den middag doodmoe thuis. Zijn vrouw en kinderen waren reeds bezorgd ge weest, toen hij den vorigen avond niet thuis ge komen was. Ze verwonderden zich ook nu, dat hij niets anders meegebracht had dan de ryst. Dit keer hadden ze zeker wel een kleinigheid ver wacht. Had hij dan geen goede zaken gedaan met de opkoopers? En waarom zei hy niets, en hoe kwam het, dat hij nu zoo moe was? Wat zou hij zeggen? Moest hij vertellen van zijn tocht naar de stad, waar ze elkaar voor den gek hielden? Waar ieder de helft betaalde van wat men hem vroeg, behalve als hij dat wilde doen? Waar je eigendommen niet eens veilig waren, of schoon er honderden menschen langs liepen. Moest hij vertellen, dat hij twee nachten achter elkaar geloopen had, om dit te weten te komen? Hij zou niets zeggen, hij zou morgen weer aan het werk gaan en de volgende maand weer ge woon zijn waar aan de opkoopers verkoopen. Nie mand zou weten, wat hy die twee dagen beleefd had, zelfs zyn vrouw niet. W. BENDERA Vervolgd door Uhlanen „Heel in 't begin van den oorlog trok ik in het Oosten van Frankrijk met ons leger terug. Het regiment, waartoe ik behoorde, was geslonken tot de sterkte van een halve compagnie; het vormde het laatste deel der achterhoede. Over heuvels en dalen ging het heen en zoo snel mogelijk, want de uhlanen zat enons dicht op de hielen. Toen we weer op een heuvelrug waren, zagen we ze juist op 7 a 8 km achter ons, komen opzetten, in lange rijen achter elkaar, te paard met gevelde lansen. We liepen, wat we loopep konden, om ons leven en ik zei tegen mezelf: „Behoudens de hand der Voorzienigheid ,zou dit wel eens je laatste uurtie kunnen zijn. Sauve qui peut!" De volgende heuvelrug was gelukkig slechts op 2 km. Toen we hem beklommen, sprong eensklaps uit een boschje een kapitein der artillerie te voorschijn en riep ons toe: „Halt! Er is maar één kans voor u te ontsnappen aan uw vervolgers. Ik beveel u onmiddellijk p.at op den grond, met het geweer in den aanslag, vóór mijn vier kanonnen van 75 m.m. te gaan liggen." (De reglemen'.en verbieden nl. de artil lerie te vuren als ze niet meer gedekt wordt door infanterie vóór haar, opdat den vijand geen ka nonnen in handen vallen.) Of nu die kapitein zoo'n indruk maakte, dat de discipline weer herste'd werd, of dat de mannen de juistheid van zijn bevel erkenden, of wel dat ze bek-af waren en voelden dat ze toch niet ver meer konden komen, weet ik niet. Hoe 't ook zij, ze gehoorzaamden het bevel en gingen voor het boschje liggen, waarin de veldbatterij stond. Zoo deed ik ook en wachtte op de dingen, die gebeuren zouden. Lang behoefden we niet te jachten of de uhlanen verschenen op den heuvelrug op V/> k.m. afstand van ons. De kapitein liet meerdere rijen over de kam komen. Spoedig was de eerste rij nog slechts 500 a 600 M. van ons verwijderd. Uit den wereldoorlog. Vlucht voor een vijandelijk vliegtuig. 't Was een benauwend gezicht. Over hun paarden in galop, met schuim op den bek, heengebogen, de lansen met de vaantjes horizontaal naar voren gericht, zoo kwamen ze op ons af. Nog een halve minuut en we zouden onder de hoeven plat ge treden worden.... Maar toen spraken daar de vier kanonnen in het boschje achter ons. De vuurstralen vlogen over ons heen. Het resultaat was waarlijk verbluffend. Midden tusschen de eerste ry Uhlanen ontploften de pro jectielen. Waar we zoo even nog de dicht aan ééngesloten eerste ry van onze verbeteen vervol gers gezien hadden, zagen we nu armen, beenen, hoofden van menschen en paarden in de lucht spatten. Direct maakten de volgende rijen rechts omkeert. Dat was nu juist een kolfje naar de hand van den batterijcommandant achter ons. Hadden de Uhlanen doorgezet, dan hadden ze ons toch onder den voet geloopen, want in 1914 konden vier kanonnen nog niet zoo snel laden om zoo'n vloedgolf tegen te houden. Die achter ons schoten zoo hard ze konden en de verliezen der Uhlanen tijdens hun vlucht waren veel grooter dan dat ze regelrecht op ons afgekomen waren. Want de kapitein bleef doorschieten, ook toen ze weer over den heuvelrug verdwenen waren en verlegde zijn vuur gaandeweg naar achteren. Honderden Uhlanen kwamen om, doordat hun officieren gemeend hadden op het gros van het Fransche leger ges too'.en te zijn, terwijl ze in werkelijkheid slechts een troep van 80 a 90 have!ooze soldaten en vier kanonnen tegenover zich hadden. Eén doortastend man, de artillerie-kapitein .had op eigen initiatief alles gewaagd wat hij had. Pas twee dagen later waagden de Uhlanen 't op nieuw over deze plek heen te gaan. De opmarsch der Duitschers over tien k.m.'s front was voar twee dagen gestuit. Ik kan u zeggen, dat dit een der angstige oogenblikken in mijn leven is ge weest." Roekeloosheid „Midden in den oorlog waren de drie geestelijken van een regiment, waar ik aan toegevoegd was: de pastoor, de rabbijn en ikzelf eens alleen over gebleven in een verwoest dorp in het niemands land. Ons regiment was ten aanval uitgetogen, maar teruggeslagen; we wisten niet meer waar vriend of vijand was. 't Werd nacht; een soldaat van een ons geheel vreemde divisie dook uit het granaattrechterveld op. Met ons vieren bereidden we zoo goed en zoo kwaad als 't ging in een kelder een maaltijd, die we gemoedelijk bij kaarslicht verorberden. Toen zochten wij, drie geestelijken, een diepere kelder om den nacht in door te brengen. De soldaat wilde echter buiten s'apen. Hij zeide, dat hij drie weken onder den grond had gezeten in betonnen schuilplaatsen en dat hij nu ook wel eens onder de sterren wilde slapen. We raadden 't hem alle drie sterk af. Zeker is ons lever, geheel in des Heeren hand. Maar men mag niet zonder abso lute noodzaak zijn eigen leven in gevaar brengen. De soldaat wilde echter niet luisteren en trok een tent op. In den nacht werden wij drieen wakker door een helsch lawaai. Het dorp werd gebom bardeerd door vliegtuigen. Nu hebben zulke vliegtuigbommen tegen infanterie de eigenschap op een hoogte van 14 i/2 M- boven den grond hun scherven in een horizontaal vlak rond te slingeren. Toen 't weer rustig (sic!) geworden was, gingen we onzen man zoeken. Geen tent was meer te zien. Den volgenden dag vonden we tientallen stukjes van den soldaat in alle rich tingen verspreid. Zijn eigenwijsheid en roekeloos heid hadden hem een nutteloos en roemloos einde gebracht, 't Is ons niet geoorloofd met ons leven te spelen." JAN RESSING. De oorlogsherinneringen van Prof. Dr Auguste Lecerf Prof Dr A. Lecerf 221

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 15