^VERHAAL \of\aabj^ï /£ri(|BRIEKt m Be a'0 i a 11 mm p i 11 m B 6 sp Hl 8 A it m u k m s 1 m i it® m B e n jg i i m si 8 i! s SS m m m 11 0 m m B is m fSf s iL m i m i i i i i m t m m pa m i m m i k 1 KROMO MAAKT KENNIS MET DE STAD IN de hoogste dessa van Java woonde eens een arme tani (landbouwer), 's Morgens vroeg liep hij met zijn patjol (schop) op zijn schouder uren ver, voor hij aan zijn kebon (akker) kwam. Daar werkte hij tot de zon nog net over de ber gen scheen, dan werd het voor hem tijd uit te scheiden en naar huis te gaan. Zoo deed hij al tien jaar achter elkaar, sinds zijn vader begraven was. En zoo zou hij nog wel tien jaar moeten werken voor zijn zoon groot genoeg was, het werk van hem over te nemen. Dan kon hij gaan rusten en moest zijn zoon zorgen, dat zijn ouders te eten hadden en dat er op tijd groen ten naar beneden werden gebracht voor de Hol landers in de steden. Eén keer in de maand droeg hij twee manden yersche groenten naar de dichtst bijzijnde passar, waar de opkooper hem geld gaf voor zijn kweek- sel. Voor die paar gulden kocht hij dan een baadje voor zijn vrouw en een kleinigheidje voor de kinderen. Ook kocht hij in een gulle bui wel eens een doosje cigaretten voor zichzelf, maar deed dit meer uit bravoure tegenover zijn dessa- genooten dan uit genotzucht; hij hield i meer van zijn eigengerolde strootjes. Verder sloeg hij bij den Chinees voor een heele maand rijst in, want die wilde niet groeien op zijn hooggelegen veldje. Wanneer hij dan tegén donker thuis kwam, was het feest in huis! De eerstvolgende dagen konden ze net zooveel rijst eten, als ze maar wilden, waardoor het op het eind van de maand wel weer eens spande de hongere magen te vullen. Maar zijn vrouw was erin bedreven hierop iets te vin den en kookte dan wel een of andere lekkere sajoer (groentesoep), waardoor de kinderen het gemis van rijst niet zoo voelden. Als hij terugliep van de passar, bepeinsde hij wel eens, wat er verder met zijn gekweekte groenten zou gebeuren. Jongere kerels dan hij, hadden wel eens getracht zelf de groenten aan den man te brengen in de stad. Maar toen hadden ze nog min der geld er voor gekregen, zoodat ze een volgende keer hun producten maar weer aan de opkoopers verkochten. Toch leek het hem raar, dat ze niet meer geld voor hun waar konden maken! De op koopers kregen er toch zeker ook meer geld voor dan ze er hier voor gaven? Anders zouden ze niet zoo trouw iedere maand hierheen komen, om hun groenten af te koopen. Stel, dat hij cr nu één gulden meer voor kreeg, dan zou dat al een heele winst voor hem beteekenen. Hij moest dan wel de vorige dag weg en den heelen nacht doorloopen maar dat had hij er graag voor over. Zijn vrouw kon hij dan een mooi baadje uit de stad meebrengen en de kinderen kregen ook iets moois, iets wat ze nog nooit gezien hadden. Voor zichzelf zou hij een paar sloffen koopen, dan kon den tenminste alle kampongbewoners zien, dat hij in de stad geweest was, want die kon je hier niet krijgen. Als hij het deze maand eens probeerde? De groen ten stonden er nu mooi voor. Eigenlijk moest zijn vrouw er ook niets van weten; maar als hij nu zoo extra vroeg weg moest, zou zij beslist vragen, waarom hij eerder ging. Dan kon hij wel zeggen, dat hij op weg naar de passar bij zijn broer, die halverwege woonde, wou aangaan en daar zou blijven overnachten. Wat zouden ze dan raar staan te kijken, als hij met al dat moois uit de stad terugkwam!- Hij trof het, dat zijn groenten dit keer zoo mooi uitgegroeid waren. Wat zouden ze er in de stad een geld voor geven! „Je krijgt vast meer geld dan anders van de op koopers" had zijn buurman gezegd, maar hij had het wijzer gevonden hem niets te vertellen van zijn voornemen. Hij wilde meer geld maken, maar niet van de opkoopers. Ze zouden wel eens zien, hoe slim hij was! Hij had die opkoopers niet noo- dig! Als dit lukte, zou hij voortaan iedere maand naar de stad gaan en werd hij spoedig een van de rijkste inwoners van zijn dessa. Wie weet, mis schien kozen ze hem dan vjel tot loerah; dan ver kocht hij ook zijn kebon en kon hij karbouwen gaan houden. De weg naar de stad was lang en onbekend. Hij wist alleen, dat hij op het Zuiden aan moest hou den, dan kwam hij er vanzelf. Het kwam uit zoo als ze het hem verteld hadden. Om een uur of zes 's morgens ontdekte hij in de diepte een witte vlek, dat was zeker de stad. Hij begreep, dat het nog een aardig eind was en haastte zich nog eens extra. De weg was langer dan hij gedacht had, maar was hij eenmaal in de stad, dan had hij ook zóó zijn manden leeg en kon hij zijn inkoopen gaan doen. Daar waren de eerste steenen huizen van de Hollanders. Hij liep een erf op, maar kreeg al uit de verte een „Niet noodig" te hooren. Als ze maar gezien hadden wat een prachtige groente hij verkocht, dan hadden ze hem niet zoo weg gestuurd. Bovendien zou hij er heusch niet te veel voor vragen. Bij het derde huis kreeg hij eindelijk de kans zijn waren te toonen. Maar wat hij ver wacht had, gebeurde niet: de menschen vonden zijn groenten niet bijzonder mooi en wilden niet meer geven dan de helft van den prijs, dien hij er voor vroeg. En dat deed hij niet, daarvoor was hij niet van boven komen loopen. Dien prijs be taalden de opkoopers niet eens op de passar! Nog verscheidene keeren probeerde hij het, maar hij kreeg geen geld te zien. Dan bij de volgende maar wat van den prijs laten zakken, mogelijk dat hij dan wat verkocht. Doch ook dit hielp niet en moedeloos zette hij zich aan den kant van den weg neer, om te bepeinzen hoe hij van zijn waar af zou komen. Ze werd er niet beter op, als hij ze iedere keer uit de mand moest halen en ze er De gouden koets met het Prinselijke Paar en de vorstelijke baby rijdt den Kneuterdijk op. Ze spreekt veel. Haar hart is vol van een gemaskerd bal, waar ze Zaterdag avond gedanst heeft en 't welk duurde tot Zondagmorgen. Haar zwijgzame partner luistert be leefd, als ze vertelt, dat het dans- parket verrukkelijk en de muziek hemelsch was, maar zijn belangstel ling is afwezig. De tafelgenoo'.en rondom haar toonen meer interesse. Ze vragen bijzonder heden, die het gesprek verder ont plooien en het onderwerp uitspinnen in volle breedte. Johan wordt onrustig. Deze sfeer past hem niet, sluit niet aan bij zijn gees telijke constructie, die zwaar is en wars van oppervlakkig gefladder. Ook zijn godsdienstig beginsel moet zich verzetten. Dit verzet wordt erger nis, als hij haar met ophef hoort v°r- halen van de heerlijke cocktails, dia in één woord „goddelijk" waren. Een gevoel van beklemming knelt hem meer en meer. Hij kan hier niet ade men, de geestelijke atmosfeer is om te stikken. Maar hij moet blijven, alles lijdzaam ondergaan, wegloopen is uit gesloten. Wat hij nooit ervaren heeft, overkomt hem nu. De taf e'gesprekken aan de disch in zijn ouderlijk huis wekken zijn weerzin, de sa'.on van zijn eigen moeder wordt hem benauwd. Nu hoort hij niets meer. Hij kan al leen maar staren op die onverwachte ontdekking. Is de kloof zoo diep ge worden? Ben ik zoo los en zoo ver van huis? Hoor ik hier niet meer? De gasten gaan heen. Alleen Johans tafeldame blijft een week logeeren. Zijn ouders willen, dat hij ook een paar dagen blijft uitrusten." „Ik ben niet moe," glim'acht Johan, „ik heb de heele avond aan tafel ge- Begrijpt hij dan niets? „Kom nu tenminste deze week een of twee avonden hier," noodt papa ge moedelijk amicaal. Dat doet hem pijn. Waarom is vader nu zoo vriendelijk, nu hij die vriend schap niet beantwoorden kan? Nu zijn houding afwijzend wezen moet? Wezen móét! Volgende morgen vertrekt Johan en drie dagen later meldt zijn brief, dat hij voor de aanstaande Zondag genood is bij een oud-studievriend en over tien of veertien dagen een middag en avond hoopt thuis te komen. Na veertien dagen is Johan terug en vader en zoon zitten tegenover elkan der. Tusschen hen is de breede tafel en rondom hen de sfeer van een ruime deftige kamer. Ze zitten rustig en wel verzorgd en ze praten bedaard. De kolonel in een diepe zetel, het houtsnijwerk boven de bekleede rugleuning sier'ijk boven zijn hoofd en Johan op een hooge sa- lonstoel, schuin leunend, zijn rechter arm op tafel. Het vertrek is rijk gestoffeerd met draperiën en veerkrachtige tapijten en langs de wand het rijke meubilair, zwaar gebeeldhouwd, glanzend en don ker en de kostbare schilderstukken in gouden lijst. Dit is de rustige buitenkant. Maar zoo effen is het van binnen niet. Papa heeft een punt op zijn agenda, dat hij vandaag behandelen moet met Johan. Alleen met Johan. „Ik ben niet heel tevreden over je." Dat verrast Johan niet. „Waarom ben je niet eens komen op dagen?" Johan zwijgt nog en kijkt ernstig. „Vader," zegt hij dan, „laat ons niet om de dingen heendraaien. Dat sou- péetje en die tafeldame hadden een bedoeling. Ik waardeer dat, ik waar deer dat zeer, want u bedoelt het goed. En ik kan niet anders dan uw goede bedoeling op prijs stellen. Maar het meisje, dat u mij hebt toegedacht, is voor mij niet geschikt. We passen niet bij elkaar. We zijn niet eens geestes." „Eens geestes?" „Neen. Als ik ooit een vrouw neem, zal het er een zijn, die God vreest, die het eene noodige waardschat boven alles, evenals ik." „Heeft Char'es je dat geleerd?" „Charles heeft mij hierin niets te Iee- ren. Ik heb mijn eigen overtuiging. En die staat vast." Vader en zoon zitten tegenover elkander. Letterlijk en figuurlijk. 't Is niet alleen de breede tafel, die hen scheidt. XXVIII Toen Wim plaatsvervangend reiziger was, heeft hij zich weinig bemoeid met CQllega's, hij vond ze te schreeu werig. In de trein verdreven ze de tijd met kaartspel en rooken. Een op de kop gezette koffer diende voor rook- en speeltafel. Dikwijls koos hij een rustige niet-rookcoupé. Ze hadden hem al gauw getaxeerd, noemden hem een stugkop en oordeel den met een kleineerend lachje: „Die zal z'n baas niet veel orders aan brengen." Nu heeft hij spijt van zyn gereser veerdheid. Die lui kennen een massa menschen. Dat bleek hem uit hun gesprekken, waar hij soms naar luisterde. Maar die ellendige moppen verveelden hem. Daarom bleef hij op een afstand. Hij zal de reizigers, die aan de fa briek komen, trachten aan te klam- pen. Maar wat wil hij eigen1 ijk? Reiziger worden? Hij gelooft zelf niet voor dat beroep geschikt te zijn. En een posi tie, zooals hij gehad heeft bij De Lelie vindt hij nergens. Advertentiekolommen geregeld nazien in de groote bladen, die hy bereiken kan, is ook een manier. „Blijf je nu weer in de fabriek?" vraagt zijn vrouw. „Ik ben er tenminste." „Hoe bedoel je?" „Ik weet niet, of ik er blijf." Hij vertelt haar de toestand. „Zoo,' zegt ze, „dan is er voor ons weer wat anders te doen." Vindt ze dat maar zoo gewoon? Wim vraagt niets, hij wil haar niet veront rusten. We moeten er om bidden, heeft ze hem indertijd gezegd, maar dat is hij nu weer vergeten. Onder het zegel van geheimhouding informeert hij voorzichtig bij een paar reizigers, die hij goed kent. Maar deze zijn zoo verrast, vragen zoo veel en weten zoo weinig, dat hij in die richting niets meer doet. 220 Redacteur: W. J. H. CARON, Jacob Marisstraat 42, Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no 600 Van: J. VAN DIJK A.zri, De Lier n gag Y7it begint en geeft in twee zetten mat. Wit (10): Kh4, Dd2, Td3, Tf6, Lhl, Pc6,-Pd6, pi. b6, d5, f4. Zwart (5): Kd7, pi. c5, d4, e6, h5. Probleem no 601 Van Ph. J. v. d. LINDEN, Leiden V/it begint en geeft in twee zetten mat. Wit (7): Ke2, Tc5, Pb5, Ph5, pi. c6, e3, f4. Zwart (6): Ke4, Pc4, pi. b4, c7, el, h4. Probleem no 602 Van: M. HA VEL - 2 Wit begint en geeft in drie zetten mat. Wit (5): Kg2, Dh6, Ta2, Ld6, Pc6. Zwart (3): Kd5, pi. e7, d7. OPLOSSING van probleem no 597 Van: J. B. N. Ruben Jr Wit (8): Kg2, Dc8, Te8, Th5, Lb7, Pf7, pi. c2, 12. Zwart (7): Kd4, Lb8, Pe5, pi. b6, c3, c4, g4. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1 Pf7—d8. OPLOSSING van probleem 500 Van: J. B. N. Ruben Jr. Wit (16): Kd6, Df7, Tb5, Td2, Lc2, Lg7, Pbl, Pd7, pi. a3, a4, b2, e6, el, f4, g5. Zwart (5): Kc4, De3, Pal, pi. a5, g6. Mat in twee zetten. Sleutelzet: 1 Lg7c3. OPLOSSING van probleem 599 Van: K. Hannemann Wit (8): Kb4, Td7, Tel, Lel, Pd6, pi. b5, f4. Zwart (4): Kd3, Ld5, Pdl, pi. c2. Mat in drie zetten. Sleutelzet: 1. Pe2d4. Varianten: Kd3Xd4; 2. Pd6—f5f enz. Ld5a8; 2. Pd6—b7 enz. Ld4g8; 2. Pd6—f7 enz. Ld4g2 (hl); 2. Pd4—f3 enz. Ld5a2; 2. Pd4—b3 enz. Goede oplossingen ontvangen van: J. de Bruijne (597, 598), Slootdorp; N. v. d. Dool (alle), De Lier; G. G. den Hollander (alle), Har derwijk; G. Holleman (alle, en 595 vor. rubr.); Th. Visser (alle, en 595, 596), Rotterdam; H. C. J. Spier (alle), Th. J. Storm (597, 598), Den Haag. CORRESPONDENTIE P. M. Oplossingen 595 en 596 waren onjuist. Ook van 597—99. G. H. Dank voor probleem. G. G. den H. TJ hebt gelijk! Gissing omtrent „Looper" is onjuist. N. v. d. D. Gaarne zie ik er enkele tegemoet. E. v. d. K. en Ph. J. v .d. L. Dank voor proble- B. P. V. In dien stand staat Zwart beter. Boven dien is Wit een pion achter. Na 1c5c4! staat het Paard op d3 onaantastbaar. Aangenomen Damegambiet Gespeeld te Margate, 1938 Wit: Dr ALJECHIN Zwart: BööK 1 d2—è4 d7d5 2 c2c4 d5Xc4 3 Pgl—f3 Pg8—f6 4 e2e3 e7e6 Gelijk bekend, is het verdedigen van den gam biet-pion door b5 zeer slecht. 5 Lf 1X c4 clc5 6 0—0 Pb8—c6 7 Ddl—e2 a7—a6 De gewone behandeling der laatste jaren, die be vredigend voor Zwart was! 8 Pbl—c3 Het was een twistpunt .of deze zet wel deugde met het oog op het dreigende b7b5b4. Euwe heeft in de vijfde partij tegen Aljechin aangetoond, dat deze oude zet uitmuntend is. Daar de Toren op fl gebleven is (zeer belangrijk!) dreigt nu d4Xc5, LXc5, e3e4!, waarop Pf6g4 niets uithaalt, daar f2 door den Toren beschermd wordt! Euwe won de partij in grootschen stijl. 8 b7b5 9 Lc4—b3 b5—b4 Aljechin speelde hier Lf8e7, verwachtende op b4 den aanval, dien hij thans zelf ensceneert. 10 d4—d5! Pc6a5 En niet e6Xd5, 11 PXd5! PXd5, 12 Tdl! 11 Lb3—a4f Lc8—d7 12 d5Xe6 f7Xe6 Stand na 12f7Xe6 13 Tfl—dl! Een fraai en diep berekend stukoffer. 13 b4Xc3 14 TdlXd7 Pf6d7 15 Pf3—e5 Ta8—a7 16 b2xc3 Misschien was e3e4 nog sterker. 16 Ke8e7 Dreigt Pd7Xe5. 17 e3—e4! Zwart kan nu niet nemen op e5 wegens Lg5f. 17 Pd7—f6. Dit moest onmiddellijk geschieden daar anders PXd7 volgt en Lg5f. 18 Lel—g5 Dd8c7 19 Lg5—f4 Met de dreiging Pg6f en LXc7. Bernard Meninsk 19 Dc7—b6 20 Tal—dl g7—g6 Om nog tot ontwikkeling te komen. Wit heeft niet het minste nadeel ondervonden van het offer, daar enkele zwarte stukken niet aan het gevecht konden deelnemen. 21 Lf4g5 Het manoeuvre Lg5f4g5 heeft geen extra tempi gekost. Daar zwart Dd8clb6 gespeeld heeft. Met den tekstzet verovert wit definitief het veld d7. 21 Lf8—g7 22 Pe5d7 Ta7Xd7 23 TdlXd7f Ke7—f8 24 Lg5Xf6 Lg7Xf6 25 e4e5 Zwart geeft op, tegen Df3 is geen kruid gewassen^ LETTERGREEPRAADSEL HORIZONTAAL: 1. curatorschap. 10. burgemeester. 12. aankondigend voorn.woord. 15. uitroep van vreugde. 17. leesteeken. 18. oud belastingstelsel op Java. VERTICAAL: 1. pauselijke hof. 2. soort slede. 3. bruine ijzer oker. 4. livreiknecht. 6. touwslagerij. 7. vorige. 8. meisjesnaam. 11. uilensoort. 13. denkbeelden. 14. lengtemaat. 16. provincie van Nederland. 17. verwonding. OPLOSSING van het Kruiswoordraadsel in het vorige Zondags blad Horizontaal: 1. tas; 3. kriek; a. reu; 6. inkt; 8. pijne; 11. Mimi; 13. loop; 16. dato; 17. I.H.S.; 19. term; 21. donatie; 22. regu; 24. Ina; 25. mees; 27. nest; 29. galm; 30. email; 33. uso; 34. sap; 35. Texas; 36. dar. Verticaal: 1. trui; 2. sein; 3. kepi; 4. knel; 7. kit; 9. Johanna; 10. hoe; 11. malen; 12. modus; 14. otema; 15. priem; 16. dor; 17. I.N.I.; 18. sta; 20. mis; 23. cel; 26. elf; 28. test; 29. glas; 31. moed; 32. Isar. 225.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14