KLEUTERS I HANNIE EN HAAR DE VERRASSING Door CORINA (Slot) 1 IA, mevrouw, dank U wel", zei Hannie. Ze wist al genoeg. De meisjes liepen vlug verder. Ze wisten nu tenminste, dat Soeki niets was overkomen. 'Aan 't eind van het park kwamen ze weer bij de theetuin. Bij de schommels en wippen zagen ze Soeki echter ook al niet. Hannie gaf opeens een gil van blijdschap. „O, daar is ze!" riep ze, „kijk, daar bij die dame, die daar staat te praten, zie je wel? Kom Toen ze dichterbij kwamen hoorden ze Soeki huilend zeggen: „Ik wil naar oom. Ik wil naar oom." De dame probeerde haar te troosten, maar het hielp haar niets. Hannie stapte nu naar de dame toe. „Ze hoort bij ons, mevrouw", zei ze. „We zijn ze al een hele tijd kwijt." „Zo", zei de dame. „Ja, het kind liep helemaal alleen door het park te dwalen en het riep al maar om haar oom, die weg was. Toen heb ik het maar bij den eigenaar van de theetuin ge bracht. Dan konden de ouders het daar af halen. Maar als ze bij jullie hoort, is de zaak al in orde." „Ja, mevrouw, dank U wel", stotterde Hannie. Ze was zo blij. Ze nam Soeki bij de hand. „Dag mevrouw, dank U wel", zei ze nog eens. De meisjes liepen vlug naar de zandbak terug. Dat was een heel wat vrolijker tocht dan daar straks. Soekie huilde nu niet meer. „We gaan naar oom, hoor", zei Greetje. Hannie was zo dankbaar, dat Soeki weer te recht was, dat ze helemaal vergat te vragen, waarom het kleine meisje was weggelopen. Toen ze om de hoek van een kronkelend laan tje kwamen, zagen ze plotseling vader en oom lopen. Hun gezichten stonden heel ernstig en ze keken overal zoekend rond. Maar toen ze de meisjes ontdekten, klaarden hun gezichten op. Soeki had oom Henk ook al ontdekt. Ze rukte zich los en liep zo hard zij kon naar hem toe. Ze pakte hem stevig beet, alsof ze bang was, dat hij weer weg zou lopen. „Zo meisje, ben je daar" zei oom blij. „Waar om ben je weggelopen?" „Ik ging oom zoeken. Oom was weg", zei ze half huilend. „O", zei Hannie, „nu begrijp ik het. Toen wij ijs haalden, heeft ze ons zeker nagekeken. Ze zag oom niet meer op de bank zitten en toen dacht ze zeker, dat oom weg was". „Is het zo gegaan, Soeki?" vroeg oom. Soeki's hoofd ging langzaam op en neer. „Kom, nu vlug naar moeder. Die is ook onge rust", zei vader. Moeder was erg blij, dat het nog zo goed afge lopen was. „Ik zal maar eens tracteren, dan kunnen jullie zien, dat ik blij ben", zei ze. Ze haalde een grote zak met appels tevoorschijn, net zulke mooie, als Soeki 's middags had ge kregen. En wij zullen ze lekker opeten, dan kun je zien, dat wij ook blij zijn", zei vader. Het was ondertussen al aardig laat geworden. „We gaan zo langzamerhand eens naar huis om te eten", zei moeder. „Gaan jullie je schepjes maar halen. Die ligqen zeker nog in de kuil". Ja. ze lagen er nog, half onder 't zand. „Nou hebben we niet eens in 't kasteel ge zeten", zei Greetje. „Wat geeft dat", zei Hannie. „wees liever blij, dat Soeki weer terug is". Hannie vond het erg lief van oom, dat hij haar niet eens een standje had gegeven, omdat zij niet beter op Soeki had gepast. Toen ze langs de speeltuin kwamen, was de draaimolen in volle gang. Maar 't was nu veel te laat om er nog in te gaan. Oom Henk zag wel, dat de meisjes naar de molen keken. „Ja die draaimolen komt ook nog wel eens aan de beurt", zei hij. „Er komen nog meer dagen". Onderweg werd er weinig gepraat. Hannie was OM NA TE TEKENEN OF TE KLEUREN GLAASJE MELK 8 Een glaasje melk 8 is goed voor elk\ 8 Dat zei de dokter, Han8 Hier, neem het gauw; 8 't Is goed voor jou! 8 8 Kom, drink er maar eens van\ 8 8 Dan word je sterk 8 8 en bij het werk 8 8 Komt jou dat goed te pas! 8 l Neen, pruil nu niet; 8 t Heb geen verdriet: i I 't Is spoedig leeg zo'n glas. I Nu lijkt het naar, f maar ben je klaar, Dan is de smaak al weg. Kom, opgepast, l Dan ben je vast l Gauw tien pond zwaarder, zeg. ROEL DASMUS. erg moe. Dat was van 't zoeken en van de angst, die ze had gehad om Soeki. Langzaam slenterden de meisjes achter de grote mensen aan. Toen ze thuis waren, werd er vlug gegeten en toen gingen de meisjes dadelijk naar bed. Soeki mocht naast Hannie slapen. Dat vond Hannie erg leuk. Ze sliep maar alleen in het grote ledikant. Ze was altijd blij, als haar nichtje Nellie van tante Mies kwam logeren. En nu lag daar naast haar het donkere krullekopje op het witte kussen. Soeki sliep al. ,,'t Was toch een leuke verrassing", vond Han nie. „Net iets voor oom Henk", had moeder gezegd. Hannie wou wel, dat zij zo'n lief zusje had. Altijd zou zij met haar spelen en goed op haar deur sluiten passen. Ineens moest zij weer aan vanmiddag denken. Toen had zij ook niet zo goed op Soeki gepast, als moeder haar gezegd had. Ja, maar ze zou voortaan wel beter oppassen. Eindelijk viel ze in slaap. De volgende morgen zou oom vertrekken. Naar tante Mies, die was ook een zuster van hem. Vader kon niet mee naar 't station. Gisteren had hij een dag vrij genomen, maar vandaaq moest hij weer naar kantoor. Hannie had vacantie. dus zij kon wèl mee. Na 't koffiedrinken gingen ze op weg. Oom had maar een klein koffertje bij Zich, want het afscheid was maar voor een paar dagen. Dan kwamen ze weer terug en dan om wat langer te blijven. Hannie fluisterde Soeki in 't oor: „Als je terug komt, gaan we fijn weet in 't zand spelen, hè?" „Ja", knikte Soeki: „mag ik dan de hele plank eens alleen vol maken, ja?" „Ja, hoor", zei Hannie. Op 't station hoefden ze niet te wachten. De trein stond al klaar, zodat ze zo konden in stappen. Die ondeugende Soeki ging helemaal uit 't raam hangen, om Hannie nog een handje te geven. Maar daar klonk het fluitje al. Langzaam ging de trein rijden. „Nou, tot ziens, hoor!" riep oom. Klein Jantje zwaaide hard met zijn kleine handje. Hij kraaide van plezier. Even konden ze elkaar nog zien. Toen was de trein met de verrassing om de hoek verdwenen. 228 ZATERDAG 14 MEI No. 19 IAARGANG 1938 De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant en Dordtsch Dagblad Donderdagavond BUITENLANr EENS te meer is over den volkenbond, welke reeds te lang op een schier vergeten achter grond het drukke wereldgebeuren verder aan zich voorbij scheen te laten gaan, het volle licht van openbare belangstelling en publiciteit gevallen. Zulks geschiedde naar aanleiding van de 101ste bijeenkomst te Genève van den Volkenbondsraad, welke gewichtige zaken op zijn agenda had te vermelden. In het kort kunnen deze spoedig wor den opgesomd. China verlangde, dat nieuwe aan dacht zou worden geschonken aan de steeds ver der voortwoekerende Japansche agressie in het Verre Oosten; het republikeinsche Spanje wilde de opheffing van de non-interventie-politiek nog eens in het geding brengen; Engeland tenslotte wenschte mededeeling te doen van zijn onlangs te Rome gesloten accoord met Italië en bracht tevens een voorstel ter tafel, hetwelk tot de uiteindelijke liquidatie van de Abessijnsche kwestie zou kun nen leiden. Over de Japansch-Chineesche aangelegenheid kun nen wij, helaas, vrij kort zyn, omdat men, alles bijeengenomen, ook ditmaal de Chineesche dele gatie weder op beleefde manier met een kluitje in het riet heeft gestuurd. De welsprekendheid van China's gevolmachtigde, Wellington Koo, heeft zich tot doove ooren gericht. Tevergeefs moest hij het lijden schilderen van een millioenen- volk, dat, slecht gewapend en georganiseerd, slechts ten koste van heldhaftige offers den onge- lyken strijd tegen de moderne Japansche legers zoo ongeveer kan volhouden. China's voornaamste mogelijkheid van verweer is gelegen in de gewel dige uitgestrektheid van zijn grondgebied en in de onuitputtelijkheid van zijn „menschenmate- riaal". De Japansche bezettingslegers zijn uit den aard der zaak niet bij machte, eenmaal veroverde gebieden afdoende voor guerilla-overvallen te be veiligen; de Japansche verbindingslijnen zijn bovendien zoo uitermate gerekt, dat mobiele Chi neesche benden ze telkens zonder veel moeite kunnen doorsnijden. De Chineesche macht van 't getal neemt het derhalve steeds weer op tegen de in verhouding minder mobiele Japanners, die zich uit dezen hoofde nu hier en dan daar in een defensieve positie zien gedrongen. Thans echter maakt Japan zich op, den gasoorlog, dit verschrik kelijkste van alle moderne oorlogskwaad, te in- troduceeren. Waar blijft, zoo kon de Chineesche woordvoerder zijn betoog besluiten, de hulp aap munitie en materiaal, die China toch zeker van zijn Volkenbondsvrienden mag verwachten? Het officieele antwoord op deze vraag is uitge bleven, doch men verzekert, dat besprekingen achter de schermen tot nieuwe, individueele toe zeggingen zouden hebben geleid. tance vormt, en de aangelegenheid van den Spaan- schen burgeroorlog. Gelijk bekend heeft ie negus van Ethiopië deze vermoedelijk laatste gelegenheid, om de belangen van zijn troon en volk te bepleiten, niet onge bruikt willen laten voorbijgaan. Hij vaardigde derhalve nogmaals een delegatie naar Genève af, waarin ditmaal een paar uitstekende Engelsche juristen waren opgenomen. De al of niet toelating van deze heeren tot de Geneefsche besprekingen was het eerste interessante punt van dispuut. Lit- winoff maakte zich de kampioen van hen, die de illusie van een nog voortbestaan van het Volken bondslidmaatschap van Ethiopië wenschten te be stendigen. Politieke motieven van den eersten rang waren hierbij voor de Sovjets in het spel. Zij immers trachten elke gelegenheid tot uiteen drijving van de westersche groote democratieën en de beide sterke autoritaire staten uit te buiten, daar hun eenige, helaas destructieve wijsheid wordt samengevat in het bekende motto: Verdeel en heersch. Deze eerste klip kon worden omzeild door het aanvaarden der fictie, dat de Abessijnsche delega tie zou worden beschouwd niet een land, doch een persoon te vertegenwoordigen, namelijk Haile Selassie. De tegenstanders van het Britsch-Ita- liaansche vergelijk vonden toen een nieuwe reden tot uitstel. Als de zaken zóó stonden zou de Negus zelf naar Genève komen, om een rede uit te spreken. Om dit staatshoofd in ballingschap welgevallig te zyn kon men toen wel niet anders doen dan de behandeling der zaak verschuiven, teneinde zijn overkomst af te wachten. De „koning der koningen", wiens gezondheid naar verluidt, zeer precair is, zal derhalve door zijn persoonlijke aanwezigheid nog te meer accentuee- ren, hoe tragisch het met hem en zijn land ge- loopen is. De geheele procedure der erkenning, welke de Volkenbondsleden ten slotte toch indi vidueel zullen moeten tot stand brengen, krijgt er een extra pijnlijken kant door, met geen ander 'gevolg, dan dat met name in Frankrijk en Groot- Brittannië de binnenlandsche oppositie er nieuwe kracht uit zal putten. De Engelsche politiek van toenadering, welke ideëele en juridische bezwaren haar ook mogen aankleven, heeft een open oog voor de werkelijk heid. Haar voornaamste oogmerk is, een indeeling van Europa in twee ideologische blokken te ver hinderen. Rusland en Spanje daarentegen sturen bewust op het tegendeel aan, ongetwijfeld in de hoop, dat zij tenslotte als „democratische" staten in een democratisch, anti-autoritair blok een rol zouden kunnen spelen. Vandaar dat aan Litwi- noffs pogingen, Chamberlains doeleinden te ver ijdelen, een optreden van den republikeinsch- Spaanschen minister Del Vayo parallel ging. Del Vayo hield een politiek betoog, hetwelk tot strek king had aan te toonen, dat de non-interventie- arbeid gefeild had, en dat er in Spanje wel dege lijk een internationale oorlog woedde. Tot op zekere hoogte mag de man gelijk hebben, doch hij verliest moedwillig uit het oog, dat de Spaansche „internationale" oorlog in geen vergelijk staat met wat over de wereld zou komen, indien het geen in 1914 geschiedde, zich op eenzelfde schaal herhaalde. Overigens kan in het midden worden gelaten, welke der beide Spaansche partyen het meest van de aanwezigheid van vreemde hulp ge profiteerd heeft, Burgos of Barcelona. Doch het zou roekeloosheid wezen, in het huidige ontwik kelingsstadium het hek van den dam te werpen, c.i het conflict noodeloos en nutteloos tot overig Europa uit te breiden. De Volkenbondsraad heeft dan ook nauwelijks op de linksch-Spaansche eischen gereageerd. Het moet zelfs nog verbazen, Lord Halifax heeft als hoofd der Britsche delega tie aan de raadstafel mededeeling gedaan van het Britsch-Italiaansche accoord, hetwelk Engeland als een eerste symptoom eener Europeesche ont spanning beschouwt. Dit accoord was niet op de raadsagenda gebracht, en kon derhalve niet een punt van discussie uitmaken. Ondanks dat was 't van ongemeen belang bij de behandeling van twee andere vraagstukken, welke beide daarvan den invloed moeten ondervinden .namelijk de erken ning van het nieuwe Italiaansche imperium, waar- Van het veroverde Abessinië het pièce de résis- De gruote geoeurtenxs van deze week was de doop van Prinses Beatrix. Deze foto, genomen in dc Parkstraat, geeft een goed ouereicht van den stoet op weg naar de St Jacobskerk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 11