Vogels leeren kennen
Stalhygiène en melkkwaliteit
„GRONINGEN"
Huisbrand- en Industriekolen
A. BERGHOUT
De landbouw is maar niet een be
drijf, dat desnoods ook nog mag
meedoen, maar de kurk waarop de
geheele maatschappij drijft.
Dr Ir W. H. C. Knapp.
WOENSDAG 4 MEI 1938 No. 433
van akksir qsl tiMzuUa,
vwr /COMGr OH. tuiso
Met goede hulp gaat het wel
„Zien is kennen' bewijst
goede diensten
De riatimr, meer dan ooit een voorwerp
Van belangstelling bij velen, die voorheen
geen notie hamen van alles wat hen om
ringde, de natuur zonder vogels is men
vergeve deze ietwat profane vergelijking
als een stad zcixler winkels. Ze brengen
drukte, leven en vertier- Plotseling leidvn ze
op preitige wijze de aandacht af, brengen de
noodige afwisseling en ook de noodige span
ning in onze gedachtengang. 't Zij dat deze
opzettelijk de natuur als onderwerp heeft,
:.t zij dat juist door dat levend stukje natuur
deze het onderwerp van onze gedacjitengang
Dezer dagen op een wandeling langs een
kier gelukkig nog onbebouwde singels van
een tuinstad in aat «bouw, doch door de crisis
niet verder uitgebouwd 'n gelukje bij een
ongeluk genietend van het jonge groen,
dat door een vroeg voorjaar eerder dan ge-
.woon tot ontwikkeling kwam en nu in< kou
de wind opfleurde als enkele spaarzaam
.verschijnende zonnestralenbundels er over
Beheerden, werd onze aandacht plotsoliirag
afgeleid van het jonge groen naar een ge
vederd propje leven, dat zich zette op het
roesUnd ijzergaas, 't welk de talud van den
singel bescheimde tegen natuurlijke indring
gerigheid van de jeugd en andere speelsche
huisgenooten.
Dat gevederd propje leven, dat daar er
gens ja waar? vandaan kwam en even,
ibalar.«ceerend met staart en kopje, bleef zit
ten. nam even alle aandaent in beslag. Dat
zoo'n nietigheidje het kan! 'r Was al weer
weg ook <n wilde oogenschijnlijik die meeuw
daarginder, die een visctije verschalkte na
doen, want 't vloog in golvende glijvlucht
naar de oppervlakte van- het water, stond
even, heel even maar, als een „biddende"
valk, stil en hapte. Hapte een insect op.
Was al weer weg. nu aan den waterkant.
Weer weg- Naar de overzijde. Even op het
trottoir- Tippelde, al maar met zijn staartje
wippend, over de straatstcenen. Toen weer
in golvende vlucht naar mijn kant. Een fiet
ser die de landelijke rust verstoorde verjoeg
deze gele kwikstaart en onttrok hem aan
mijn bewonderende 'blikken.
Kort tevoren had ik langs hoog en dicht
geboomte dat aan weerszijden van eem bree-
de sloot groeide een fluitduet uitgevoerd
met een merel, die op mijn fluittonen eerst
even zweeg als was hij verbaasd, dat iemand
zoo slecht floot maar toen toch telkens weer
reageerde misschien wel om dien vreemden
onzuiver fluitepd-en voor te doen hoe het
wel moest, en kennelijk zich imepan-nend
om 'h-.'t duidelijker voor to doen. Andere be
woners van struikgewas en weid© waren
kennelijk onrustig geworden door het vreem
de ongewone fluiten van 'dien eenen, van
mij. wiens grove stern als fluiter ze n-iet
kenden.
Wie waren dat, die daar zoo onrustig de
den in de takken Men zou ze graag kennen.
Men zou graag meer van ze weten- Velen
zouden dat willen- Want ach, wat kennen
ivij toch r.og 'bedroevend weinig vogels, niet-
Dat was de klacht al van den grooten na
tuurkenner en -beschrijver Dr. Jac. Thijsse,
die 25 jaar geleden reeds het verlangen uitte
dat er eens een determineerboekje zou ko
men met beschrijvingen en gekleurde pla
te™ van alle in ons land voorkomende vo
gels „voor een beetje geld".
Er zijn pogingen gedaan. Doch, all«
respect voor die pogingen: er was heel wat
verdienstelijks bij, het juiste ontbrak nog
steeds.
Wat echter het meest aan de wenschem
van Dr. Jac Thijsse en van vele natuurlief
hebber voldoet is wel het bij A- G. Sohoan-
derbeek te Laren verschenen zakdeteimi-
neei'boek van alle in Nederland voorko
mende vogels, „Zien is kennen". Dit
fraai uitgevoerd book in linnen band met
drukknopal uiting, gemakkelijk om mee te
nemen op wandeltochten, heeft ons al veel
nut; gedaan.
Fraaie, gekleurde, natuurlijke afbeeldin
gen van Rein Stuurman,' die veelzeggend
zijn op de vraag: wat vogel is dat? Duide
lijke. korte (daarom vaak duidelijk) be
schrijvingen en verschillende bijzonderhe
den die ieder liefhebber graag wil weten,
die hem bij blijven, omdat ze wat zeggen.
Tabellen met typdBche afbeeldingen der
vogels in de vlucht en zwemmende opdat'
do nieuwsgierige ook daaraan kan zien wie
de vogel ie, die hij wil determineeren.
Alles is zoo ingericht, dat men met wat
routine spoedig de vogels, die men ziet,
leert kennen.
Do vogelliefhebbers mogen de samenstel
lers Nol Binsbergen en D- Mooy wel dank
baar zijn voor het samenstellen en den uit
gever voor het veizorgen van dit groot en
praotasch vogelboek.
Er was behoefte aan dit bock,
ONZE LANDBOUW
GEWASSEN
Stand op 19 April
Volgens de officieele mededeeling in de
Staatscourant was de stand der verschillen
de landbouwgewassen op 19 April 1.1. ais
ivolgt te noemen:
De wintertarwe is »eer goed den
wint©r doorgekomen. De stand is dicht en
reeds vroeg in het voorjaar was de ont
wikkeling zeer voorspoedig. Enkele per-
ceelen, waar het gewas op gescheurd kla-
verland is gezaaid, hebben van vreterij te
lijden. Het koude weer in April heeft d'en
groei geremd en de wind veroorzaakte plaat
selijk een afsterven der bladpunten. De
stand kan goed tot zeer goed worden ge
noemd.
Ook de winterrogge vertoont voor
den tijd van het jaar een ontwikkeling,
die aanmerkelijk boven normaal moet wor
den genoemd. Uit Groningen en Drenthe
wordt bericht, dat de smalle graanivlieg
perceelsgewijze schade heeft veroorzaakt,
doch over het algemeen blijkt deze aan
tasting van weinig beteekenis. In eenige
streken is de stand zoo dicht, dat men
terecht voor .een vroegtijdige legering vreest.
Op het oogeoblik is de stand der rogge,
•venals van de wintertarwe, goed tot zeer
goed.
De stand van de wintergerst is even
eens goed tot zeer goed.
Het koolzaad vertoont een goeden
stand. Wel wordt uit Groningen gemeld, dat
de larve van de koolzaadaardvloo op vrijwel
alle perceelcn voorkomt, doch de aantasting
is veel minder dan in vorige jaren. In Zee
land klagen verschillende landbouwers over
de schade, die door duiven aan dit gewas
is veroorzaakt.
Ook de karwij heeft zich behoorlijk goed
ontwikkeld. In Groningen trad in enkele
perceelen wortel luis op; de karwijmot wordt
niet veelvuldig waargenomen. De stand kan
goed worden genoemd.
De hoeveelheid gras is voor den tijd van
het j.aar buitengewoon overvloedig. Het
jongvee werd reeds vroeg in de weide ge
bracht. In enkele deelen des land® liep ge
durende de eerste helft van Anril reeds
melkvee buiten. Intusschcn zou eenigo
regen, vooral na de koude gure dagen in
April, voor liet grasland wel gewenscht zijn
De stand der roode en witte klaver
kan behoorlijk goed worden genoemd, ter
wijl die van lucerne wel iets minder is
doch dooreengenomen alle reden geeft tot
tevredenheid.
Samenvatting. Leidt men uit de
ivoor de verschillende streken opgegeven
cijfers, onder inachtneming der beteeldc
oppervlakte, het cijfer af voor het geheel.,
land, dan verkrijgt men het volgende resul
taat, waarbij de tusschen haakjes geplaat
ste cijfers aangeven het gemiddelde van de
standcijfers in April van die laatste 10 jairen.
Tarwe 76 (71)
Rogge 77 68)
Gerst 74 68)
Koolzaad 73 (63)
Karwij 71 (70)
Grasland 74 (66)
Roode en witte klaver 73 4)
Lucerne 67
Door de correspondenten wordt de stand
opgegeven in cijfers, waarbij 100 is uitmun
tend, 90 is zeer goed. 70 is goed, 60 is vrij
goed, 50 is matig. 40 is vrij slecht, 30 is
slecht en 10 is mislukt.
De groenteteekgewassen
De stand op 26 April
Volgens mededeeling van de Directie van
den Landbouw was de stand der groenten-
teeltgewassen op 26 April goed en zijn de
verwachtingen beter dan in de overeenkom
stige periode van het vorig jaar.
Koude sla vertoont een goeden stand,
behoudens in Zuid-C#!lderland. de Venen
het centrum Venlo: in het laatstgenoemde
gebied is de stand der onder platglas ge
teelde sla matig. Plaatselijk wordt het
optreden van „meeldauw" gemeld.
Warme sla ontwikkelde een goed ge
was. behoudens in Zuid-Gelderland en op
de Zuid-Hollandsche eilanden, vaar die ont
wikkeling matig verloopt.
A n d ij v i c geeft goede oogstverwach-
Bloemkool staat er goed tot zeer goed
Peen ontwikkelt zich in het Westland
matig, elders goed.
Kaskomkommers hebben in het
Westland' een zeer goed gewas gevormd,
elders is de stand goed.
Platglaskomkommers vertoonen
een goeden stand, behoudens in Zuid-Gel
derland en op de Zuid-Hollandsche eilanden
waar het koude weer der laatste weken den
groei van dit gewas heeft geremd.
Stooktomaten. Ten aanzien van 'de
stooktomaten bestaan goede verwachtingen,
mede in verband met het gunstige verloop
van de vruchtzetting.
A.ardbeien staan er over het algemeen
goed voor, behoudens in de Bommelerwaard
en in het centrum Venlo; in het laatstge
noemde gebied' is de vruchtzetting onbe
vredigend geweest
Als men in de stad er
zulke weiden op na
houdt, waar men zijn
pooten nog niet eens
behoorlijk verzetten
kan zonder kans om
een glijbaantje te ma
ken, denkt neven
staand „koebeest", dan
verzet ik geen poot
meer. Midden op de
straat ging hij liggen
en weigerde hardnekkig
weer. op te staan
Zeer oude kaasperszooals men maar zelden meer ziet op de boerderijen, waar ze
vroeger groote diensten bewezen en in eere gehouden werden. Ze werden vaak
kunstig versierd met snijwerk en gingen van vader op zoon over. Thans kan men ze
nog bij enkele antiquairs vinden. Ook bovenstaand exemplaaar ging dezer dagen de
N oordhollandsche boerderijwaar het bij opeenvolgende geslachten dienst had gedaan,
verwisselen voor de winkel van den oudheidkooper.
Gaan zeker samen
Kosten zijn niet grootdoch
men moet er wat moeite
voor over hebben
Door den directeur van het Melkcontrole-
slation Utrecht, den bekenden dierenarts S.
Stuurman is in het Tijdschrift voor dierge
neeskunde een belangrijk artikel geschreven
over de beteekenis van stalhygiène voor de
kwaliteit der melk, met inachtneming der
rentabiliteit op dit punt.
Na een uitvoerige inleiding over de stal
hygiène en de inspectie van verschil lende
bedrijven komt de heer S. tot de uitspraak
dat gebrekkige stalhygiène niet de voor
naamste oorzaak is van melk verontreini
ging.
Hierna zou, gaat de schr. voort, de vraag
gesteld kunnen worden: indien gebrekkige
stalhygiène dus niet de voornaamste oor
zaak is van melkverontreiniging (aan te
loonen door de gewone onderzoekmethodes)
heeft het dan nog eenigen zin hierop aan
te dringen en is het niet veel eerder gebo
den alle krachten te concentreeren op „het
melken" 1) (de methode!), vaatwerkont
smetting, koeling en bestrijding van patho-
gene kiemen. Is .het wellicht geboden maar
liever het zwaartepunt te verleggen naar
de verwerkingsplaats der melk, naar pas-
teurisatie. Of is wellicht uitbanning van pa-
thogene kiemen meer onze inspanning
waard en hoofdzaak, aangezien tenslotte 1
tubcrcelbacil gevaarlijker is dan 1 millioen
saprophyte n.
Op deze vragen kan het antwoord als
volgt luiden:
1. Zoodra men bij pas gewonnen melk de
vuilproef toepast op de boerderij, dus alvo
rens er aldaar mede gemanipuleerd is, zal
men ervaren, dat speciaal op minder hy
giënisch werkende bedrijven de melk een
zeer onsmakelijk product is. bedeeld met
allerlei stalvuil en dierlijk vuil. Of dit nu al
in veel mindere mate blijkt bij laboratorium
onderzoek doet weinig ter zake. De taak van
den melk/hygiënist kan niet zijn de oogen
te sluiten voor de werkelijkheid, omdat zijn
laboratoriumproeven hem in den steek laten
Hij heeft de taak, ten dienste der gemeen
schap te zorgen dat de veehouder begrijpt,
dat bij een belangrijk voedingsmiddel als
melk niet het zwaartepunt kan liggen bij
bepaalde camoufleerende kunstgrepen,
welke hem misschien veilig stellen tegen
over een oppervlakkig wettelijk toezicht op
zijn product, doch dat dit moet liggen bij de
winning der melk op zoodanige wijze en in
een zoodanig milieu, dat de consument,
ware hij bij de winning aanwezig geweest,
deze zou begeeren!
Indien wij de mogelijke pathogeniteit van
het product even buiten beschouwing laten,
dan zullen velen het met mij eens kunnen
zijn, indien ik ponper dat niet het laborato
riumrapport over de kwaliteit beslist, doch
een geheel andere factor, dien ik „de a e s-
t h e t i s c h e" noem en die voor 90% gedekt
wordt door de stalhygiène. Indien A.
Schloszmann zegt. dat, wat men den smaak
van gewone handelsmelk noemt, niet anders
is dan de smaak naar den stal en indien
Sovieth reeds beweerde, dat deze smaak
uitsluitend te danken is aan koemest, dan
typeeren deze uitspraken de viesheid, welke
het product dikwijls van huis uit aankleeft.
Het laboratoriumrapj)ort kan zeer goed
zijn, doch de aesthetisclie factor kan zoo
danig ontbreken, dat hij, die deze kent. wei
gert <?e melk le drinken. En evengoed kan
een zeer bacterierijke melk van huis uit van
zoo nobele afkomst zijn, den aesthetischen
factor zoo volkomen bezitten, dat ik deze
melk zat drinken, terwijl ik de eerste zal
weigeren.
't Is m.i. de taak van de melkhygiënisten
vooral den stal, de afkomst der melk, in
hun actie, te betrekken, terwijl laboratorium
onderzoek slechts hulpmiddel zij. En logisch
acht ik het bij een betaling dor melk naar
kwaliteit, dat aan den zoo juist genoemden
aesthetischen factor, dus aan de stalhygiène
in den ruim sten zin. een belangrijke in
vloed wordt toegekend.
Indien de veehouders hun veestapels ver
zorgen als het geval was bij de 200 be
drijven uit de 1ste en 2de premieklasse
en dit waren alle heel gewone boerenbe
drijven dan is het een kwestie van nog
meer begrijpen en methode (en deze metho
de komt hij toenemende toepassing van stal
hygiène vanzelf) en zij slagen erin melk te
winnen, welke feitelijk geen filtratie op do
boerderij behoeft, hoogstens door een meta
len gaasje. Dit is op een gewoon boerenbe
drijf zeer goed mogelijk en brengt nagenoeg
geen kosten mede. We] vereischt het een
groote mate van toewijding van den vee
houder voor zijn taak.
2. De microbiologische gesteldheid d e r
s t a 1 m e 1 k is een andere dan die der wei-
demelk. Bij de gewone boerenbedrijven is
het bacteriecijfer dei- stalmelk hooger dan
van zomermelk (volgens Th. Gruber is de
verhouding 33 1), doch bovendien is de
flora der stalmelk, afhankelijk als zij is van
de stalhygiène, zeer rijk aan sporenvormen-
de bacterièn (b.v. hooi- en boterzjlurbact.)
Deze maken de melk minder geschikt of on
geschikt voor pasteurisstie of voor verwer
king tot producten, terwijl de aanwezigheid
van talrijke proteolytische bacteriën aan
leiding kan geven tot darmaandoeningen,
vooral bij kinderen. 2)
Het is duidelijk dat de veehouder er na
moet streven deze specifieke stalinfectie z
veel mogelijk uit te bannen. Hij zal daar
slechts slagen door toepassing van allerlei
hygiënische maatregelen in den stal, welke
culmineeren in pijnlijke reinheid van
en vee. Hij zal daarbij, vooral als deze ge
paard gaan aan periodieke stalontsmetting.
tevens allerlei ziektekiemen bestrijden, het
geen den gezondheidstoestand van zijn vee
stapel ten goede komt (men denke aan aller
lei infectieuse kal verziekten, inf. abortus,
mastitus, tuberculose en andere stalziekten)
3. Goed gewonnen melk blijft langer goed.
4. De oude stelling, dat betere verpleging
van het vee leidt tot een beteren gezond
heidstoestand, zelfs tot grooter productiever
mogen, behoeft wel geen betoog (voor het
laatste verwijs, ik o.a. naar oude proeven
van Backhaus e.a.).
5. Het lijkt mij van belang er den nadruk
op te leggen, dat verbetering van de melk
en de melkwinning slechts langzaam, tot
6tand komen, doch steeds via den factor
stalhygiène.
Wij hebben in nagenoeg alle landen in de
dagelijksche praktijk niet te doen met be
drijven. welke op een peil staan als beschre
ven door Marg. Altmann (Zeitgemasze
Milchgevvinnung 1932) en verschillende
Amerikaansche schrijvers. Voor deze hoog
staande bedrijven kan de stelling: „there is
no relation between scoring card and bac
teria-count'' opgaan. Zij gaat niet op voor
overtalrijke boerenbedrijven, welke ik zoo
wel in andere Europeesche landen als in
Holland zag. Bij een aantal slechte bedrij
ven, waar van stalhygiène weinig merkbaar
was (niet behoorende tot mijn groep var
plm. 1i00 bedrijven) was bet totaal aan
tal afwijkingen 70 pCt. De 1400 bedrij
ven stonden alle op een hooger niveau, doch
zijn nog slechts op weg naar het niveau der
•bovenaangehaalde buitenlandsche voorbeel
den 3). Men zou nu voor de zeer slechte be
drijven den weg kunnen inslaan, dat men 1
zwaartepunt direct wilde leggen op „metho
de" (van melken), vaatwerksterilisatie enz.
Nog daargelaten, dat ik aldus gewonnen
melk door haar afkomst slecht zou noemen,
is dit een miskenning van het begrip „op
voeding in hygiënischen zin" en als methode
zou dit stelsel mislukken. Slechts door den
veehouder stalhygiène te leeren begrijpen
als iets vanzelfsprekends zal men hem bren
gen tot het hoogste niveau, Hetgeen aller
minst een modelbedrijf bet eek ent, doch een
verbeterd gewoon boerenbedrijf, waaraan de
eigenaar door zeer eenvoudige, doch begre
pen maatregelen, er in slaagt zeer goede
melk te produceeren. En voor uitbanning
van allerlei infectieuse veeziekten zal h'j
eerst werkelijk rijp zijn, indien hij, door zich
op deze melkproductie toe te leggen, allerlei
hygiënische begrippen tot zijn eigendom
heeft gemaakt. Ilij zal dan zelf de ziektebe
strijding wenschen en deze niet als iets wat
hem opgelegd werd beschouwen.
Als stimulantia voor dit proces, dat tijd
vergt, zijn te noemen:
1ste voorlichting in den ruimsten zin;
2de betaling der melk naar kwaliteit, zoo
danig, dat de gelden, verkregen uit kortin
gen wegens afwijkingen in de melkkwaliteit
in een centrale kas vlooien, welke eensdeels
gebruikt wordt voor ipremietoekenning aan
bedrijven welke stalhygiène in voldoende of
uitstekende mate toepassen, andersdcels
voor premieloekenning e.d. naar de mate
van succes waarmede bepaalde veeziekten
(als b.v. tuberculose bestreden worden).
Dit laatstp beteekent betaling naar kwali-
De fosforzuurverzorging
van onzen bodem
Toenemend Slakkenmeelverbruik
Superfosfaat-afname
liep terug
Wij mogen wel zeggen, dat wat de fos-
forzuur-bchoefte van onzen cultuurbodem
betreft, deze voornamelijk verzorgd wordt
door twee kunstmeststoffen: liet Thomas-
slakkenmeel en het superfosfaat. De andere
fotefoizuurhouoende meststoffen spelen niet
•o n groote rol.
Nu is verleden jaar de vraag naar Tho
mas-slaikikenmeel bijzonder groot geweest,
mede door de lage prijzen er van in den
zomer en den herfst, terwijl die vraag bleef
aanhouden toen de voorraden kleiner en
daardoor de prijzen hooger werden.
De cijfers wijzen aan welk een groot
bruik er van slakkenmeel in het afgeloopen
seizoen geweest is. Dat seizoen loopt v
April tot ,31 Maart.
Bij het begin van dit seizoen was er
jorraad van 31.587 ton. Het invoeroverschot
(Thomasslakkenmeel wordt uit het buiten
land ingevoerd en een klein deel van dit in
gevoerde wordt weer naar elders verkocht)
bedroeg 447.4-48 ton. Gedurende het seizoen
is dus 479.035 ton disponibel geweest voor
den Nederlaudschen bodem. Er was echter
op 1 April* 1.1. nog een voorraad van 4.608
ton, dus heel wat minder dan de voorraad
).r> 1 April '37. Een kleine berekening
eert ons, dat er in het afgelooo-
pen seizoen een verbruik
fan 474.427 ton.
Het is interessant na te gaan hoe de vo
rige seizoenen het 6lakikenmcel-verbruik
was. Met de aan het begin en aan het eind
aanwezige voorraden kunnen wij hierbij
geen rekening houden, wat trouwens voor
11 globale vergelijking ook niet noodig is
In 1930/'31 was het. invoeroverschot 301.194
■n; in 1931/'32 309.265 ton; in 1932/'33:
227.494 ton; in 1933/'34 220.952 ton; in 1934/
'35 358.069 ton; in 1935/'36: 405.240 ton; in
1936/'37: 362.083 ton en, zooals we zagen, in
1937/'38: 447.458 ton.
Dat deze grootere vraag niet alleen
een gevolg is van grooter fosforzuur-
giften, gelukkig ook daarvan, dooh ook
van groter belangstelling voor slakken-
meel, die niet luwde toen de eerst lage
prijzen later hooger opliepen, blijkt wel
uit de cijfers, die we over het verbruik
van de andere fo6forzuurbron, het super
fosfaat verkregen.
De cijfers daarover loopen over het kalen
derjaar 1937.
Het verbruiksoverschot van super bedroeg
in 1937: 122.379 ton tegen 134.837 ton in 1936,
dus een teruggang van on ge yeer 12.500 ton.
Om een zuivere vergelijking te krijgen ge
ven we hier ook de cijfers van slakkenmeel
over het kalenderjaar. Het verbruiks-oyer-
schot daarvan bedroeg in 1937 425-491
ton tegen 393.084 ton in 1936. Alszoo een
vermeerdering van ruim 37.000 ton.
WEET GE
dat de melkproductie in Duitschland belang1
rijk is toegenomen en voor 1937 geschat
wordt als te hebben bedragen 26.20Q
mill. kg. tegen 25.400 mill, in 1936 en
23.600 mill, in 1931, terwijl de melkgijt
per koe berekend wordt op 2590 kg.
tegen 2513 kg in 1934 en 2443 kg in 1931.
dat door Canadeesche veefokkers een monu
ment is opgericht voor een Friesche koe.
die in 1829 naar Amerika werd gezon
den, nl. de van den fokker Kuperus te
Marsum gekochte ,J1ercedes", wier na
komelingen veel hebben bijgedragen tot
verbetering van den veestapel overzee;
dat door de groote droogte de Engelsche
boeren zeer gedupeerd worden, de oogst
dreigt te mislukken, wat reeds bloeidd
is gedood door nachtvorsten of door.
watergebrek ten onder gegaan; het zaad
dat gezaaid is kan niet ontkiemen;
dat plannen gemaakt zijn om in October te
Tiel een populair wetenschappelijk fruit
teeltcongres en tentoonstelling te houden
dat de eerste officieele schatting van den
Argentijnschen maïsoogst bedraagt 45
millioen quintalen (50 kg.) of ruim 50
pet. lager dan in de vorige campagne.
dat de melkproductie in Maart 1938 onge~>
veer 2 pet. lager is geweest dan in Maart
-1937, wat veel door het Oosten van ons
land en Zeeland komt.
dat volgens de statistieken in Roemenië in
het geheel 2.093.000 ploegen zijn, wat wil
zeggen 1 ploeg op 6 a 7 h.a., doch, waar
er ongeveer 4 millioen landbouw-onder-
nemingen zijn beteekent het ook, dat er
maar één ploeg per twee bedrijven is,
dat volgens een uitgebracht rapport in Gro
ningen een vlasindustrie op rendabele
basis mogelijk is, en voor een fabriek met
een capaciteit van 1.000.000 kg. gerepeld
stroovlas plaats is.
dat in Friesland proeven genomen zullen
worden met het kunstmatig drogen van
gras volgens het Engelsch systeem, en
ook om na te gaan of de cichorei-resten
productief te maken zijn voor dit doel,.
De wereldtarwepositie
Volgens mededeelingen van het Inter
nationaal Landbouwinstituut te Rome blijkt
uit een vergelijking van de totale invoer-
behoefte van de tanve-importeerende landen
dat het uitvoer-overschot van den oogs»
1937—'38, ad 176 millioen quintalen (50 kg.)
ondanks de geringe productie van Canada
en Argentinië, ruimschoots voldoende
om de wereldvraag in de verkoopcampagne
1937'38, ad 141 millioen quinrallen te
dekken. Voor het eerst sedert 1930 zal een
gedeelte 35 millioen quintalen van het
uitvoeroverschot van den oogst gereserveerd
blijven voor de volgende campagne. Dit be
teekent. dat de voor uitvoer beschikbare
voorraad van den ouden oogst, welke, na
gedurende de laatste jaren gestadig te zijn
gedaald, op 1 Augustus 1937 nog slechts
24 millioen quintalen bedroeg, op 1 Augus
tus 1938 naar alle waarschijnlijkheid 59
millioen quintalen zal zijn. Deze hoeveel
heid is ongeveer gelijk /tan den normalen
voorraad tarwe van den ouden oogst in de
jaren voorafgaande aan de groote tarwe-
teit op drie grondslagen en wordt in een
deel van West-Nederland sedert 3 jaren met
veel succes toegepast onder auspiciën van
de Ned. Zuivelcentrale,
Conclusies
1. De mate waarin stalhygiène tot uiting
komt bepaalt mede, en voor een zeer belang
rijk deel, de waarde der melk.
2. De aesthetische factor (in dit rapport
genoemd) hangt voor wintermeik voor een
zeer belangrijk deel met stalhygiène samen.
3. Melkonderzoek schiet tekort, indien
men wil nagaan of stalhygiène in voldoen
de mate in toepassing werd gebracht.
4. Het is van het allergrootste belang dat
bij de betaling der melk naar kwaliteit, aan
den factor stalhygiène groote invloed wordt
toegekend (b.v. door een premiestelsel).
5. Ieder behoorlijk ingericht boerenbedrijf
kan zonder noemenswaardige kosten tot het
verlangde peil der stalhygiène komen, mits
de veehouder zich hiervoor inspanning ge-
1) In Nederland
>rdt 's winters In den stal
r«k zou zUn. In
indeel, ln Nederland
je de Coop. Zuivelindustrie
ian melkersonderricht; duiz
melkeis zbn door z.s. „melk
formd, (vuistmelkera!)
atie kan feitelijk alleen
nden ln het feit, dat men
men wil dooden. In de pr
ndacht van de
welke het hoogst toelaatbai
de ctifers zijn berekend ln het 3e jaar dezer b(
tallngsmodus. Gedurende 9 jaren leerden du3 d
ze veehouders stnlhygiüne en verdere bedrijf'
liet geval Is, des 'te sterker wordt voelbaar ds
er bezwaren kleven aan een beoordeeling de
melk fn het laboratorium, aangezien het la.be
raloriumonderzcek steeds minder gaat inllch
ten omtrent den aesthetischen factor,
Ontvangen geschriften
Deae gratis-brochure van het Land- eri
Tuinbouwhureau van de I.G. Farbenindus-
trie A.G., Amsteldijk 37, Amsterdam en daar
aan te vragen, ziet er als alle uitgaven van
dit bureau weer even keurig uit met haar
kleurige, in zachte tinten uitgevoerde pla
ten, schilderijtjes gelijk.
De inhoud komt. met het uiterlijk over*
een. Kort en zakelijk wordt medegedeeld
wat voor boer en tuinder van belang is te
weten van de synthetische st ikstofmeststof-
fen. Goede wenken worden gegeven-
TE KOOP Hennetjes en Eenden
lïoode Islands Ret
7 wk 80 ct, 9 wk
Legh. en gekruist
Legh. br.' '37. 11 mnd. volle leg ƒ1.10
.jl and-haantjes, 7 wk 30 c* 0
Witte Legh. haantjes 5
7 wk 10 c
Vanaf static
t. Verp. grati
Alg. Onderl. Maatsch. tot Verzekering
van Paarden en Rundvee.
Catbarijnesingel 75 UTRECHT
TELEFOON 12138.
Directie: Leopold.
Verzekering op billijke Voorwaarden,
tegen lage onderlinge of vaste premie,
RESERVE: 178.799.44.
Deskundige vertegenw. gevraagd'.
P. DE VOGEL Pzn.
TELEF. 53
BERKEL Z.-H.
D.VAN DEN BOSCH
Telefoon 28 NAALDWIJK
Tuinbouw gereedschappen
KASSENBOUW IN IJZER
VEKWARMING - WATERLEIDING
STALEN WAGENS en BURRIES
UW ADRES
Voor de behandeling van
Uw BOEKHOUDING en
BELASTINGZAKEN is
Belastingconsulent Lid N. L v. B.
Kantoor Kerkstraat 3,Tel. no. 62 en 63
BERKEL EN RODENRIJS