ïadtO» HALVE EEUW CHRISTELIJK FRONT Waterstaat aan de orde DONDERDAG a8 APRIL 1938 TWEEDE BLAD PAG. 5 Hel groole keerpunt Het groote keerpunt kwam toen K r peyne van de Coppelloop 11 Maart 1878 zijn ondcrwijsonMerp indiende, waar in nadrukkelijk zou worden uitgesproken, dat het ondersteunen van bizondere scho len uit de publieke kas als niet-geoorloofd moest worden beschouwd. Groot was de ontroering, welke dit wets ontwerp teweeg bracht, maar grooter beslister nog de activiteit, waartoe het aanleiding gaf. Nu moest de beslissing val len, ten goede of ten kwade. Het scheen ten kwade. Want de wet werd in Tweede en Eerste Kamer met groote meerderheid aangenomen. Een volkspetitionnement als nimmer te voren deed een krachtig en soonlijk beroep op den Koning; hei mocht niet baten. De Unie Een school met den Bijbel werd opgericht onder voorzitterschap van de Savornin Lohman; de vijanden der Christelijke school schimpten er op en trokken zich van deze actie niets aan. En toch had Kappeyne slechts een Pyr- rhus-overwinning behaald. Want vai af stonden Roomsch-Katholieken en anti revolutionairen als trouwe bondgenooten naast elkaar in de Kamer en spoedig werd ook samenwerking bij de stembus gezocht en gevonden, al ging dat aanvankelijk van wege het districtenstelsel met groote moei lijkheden gepaard. En daarbij kwam dan, dat de liberalen te zwakke beenen hadden om de weelde der oppermachtigheid te kunnen dragen, zoodat ze in onderlinge tweespalt hun krachten verteerden. In 1879 trad het ministerie Van Lynden van Sandenburg op. Elout en Lohman '(a.r.), Haffmans en De Bruyn (r.k.) deden een dringend beroep op den minister van Christelijke huize, den vroegeren vriend, om de wet-Kappeyne niet uit te voeren, maar Van Lynden meende dat de zaak be slist was. Na eenigen tijd kwam ook Keu- chenius in de Kamer. Hij en Heydenrijck (r.k.) poogden nogmaals per motie invoe ring der gehate wet te verschuiven, het mocht niet baten. Welnu, zoo betoogde de Savornin Loh man op 3 December 1880, dan sturen we aan op wijziging van artikel 194 der Grond wet, al werd tegelijkertijd de dag der kleine dingen niet veracht. Intusschen werd de positie der rechter zijde voortdurend sterker en kwam ook van andere zijde aandrang tot grondwetsher ziening, speciaal in verband met het kies recht. Heel wel, zeiden de anti-revolutio nairen, maar geen grondwetsherziening zonder wijziging van artikel 194 nopens het ondenvijs. Hiertegen verzette zich de staatscommis sie onder leiding van Heemskerk Azn. (in 1883 minister geworden) en weer leed de rechterzijde de nederlaag. De behande- ling ging zonder ondenvijs-artikel door. M a c k a y diende toen een reeks amendementen ia, doch ook dit baatte niet. Ze werden alle na bestrijding door m ter Heemskerk verworpen en dit dreef de rechterzijde tot het voeren van een non- Jiossum.us-politiek. Zij stemde tegen elk regeeringsvoorstel, en toen ook liberalen zich niet met het eigenlijke regeeringsvoor- 7. Heemskerk Azn. stel inzake verplichte schoolgeldheffing konden vereenigen, werd dit verworpen en .vroeg het ministerie-Heemskerk Azn. op 13 April 1886 ontslag. Dit was echter nog niet het einde der liberale overheersching, want Mackay kon de opdracht tot vorming van een nieuw Kabinet <^iet aanvaarden wegens de voor waarde, welke de Koning stelde: de voor stellen inzake herziening der Grondwet mogen niet ingetrokken worden. Toen keerden minister Heemskerk c.s. terug op hun zetels, en de Grondwet werd herzien. Op 30 November 18S7 werd de gewijzigde Grondwet afgekondigd en binnen vier maanden moesten nu nieuwe verkiezingen gehouden worden. Dat ge schiedde op 6 en 20 Maart 1588. Was het wonder, dat de vrijzinnigen klappen kre gen en de rechterzijde in de meerderheid kwam? De Kamer van 100 want zoo zou het nu voortaan zijn telde 28 anti-revo lutionairen en 26 roomsch katholieken en Mr. /Eneas baron Mackay trad, met een bezwaard hart en van eigen onbekwaam heid overtuigd, op 21 April 1888 als minis ter-president op. Nu was de ovennacht der liberalen voor goed gebroken. Mr. /E. baron Mackay had het minis tersambt, veel minder het premierschap, geenszins gezocht. Met groote tegenzin ver liet hij Zulfen; hij achtte zich onbekwaam voor het groote werk. Maar dies werd ook in hem het woord bevestigd, dat Gods kracht in zwakken wordt volbracht. Het gelukte baron Mackay een mi nisterie van bekwame mannen samen te I stond in het nummer van 21 April. Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman minister van Koloniën en hij opgevolgd stellen, bestaande uit hemzelf als minister van Binnenlandsche Zaken tot 17 Febr. 1890, toen hij Mr. Keuchenius verving als werd door Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman; Mr. L. W. C. Keuchenius (koloniën), Jhr. Mr. K. A. Godin de Beaufort (financiën), J. W. Bergan- s i u s (oorlog) H. Dyserinck (marine) tot 28 Maart 1891, daarna G. Kru ys; Jhr. C. Hartsen (Buiten!. Zaken), Jhr. Mr. G. L. M. H. Ruys de Beerenbrouck (justitie) en J. P. H a v e 1 a a r (water staat, handel en nijverheid). Het was erg ongewoon voor de liberalen, dat zij buiten het kabinet stonden en zij konden daaraan ook onmogelijk wennen. Dat is misschien te begrijpen na zooveel jaren van oppermacht; maar het is erg droevig, dat ze volstrekt niet wilden leeren wat van een loyale oppositie verwacht mag worden. Zij hebben het kabinet-Mackay voortdurend op onwaardige wijze bestookt en nooit eenig begrip gehad van de moei lijkheden, waarmee het te worstelen had. Die moeilijkheden waren vele, uit- en inwendig beide. Uitwendig gaf het moeilijkheden, dat Koning Willem III eerst van 3 April 1S89 tot 2 Mei d.a.v. en daarna van 11 November 1890 tot 20 Nov. d.a.v. buiten staat was de regeering waar te nemen, zoodat de Raad van State in zijn plaats moest treden. Op 20 November werd Koningin Emma tot regentes benoemd en op 23 November stierf de Koning na een regeering van 42 jaar. Dit alles gaf natuurlijk stagnatie in de wetgevende arbeid; doch dit niet alleen. Het kabinet-Mackay stond voor een ge heel nieuwe taak: het roer moest gewend worden en voorts had het rekening te hou den met een vijandige Eerste Kamer, die om redenen buiten de begrooting gelegen op 31 Januari 1890 de begroo ting van Koloniën verwierp en daardoor Keuchenius tot aftreden dwong. De minister was niet vriendelijk genoeg tegen over den Islam! Er waren echter ookinwendige moeilijk heden. Niet steeds begreep het Christelijk volksdeel, dat Mackay niet plotseling alles veranderen kon; wellicht was Dr. Kuy per in zijn critiek, naast veel waar de e r i n g, ook niet altijd billijk. Doch dit was nog het ergste niet; er was meer. De Roomsch-Katholieken moesten nog leeren in coalitie-verband te marcheeren. Ze konden nog te weinig verdragen. En toen dan ook het kabinet met het werke lijk nationaal-democratische voorstel van persoonlijke dienstplicht kwam, toen volgden ze niet de leiding van Schaepman, maar steunden de libera len in hun obstructie om het ontwerp niet voor de verkiezingen van 1891 af te hande len, doch tot schibboleth bij de stembus te maken. Dit streven is gelukt en het kostte het kabinet-Mackay het leven. Vele Roomsch-Katholieken hadden ge noeg van de coalitie nu de schoolkwestie principe opgelost was. Want dat was geschied, ondanks de onbehoorlijke tegen- 'erking der libeialen; hoewel deze toen het ministerie nauwlijks was opgetreden, vraag stelden waarom het wetsontwerp nog niet ingediend was. Ze waren er blijkbaar hoogst verlangend naar, doch toen het ontwerp behandeld kon worden, weigerde de linkerzijde op alle mogelijke wijze haar medewerking. Het heeft geen zin dit uitvoerig na te lan; het is voldoende vast te stellen, dat het ontwerp op 8 Mei 1889 naar een com missie van voorbereiding ging; van 22 Augustus tot 26 September behandeld en op de laatste datum met 71 tegen 27 stem- ten aangenomen werd. De vrienden van het bizonder onderwijs waren zeer verheugd, al ging de wet h. i. op veel punten niet ver genoeg. Maar de principieele beslissing was gevallen: de staatsrechtelijke gelijkheid tus- schen openbare en bizondere school was verkregen; de weg naar financieele gelijkstelling was gebaand. Al had het kabinet-Mackay in de drie jaren van zijn bewind niets meer tot stand gebracht dan dit, dan had het voor immer recht op onze hartelijke dankbaarheid. Immers voor het recht op schoolgebied was vele jaren tevergeefs gestreden. De schoolstrijd kon nu zijn heftig karakter verliezen. Dat daarvan in de praktijk voor eerst niets is gebleken is niet de schuld van de voorstanders der vrije school. De liberalen in die periode hebben het gaarne zoo voorgesteld, dat het kabinet Mackay niets anders heeft tot stand ge bracht dan een schoolwet Deze beschuldi ging is ten eenenmale onwaar. Ondanks de vaak kleinzielige tegenwerking der op positie wist het kabinet een lange rij van belangrijke wetsontwerpen in het staatsblad te brengen. We doen slechts een paar grepen. Met de Kieswet had Minister Mackay geen haast, omdat z.i. eerst de wetten op de personeele lasten tot stand moesten komen. Maar de sociale kwestie had wel zijn belangstelling. Niet alleen werd een commissie ingesteld om te onderzoeken welke sociale wetgeving noodzakelijk was, in April 1889 kwam ook de eerste arbeidswet tot stand, waardoor vrouwen en kinderen tegen onmatig lange arbeidsduur beschermd werden. Voorts werd de boterhandel beschermd tegen bedrog; de pensioenen der burgerlij ke ambtenaren werden geregeld, en ook die van werklieden en personeel van land- en zeemacht; de personeele belasting werd ge wijzigd en er werden maatregelen genomen tegen de handel in meisjes; de weerkracht werd versterkt. Is dat niets? Laat ons dan nog wijzen op de Stedenwet Deze beoogde om de groote steden te verknippen in enkelvoudige kiesdistricten. De liberalen waren hier mordicus tegen. Waarom? Omdat zij daarvoor kans liepen een of meer zetels in -de Kamer te verliezen Daarom voerden zij doorloopend obstructie. Het mocht echter niet baten. De wet werd met 40 tegen 32 stemmen, zuiver rechts tegen links, aangenomen. Zoo moesten de liberalen telkens erken nen dat het met hun macht gedaan was. Doch tegen de verkiezingen leefden hun moed en hoop weer op. Eerst gelukte het hun den Minister van Marine weg te wer ken. Het geschiedde met kleine middelen, doch daar had men geen bezwaar tegen. Daarna zou do wet op de Persoonlijke Dienstplicht behandeld worden. Men voerde obstructie en kreeg hulp van vele Roomsch-Katholieken. Van 21 April tot 26 Mei wist men de be handeling te rekken: vooral Mr S. van Houten deed daaraan mee. Toen bleef, omdat Juni in 't zicht was, het wetsontwerp onafgedaan liggen. Bij de stembus werder een zoodanig gebruik var gemaakt, dat de rechterzijde weer in de min derheid kwam: gekozen werden 21 anti-re volutionairen, 25 Roomsch-Katholieken, 55 liberalen en 2 Radicalen. Het Ministerie-Mackay trok de conclusie en vroeg ontslag. Dit werd verleend en de liberalen konden weer het roer in handen nemen. Inderdaad? Neen. in schijn! Mr. JE. baron Mackay Eerste Kamer-camera De onbewaakte overwegen vragen dringend om voorziening Bedrogen uitgekomen is hij die meenen mocht, dat de begrooting van Waterstaat een vrij technische materie zich zou kun nen verheugen in de belangstelling van slechts een gering deel der Kamerleden. Immers, zuchtend heeft de voorzitter zich gisteren reeds over het sprekerslijstje ge bogen, en het is er dan ook naar! Presiden tale vermaningen lootpen blijkbaar kans, spoedig te worden vergeten. Heel wat onderwerpen zijn aangesneden, sommige ook zeer in den breede behandeld. De discussie werd geopend door den heer van Lanschot (r.k.). die betoogde, dat de werken aan de Maas voor- en nadeelen opleverden. Tot de nadeelen behoort wel, dat de uiterwaarden droog worden en dat gebrek aan drinkwater kan onstaan. De Mi nister moge er aandacht aan besteden. In het Biesbosch achtte de heer van Lanschot nog wel gelegenheid voor productief werk, hetgeen juist met het oog op de aldaar heerschende werkloosheid goed te stade ko men zal. En tenslotte werd gevraagd om een betere verbinding van Eindhoven en omstre ken met Brussel. De heer Ter Haar (cJi.) heeft onder meer gesproken over de onbewaakte overwe gen en aangetoond, dat men te dien aan zien slechts theoretisch pleegt te redeneeren door uitsluitend rekening te houden met de meest gunstige omstandigheden. Zooals te erwachten was bij deze begrooting stonden deze overwegen in het middelpunt van de belangstelling. Ook de heer van Voorst tot Voorst (r.k.) sprak in gelijke richting, doch het was met name de heer van C i t- ters (a.r.), die erop wees, hoe b.v. op het traject Bilthoven-Arnhem weldra met een snelheid van niet minder dan 130 K.M. en kort daarop zelfs met een snelheid van 150 K.M. gereden zal worden, terwijl dit stuk veel onbewaakte overwegen kent. Wat dit beteekent. is al gebleken, doordat reeds bij de proefritten twee menschen zijn doodge reden. En dan wordt nog niet eens gespro ken over het gevaar, dav een trein met een dergelijke snelheid tengevolge van een aan rijding op een dergelijken overweg zou ont Siporen. De rijtijden van de chauffeurs werden meermalen in het midden gebracht. Zoo (r.k.), die, al was het afgeloopen jaar goed. sing. De belijdenis is geestelijke beslissing, n-nhnHan a/vhtfa nmAot 1 <MQ I houdt in, dat onderwerping alleen gees telijk in geloof kan geschieden. De belijde door den heer Ter Haar, die voorts aan drong op streng toezicht op dronkenschap van autobestuurders, een practischer inning van de lasten op het autoverkeer, doeltref fender regeling van de controle op den weg en bespoediging van verbetering van ver schillende wegen. Door spr. werd vervan ging van de brug bij Velzen door een tun nel; noodig geacht., Het mijnwezen had de aandacht van den heer J a voorzichtigheid geboden achtte, omdat minder goed dreigt te worden. Het bedrijl moet worden verstevigd, ook in het belang van de arbeiders. Gewezen kon worden o,p tastbare resultaten van de samenwerking tusschen directies en mijnarbeiders. Een betere pensioenregeling werd in overweging gegeven, alsmede een verbetering van het lot van invalide mijnwerkers- Het recht van de mijnarbeiders op rede lijk pensioen werd verdedigd door den heer van de Bilt (s.d.), die opmerkte;, dat deze arbeiders weliswaar hebben geprofiteerd van de opleving in den mijnbouw, maar die toch niet geheel tevreden zijn kon. De heer N i- vard (r.k.) heeft achterin den middae de spoorwegpensioenen aan een beschouwing onderworpen, terwijl voorts de belangen van het betreffend personeel besproken zijn door den heer Moltmaker (s.d.), die van oor deel was, dat. zoo er een enquête mocht worden gehouden, deze wel tot onderwerp hebben mocht de positie van de arbeiders bij het Rotterdamsche Tramwegbedrijf. Hij bepleitte voorts een coördinatie van alle ver voer in één hand. De heer van Citters heeft in zijn rede nog gewezen op het deficit, waarmee de spoonvegen jaarlijks te kampen hebben en dat niet belangrijk mindert. Bij deze spoor wegen achtte hij een te groote macht te be rusten, als men die macht vergelijkt met die van andere vervoerinstanties. Misschien moet dat geweten worden aan het feit, dat de president-commissaris van de spoorwe gen tevens secretaris-generaal van het be treffende departement is. Een dergelijke combinatie van functies achtte hij weinig toe te juichen. In dit verband wees de heer van Citters er ook op, dat nog al te vaak vergunningen voor vervoer per auto geweigerd worden. Waarom bouwt men dan zulke mooie wegen en bruggen? Wat het opheffen van stations betreft, men ga hiertoe niet over, voordat nieuwe verkeersverbindingen met de onderhavige plaatsen zijn tot stand gebracht. Tenslotte werd aangedrongen op den bouw van een brug bij Doesburg. Zoo werden reeds dezen eersten dag vele onderwerpen ter tafel van den Minister ge deponeerd. Heden gaan we verder. Minister De Wilde maakte gistermiddag een proeftocht met het nieuwe recherche vaartuig ..Sinninghe Damsté" op het IJselmeer. De minister in geanimeerd ge* sprek met de heeren De Voogd en De Vries, ontwerper en bouwer van het schip Kerk en Zending, De Reorganisatie der Ned. Herv. Kerk De Ned. Herv. Predikanten vergadering te Utrecht Referaat van Prof. Mr P. Scholten In de Woensdagmorgen te Utrecht voortgezette vergadering van de Ned. Herv. Predikanten-Vereeniging sprak Prof. Mr. Paul S c h o 11 e n over „de Reorganisatie der Ned. Hervormde Kerk". Vooraf sprak dr R i e m e n s. van Lei den, enkele woorden over den nieuwen Gezangenbundel, die wellicht in Sep tember zal kunnen verschijnen en thans aan een laatste revisie wordt onder worpen. Prof. S c h o 11 e n zegt, dat hij heden zal spreken als jurist tot theologen; als jurist, dit is niet over de technisch-juridische vragen van redactie, maar over de prin cipieele punten van het reorganisatie-ont werp, die recht en theologie belde raken. Hij herinnert aan de geschiedenis van de reorganisatiebeweging, wijst aan hoe de historische lijn van Groen en da Costa over la Sauseaye, Gunning, Hoedemaker tot het onderwerp heeft geleid. De drie punten, die achtereenvolgens be handeld worden zijn de leertuchtoefening in verband met de belijdenis; de organisatie der kerk; de eenheid en verscheidenheid. Spr. betoogt, dat belijdenis is beslissing, odet wet, dat leertuchtoefening uiv haar aard geheel iets anders is, dan wetstoepas- Baron de Vos van Steenwijk was de vorige week 25 jaar lid van de Eerste Kamer. In verband hiermede kwamen voor den a anvang der zitting verschillende leden hun voorzitter gelukwenschen Proeftocht van nieuwe douaneboot Minister De Wilde aan boord Met het nieuwe Rijksrocherchevaartuig „Sinninghe Damstvervaardigd Np de werf van de Vries Lentsch te Amster dam, is een proeftocht gemaakt op het IJ selmeer. De boot vertrok vanaf den steiger voor het Centraal Station met aan boord den mi nister van Financiën Mr. J. A. de Wilde, de directie van de werf De Vries Lentsch en den ontwerper van het vaar tuig, den heer H. W. d e V o o g t te Haarlem Op Pampus is het vaartuig, dat bestemd is voor den dienst in het noorden van het land, door den Minister overgenomen. Ver volgens voer men naar Voleqdam, waar Mi nister de Wilde het schip verliet en per auto naar 's-Gravenhage terugkeerde. Omstreeks zes uur was het vaartuig in Amsterdam terug. nis is beslissing; daaruit volgt, dat zij geldt, doch deze gelding moet men niet als die van een wet voorstellen. De belijdenis kan veran deren, zij wordt soms sterker, soms zwakker in den loop der eeuwen. Spr. stelt daarbij het apostolicum tegen de formulieren van eenigheid. Hij wijst op de onderwerping aan de H. Schrift en betoogt, dat het ontwerp een Kerkorde geeft en niet een belijdenis, daarom kan het slechts op een enkel punt naar de openbaring verwijzen, dat niet ver der uitwerken. De organisatie dar kerk moet zijn presbi- teriaal. De tegenwoordige orde van 1816 rust èn staatsrechtelijk en kerkrechtelijk op on juiste grond. Spr. kenschetst haar als een type van bureaucratie. Daarmee breekt het ontwerp. Vervolgens wordt tegen Ds. Ling- beek betoogd, dat het ontbreken van binden de mandaten van afgevaardigden naar hoo- gere vergaderingen geenszins m.et het pres- biteriaal karakter der orde strijdt Spr. toont aan dat wie dat betwist, de eene juridische constructie (meerderheidsbeginsel) zonder eenigen grond verheft ten koste van de an dere (vertegenwoordiging), dat men zich schuldig maakt aan een poging den Heili gen Geest te binden, als men zegt. dat deze wel met de lagere, niet met de hoogere ver gaderingen. zou zijn. Wat eenheid en verscheidenheid betreft stelt spr. tweeërlei verscheidenheid tegen over elkaar: die van gaven en die van ge loof. De eerste is rükdom. de tweede een his torisch gegeven, dat op zidh zelf niets be- geerenswaardigs heeft, maar moet worden aanvaard. Het is in en met de eenheid, niet ge lijk aan deze. Jezus' bede was: dat zij allen één zijn, maar het is miskenning der wer kelijkheid, als men de verscheidenheid in de kerk voorbijgaat. Het is ermee, als met de verscheidenheid van Gereformeerden, Lu- therschen en Anglicanen binnen de Una Sancta. Die verscheidenheid in de Ned. Herv. Kerk heeft tot zulke spanningen ge leid, dat samenleving ondragelijk werd en bijzondere regelingen noodig. Deze zijn in de overgangsbepalingen neergelegd, in over gangsbepalingen, omdat zij eigenlijk in de Kerk niet hooren en deze moet hopen, dat zij overbodig worden. Telkens komt de hoofddraad van het ont werp te voorschijn: de Kerk m.oet weer Kerk worden, dat is de samenkomst van de ge roepenen, niet staat, noch vereeniging. En wie Kerk zegt, zegt belijdende Kerk. Spr wijst nog op andere dingen, waarin dit uit komt, o.a. de bemoeienis met de zending. Hij besluit met een betoog, dat het nü het oogenblik is der Reorganisatie. Dat oogen- blik is niet willekeurig gekozen, maar de loop der dingen heeft ertoe geleid. Wie regels opstelt als deze, moet vooruit grijpen, doch hij mag vertrouwen op de opvoedende kracht der nieuw gegeven verantwoordelijk heid. Als de Kerk haar leden dwingt zich rekenschap te geven van hun belijden, sterkt zij hun geloofsleven. Eindelijk, de tijd laat geen uitstel toe. De kerk moet nü open zijn. de afgedwaalden zoeken. Daarvoor behoeft zij bevrijding van een orde, die haar belet Kerk te zijn. Zij moet haar woord kunnen spreken in den nood dezer tijden. Spr. eindigt met de predikanten te wijzen op de woorden van den Apostel in Efeze 4. op den opbouw der Kerk, waartoe zij het volk moeten toerusten. Discussie-referaat Scholten Prof. Brouwer (Utrecht) spreekt groo te waardeering uit voor dit referaat en voor al wat Prof. Soholten gedurende jaren reeds T voor de reorganisatiebeweging heeft ge daan. Spr. behoudt echter drie bewaren: Ie* de huidige toestand van de kerk. waarmedo niet genoeg gerekend is, 2e. de wijze van' leertuchtoefening levert gevaren op. 3e. de band aan ae belijdenisschriften (die 3 400 jaren oud zijn en wier formuleering de onze niet meer kan wezen). Er is teveel optimis me in Schol tens betoog en kijk op de dingen Ds. v. d. Me uien (Someren) informeerts is de Kerk de gemeenschap van de Christus- geloovigen? Welke Kerken erkent men als deelen van de ééne Kerk? Is de erkenning wederkeerig? Spr. wil ook gaarne weten, of de reorgani satie veranderingen brengt t.a.v. den burger lijken rechter. Prof. Bakhuizen v. d. Brink (Lei den) vraagt: geeft het ontwerp voldoende waarborgen tegen hiërarchie en van vrijheid voor den enkeling? Ook memoreert spr. het bezwaar, door Ds H. H. Barger reeds eerder aangewezen, n.l. dat de huidige kerkbesturen met méér gezag kunnen optreden dai. zij doen; zullen die personen krachtiger op treden in de gereorganiseerde kerk? Dr. P. J. Kroms igt (em. predikant Den Haag) ziet zijn ideaal: „een positieve en ruime volkskerk" verwezenlijkt. Er zij pluri formiteit in oe ééne Kerk. maar niet pluri formiteit van Kerk e n. Dr Noordmans (Laren) waardeert dat een jurist zóó theologisch kan spreken. Spr. onderstreept het verband tusschen be lijdenis en Kerkorde, dat men langen tijd heeft losgelaten. Velen zijn lid van de kerk, maar ook van een richting; wie zoo'n dubbel lidmaatschap wenscht, voelt zich beter thuis in de huidige organisatie dan in de reorga nisatie. Dr. R i e m e n s (Leiden) aarzelt, of er geen onduidelijkheid is op cardinale puntem Er is verschil tusschen 't belijden van „Hem" en van „het", maar dat komt niet voldoende uit. De aanhef van art. 8 wijze aanstonds op Jezus Ghristus, aller Heer. Ook de kwestie van „hervorming" der leer eischt stellig verduidelijking. Prof. Scholten beantwoordde de verschil lende sprekers, waardoor velerlei in scher per belichting kwam te staan. De presentielijst was ge teekend door 536 predikanten, een aantal, dat nimmer bereikt werd. De voorzitter spreekt een slotwoord. Na 't zingen van Ps. 72 11 en gebed gaat de vergadering uiteen. VRIJDAG 20 APRIL HILVERSUM I. 1875 cn 415.5 M. Alsem. Pro et. verzorgd door de KRO. 8.009.15 en 10.— Gram.muziek; 11.30 Böbelsche causerie; 12.Berichten: 12.15 Modern klein orkest en solist: 1.Gram.muziek; 1.30 Vervolg con cert; 2.Gram.cnuziek; 2.15 Orgelconcert en Gram.muziek; 3.15 Gram.muziek; 3.30 De KRO-melodlsten, solist en Gram.muziek^ 6.15 Gram.muziek; 5.30 KRO-orkest; 6.05 Land en tuinbouwcauserie; 6.25 Vervolg concert; 7.Berichten; 7.15 Causerie „Het uitoefenen van zelfstandige beroepen of bedrijven door vreemdelingen; 7.35 Reportage; 8.Berich ten ANP; 8.15 KRO-melodisten en solist; 8.5(j Parb'sch programma; 9.20 KRO-kamerorkest 10.30 Berichten ANP; 10.40 Bert van Dinte- ren en zijn Tzlgane-Orkest; 11.1012.00 Gram.muziek. HILVERSUM n. 301,5 M. 8.VARA 10,VP, RO. 10.20 VAR-V. 12AVRO. 4*.— VARA. 7.30 VPRO. O.— VARA. 10.40 VPRO. ll.OO— 12.00 VARA. 8.— Gram.muziek; 10.— Morgen wijding; 10.20 Declamatie; 10.40 Gram.muziek 11.10 Vervolg declamatie; 1L30 Gram.muziek Ensemble Jetty Cantor; 12.40 Gram.mu- ie „Prinses Juliana de Ja- ible Jetty Can ziek; 12.50 Cause rige Jonge Moeder"; Ï.10 Ense tor; L45 Causerie „In Holland i huis"; 2.15 AVRO-dansorkest, de „Hodlars'* en solisten; 4.Gram.muziek; 5.Voor de kinderen; 5.30 Orgelspel; 6.05 De Ramblers; 6.30 Politiek radio-journaal; 6.5o Gram.mu ziek; 7.— Causerie ,De geestelijke grondsla gen der democratie"; 7.2,0 Berichten ANP; 7.30 Berichten; 7.35 Lezen in de Bijbel; 8.— Nederl. Kamerorkest en Toonkunstkoor Rot terdam; 8.30 Causerie „Het zien van beeld houwwerken": 9.Fragmenten uit de ope rette „Warum lügst du. Chérie?". 9.30 Syl- via-Amusementsorkest; 10.— Fantasia cn.m.v. Solisten; 11.30 Jazzmuziek (gr.pl.) 11.55— 12.60 Gram.muziek DROITWICH. 1500 M. 10.20 Orkest: 11.20 Orgel 11.50 Band; 12.35 Strijkkwartet; 1.20 Orkest- 2.20 Orkest: 2.50 ..My friends the unfriendly"'* 3.35 Radlo-tooneèl; 4.20 Orkest; 5.45 Parle mentair overzicht; 6.20 Orkest; 6.50 Revue; 7.35 Programma, gewild aan moderne recla me-methoden; 9.05 Strijkkwartet; 10.20 Ita- liaansche declamatie; 10.40 Band. 484 M- 332 M-; "-SO Orkest: 4.20 Orkest; 7._0 Orkest en gemengd koor; 4.20 Harmonica; 4.50 Levensverzekering-Maatschappij CONFIDENTIA NV Catharijneslngel 48 UTRECHT KAPITAAL- en VOLKSVERZEKERING L IJ PRENTEN Acüeva Vertegenwoordiger» gerraagd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 5