kei m
Het vraagstuk der naturalisaties
Je stapt er in...en
je loopt er mee weg!
Inhoud van het Enquête-voorstel
WOENSDAG 27 APRIL 1938
DERDE BIJAD PAG. 9
De spellingchaos
vergroot
Onze medewerker, Dr. J. Karsemeyer,
conrector van het Marnix-Gymnasium te
Rotterdam, schrijft ons (in de spelling-
Marchant) onder bovenstaand opschrift:
Tot geen andere conclusie zal ieder, komen,
die met aandacht de M. v. A leest van den
Minister van O., K. en W. aan de Eerste
Kamer. Immers kort gezegd kan men dit er
uit concluderen: er zal in de maatschappij
voorlopig nog niets veranderen; daar zal de
strijd voortduren, want de regering gaat nog
niet tot een andere schrijfwijze over. En
bij het onderwijs, waar nu gedurende vier
jaar op een hoogst enkele uitzondering na
grote tevredenheid heerste, zal de chaos
opnieuw haar intrede doen en de ontevreden
heid en de strijd over de genomen besluiten
herleven.
Hoe toch staan de zaken? De Minister is
bereid de woordspelling met één e, één o en
s (waar die gehoord wordt i. p. v. sch) over
te nemen, maar met twee beperkingen: Ie. Er
zal nog een „technische wijziging" in worden
aangebracht. Wat die wijziging inhoudt, weet
niemand. Voorlcopig dus alleen nieuwe
onzekerheid. 2e. De regering gaat pas
tot invoering over, wanneer een commissie
haar oordeel zal te kennen gegeven hebben,
waarna opnieuw overweging van regerings
zijde volgt. Wie de resultaten van 't com
missiewerk der laatste jaren kent, zal weinig
hoop hebben rp een spoedige decisie. Hier
blijft dus alles zó, als het was, d.w.z.
grote verschillen in spelling tussen onderwijs
en maa'schappij (kranten vooral), met alle
nadelen daaraan verbonden.
Onheilspellend is eenter wat volgt Op
gronden van paedagogie en taal
(welk zijn dat? Wij horen daar niets over en
zien onzerzijds alleen argumenten die voor
een tegengestelde conclusie pleiten!) zullen
met betrekking tot het woordgeslacht en de
voornaamwoordelijke aanduiding weer De
Vries en Te Winkel gelden. Laat de conser
vatieve lezer zich hierover niet te spoedig
verblijden en uitroepen: dat is toch zeker
een prachtig besluit! Hij zal teleurgesteld
worden, indien hij even verder leest, want
dan zal hem blijken dat ook dit slechts een
voorlopige maatregel is, alweer onderworpen
aan het oordeel van een commissie. (De hoe
veelste sinds 1916?) Daar toch luidt het
verder: „Ten derde zal toch volgens aller
overtuiging het aanva -den van De Vries en
Te Winkel met betrekking tot geslacht en
voornaamwoordelijke aanduiding niet kun
nen betekenen, dat aldus het
gewenste ontwikkeling "aMc.hf
ter, volgens de overtuiging van den minister,
bewust moeten worden gelei d."
D.w.z. terugkeer tot iets, dat straks weer
gewijzigd zal worden. Is dit orde of vergro
ting van de chaos? Volgens de M. v. A. staat
dus nog niets geheel vast; allerlei verrassin
gen kan de nieuwe commissie ons nog
brengen.
Mocht de minister inderdaad dit laatste
plan doorvoeren, dan moet dit niet minder
dan een ramp voör het onderwijs en
voor de taal worden genoemd.
In de eerste plaats hierom, omdat 't systeem
naar De Vries en Te Winkel niet te on
derwijzen is. 't Doet de natuur
lijke taal geweld aan. Laten we ons
even realiseren, wat het betekent. Dit: wij
moeten de leerlingen onderwijzen „de fiets
is gestolen, zjj was niet van een slot voor
zien; maar de politie heeft haar teruggevon
den. Piet, ik heb de krant uit, breng haar
(ze) even naar mijnheer Jansen. De lamp
brandt niet, ze is zeker stuk. Hoe bevalt je
deze wijn? Ik vind hem heel lekker! Rook
nog een sigaar. Dank je, ze is me te zwaar!"
Is dit Nederlands? Moeten we dit de leer
lingen onderwijzen en moeten we vorderen,
dat ze zo spreken en schrijven? Dat vloeit
toch voort uit de ministerieele plannen! Ieder
voelt toch, dat dit niet kan en niet mag.
Hier wordt d -• taal geweld aange
daan en dat is toch niet de bedoeling van
de regering? Waarom dan niet liever ge
wacht tot de bedoelde commissie dit alles
heeft overzien en de onontbeerlijke veran
deringen aangebracht?
Is dus taal wetenschappelijk integrale
terugkeer tot De Vr. en Te W. onmogelijk,
erger zullen de practische gevolgen zijn.
Laten we ons daarbij de tegenwoordige
stand van zaken goed voor ogen stellen. Waar
verzet is tegen de nieuwe schrijfwijze, gaat
dit tegen e, c ens; of tegen 't verval
len van de -n en de voornaam w oor
del ij k e aanduiding? Het antwoord is
niet moeilijk te geven. Men vindt bomen,
benen en mens lelijk, maar stoot zich niet
aan: ik ga fijn vóór de wind! En nu blijft het
eerste bes'.aan en het laatste vervalt. Zal dat
bevrediging schenken? Gelove, wie het wil;
ik ben nog zo ver niet.
En hoe moet het dan bij het onderwijs? In
1930 gaf minister Terpstra het tactvolle en
gelukkige op geen enkel verzet stuitende
verlof: laat de -n weg bij alle zaaknamen
en schrijf hij en zij, waar dit in de beschaafde
taal gezegd wordt. Eigenlijk werd daarbij op
advies van Prof. Van Ginneken (nu een fel
tegenstander!; gesanctionneerd, wat al 10
jaar lang bij 't M.O. in de practijk was ge
bracht. Immers in 1920 of 1921 verklaarde
de Inspecteur van het M.Q., de heer G. Boi
liest e in, officieel, dat de toepassing van
de schrijfwijze naar De Vr- en Te W. niet
inhield, dat ook de naamvals-n
moest worden geschreven. Immers
daarvoor worden geen vaste regels voorge
schreven: 't buigingssysteem, dat gangbaar
was, was daaruit slechts gededuceerd. Sinds
dien werd vrijwel overal bij 't M.O. de zog.
9e regel der Vereenvoudigers toegepast en
ook in de meeste leerboeken kwam de n niet
meer voor. Moeten we dus twintig jaar terug?
Is die gehele generatie van 19201938 taal
kundig verknoeid? 't Eerste kan m.i. niet; en
't laatste ontken ik. En toch wil de minister
dit; alles evenwel onder voorbehoud van
nadere en gezonder regeling. Zal de
meerderheid van de Eerste Kamer genoegen
nemen met deze oplossing? Of zal ook zij
evenveel gezond oordeel bezitten, als de over
grote meerderh~id van de Tweede Kamer
bezat? En zal de minister dan toch tegen de
meerderheid van de volksvertegenwoordiging
ingaan? Alles toch wordt bij K. B. geregeld.
Hier ligt de „staatsrechtelijke" kant van de
zaak. En ook daarvoor heeft de Minister
oog. Immers hij zegt in de Memorie van
Antwoord: „Het valt niet in te zien,
waarom het onderwijs gebonden zou zijn een
bepaald Kon. Besl. te volgen, doch bij een
wijziging van dit besluit daartoe niet meer
gebonden zou zijn." Onze eerste vraag is nu:
Heeft een minister 't recht voor 't bijzonder
onderwijs een bepaalde spelling bij K. B.
voor te schrijven? Tot nu toe is dit altijd en
algemeen ontkend! Dat zal toch zeker ook in
de toekomst zo blijven. Onze tweede vraag is
deze: Weet Zijne Excellentie dat op twee
Chr. Gymnasia in Nederland tot nu toe 't
K. B. van 1934 nooit is in de practijk ge
bracht? Zal andere Gymnasia 't recht worden
Eerste Kamer-camera
Om het karakter van ons volk
Oogenschijnlijk had het agendum, ter be
handeling waarvan de Senatoren gisteren
bijeen waren geroepen,niet veel om het lijf.
Op het program stonden tien naturalisatie-
ontwerpen, een wijziging van enkele artike
len van de wet op de rechterlijke organisa
tie en het beleid der justitie, en tenslotte
een wijziging van de wet op de evenredige
vracht verdeeling in de binnenscheepvaart.
Al mei al had men in betrekkelijk korten
tijd gereed kunnen zijn. Het liep evenwei
andprs!
Met de naturalisaties is het in onze wet
geving nog vreemd gesteld. Blijkens artikel
6 lid 2 van de Grondwet geschiedt zij door
(of krachtens de wet. Zoolang de Minister
'niet de be\ocgdheid hoeft uit kracht van
eenige bepaling de naturalisalie te doen ge
schieden, is voor elke verkrijging van het
Nederlanderschap voor een bepaald persoon
of een kleine groep van personen een afzon
derlijke wet vereiseht. Het verzoek tot het
verkrijgen van het Nederlanderschap wordt,
op het departement van Justitie onderzocht
en bestaan hiertegen geen bezwaren, dan
bereikt de Staten-Generaai een betreffend
ontwerp. Door achterstand in het afwerken
\nn de ojiderhavige materie krijgen de Ka
niers luist in deze dagen nog al wat verzoe
ken om !t Nederlanderschap te behandelen,
en de N'.S.B.-ers achten het in het bc'atig
van de natie te zijn, van elke gelegenheid,
die zich voordoet, gebruik te maken, van
hun beschouwingen inzake het karakter
onzer natie blijk te geven.
Zoo betoogde de heer van V ess era gis
teren, dat de Eerste Kamer zich niet vol
doende op de hoogte had kunnen stellen van
de geaardheid der verzoekers om naturali
satie. Ilij klaagde over veranderingen in
den volksaard, die door de immigratie van
vreemdelingen binnen onze grenzen zou
kunnen ontstaan. Met name noemde hij
daarbij de Joden, tegen wie in Verschillende
staten van l-'.uropa bepaaldp maatregelen ge
nomen weiden. Slechts die vreemdelimam
mochten volgens hem worden genaturali
seerd, bij wier komst ons land wezenlijk be
lang had. Op een asylrccht mag men zich
daarbij, aldus deze spr., niet beroepen, want
dat heeft nimmer bestaan.
De heer Brief (ar.) heeft tegenover den
heer \an Vessem met kracht staande gehou
den, dat
Nederland steeds open heeft gestaan
voor vreemdelingen. Het asylrecht, hetwelk
in de betoonde gastvrijheid tot uiting kwam,
behoort te worden bpwaard. En als de heer
van Vessem vreest, dat door de naturalisa
ties wijziging zou komen in de samenstel
ling van ons volk, dan bedenke hij, dat een
dergelijke vrees blijkbaar nimmer bij ons
volk is opgekomen.
Integendeel heeft men vreemdelingen
steeds gastvrij opgenomen, bijvoorbeeld
na het F.dict van Nantes. Voor de uit
hun. land verdrevenen werden bij het
binnentreden van ons land zeer gunsti
ge bepalingen gemaakt. Men verkreeg
vrijheid van arbeid, woningen werden
gebouwd, ja zelfs tot in tijden van be
roering handelde men niet anders.
Ook Joden, elders mishandeld, vonden
bier bescherming en schuilplaats, geJijk b.v.
Groen van Prfnsterer mei instemming ge
tuigt. Junius, een groot leerling van Calvijn
die ten onzent veel invloed had, zcide, dat
men de Joden als broeders móest dulden.
Met Calvinisme verzet zich tegen maatrege
len ten aanzien van deze menschen.
Dit alles neemt niet weg. naar de lieer
Brict duidelijk aantoonde, dat er wel con
trole werd uitgeoefend en behoort te zijn.
Gaarne vertrouwde spr., dat de Minister
waakzaam zal zijn. teneinde slechts hen toe
te laten, die zullen willen meewerken aan
den bloei van ons land.
Trouwens,, men overdrijve Ijet aantal na
turalisaties 'toch niet. Per jaar zijn het en
kele honderden. En waar de thans aan
hangige ontwerpen reeds April 1937 zijn in-
ontzegd, dat deze twee vier jaar lang hebben
bezeten?
Pas als er een wet komt, wordt dit anders.
Maar welke wet denkt Zijne Excellentie, ge
zien de stemming in de Tweede Kamer, in
't Staatsblad te krijgen? Toch zeker niet een
zodanige, die 't thans beraamde K. B. dekt?
Ligt hier ook niet een belangrijk punt. dat
tegen de huidige voornemens van Zijne
Excellentie pleit en dat klaarblijkelijk de
verwarring uitermate zal doen toenemen?
Immers ik verwacht dat bij een eventueel
wetsvoorstel de oppositie groter zal zijn dan
die tegen de motie-Moller was. Ik heb ver
schillende A.R. Kamerleden over deze
kwestie gesproken en zij hebben mij verze
kerd, dat sommigen hunner alleen hebben
tegengestemd, omdat ze van oordeel waren,
dat deze zaak niet per motie diende behan
deld te worden.
Met de meeste klem moge ik er dus bij
Zijne Excellentie en bij de leden van de
Eerste Kamer op aandringen: Laat deze heil
loze voorstellen geen doorgang vinden. De
spellingstrijd wordt er door hernieuwd en er
zeker 10 jaar door verlengd tot schade voor
T onderwijs en voor de moedertaal.
gediend, had de Kamer voldoende gelegen
heid gehad, om dcsgc wenscht zelf een onder
zoek in te stellen. Als de heer van Vessem
zegt, zooveel zorgen te hebben voor de sa
menstelling van ons vclk. waarom beeft
hij zich dan niet aan een dergelijk onder
zoek gewaagd?
En waar de beer van Vessem zich had be
roepen op
het Koninklijk woord,
dat we onszelf willen zijn en blijven, daar
mogen we wel bedenken, dat dit woord een
beteekenis beeft, die wc juist in deze dagen
wel ter harte mogen nemen. Het verzet zich
immers legen donkheelden, welke in strijd
zijn met liet volkskarakter, tegen levensbe
schouwingen, die niet met onzen aard stroo-
ken, tegen vreemde allures, en voorts tegen
een uitsluitend wijzen op misstanden in
eigen land en een verdoezelen van anderer
fouten
De heer de Zeeuw (s.d a.p.) heeft daar
op aangetoond, dat ons land door de komst
van vreemdelingen is verrijkt, en heeft c-rop
gewezen, dat de heer van Vessem geheel in
gebreke was gebleven, aan te toonen, of ooit
eenige vermenging van ons volk voor dat
volk nadeeljg is geweest.
De Minister, de heer G os e 1 i n g, heeft 't
streven van den heer vatj Vessem gebrand
merkt. om hen, die thans worden genatura
liseerd, le kenschetsen, uitsluitend als lie
den, die dank zij de jongste internationale
troebelen uit hun land zijn geweken. Het
geldt hier immers mensehen, die allen reeds
langer dan 5 jaar in ons land wonen. Het
is dus onmogcliik. dat pen van de voorga-
stelden slachtoffer zou zijn van maatregelen
in het buitenland genomen. En wat de vrees
tot beperking van werkgelegenheid betreft,
kon de Minister wijzen op liet voortdurend
overleg, dat door hem te dien aanzien met
zijn ambtgenoot van Sociale Zaken wordt
geoefend, terwijl sommige naturalisaties
zelfs verniimimr van werkgelegen beid met
z'cli brengen. Asvlrecht erkent de Minister
wel. doch dan als het recht van een staat
om vreemdelingen toe te laten. Intusschen
wordt bij de toelating de vereisclite waalc-
zaamh°id betracht. Een groot aantal aan
vragen woi'dt steeds afgewezen.
Na korte repliek van den heer van Ves9em
werden daarop de ontwerpen aanvaard, met
aanteekening, dat de N S B. tegen was.
De wijziging- van enkele artikelen van ic
wet op de rechterlijke organisatie en het be
leid der justitie werd zonder discussie aan
genomen, waarna zich nog een korte be
spreking ontspon over de wet op
de evenredige vrachtvcrdeeling
in de binnenscheepvaart. De heer de Jong
(r.k.) mérkte daarbij oij. dat de uitvoering
van de wet niet aan de verwarhtingen
beeft voldaan, met name ten aanzien van
de particuliere ondernemingen en reederijen.
De Minister van Waterstaat, de heer van
B u u r e n. heeft ernstige overweging van
alle gedane klachten in het uitzicht gesteld.
Bij den aanvang van de vergadering had
de voorzitter, de heer de Vos van Steen-
wijk, die juist dezer dagen 25 jaar lang
déél hitmankt van het college, heel wat ge-
lukwenschcn in ontvangst te nemen.
Koninklijk bezoek aan Vlissingen
Betreffende het bezoek van II. M. de
Koningin aan Vlissingen op 2 Mei
a.s. wordt gemeld, dat ce Koningin te 15.^0
zal aankomen en om 17.38 weër vertrek
ken. Om ongeveer 10 minuten over vier zal
de Koninklijke stoet bij de Da Ruyter-
school op den boulevard aankomen. Hier
zal de Commissaris der Koningin in de
provincie Zeeland, Jhr. J. N. Quarles van
Ufford een welkomswoord spreken. Vervol
gens is het woord aan den heer J. Spaan
derman, voorzitter van het werk comité
voor het jubileum der school en daarna
aan den burgemeester, den heer C. A. van
Woelderen.
Hierna zal de Landsvrouwe de herden
kingsplaquette van wijlen Z. K. H. Prins
Hendrik onthullen, welke plaquette in den
gevel der school is aangebracht.
De voorzitter der Vereen. Zeevaartschool,
Mr. J. Smits Azn., zal de plaquette namens
de vereeniging aanvaarden.
Nadat enkele kransen zijn gelegd zal dc
Koningin de school bezichtigen en om
kwart over vijf naar het station terugkee
ren, waar de Vlissingsche schoolkinderen
Maar een zanghulde zullen brengen.
Het plan van de totale
gemeente Westland
's-Gravcnzandsch protest
Nadat de gemeenteraad van Naaldwijk
in een schrijven aan Ged. Staten van Zuid
holland de wenschelijkheid had geuit tot
opheffing der diverse gemeenten in het
Westland. en vorming van één totale ge
meente, blijkt in deze streek hieromtrent
lang geen overeenstemming te bestaan.
De Burgemeester van Monster wees het
plan af, en thans heeft het lid van den ge
meenteraad van 's-Gr^venzande, de heer J.
C. Luyenclijk aan het college van B. en W.
zijner gemeente de vraag gesteld, of dit
college het niet volkomen onjuist acht, ge
meenten die onderling zoo sterk in aard en
finoncieele positie verschillen, samen te
voegen. Hij vraagt dan ook bij Ged. Staten
tegen een eventueel voornemen hiertoe, ten
spoedigste te pro test eeren.
De bouw van de kazernementen voor het tweede eskadron pantserwagens op de Vlas
akkers bij Amersfoort vordert snel. Overzicht tijdens de werkzaamheden aan den bouw
van de garages en de enorme motorhal.
Bij SWIFT hoeft U niet leng te
zoeken. Swift brengt zóóveel verschil
lende leesten in allerlei breedten, dat
U direct een schoen vindt, die voor
U geknipt is.
Precies wat U hebben moet: mooie
schoenen die U vanaf het eerste
moment echt gemakkelijk zitten.
Schoenen waar U wat aan hebt,
want Swift is oersolide.
En de prijs? Lager dan U dacht 1
Kijkt U maar eens in de etalages.
U kunt al voor f. 3.95 terecht.
De zaak Oss
De motiveering van het
voorstel-Wendelaar
„Ver trouw en van ons volk
in de rechtstaat geschokt
Zwijgplicht bracht onaangename
bijsmaak
Blijkens het door den heer Wende-
laar bij de Kamer Ingediende voorstel
tot het houden van een enquete omtrent
de opdracht van den Minister van Jus
titie tot onthouding van opsporingson
derzoek door de brigade Oss der Ko
ninklijke marechaussee wordt voorge
steld een onderzoek in te stellen naar:
1. De juiste toedracht van de feiten,
welke den Minister van Justitie geleid
hebben tot zijn telegrafische opdracht
aan den procureur-generaal bij het ge-
rechtsbof te 's-Hertogenbosch om aan
den betrokken divisiecommandant der
Kon. marechaussee namens hem mede
te deelen, dat de brigade Oss zich tot
nader order, behoudens uitdrukkelijken
last van dien procureur-generaal, te
onthouden heeft van ieder opsporings
onderzoek;
2. De vraag, of de Minister bevoegd was
deze opdracht te geven en, zoo ja, ol er
voldoende aanleiding voor den Minister
was om met zooveel spoed een zoo onge-
bruikelijkcn en ingrijpenden maatregel
te nemen.
In het voorstel is tevens vervat, dat als
getuigen of deskund'gen onder meer zullen
moeten worden gehoord:
Mr E. L. M. H. Baron Speyart van
Woerden, procureur-generaal hij het ge
rechtshot te s-Hertogenbosch;
J. v?.n Sclm, kolonel, inspecteur van 't
wanen der Kon. Marechaussée;
De hij bovenbedoelde feiten betrokken
substituut officier van Justitie bij de arron
dissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch;
De rechter-ccmmissaris voor strafzaken
bij die rechtbank;
De tegenwoordige betrokken districtscom
mandant der Kon. marechaussée. benevens
diens ambtsvoorganger;
De wachtmeester der Kon. Marechaussée
De Gier.
Aan de memorie van toelichting tot het
voorstel wordt het volgende ontleend:
Het verloop dezer zaak in de Kamer is
wei zeer hijzonder snel geweest. Nu is vlug
werken prijzenswaardig, mits de degelijk
heid er niet onder lijdt. Van de abnormale
sneLheid in deze zaak, welke de voorsteller
aanvankelijk mede bevorderd heeft, is ech
ter achteraf als bezwaar gebleken, dat vooi
de leJen -Ier Kamer de tijd ontbroken heeft
om gelijk na een schriftelijke voorberei
ding van het debat het geval is de argu
menten van den minister op haar volle
waarde te toetsen.
Hoe het zij, de Minister van Justitie toon
de zich bereid den interpellant den heer
Drop te beantwoorden en verschafte zijner
zijds uitvoerige inlichtingen, van welker
degelijkheid de Kamer zoo onder don indruk
kwam, dat zij die voldoende achtte. Daar
mede had de zaak uit kunnen zijn en ze zou
ongetwijfeld ook uit geweest zijn, wanneer
de door den minister gegeven inlichtingen
ook voor hen. die beter dan de leden dei-
Kamer op de hoogte van de feiten waren,
afdoende geweest waren.
De zaak fs ni.t nit
Maar het is gebleken, dat de zaak niet uit
is, dat is in het openbaar gebleken door de
reacties van een groot deel der pers op de
behandeling der interpellaties. Ook in dit
stadium der zaak kan de voorsteller zijn in
stemming niet geven aan alle ontevreden
heidsbetuigingen in de pers over 's m
ters inlichtingen. Integendeel, ook thans
wil hij uitdrukkelijk verklaren, dat er daar
bij uitlatingen zijn. waarmede hij zich
geenszins kan vereenigen. Maar daartegi
over wijst hij er op dat in verschillende
serieuze bladen zeer gereserveerde artikelen
hebben gestaan, waaruit men den indruk
krijgt, dat der Kamer ep, naar men mag
aannemen, ook den minister zeer belang
rijke inlichtingen onthouden zijn. Volgens
die bladen heeft de Kamer wel de waarheid
vernomen, zij het een soms misschien
gekleurde waarheid, maar heeft zij toch niet
de geheele waarheid vernomen.
Het is voor de leden der Kamer in dit
stadium der zaak vrijwel onmogelijk, te
beoordeclcn in boeverre dat al dan niet
juist is. Maar de voorsteller acht het
nuttig, mede te deelen, dat hij en
naar hem bekend is verschillende
andere leden der Kamer ook buiten de
pers om van zeer uiteenloopende zijden
berichten hebben gekregen, volgens
welke de Kamer inderdaad niet vol
doende van de feiten op de hoogte zou
zijn geweest om zich een rechtvaardig
oordeel over het gebeurde te Oss te kun
nen vormen.
De heer Wendelaar laat dan eenige voor
beelden volgen van .punten uit de inlichtin
gen van den minister, welke te midden
een groot aantal andere gegevens voor den
hoorder in de Kamer overtuigend en af
doende klonken en welke desniettemin den
aandaohtigen, rustigen lezer der handelin
gen, in het bezit van een aantal toelichtin
gen in de pers. doen twijfelen of de feiten
inderdaad wel voldoende vaststaan.
Na een citaat van den Minister over zijn
besluit de opsporingsbevoegdheid tijdelijk
stop te zetten, vraagt de heer Wendelaar:
Zou ik de eenige zijn, die niet aanstonds
alles uit de woorden van den Minister heeft
weten te halen van wat er toch wel in zat
Nog eens: de gearresteerde bankier
Wat het geval van den dusgenaamde
bankier betreft, geeft de minister een ui
voerige uiteenzetting over de liuiszoekin
maar over de verantwoordelijkheid voor c
gevangenemine en -houding wordt zeer wei-
nis- gezegd. Bij het hooren kreeg men den
indruk of de betrokken wachtmeester der
marechaussée in dit geval een vrijwel door
niets gemotiveerde aanhouding had gedaan
en dat de Justitie hem dan ook, zoodra haar
het ongemotiveerde van de aanhouding ge
bleken was, terstond weer had losgelaten,
waarop rle Minister mededeelt, voor welke
onbenullige feiten deze man gearresteerd
was.
Leest men nu nog eens rustig na in Ue
handelingen, wat de Minister precies gezegd
heeft, en gunt men zich den tijd om over
elk woord na te denken in verband met
dwingende voorschriften dor wet, dan jjC-
grijpt men, dat in werkelijkheid de schuld
voor deze door den Minister als vrijwel
gemotiveerde voorgestelde arrestatie me.
ligt of althans niet alleen ligt bij de mare
chaussée; immers, de bevoegdheid tot bC-
vangenneming van de marechaussée reikt
niet verder dan gedurende twee dagen. Dc
zeven overige dagen, dat deze man gevan
gen gehouden is, komen dus voor de verant
woordelijkheid gedeeltelijk van den Officier
van Justitie en voor het overige deel
den rechter commissaris. Als men dat
denkt, wordt het moeilijk aan te nemen,
Prof. Dr. Willem Men
gelberg schrijft:
„Het Hammond-oreel
is eer buitengewoon
geperfectioneerd
orgel-instrument een
nieuw muziekinstru
ment, hetwelk als
Kerk-orgel en huls
orgel, maar tevens
als Concert-orgel de
volmaaktheid heeft be
reikt".
HAMMOND ORGELS
Keizersgracht 684
DONDERDAG 28 APRIL
HILVERSUM I. 1875 en 415.5 M. S.OO—9.15 KRO*
10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.0012.00 KCIIV.
S.OO—9 15 en 10.00 Gra
dienstig halfuu:
Orkest en gran
3.00 Viool en r
0.15 Moi
.muziek. 11.30 Gods-
erichten. 12.15 KRO-
2.00 Handwerk lea.
i Bijbellezi
rbeid voor.de
Jeugd. 5.30 Heemsteedsch Chr. Kinderkoor.
6.30 CauseTie: „Het Leger des Heils en de
Jeugd". 7.00 Berichten. 7.15 Voor postzegel
verzamelaars. 7.45 Reportage. 8.00 Berichte»
ANP. Herhaling SOS-Berichten. 8.15 Orgel
concert 9.00 Causerie „De Koninklijke Ma
rine en haar geestelijk leven". 9.30 NCRV-
Orkest 9.45 Causerie „De Christelijke Tehui
zen voor Militairen". 9.55 Vei
(Om 10.00 1
les. 11.00 Vervolg concert 11.30 uram.muziea
ca. 11.5012.00 Schriftlezirg.
HI I. VER SUM II. 301.5 M. A VRO-Ultzendln|
8.00 Gram.muziek. 10.00 Morgenwijding. 10.1
Gram.muziek. 10.30 Viool en piano. 11.0
Kniples. 11.30 Het Omroeporkest 12.30 Gran
muziek. 1.00 AVRO-Vaudeville-orkest en or
gelspel. 1.45 Gram.muziek. 2.00 Voor d
30 Planovoordracht 3.00 Kniples
iziel
nden. 4.30 Gra
4.00 1
l thuis-
Berichten ANP. Mededeelingen. 8.10 Het Om
roeporkest en solisten. 9.15 Inleiding volgen
de uitzending. 9.20 RadiotooneeL 10.00 Orgel
spel. 10.15 De Twilight Serenaders. 11.00 Be
richten ANP. lertia tot 12.00 AVRO-Dana-
orkest
tniTWICH 1500 M. 10.25 Caylua Players. 11.5»»
Voordracht. 12.40 Plano. 1.10 Orkest. 2.10
Causerie „I was ShaJighaled". 2.35 Orkest.
ADIO-PAR1S 1648 M. 11.40 Orkest (Om 12.60
Zang). 2.05 Viool. 2.20 en 3.20 Zang. 4.20
RadiotooneeL 7.35 Zang. 7.50 Symphonie-con-
cert
KEULEN 456 M. 6 30 en 7.50 Orkest 9.20 Volks-
»deren. 11.20 Orkest 1.30 Concert 3.20
rkest 5.40 Viool en piano. 6.30 Orkest 8.20
BRUSSEL 322 en 484 M. 323 M.: 11.60 Cabaret*
12.00 Orkest 12 30 Orkest 12.50 Cabaret 4.20
Orkest 7.20 Orkest
484 M.: 12.00 Orkest 7.20 Orkest 9.30 Zang
10.20 Orkest
Witten dan wit
worden Uw tanden Indien U poetst met
Tube 60 en 40 ct Doos 31 ct IVOROt
er voor de arrestatie van dezen man zoq
weinig reden was als de minister het voor»
stelde.
Ook vraagt de heer Wendelaar of het na
lezing van hetgeen de Minister heeft gezegd
over de kwestie betreffende de jeugdwerk-
loozenzorg nog wel billijk blijft, om de be
doelde arrestatie van twee jonge menschen
alleen aan de marechaussée te wijten.
Uit het vorenstaande moge gebleken, zijn,
dat het de vraag is of de Kamer haar voor-
loopig oordeel, dat ze over het geval Oss
voldoende ingelicht was, bij nader inzien
niet moet hei-zien. Maar daar komt nog iets
anders bij. De Minister heeft bet goed ge»
vonden hangende deze zaak den marechaus*
sée nog eens hun zwijgplicht in te scherpen*
Inderdaad behoort rie politie bij de vervul
ling van haar dikwijls zoo kiesche taak te'
kunnen zwijgen en er is geen bezwaar tegen
dat de Minister haar daaraan af en toe eens
doet herinneren.
Een onaangename bijsmaak
Maar in dit geval heeft de zaak een
onaangename bijsmaak; men heeft hier
en daar den indruk gekregen, dat déze
herinnering op dit oogenbiik-minder
noodig was ter bescherming van recht
matige belangen van het publiek dan
om de marechaussée te beletten zich te
verdedigen.
De heer Wendelaar denkt er niet aan om
te beweren, dat de herinnering met dat doel
gegeven is. maar het is er wel het resultaat
van. En ook dat geeft een gevoel van onbe
vredigdheid: Men kan zich den rechtsstaat
nu eenmaal niet denken zonder een zoo
ruim mogelijk recht van verdediging voog
ieder, die wordt aangevallen.
Ook in dit opzicht heeft de interpellatie-
Drop niet voldoende licht gegeven, niet vol»
doende licht kunnen geven.
Inderdaad blijkt en men voelt dat in
ruime kringen van ons volk dat over da
zaak-Oss 't volle licht nog niet is opgegaan.
Gezien de diepte der heerschende ontstem
ming, ook in volkomen rustige en be*
heersehte deelen der bevolking, zou de voor
steller het ernstig betreuren, wanneer da
Kamer deze ontstemming zou laten voort
woekeren, het vertrouwen van ons volk ui
den rechtstaat is geschokt en dat moet zoo
spoedig mogelijk hersteld. Er is hier een
roep om recht, waaraan gehoor gegeven
dient te worden.
Maar daar komt nog meer bij. Het geval
Oss wordt door velen te recht of ten on
rechte de heer Wendelaar houdt zich
daarbu-ten beschouwd als een toetssteen
voor het parlementair-democratisch sys
teem. Als overtuigd voorstander daarvan
acht hij het noodzakelijk, dat de Kamer
doet wat in haar vermogen is om de goede
werking daarvan te bevorderen. De dootpot
moge het attribuut zijn voor andere sys
temen het onze blij ve gekenmerkt door'do
behandeling van zelfs de moeilijkste zaken
in het volle licht der openbaarheid
Staking te Montfoort
Door een vergadering van werknemers bij
Ho Inm\v j Vu" ?,ooyen Pn Zn- Carrosse
rie en Wieienfabnek te Montfoort ia
met 47 tegen 3 stemmen besloten het werk
op 30 April neer te leggen.
Van de zijde van dc firma v. Rooyen wor
den bemiddelingspogingen gedaan."