kei m Het vraagstuk der naturalisaties Je stapt er in...en je loopt er mee weg! Inhoud van het Enquête-voorstel WOENSDAG 27 APRIL 1938 DERDE BIJAD PAG. 9 De spellingchaos vergroot Onze medewerker, Dr. J. Karsemeyer, conrector van het Marnix-Gymnasium te Rotterdam, schrijft ons (in de spelling- Marchant) onder bovenstaand opschrift: Tot geen andere conclusie zal ieder, komen, die met aandacht de M. v. A leest van den Minister van O., K. en W. aan de Eerste Kamer. Immers kort gezegd kan men dit er uit concluderen: er zal in de maatschappij voorlopig nog niets veranderen; daar zal de strijd voortduren, want de regering gaat nog niet tot een andere schrijfwijze over. En bij het onderwijs, waar nu gedurende vier jaar op een hoogst enkele uitzondering na grote tevredenheid heerste, zal de chaos opnieuw haar intrede doen en de ontevreden heid en de strijd over de genomen besluiten herleven. Hoe toch staan de zaken? De Minister is bereid de woordspelling met één e, één o en s (waar die gehoord wordt i. p. v. sch) over te nemen, maar met twee beperkingen: Ie. Er zal nog een „technische wijziging" in worden aangebracht. Wat die wijziging inhoudt, weet niemand. Voorlcopig dus alleen nieuwe onzekerheid. 2e. De regering gaat pas tot invoering over, wanneer een commissie haar oordeel zal te kennen gegeven hebben, waarna opnieuw overweging van regerings zijde volgt. Wie de resultaten van 't com missiewerk der laatste jaren kent, zal weinig hoop hebben rp een spoedige decisie. Hier blijft dus alles zó, als het was, d.w.z. grote verschillen in spelling tussen onderwijs en maa'schappij (kranten vooral), met alle nadelen daaraan verbonden. Onheilspellend is eenter wat volgt Op gronden van paedagogie en taal (welk zijn dat? Wij horen daar niets over en zien onzerzijds alleen argumenten die voor een tegengestelde conclusie pleiten!) zullen met betrekking tot het woordgeslacht en de voornaamwoordelijke aanduiding weer De Vries en Te Winkel gelden. Laat de conser vatieve lezer zich hierover niet te spoedig verblijden en uitroepen: dat is toch zeker een prachtig besluit! Hij zal teleurgesteld worden, indien hij even verder leest, want dan zal hem blijken dat ook dit slechts een voorlopige maatregel is, alweer onderworpen aan het oordeel van een commissie. (De hoe veelste sinds 1916?) Daar toch luidt het verder: „Ten derde zal toch volgens aller overtuiging het aanva -den van De Vries en Te Winkel met betrekking tot geslacht en voornaamwoordelijke aanduiding niet kun nen betekenen, dat aldus het gewenste ontwikkeling "aMc.hf ter, volgens de overtuiging van den minister, bewust moeten worden gelei d." D.w.z. terugkeer tot iets, dat straks weer gewijzigd zal worden. Is dit orde of vergro ting van de chaos? Volgens de M. v. A. staat dus nog niets geheel vast; allerlei verrassin gen kan de nieuwe commissie ons nog brengen. Mocht de minister inderdaad dit laatste plan doorvoeren, dan moet dit niet minder dan een ramp voör het onderwijs en voor de taal worden genoemd. In de eerste plaats hierom, omdat 't systeem naar De Vries en Te Winkel niet te on derwijzen is. 't Doet de natuur lijke taal geweld aan. Laten we ons even realiseren, wat het betekent. Dit: wij moeten de leerlingen onderwijzen „de fiets is gestolen, zjj was niet van een slot voor zien; maar de politie heeft haar teruggevon den. Piet, ik heb de krant uit, breng haar (ze) even naar mijnheer Jansen. De lamp brandt niet, ze is zeker stuk. Hoe bevalt je deze wijn? Ik vind hem heel lekker! Rook nog een sigaar. Dank je, ze is me te zwaar!" Is dit Nederlands? Moeten we dit de leer lingen onderwijzen en moeten we vorderen, dat ze zo spreken en schrijven? Dat vloeit toch voort uit de ministerieele plannen! Ieder voelt toch, dat dit niet kan en niet mag. Hier wordt d -• taal geweld aange daan en dat is toch niet de bedoeling van de regering? Waarom dan niet liever ge wacht tot de bedoelde commissie dit alles heeft overzien en de onontbeerlijke veran deringen aangebracht? Is dus taal wetenschappelijk integrale terugkeer tot De Vr. en Te W. onmogelijk, erger zullen de practische gevolgen zijn. Laten we ons daarbij de tegenwoordige stand van zaken goed voor ogen stellen. Waar verzet is tegen de nieuwe schrijfwijze, gaat dit tegen e, c ens; of tegen 't verval len van de -n en de voornaam w oor del ij k e aanduiding? Het antwoord is niet moeilijk te geven. Men vindt bomen, benen en mens lelijk, maar stoot zich niet aan: ik ga fijn vóór de wind! En nu blijft het eerste bes'.aan en het laatste vervalt. Zal dat bevrediging schenken? Gelove, wie het wil; ik ben nog zo ver niet. En hoe moet het dan bij het onderwijs? In 1930 gaf minister Terpstra het tactvolle en gelukkige op geen enkel verzet stuitende verlof: laat de -n weg bij alle zaaknamen en schrijf hij en zij, waar dit in de beschaafde taal gezegd wordt. Eigenlijk werd daarbij op advies van Prof. Van Ginneken (nu een fel tegenstander!; gesanctionneerd, wat al 10 jaar lang bij 't M.O. in de practijk was ge bracht. Immers in 1920 of 1921 verklaarde de Inspecteur van het M.Q., de heer G. Boi liest e in, officieel, dat de toepassing van de schrijfwijze naar De Vr- en Te W. niet inhield, dat ook de naamvals-n moest worden geschreven. Immers daarvoor worden geen vaste regels voorge schreven: 't buigingssysteem, dat gangbaar was, was daaruit slechts gededuceerd. Sinds dien werd vrijwel overal bij 't M.O. de zog. 9e regel der Vereenvoudigers toegepast en ook in de meeste leerboeken kwam de n niet meer voor. Moeten we dus twintig jaar terug? Is die gehele generatie van 19201938 taal kundig verknoeid? 't Eerste kan m.i. niet; en 't laatste ontken ik. En toch wil de minister dit; alles evenwel onder voorbehoud van nadere en gezonder regeling. Zal de meerderheid van de Eerste Kamer genoegen nemen met deze oplossing? Of zal ook zij evenveel gezond oordeel bezitten, als de over grote meerderh~id van de Tweede Kamer bezat? En zal de minister dan toch tegen de meerderheid van de volksvertegenwoordiging ingaan? Alles toch wordt bij K. B. geregeld. Hier ligt de „staatsrechtelijke" kant van de zaak. En ook daarvoor heeft de Minister oog. Immers hij zegt in de Memorie van Antwoord: „Het valt niet in te zien, waarom het onderwijs gebonden zou zijn een bepaald Kon. Besl. te volgen, doch bij een wijziging van dit besluit daartoe niet meer gebonden zou zijn." Onze eerste vraag is nu: Heeft een minister 't recht voor 't bijzonder onderwijs een bepaalde spelling bij K. B. voor te schrijven? Tot nu toe is dit altijd en algemeen ontkend! Dat zal toch zeker ook in de toekomst zo blijven. Onze tweede vraag is deze: Weet Zijne Excellentie dat op twee Chr. Gymnasia in Nederland tot nu toe 't K. B. van 1934 nooit is in de practijk ge bracht? Zal andere Gymnasia 't recht worden Eerste Kamer-camera Om het karakter van ons volk Oogenschijnlijk had het agendum, ter be handeling waarvan de Senatoren gisteren bijeen waren geroepen,niet veel om het lijf. Op het program stonden tien naturalisatie- ontwerpen, een wijziging van enkele artike len van de wet op de rechterlijke organisa tie en het beleid der justitie, en tenslotte een wijziging van de wet op de evenredige vracht verdeeling in de binnenscheepvaart. Al mei al had men in betrekkelijk korten tijd gereed kunnen zijn. Het liep evenwei andprs! Met de naturalisaties is het in onze wet geving nog vreemd gesteld. Blijkens artikel 6 lid 2 van de Grondwet geschiedt zij door (of krachtens de wet. Zoolang de Minister 'niet de be\ocgdheid hoeft uit kracht van eenige bepaling de naturalisalie te doen ge schieden, is voor elke verkrijging van het Nederlanderschap voor een bepaald persoon of een kleine groep van personen een afzon derlijke wet vereiseht. Het verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap wordt, op het departement van Justitie onderzocht en bestaan hiertegen geen bezwaren, dan bereikt de Staten-Generaai een betreffend ontwerp. Door achterstand in het afwerken \nn de ojiderhavige materie krijgen de Ka niers luist in deze dagen nog al wat verzoe ken om !t Nederlanderschap te behandelen, en de N'.S.B.-ers achten het in het bc'atig van de natie te zijn, van elke gelegenheid, die zich voordoet, gebruik te maken, van hun beschouwingen inzake het karakter onzer natie blijk te geven. Zoo betoogde de heer van V ess era gis teren, dat de Eerste Kamer zich niet vol doende op de hoogte had kunnen stellen van de geaardheid der verzoekers om naturali satie. Ilij klaagde over veranderingen in den volksaard, die door de immigratie van vreemdelingen binnen onze grenzen zou kunnen ontstaan. Met name noemde hij daarbij de Joden, tegen wie in Verschillende staten van l-'.uropa bepaaldp maatregelen ge nomen weiden. Slechts die vreemdelimam mochten volgens hem worden genaturali seerd, bij wier komst ons land wezenlijk be lang had. Op een asylrccht mag men zich daarbij, aldus deze spr., niet beroepen, want dat heeft nimmer bestaan. De heer Brief (ar.) heeft tegenover den heer \an Vessem met kracht staande gehou den, dat Nederland steeds open heeft gestaan voor vreemdelingen. Het asylrecht, hetwelk in de betoonde gastvrijheid tot uiting kwam, behoort te worden bpwaard. En als de heer van Vessem vreest, dat door de naturalisa ties wijziging zou komen in de samenstel ling van ons volk, dan bedenke hij, dat een dergelijke vrees blijkbaar nimmer bij ons volk is opgekomen. Integendeel heeft men vreemdelingen steeds gastvrij opgenomen, bijvoorbeeld na het F.dict van Nantes. Voor de uit hun. land verdrevenen werden bij het binnentreden van ons land zeer gunsti ge bepalingen gemaakt. Men verkreeg vrijheid van arbeid, woningen werden gebouwd, ja zelfs tot in tijden van be roering handelde men niet anders. Ook Joden, elders mishandeld, vonden bier bescherming en schuilplaats, geJijk b.v. Groen van Prfnsterer mei instemming ge tuigt. Junius, een groot leerling van Calvijn die ten onzent veel invloed had, zcide, dat men de Joden als broeders móest dulden. Met Calvinisme verzet zich tegen maatrege len ten aanzien van deze menschen. Dit alles neemt niet weg. naar de lieer Brict duidelijk aantoonde, dat er wel con trole werd uitgeoefend en behoort te zijn. Gaarne vertrouwde spr., dat de Minister waakzaam zal zijn. teneinde slechts hen toe te laten, die zullen willen meewerken aan den bloei van ons land. Trouwens,, men overdrijve Ijet aantal na turalisaties 'toch niet. Per jaar zijn het en kele honderden. En waar de thans aan hangige ontwerpen reeds April 1937 zijn in- ontzegd, dat deze twee vier jaar lang hebben bezeten? Pas als er een wet komt, wordt dit anders. Maar welke wet denkt Zijne Excellentie, ge zien de stemming in de Tweede Kamer, in 't Staatsblad te krijgen? Toch zeker niet een zodanige, die 't thans beraamde K. B. dekt? Ligt hier ook niet een belangrijk punt. dat tegen de huidige voornemens van Zijne Excellentie pleit en dat klaarblijkelijk de verwarring uitermate zal doen toenemen? Immers ik verwacht dat bij een eventueel wetsvoorstel de oppositie groter zal zijn dan die tegen de motie-Moller was. Ik heb ver schillende A.R. Kamerleden over deze kwestie gesproken en zij hebben mij verze kerd, dat sommigen hunner alleen hebben tegengestemd, omdat ze van oordeel waren, dat deze zaak niet per motie diende behan deld te worden. Met de meeste klem moge ik er dus bij Zijne Excellentie en bij de leden van de Eerste Kamer op aandringen: Laat deze heil loze voorstellen geen doorgang vinden. De spellingstrijd wordt er door hernieuwd en er zeker 10 jaar door verlengd tot schade voor T onderwijs en voor de moedertaal. gediend, had de Kamer voldoende gelegen heid gehad, om dcsgc wenscht zelf een onder zoek in te stellen. Als de heer van Vessem zegt, zooveel zorgen te hebben voor de sa menstelling van ons vclk. waarom beeft hij zich dan niet aan een dergelijk onder zoek gewaagd? En waar de beer van Vessem zich had be roepen op het Koninklijk woord, dat we onszelf willen zijn en blijven, daar mogen we wel bedenken, dat dit woord een beteekenis beeft, die wc juist in deze dagen wel ter harte mogen nemen. Het verzet zich immers legen donkheelden, welke in strijd zijn met liet volkskarakter, tegen levensbe schouwingen, die niet met onzen aard stroo- ken, tegen vreemde allures, en voorts tegen een uitsluitend wijzen op misstanden in eigen land en een verdoezelen van anderer fouten De heer de Zeeuw (s.d a.p.) heeft daar op aangetoond, dat ons land door de komst van vreemdelingen is verrijkt, en heeft c-rop gewezen, dat de heer van Vessem geheel in gebreke was gebleven, aan te toonen, of ooit eenige vermenging van ons volk voor dat volk nadeeljg is geweest. De Minister, de heer G os e 1 i n g, heeft 't streven van den heer vatj Vessem gebrand merkt. om hen, die thans worden genatura liseerd, le kenschetsen, uitsluitend als lie den, die dank zij de jongste internationale troebelen uit hun land zijn geweken. Het geldt hier immers mensehen, die allen reeds langer dan 5 jaar in ons land wonen. Het is dus onmogcliik. dat pen van de voorga- stelden slachtoffer zou zijn van maatregelen in het buitenland genomen. En wat de vrees tot beperking van werkgelegenheid betreft, kon de Minister wijzen op liet voortdurend overleg, dat door hem te dien aanzien met zijn ambtgenoot van Sociale Zaken wordt geoefend, terwijl sommige naturalisaties zelfs verniimimr van werkgelegen beid met z'cli brengen. Asvlrecht erkent de Minister wel. doch dan als het recht van een staat om vreemdelingen toe te laten. Intusschen wordt bij de toelating de vereisclite waalc- zaamh°id betracht. Een groot aantal aan vragen woi'dt steeds afgewezen. Na korte repliek van den heer van Ves9em werden daarop de ontwerpen aanvaard, met aanteekening, dat de N S B. tegen was. De wijziging- van enkele artikelen van ic wet op de rechterlijke organisatie en het be leid der justitie werd zonder discussie aan genomen, waarna zich nog een korte be spreking ontspon over de wet op de evenredige vrachtvcrdeeling in de binnenscheepvaart. De heer de Jong (r.k.) mérkte daarbij oij. dat de uitvoering van de wet niet aan de verwarhtingen beeft voldaan, met name ten aanzien van de particuliere ondernemingen en reederijen. De Minister van Waterstaat, de heer van B u u r e n. heeft ernstige overweging van alle gedane klachten in het uitzicht gesteld. Bij den aanvang van de vergadering had de voorzitter, de heer de Vos van Steen- wijk, die juist dezer dagen 25 jaar lang déél hitmankt van het college, heel wat ge- lukwenschcn in ontvangst te nemen. Koninklijk bezoek aan Vlissingen Betreffende het bezoek van II. M. de Koningin aan Vlissingen op 2 Mei a.s. wordt gemeld, dat ce Koningin te 15.^0 zal aankomen en om 17.38 weër vertrek ken. Om ongeveer 10 minuten over vier zal de Koninklijke stoet bij de Da Ruyter- school op den boulevard aankomen. Hier zal de Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland, Jhr. J. N. Quarles van Ufford een welkomswoord spreken. Vervol gens is het woord aan den heer J. Spaan derman, voorzitter van het werk comité voor het jubileum der school en daarna aan den burgemeester, den heer C. A. van Woelderen. Hierna zal de Landsvrouwe de herden kingsplaquette van wijlen Z. K. H. Prins Hendrik onthullen, welke plaquette in den gevel der school is aangebracht. De voorzitter der Vereen. Zeevaartschool, Mr. J. Smits Azn., zal de plaquette namens de vereeniging aanvaarden. Nadat enkele kransen zijn gelegd zal dc Koningin de school bezichtigen en om kwart over vijf naar het station terugkee ren, waar de Vlissingsche schoolkinderen Maar een zanghulde zullen brengen. Het plan van de totale gemeente Westland 's-Gravcnzandsch protest Nadat de gemeenteraad van Naaldwijk in een schrijven aan Ged. Staten van Zuid holland de wenschelijkheid had geuit tot opheffing der diverse gemeenten in het Westland. en vorming van één totale ge meente, blijkt in deze streek hieromtrent lang geen overeenstemming te bestaan. De Burgemeester van Monster wees het plan af, en thans heeft het lid van den ge meenteraad van 's-Gr^venzande, de heer J. C. Luyenclijk aan het college van B. en W. zijner gemeente de vraag gesteld, of dit college het niet volkomen onjuist acht, ge meenten die onderling zoo sterk in aard en finoncieele positie verschillen, samen te voegen. Hij vraagt dan ook bij Ged. Staten tegen een eventueel voornemen hiertoe, ten spoedigste te pro test eeren. De bouw van de kazernementen voor het tweede eskadron pantserwagens op de Vlas akkers bij Amersfoort vordert snel. Overzicht tijdens de werkzaamheden aan den bouw van de garages en de enorme motorhal. Bij SWIFT hoeft U niet leng te zoeken. Swift brengt zóóveel verschil lende leesten in allerlei breedten, dat U direct een schoen vindt, die voor U geknipt is. Precies wat U hebben moet: mooie schoenen die U vanaf het eerste moment echt gemakkelijk zitten. Schoenen waar U wat aan hebt, want Swift is oersolide. En de prijs? Lager dan U dacht 1 Kijkt U maar eens in de etalages. U kunt al voor f. 3.95 terecht. De zaak Oss De motiveering van het voorstel-Wendelaar „Ver trouw en van ons volk in de rechtstaat geschokt Zwijgplicht bracht onaangename bijsmaak Blijkens het door den heer Wende- laar bij de Kamer Ingediende voorstel tot het houden van een enquete omtrent de opdracht van den Minister van Jus titie tot onthouding van opsporingson derzoek door de brigade Oss der Ko ninklijke marechaussee wordt voorge steld een onderzoek in te stellen naar: 1. De juiste toedracht van de feiten, welke den Minister van Justitie geleid hebben tot zijn telegrafische opdracht aan den procureur-generaal bij het ge- rechtsbof te 's-Hertogenbosch om aan den betrokken divisiecommandant der Kon. marechaussee namens hem mede te deelen, dat de brigade Oss zich tot nader order, behoudens uitdrukkelijken last van dien procureur-generaal, te onthouden heeft van ieder opsporings onderzoek; 2. De vraag, of de Minister bevoegd was deze opdracht te geven en, zoo ja, ol er voldoende aanleiding voor den Minister was om met zooveel spoed een zoo onge- bruikelijkcn en ingrijpenden maatregel te nemen. In het voorstel is tevens vervat, dat als getuigen of deskund'gen onder meer zullen moeten worden gehoord: Mr E. L. M. H. Baron Speyart van Woerden, procureur-generaal hij het ge rechtshot te s-Hertogenbosch; J. v?.n Sclm, kolonel, inspecteur van 't wanen der Kon. Marechaussée; De hij bovenbedoelde feiten betrokken substituut officier van Justitie bij de arron dissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch; De rechter-ccmmissaris voor strafzaken bij die rechtbank; De tegenwoordige betrokken districtscom mandant der Kon. marechaussée. benevens diens ambtsvoorganger; De wachtmeester der Kon. Marechaussée De Gier. Aan de memorie van toelichting tot het voorstel wordt het volgende ontleend: Het verloop dezer zaak in de Kamer is wei zeer hijzonder snel geweest. Nu is vlug werken prijzenswaardig, mits de degelijk heid er niet onder lijdt. Van de abnormale sneLheid in deze zaak, welke de voorsteller aanvankelijk mede bevorderd heeft, is ech ter achteraf als bezwaar gebleken, dat vooi de leJen -Ier Kamer de tijd ontbroken heeft om gelijk na een schriftelijke voorberei ding van het debat het geval is de argu menten van den minister op haar volle waarde te toetsen. Hoe het zij, de Minister van Justitie toon de zich bereid den interpellant den heer Drop te beantwoorden en verschafte zijner zijds uitvoerige inlichtingen, van welker degelijkheid de Kamer zoo onder don indruk kwam, dat zij die voldoende achtte. Daar mede had de zaak uit kunnen zijn en ze zou ongetwijfeld ook uit geweest zijn, wanneer de door den minister gegeven inlichtingen ook voor hen. die beter dan de leden dei- Kamer op de hoogte van de feiten waren, afdoende geweest waren. De zaak fs ni.t nit Maar het is gebleken, dat de zaak niet uit is, dat is in het openbaar gebleken door de reacties van een groot deel der pers op de behandeling der interpellaties. Ook in dit stadium der zaak kan de voorsteller zijn in stemming niet geven aan alle ontevreden heidsbetuigingen in de pers over 's m ters inlichtingen. Integendeel, ook thans wil hij uitdrukkelijk verklaren, dat er daar bij uitlatingen zijn. waarmede hij zich geenszins kan vereenigen. Maar daartegi over wijst hij er op dat in verschillende serieuze bladen zeer gereserveerde artikelen hebben gestaan, waaruit men den indruk krijgt, dat der Kamer ep, naar men mag aannemen, ook den minister zeer belang rijke inlichtingen onthouden zijn. Volgens die bladen heeft de Kamer wel de waarheid vernomen, zij het een soms misschien gekleurde waarheid, maar heeft zij toch niet de geheele waarheid vernomen. Het is voor de leden der Kamer in dit stadium der zaak vrijwel onmogelijk, te beoordeclcn in boeverre dat al dan niet juist is. Maar de voorsteller acht het nuttig, mede te deelen, dat hij en naar hem bekend is verschillende andere leden der Kamer ook buiten de pers om van zeer uiteenloopende zijden berichten hebben gekregen, volgens welke de Kamer inderdaad niet vol doende van de feiten op de hoogte zou zijn geweest om zich een rechtvaardig oordeel over het gebeurde te Oss te kun nen vormen. De heer Wendelaar laat dan eenige voor beelden volgen van .punten uit de inlichtin gen van den minister, welke te midden een groot aantal andere gegevens voor den hoorder in de Kamer overtuigend en af doende klonken en welke desniettemin den aandaohtigen, rustigen lezer der handelin gen, in het bezit van een aantal toelichtin gen in de pers. doen twijfelen of de feiten inderdaad wel voldoende vaststaan. Na een citaat van den Minister over zijn besluit de opsporingsbevoegdheid tijdelijk stop te zetten, vraagt de heer Wendelaar: Zou ik de eenige zijn, die niet aanstonds alles uit de woorden van den Minister heeft weten te halen van wat er toch wel in zat Nog eens: de gearresteerde bankier Wat het geval van den dusgenaamde bankier betreft, geeft de minister een ui voerige uiteenzetting over de liuiszoekin maar over de verantwoordelijkheid voor c gevangenemine en -houding wordt zeer wei- nis- gezegd. Bij het hooren kreeg men den indruk of de betrokken wachtmeester der marechaussée in dit geval een vrijwel door niets gemotiveerde aanhouding had gedaan en dat de Justitie hem dan ook, zoodra haar het ongemotiveerde van de aanhouding ge bleken was, terstond weer had losgelaten, waarop rle Minister mededeelt, voor welke onbenullige feiten deze man gearresteerd was. Leest men nu nog eens rustig na in Ue handelingen, wat de Minister precies gezegd heeft, en gunt men zich den tijd om over elk woord na te denken in verband met dwingende voorschriften dor wet, dan jjC- grijpt men, dat in werkelijkheid de schuld voor deze door den Minister als vrijwel gemotiveerde voorgestelde arrestatie me. ligt of althans niet alleen ligt bij de mare chaussée; immers, de bevoegdheid tot bC- vangenneming van de marechaussée reikt niet verder dan gedurende twee dagen. Dc zeven overige dagen, dat deze man gevan gen gehouden is, komen dus voor de verant woordelijkheid gedeeltelijk van den Officier van Justitie en voor het overige deel den rechter commissaris. Als men dat denkt, wordt het moeilijk aan te nemen, Prof. Dr. Willem Men gelberg schrijft: „Het Hammond-oreel is eer buitengewoon geperfectioneerd orgel-instrument een nieuw muziekinstru ment, hetwelk als Kerk-orgel en huls orgel, maar tevens als Concert-orgel de volmaaktheid heeft be reikt". HAMMOND ORGELS Keizersgracht 684 DONDERDAG 28 APRIL HILVERSUM I. 1875 en 415.5 M. S.OO—9.15 KRO* 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.0012.00 KCIIV. S.OO—9 15 en 10.00 Gra dienstig halfuu: Orkest en gran 3.00 Viool en r 0.15 Moi .muziek. 11.30 Gods- erichten. 12.15 KRO- 2.00 Handwerk lea. i Bijbellezi rbeid voor.de Jeugd. 5.30 Heemsteedsch Chr. Kinderkoor. 6.30 CauseTie: „Het Leger des Heils en de Jeugd". 7.00 Berichten. 7.15 Voor postzegel verzamelaars. 7.45 Reportage. 8.00 Berichte» ANP. Herhaling SOS-Berichten. 8.15 Orgel concert 9.00 Causerie „De Koninklijke Ma rine en haar geestelijk leven". 9.30 NCRV- Orkest 9.45 Causerie „De Christelijke Tehui zen voor Militairen". 9.55 Vei (Om 10.00 1 les. 11.00 Vervolg concert 11.30 uram.muziea ca. 11.5012.00 Schriftlezirg. HI I. VER SUM II. 301.5 M. A VRO-Ultzendln| 8.00 Gram.muziek. 10.00 Morgenwijding. 10.1 Gram.muziek. 10.30 Viool en piano. 11.0 Kniples. 11.30 Het Omroeporkest 12.30 Gran muziek. 1.00 AVRO-Vaudeville-orkest en or gelspel. 1.45 Gram.muziek. 2.00 Voor d 30 Planovoordracht 3.00 Kniples iziel nden. 4.30 Gra 4.00 1 l thuis- Berichten ANP. Mededeelingen. 8.10 Het Om roeporkest en solisten. 9.15 Inleiding volgen de uitzending. 9.20 RadiotooneeL 10.00 Orgel spel. 10.15 De Twilight Serenaders. 11.00 Be richten ANP. lertia tot 12.00 AVRO-Dana- orkest tniTWICH 1500 M. 10.25 Caylua Players. 11.5»» Voordracht. 12.40 Plano. 1.10 Orkest. 2.10 Causerie „I was ShaJighaled". 2.35 Orkest. ADIO-PAR1S 1648 M. 11.40 Orkest (Om 12.60 Zang). 2.05 Viool. 2.20 en 3.20 Zang. 4.20 RadiotooneeL 7.35 Zang. 7.50 Symphonie-con- cert KEULEN 456 M. 6 30 en 7.50 Orkest 9.20 Volks- »deren. 11.20 Orkest 1.30 Concert 3.20 rkest 5.40 Viool en piano. 6.30 Orkest 8.20 BRUSSEL 322 en 484 M. 323 M.: 11.60 Cabaret* 12.00 Orkest 12 30 Orkest 12.50 Cabaret 4.20 Orkest 7.20 Orkest 484 M.: 12.00 Orkest 7.20 Orkest 9.30 Zang 10.20 Orkest Witten dan wit worden Uw tanden Indien U poetst met Tube 60 en 40 ct Doos 31 ct IVOROt er voor de arrestatie van dezen man zoq weinig reden was als de minister het voor» stelde. Ook vraagt de heer Wendelaar of het na lezing van hetgeen de Minister heeft gezegd over de kwestie betreffende de jeugdwerk- loozenzorg nog wel billijk blijft, om de be doelde arrestatie van twee jonge menschen alleen aan de marechaussée te wijten. Uit het vorenstaande moge gebleken, zijn, dat het de vraag is of de Kamer haar voor- loopig oordeel, dat ze over het geval Oss voldoende ingelicht was, bij nader inzien niet moet hei-zien. Maar daar komt nog iets anders bij. De Minister heeft bet goed ge» vonden hangende deze zaak den marechaus* sée nog eens hun zwijgplicht in te scherpen* Inderdaad behoort rie politie bij de vervul ling van haar dikwijls zoo kiesche taak te' kunnen zwijgen en er is geen bezwaar tegen dat de Minister haar daaraan af en toe eens doet herinneren. Een onaangename bijsmaak Maar in dit geval heeft de zaak een onaangename bijsmaak; men heeft hier en daar den indruk gekregen, dat déze herinnering op dit oogenbiik-minder noodig was ter bescherming van recht matige belangen van het publiek dan om de marechaussée te beletten zich te verdedigen. De heer Wendelaar denkt er niet aan om te beweren, dat de herinnering met dat doel gegeven is. maar het is er wel het resultaat van. En ook dat geeft een gevoel van onbe vredigdheid: Men kan zich den rechtsstaat nu eenmaal niet denken zonder een zoo ruim mogelijk recht van verdediging voog ieder, die wordt aangevallen. Ook in dit opzicht heeft de interpellatie- Drop niet voldoende licht gegeven, niet vol» doende licht kunnen geven. Inderdaad blijkt en men voelt dat in ruime kringen van ons volk dat over da zaak-Oss 't volle licht nog niet is opgegaan. Gezien de diepte der heerschende ontstem ming, ook in volkomen rustige en be* heersehte deelen der bevolking, zou de voor steller het ernstig betreuren, wanneer da Kamer deze ontstemming zou laten voort woekeren, het vertrouwen van ons volk ui den rechtstaat is geschokt en dat moet zoo spoedig mogelijk hersteld. Er is hier een roep om recht, waaraan gehoor gegeven dient te worden. Maar daar komt nog meer bij. Het geval Oss wordt door velen te recht of ten on rechte de heer Wendelaar houdt zich daarbu-ten beschouwd als een toetssteen voor het parlementair-democratisch sys teem. Als overtuigd voorstander daarvan acht hij het noodzakelijk, dat de Kamer doet wat in haar vermogen is om de goede werking daarvan te bevorderen. De dootpot moge het attribuut zijn voor andere sys temen het onze blij ve gekenmerkt door'do behandeling van zelfs de moeilijkste zaken in het volle licht der openbaarheid Staking te Montfoort Door een vergadering van werknemers bij Ho Inm\v j Vu" ?,ooyen Pn Zn- Carrosse rie en Wieienfabnek te Montfoort ia met 47 tegen 3 stemmen besloten het werk op 30 April neer te leggen. Van de zijde van dc firma v. Rooyen wor den bemiddelingspogingen gedaan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 9