R&D BEHANGSELS
Landbouw, industrie en handel
287177
Vereenv.Nation. Veiligheid
„Die leuke
R&D friezen
voor kinderen
zijn éénig
VRIJDAG APRIL' 1938
VIERDE BLAD
Eerste Kamer-camera
Minister Steenberghe straft
de N.S.B.-ers af
Gisteren heeft de Eerste Kamer de
besprekingen over de begrooting
van Economische Zaken en liet Land
bouwcrisisfonds voortgezet en daarbij is
niet, zooals op den eersten dag van de
discussies, bijkans uitsluitend aandacht
geschonken aan den landbouw, doch
evenzeer aan de industrie en den handel.
De besprekingen werden gisteren ingezet
ïloor den heer Blomjous (r.k.). die een.
rede hield, welke
sterk protectionistisch
van insla# was. Zoo grondde hij een deel
van zijn betoog op de stelling, dat Neder
land met Indië zeer rijk is aan grondstoffen.
Bij het afsluiten van handelsverdragen
moet volgens hem bijzondere aandacht wor
den verleend aan de bestaande bedrijven,
want anders is de mogelijkheid geenszins
uitgesloten, dat door de vermeerderde in
voer bepaalde industrieën ten zeerste wor
den benadeeld. Deze minister spreekt, naai
de heer Blomjous zeide. met al te veel
schroom en al te schuchter over protectie.
De heer Ter Haar fc.h.) tapte uit een
geheel ander vaatje. Volgens hem is de
handelspolitiek
van de regeering
'juist de laatsie
jaren omgebogen
- in iprotectkrois;
tische richting
Verschillende
symptomen wij
zen hierop. Te
gen de con tin-
genteen',ngen kun
ncn nog altijd
met evenveel
klem dezelfde
ihezwarcn worden
ingebracht. Niet
vergeten mag
worden, dat han
del en scheep-, f Ter Haar -
..vaartonder ons
volk een' dermate belangrijke plaats in-
hemen, dat ons volk er goeddeels door
wordt geschraagd. Met kunstmatige midde
len worden enkele industrieën thans als
echte kasplanten in het leven gehouden, het
geen veel geld kost en de import belemmert
Van bijzonder belang was ook, hetgeen de
heer Ter Haar opmerkte inzake de ordening.
.Hij herinnerde eraan, 4at
in christelijk-historischen kring
ivele jongeren met ordening sterk zijn inge
nomen. Maar even zeker weet hij, dat zeei
.veel christelijk-historischen van ordening
niets moeten hebben. Dit verschil behoeft
volgens den spreker zijn partij geen zorg te
baren, aangezien de ordening niet behoort
tot de principiëele punten.
Dit laatste meenen wij echter te moeten
betwijfelen. In het algemeen kan de vraag
gesteld worden, of het juist is, a priori een
scheidingslijn aan te nemen tusschen pun
ten van principiëe! belang en ipunten van
niet principiëel belang. Maar ook als men
een dergelijk verschil als bestaande aan
neemt, dan nog is men niet ontslagen van
den pb'cht, aan te geven, wat principiëel is
en waarom het zulks is.
Daarom ook achten we het van belang,
"dat de heer Ter Haar in het vervolg van
zijn betoog verklaarde, slechts die ordening
te kunnen aanvaarden, welke van onderen
op komt. Maar bij de bestaande regelingen
worden volgens hem teveel bepalingen van
boven af opgelegd Het lijkt wel, alsof de
tijd van het geldwezen is herleefd. Al deze
belemmeringen zijn belachelijk, en niet mag
.worden vergeten, aldus de heer Ter Haar,
dat bij gesloten bedrijven, die op deze wijze
allerwege ontstaan, prijsopdrijving en ver
mindering van de kwaliteit aan de orde
yanden dag zijn.
Vérvolgens komend tot
de scheepvaart en het havenbedrijf
merkte de heer Ter Haar op, dat hier de
steun nog niet mag worden ingetrokken.
Het havenbedrijf is eén belang voor het
land. Verlaging van de havengelden is eisch
De havensteden mogen niet langer in het
onzekere blijven omtrent de restitutie, wel
ke haar zal worden verstrekt voor de ver
daging van deze gelden.
Met deze woorden van den spreker in
stemmend merken we tot onze voldoening
op, dat hij in zijn standpunt, waarin hij af
wijzend staat tegenover allerhande steun
yan bovenaf, niet al zeer volhardt.
De heer van der Bilt (s.d.) heeft zich
een pleitbezorger betoond van de
industrialisatie
I-Iiermee mag volgens hem geen da? en geen
nacht meer worden gewacht. Tegenover het
geen hieromtrent van het particulier initia
tief mag worden verwacht, staat de heer
van de Bilt vrij sceptisch. Laat men het aan
particulieren over. dan is liet tempo al tc
traag, en dat terwijl arbeid voor ons volk
eerste vereischte is. Spr. was van oordeel,
dat van industrialisatie door particulieren
niets terecht zou komen, wanneer de minis
ter geen voorbeelden op dit terrein geeft.
De Jachtwet werd ten tooneele gevoerd
sen (r.k.), die de hoop
Mr. F. I. J. J,m
yen
door den heer Jan
uitsprak dat hel
ontwerp, hetwelk
verschijnen zal,
een bepaling- zai
bevatten, waar
door bet aantal
jagers wat wordt
ingeperkt. Bij de
jachtschappén
worde voorts
meer decentrali
satie toegepast
dan thans het ge
val is.
„Waar blijft
een ontwem op
de natuurbe
scherming?" al
dus de hper Jans
sen. Reeds in de
Troonrede van 192S is een dergelijke wet be
loofd. Naar men zegt zijn er verschillende
voorontwerpen. Deze zouden als grondslag
kunnen worden gekozen voor hetgeen thans
bij vernieuwing gevraagd wordt. De heer
Janssen vergat niet, dat de zaak zelf
schillende facetten en zijden vertoont, die
algeheele bevrediging niet vergemakkelij
ken, maar zulks mag geen reden zijn tot
onthouding. liet is slechts de bedoeling, dat
de wet steunen zal hetgeen reeds door par
ticulieren ten bate van de natuurbescher
ming wordt verricht.
Had de heer Ter Haar zijn voldoening
uitgesproken over het samenvoegen van de
Departementen van Economische Zaken en
Landbouw, waardoor een meer uniform be
stuur zou mogelijk zijn geworden niet
aldus de heer Maar sing (N.S.B.), die
gistermiddag zich voor het eerst aan het
woord waagde. Van een waagstuk
ter geen sprake, want alles was keurig uit
geschreven. Dat keurig slaat evenwel wei
nig op den inhoud van des hecren Maar-
sing's betoog.
Begonnen werd met afkeuring van dt
samenvoeging van genoemde Departemen
ten, Al kon de heer Maarsing zich met de
nieuwe combinatie kwalijk, verecnigen, op
zichzelf sprak uit de bijeenvoeging, volgens
hem, de verheugende behoefte aan een meer
centrale leiding. Men moet met volledige
centrale leiding echter geduldig wachten,
aldus deze spreker, tot de corporatieve staat
daar is.
Van een minister als dezen, die steeds
industrieel georiëteerd is, mag de land
bouw niet veel venvachten, vreesde de heer
Maarsing. En dit is te bedenkelijker,
de landbouw de volkskracht in stand moet
houden en haar nieuw bloed moet toevoeren
Eerst in den nationaal-socialistischen staat
zal de landbouw de iplaats krijgen, die hem
toekomt.
Na deze voor den landbouw weinig be
moedigende woorden gaf spreker als zijn
Steunt
Uichtverdedigïngsfonds
Postqiro den Haaq
meening te kennen, dat de loonen op het
platteland in overeenstemming moeten zijn
met die van andere volksgroepen. Vervol
gens ging spreker over tot een lange reeks
klachten inzake de lage boterprijzen, de
age vergoeding voor de rogge, de haver,
de tarwe enz., enz. Aan geldelijke vorderingen
uit Duitschland wordt door de regeering,
althans volgens dezen spreker, meer aan
dacht geschonken dan aan verruiming van
het arbeidsterrein.
De sprong
van den landbouw naar de bavens
werd gemaakt door den heer N i v a r d
(r.k.), die in de middagvergadering zijn te
leurstelling uitsprak over hetgeen door de
regeering voor de havens is gedaan. Woor
den en daden van de overheid komen in
dezen niet met elkaar overeen. De haven
steden hierin sloot de heer Nivard zich
bij den heer Ter Haar aan verkeeren in
onzekerheid omtrent de vergoeding van
overheidswege voor de verlaging van dé
havengelden. Hierbij aansluitend vroeg
spreker ook aandacht voor de Rijnvaart-
premies en de verschuiving, welke ten na
deele van Rotterdam in de Rijnvaart heeft
plaats gegrepen. Het is zaak, dat wat naar
Antwerpen is overgegaan, weer naar ons
land wordt teruggebracht.
De heer de la Bella had het pleit gevoerd
voor industrialisatie, blijkbaar od den grond
slag van hetgeen het Plan van den Arbeid
hierover geschreven heeft. Maar hij mag
volgens den heer Nivard wel eens kennis
nemen van het standpunt, dat zijn partijge-
nooten bestuurderen der. stad Rotterdam, al
daar inzake de industrialisatie hebben in
genomen. Daar stonden ze voor ditmaal iets
nuchterder tegenover-de zaak. Do heer Ni
vard had de vraag kunnen stellen, of dit
andere standpunt samenhing met het ver
schil tusschen het Kamerlidmaatschap en
het bezetten van een magistratuurszetel.
Inzake de ordening betoogde de heer N
vard tenslotte, dat hierdoor, gaat men in de
goede richting, moet worden beoogd, dat 'le
regeering ontheven worde van de taak, de
maatschappij te steunen en dat. dit worde
overgelaten aan de maatschappii zelve.
Als laatste spreker „lest best" gaat niet
immer op heeft de beer von Bönning-
h au sen (n.s.b.V den lande vergast op een
ietwat verward betoog, waarin deze afge
vaardigde van de Nederlandschc volksge
meenschap zijnzelfs bezorgdheid heeft uit
gesproken voor de toekomst van ons land
onder deze regeering. Het moet maar eens
uit zijn met de op rust ingestelde renteniers
politiek. Een nieuwe geest is noodig. De
klassenstrijd moet worden gebannen en een
einde worde gemaakt aan het streven van
allen, die erop uit zijn, de volkskracht to
ondermijnen. Van waarde achten we nog de
mededeeling, dat de N.S.B. de werkloosheid
direct wil opheffen
De minister aan het woord
Na dit zooal niet verheffend, dan toch op
heffend betoog was tenslotte het woord aan
den minister van
Economische
ken, die zijn rede
aanving met het
uitspreken van
zijn dank jegens
allen, die waiu'-
deering .voor
werk hadden uit
gesproken. f
Alvorens te be
ginnen met 1
le inleidende pun
ten wilde hij op
merken, dat hij
niet kon ingaan
op het betoog
van den heer voi
Bönninghausen.
dat feitelijk een
verkiezingsrede was, die elders misschien
eenigen indruk maken zou, doch die weinig
zakelijks inhield. En ten aanzien van het
betoog van den heer Maarsing zeide de
nister. dat dit stond op een peil, waarop de
minister hij zou maar zeggen niet kon
„opklimmen".
Met enkele voorbeelden gaf de minister
critiek op de zeer lichtvaardige wijze, waar
op laatstgenoemde afgevaardigde den Mi
nister Jiad aangevallen. Het is onjuist, dat
de regeering de voorkeur zou geven aan
rentenierspolitiek. Zij wenscht arbeid voor
het volk, maar wenscht daarnaast de schul
den van het buitenland ten onzent niet zoo
maar te veronachtzamen. Volgens de N.S.!
worden de kleine boeren bedeeld. Wat wil
men dan? Moeten ze soms aan hun lot wor
den overgelaten? Voor critiek is de minis
ter niet bevreesd, maar zij zij dan van op-
bouwenden aard.
Komend tot hetgeen door andere sprekers
was opgemerkt, zeide de minister, dat de
verhoogde heffing op de consumptie-aard
appelen niet kan vervallen. Over de nieuwe
boterregeling heeft de regeering overleg ge
pleegd met de organisaties. Met de bestrij
ding van mond- en klauwzeer zijn we op
den goeden weg. Met voldoening mag gewai.
gemaakt van de onderzoekingen van Dr.
Frenke] in dezen. Dezen onderzoeker zal een
hetere outillage worden verstrekt. Het is
thans wel wat vroeg de discussies over de
Paardenwet te openen. Hiermee wachte men
nog wat,
Minister Steenberghe
getuigt Moeder de Gans,
de bekende
kinderkamer-expert.
Zie nu zoo'n vroolijke stoet eens! Is dat geen oolijk stel? Daar gaat Koning Leeuw
(incognito) en „Opa" Olifant en daar trekt zoowaar Winnie Waf de wijde wereld in.
En Vader de Gans, die kippig is, heeft twee eieren gebroken, maar dat geeft niet, want
hij legt ze toch zélf. Er zijn nog meer van die leuke R&D Kinderkamer-versieringen.
U vindt ze in de R&D staalboeken met onderstaand merk op het kaft. Kinderen
hechten erg aan hun huis en waardeeren het, wanneer Vader en Moeder zorgen voor
'n smaakvolle aankleeding der wanden, ook in woon- en slaapkamers. Laat nu nieuwi
behangen met zoo'n mooi R&D behang, gedrukt in „Fixa-Color" kleuren. Vraag Uwr
behanger de Series 16 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 of 52!
R&D staalboeken hebben dit
merk op het kaft. Zij l
het behang op volle rolsbreedte.
Inzake de pachtbureaus merkte de minis
ter op, dat het karakter van.deze instellin
gen met zich bracht, dat de regeering zich
bij de richting moest wenden tot de standor
ganisaties en niet tot de strijdorganisaties.
Het particulier initiatief acht de regeering
krachtig genoeg te zijn, om de bedragen bij
een te brengen, welke voor deze bureaux
vereischt zijn. Wel wil de regeering den eer
sten tijd steunen.
Ten aanzien va nde emigratie
is de minister eenigszins sceptisch ge
stemd. Niet vergeten mag worden, dat
Brazilië van eiken emigrant een bedrag
van f 5 6.000 voor vestiging vergt. Ge
zien de mentaliteit van onze landbou
wers meende de minister, dat er weini
gen zullen zijn, die, afgezien van de
vraag of ze het vereischte kapitaal be
zitten, voor emigratie naar Brazilië te
vinden zuilen zijn.
De ervaring heeft geleerd, dat eigenlijk
alleen de Japanners het in Brazilië volhou
den, terwijl in industriegebieden ook Duit-
schers gevonden worden. Ten opzichte van
Argentinië meenden we uit den mond van
den minister ietwat meer optimisme te mo
gen beluisteren.
Een ontwerp Jachtwet is in studie. Wat
de natuurbescherming betreft, moet men
niet vergeten, dat in 1928 toen de Troonrede
een ontwerp beloofde, de financieele toe
stand geheel anders was dan thans het jjp.-
val is. Met het voorontwerp, dat uit vroe-
'iUKJUAG 2 APRIL
VERSUM I. 1875 cn 415.5 M.- KRO-TJltzcn
Ing. 4.00—5.00 H1RO. 8.00—9.15 en 10.0C
Iram. muziek. 11.30 Godsdienstig: halfuur
D-Melodlstf
1.00 Gram.muziek. 4.05 Causerie:
van den handelsreiziger in het
ihappü". 4.25 Gram.-
en in
muziek. 4.30 HIRO-PosL 4.35 Gi
4.40 Causerie: ..Een riem onder het hart van
de mobilisatie-slachtoffers". 5.00 Gram.muz.
5.30 Esperantonieuws. 5.45 De KRO-Nachte-
ga-altjes. 6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Gram.muziek. 7.00 Berichten. 7.15 Cau
serie: „Het goddelijk moederschap". 7.35
ger dagen nog bestaat, kan de minister zich
niet vereenigen. Verschillende vereischte
instanties, waaronder enkele noodzakelijke
departementen, waren er niet bij ingescha
keld Intusschen wil de minister verklaren
alles te zullen doen, wat hij ten dezen doen
kan.
Ten opzichte van de verhouding van mar
garine en boter merkte de minister, dat men
in gebreke is gebleven, een beteren weg aan
te wiizen, dan door hem werd ingeslagen.
In zijn rede van heden zal de minister d"
belangrijkste punten uit het debat aansnij
den. Daartoe hehooren de loonen in den
landbouw, de industrialisatie, de havens enz
Actu-eele aeth&rflitsen. 8.00 Berichten ANP,
Mededeelingen, 8.15 Overpeinzing met muzi
kale omlijsting. 8.35 KRO-Orkest. gram.-
muziek, Samethini's Cello-septet-, de KRO-
Melodisten. m.m.v. solist en de Twinkling
Three. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Sport-
revue. 10.5512.-00 Gram.muziek.
HILVERSUM 11. 301.5 M. VARA-UItzendlng,
10.0010.20 v.m. en 7.308.00 VPRO. 8.00
mziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20
Orkest,
ding. 4.50 Residentie-orkest, m.m.v. solist-
5.40 Letterkundig overzicht. 6.05 Orgelspel.
6.30 Uit de Roode Jeugdbeweging. 7.00 Film
land. 7.30 Bübelvert-ellingen. 8.00 Herhaling
SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP., VARA-
Varia. 8.15 Koor en orkestensemble, m.m.v.
solist (gr.opn.). 9.05 Declamatie. 9.15 „En
nuOké!". 10.30 Berichten ANP. 10.35
Gram.muziek. 11.00 Esmeralda-Septet. 11.23
Berichten. 11.3012 00 Orgelspel
IROITWICH 1500 M. 12.05 Plano. 12.35 Actueel
programma, 2.35 Trio. 3.35 Orgel. 4.15 En
semble. 5.05 Roy Fox en zijn Band. 7.05 Or
kest. 7.50 Radiojournaal. 8.20 Variété. 9.53
Radiotooneel. 10.55 Declamatie. 11.10 Band.
11.50 Orgel.
7.50 Radiotoonel. 8.30 Variété. 9.25
koor. 10.20 Orkest.
KEULEN 456 M. 7.50 Orkest. 11.20 Orkest. 3.20
Orkest en pianoduo. 5.30 Kwartet. 6.30 Mi
litair Orkest. 7.20 Orkest en pianoduo. 9.50
11.50 en 12.30
Salonorkest. 1.20 Trio. 4.20 en 5.35 Orkest,
6.20 Klarinet-trio. 7.50 Orkest 10.05 Popu
lair concert
484 M.: 11.50 en 12.30 Orkest. 2.20 Orkest,
2.50 Fluitkwartet. '.15 Harmonicasoll. 3.30
Cembalo, viola d'amore en declamatie. 4.33
Orkest. 7.20 Orkest. 8.35 Orkest. 10.20 Orlt,
BEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.20 Orkesten,
9.50 Trio. 10.20 Orkest en hawaiaa-duo. 11.2(1
„Als hij vroeger gekomen was, zou je hem toch ook niet
genomen hebben, zonder dat je hem liefhad?"
Moeder, bang voor het antwoord, keek haar onderzoekend
aan.
,,'k Weet niet. Wanneer je de echte liefde niet kent, kun
je een gevoel, als ik voor Ko had. best als liefde beschouwen."
„Dus je kent de echte liefde."
Moeder schrok op. Wat vroeg vader?
i ",a!"
ia. „Hans Eldering?
-far
„Maar Willy", klaagde moeder „en je zei
„Wat ik zei, dat zei ik in December en misschien meende
ïk het wel ook. Zoo eerlijk als Ko ben ik niet. Maar in elk
geval heb ik gedacht, dat ik het meende. In Januari heeft hij
me gevraagd en toen wist ik Hans of niemand. O nee,
moeder sla uw handen niet ten hemel, ik heb hem afgewezen,
omdat hij nou ja, niet precies hetzelfde geloofde als ik.
Ik heb het gedaan, hoor, en hem al in langer dan een half jaar
niet meer gesproken. Maar zal ik u nu eens vertellen,
waarom ik zoo op de krant afvlieg? Omdat hij, misschien wel
op ditzelfde oogenblik, door mij zijn nek breekt. Als dat
gebeurt, heb ik nog meer op mijn geweten. Dat komt dan
allemaal vanwege de geloovigheid. Nee, laat me uitspreken
of u krijgt nooit meer een klank uit me. Hans houdt zóóveel
van me, dat hij sinds mijn weigering den dood zoekt. Hij is
aan motorrennen gaan doen, hij probeert in het hooggebergte
te verongelukken, alles om mij. Ik heb me den laatsten tijd
vaak afgevraagd, of ik goed deed, maar na dit van vanmid
dag weet ik zeker, dat .het fiiet zoo is. Er heeft op die wei
gering geen zegen gerust, dat staat vast*'.
„Geloof je kind, dat Kobus' verdriet kleiner zou zijn ge
weest, als je je met Hans had verloofd?" Terwijl hij dit vroeg,
legde vader met een blik moeder het zwijgen op.
Willy wist geen antwoord. Ze dacht aan die kreet: maar
je houdt van hem.
„Het verdriet zou enkel wat vroeger In Kobus' leven zijn
gekomen, kindje!"
„En dacht je soms, dat wij onze toestemming zouden
geven, als je jezelf zoo vergat, dat je je wou binden aaü
een ongeloovige?" Moeder wóü spreken. Hier moest doorgei
tast worden. Dat die man dit nou zelf weer niet voelde.
„Wie zegt, dat Hans ongeloovig is?"
„Jij. Daarom heb je hem toch geweigerd?"
„Absoluut ongeloovig is hij niet en bij Brinkman houdetf
ze veel van hem. Hij heeft een ellendige jeugd achter zich.
Zijn moeder stierf bij zijn geboorte, z'n vader was een uit
gaander, die als hij in het lieve vaderland was de vrome
Christen uithing, maar zich van den jongen weinig aantrok.
Zijn vaders zuster deed de huishouding, overlaadde hem met
Bijbelteksten en psalmen, maar stal zich rijk. Och en een
mensch, die zijn oogen open heeft ziet zooveel van de dier
bare Christentjes, dat hij er genoeg van krijgt."
„Jij soms ook? Willy toch, hoe durf je zoo te spreken."
„Ik nóg niet, moeder, maar wat niet is, kan komen."
Moeder huilde, 't Liet Willy koud. Om Ko, daar kon je
om huilen, maar de rest bah.
„Willy", zei vader, „je hebt groot gelijk, hoor! Aan de lieve
Christenen mankeert een heele boel. Maar wat mankeert er
aan Christus?"
„Niets natuurlijk."
„Juist. Op Hem moeten we zien en niet op de menschen,
die zich naar Hem noemen. Het gaat ons niet aan, wat een
ander doet. Ieder zal voor zichzelf rekenschap hebben af te
leggen en met menschen, die zich Christen noemen zonder
het inderdaad te zijn, kun je alleen maar meêlij hebben.
Vreeslijk, als iemand, die beter weet, om wat aardsch ge
win of genot zijn ziel in gevaar brengt. Voor zulke menschen
moeten we bidden."
„Vader, zóó sprak Kobus ook een keer. We hadden het
toen over die van Berendse. Vader, Ko is toch zoo 'n in-
geloovige jongen, waarom moet hèm dit leed nou over
komen."
Willy vocht met haar tranen, terwijl ze dacht aan die mooie
Zondagavond.
„Ik vind het zoo schrikkelijk wreed van God, ja moeder.
Ik weet, wat u zeggen wilt, maar ik herhaal, dat ik het wreed
vind. Ko en ik zouden in alle opzichten bij elkaar passen, als
ik hem liefhad. Nee, ik heb hem niet lief. Ik houd van Hans,
die niet bij me past."
„Gelukldg, dat je dit laatste nog erkennen wilt."
„O, 'k wil nog wel meer erkennen, daar gaat het niet om
en 't is niet in het minst mijn bedoeling, u voor Hans te
winnen. Dat is afgedaan. Ik heb hem weggestuurd en hij is
geen hond, die terugkomt na getrapt te zijn. Ik zal hem ook
niet terugroepen, dus heb daar maar geen zorg over. Ik zeg
alleen: ik begrijp niet hoe God zóó kan handelen en
„Gelukkig Willy", onderbrak vader. „Een God, Dien jij
zoudt kunnen begrijpen, zou Zijn Naam niet waard zijn. Ik
zal daar niet dieper op ingaan, je snapt me wel. De catechi
satie heb je ook nog niet zoo heel lang achter je,'.
„En je belijdenisdag ook niet", vulde moeder aan.
Eer Willy antwoorden kon werden ze opgeschrikt door een
hevig bonzen op de achterdeur. Vader stond op, moeder
droogde haar tranen.
„Koster Kobus" begreep Willy, wou de kamer uit, maar
liep den bezoeker bijna in de armen.
„Wou jai weg? Da ken, as ie main eerst op een paar
vrage antwoord geef. Wat hè jai mè me jonge gedaan?"
Willy was nooit bizonder op den koster gesteld geweest,,
maar op dit oogenblik haatte ze hem. Die kerel met z'n onge
schoren gezicht, met z'n knauwerige stem dat zóó 'n exem-i
plaar de vader van Ko was! Hij had den jongen natuurlijk
net zoo lang gekweld, tot hij er de waarheid uit had.
„In wiens huis ben ik? in het jouwe of in het mijne?" vroeg
ze en keek hem uitdagend aan.
„In geen van baie. Je ben in je vaders huis. Maissïe, o
maissie toch."
Op een stoel tegen de muur was de man neergezakt. Het
hoofd gebogen, de handen op de knieën, zat hij daar. Willy
dacht aan die andere avond, jaren geleden, toen hij ook
over zijn jongen kwam spreken, over zijn jongen, die school
meester worden zou.
„Kom Zwaanswijk, schik bij de tafel, dat praat beter. We
hadden het zelf ook juist over die treurige geschiedenis-
Willy heeft er zoo'n verdriet van. 't Spijt ons erg."
[(Wordt vervolgd)]