R&D BEHANGSELS Landbouw, industrie en handel 287177 Vereenv.Nation. Veiligheid „Die leuke R&D friezen voor kinderen zijn éénig VRIJDAG APRIL' 1938 VIERDE BLAD Eerste Kamer-camera Minister Steenberghe straft de N.S.B.-ers af Gisteren heeft de Eerste Kamer de besprekingen over de begrooting van Economische Zaken en liet Land bouwcrisisfonds voortgezet en daarbij is niet, zooals op den eersten dag van de discussies, bijkans uitsluitend aandacht geschonken aan den landbouw, doch evenzeer aan de industrie en den handel. De besprekingen werden gisteren ingezet ïloor den heer Blomjous (r.k.). die een. rede hield, welke sterk protectionistisch van insla# was. Zoo grondde hij een deel van zijn betoog op de stelling, dat Neder land met Indië zeer rijk is aan grondstoffen. Bij het afsluiten van handelsverdragen moet volgens hem bijzondere aandacht wor den verleend aan de bestaande bedrijven, want anders is de mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat door de vermeerderde in voer bepaalde industrieën ten zeerste wor den benadeeld. Deze minister spreekt, naai de heer Blomjous zeide. met al te veel schroom en al te schuchter over protectie. De heer Ter Haar fc.h.) tapte uit een geheel ander vaatje. Volgens hem is de handelspolitiek van de regeering 'juist de laatsie jaren omgebogen - in iprotectkrois; tische richting Verschillende symptomen wij zen hierop. Te gen de con tin- genteen',ngen kun ncn nog altijd met evenveel klem dezelfde ihezwarcn worden ingebracht. Niet vergeten mag worden, dat han del en scheep-, f Ter Haar - ..vaartonder ons volk een' dermate belangrijke plaats in- hemen, dat ons volk er goeddeels door wordt geschraagd. Met kunstmatige midde len worden enkele industrieën thans als echte kasplanten in het leven gehouden, het geen veel geld kost en de import belemmert Van bijzonder belang was ook, hetgeen de heer Ter Haar opmerkte inzake de ordening. .Hij herinnerde eraan, 4at in christelijk-historischen kring ivele jongeren met ordening sterk zijn inge nomen. Maar even zeker weet hij, dat zeei .veel christelijk-historischen van ordening niets moeten hebben. Dit verschil behoeft volgens den spreker zijn partij geen zorg te baren, aangezien de ordening niet behoort tot de principiëele punten. Dit laatste meenen wij echter te moeten betwijfelen. In het algemeen kan de vraag gesteld worden, of het juist is, a priori een scheidingslijn aan te nemen tusschen pun ten van principiëe! belang en ipunten van niet principiëel belang. Maar ook als men een dergelijk verschil als bestaande aan neemt, dan nog is men niet ontslagen van den pb'cht, aan te geven, wat principiëel is en waarom het zulks is. Daarom ook achten we het van belang, "dat de heer Ter Haar in het vervolg van zijn betoog verklaarde, slechts die ordening te kunnen aanvaarden, welke van onderen op komt. Maar bij de bestaande regelingen worden volgens hem teveel bepalingen van boven af opgelegd Het lijkt wel, alsof de tijd van het geldwezen is herleefd. Al deze belemmeringen zijn belachelijk, en niet mag .worden vergeten, aldus de heer Ter Haar, dat bij gesloten bedrijven, die op deze wijze allerwege ontstaan, prijsopdrijving en ver mindering van de kwaliteit aan de orde yanden dag zijn. Vérvolgens komend tot de scheepvaart en het havenbedrijf merkte de heer Ter Haar op, dat hier de steun nog niet mag worden ingetrokken. Het havenbedrijf is eén belang voor het land. Verlaging van de havengelden is eisch De havensteden mogen niet langer in het onzekere blijven omtrent de restitutie, wel ke haar zal worden verstrekt voor de ver daging van deze gelden. Met deze woorden van den spreker in stemmend merken we tot onze voldoening op, dat hij in zijn standpunt, waarin hij af wijzend staat tegenover allerhande steun yan bovenaf, niet al zeer volhardt. De heer van der Bilt (s.d.) heeft zich een pleitbezorger betoond van de industrialisatie I-Iiermee mag volgens hem geen da? en geen nacht meer worden gewacht. Tegenover het geen hieromtrent van het particulier initia tief mag worden verwacht, staat de heer van de Bilt vrij sceptisch. Laat men het aan particulieren over. dan is liet tempo al tc traag, en dat terwijl arbeid voor ons volk eerste vereischte is. Spr. was van oordeel, dat van industrialisatie door particulieren niets terecht zou komen, wanneer de minis ter geen voorbeelden op dit terrein geeft. De Jachtwet werd ten tooneele gevoerd sen (r.k.), die de hoop Mr. F. I. J. J,m yen door den heer Jan uitsprak dat hel ontwerp, hetwelk verschijnen zal, een bepaling- zai bevatten, waar door bet aantal jagers wat wordt ingeperkt. Bij de jachtschappén worde voorts meer decentrali satie toegepast dan thans het ge val is. „Waar blijft een ontwem op de natuurbe scherming?" al dus de hper Jans sen. Reeds in de Troonrede van 192S is een dergelijke wet be loofd. Naar men zegt zijn er verschillende voorontwerpen. Deze zouden als grondslag kunnen worden gekozen voor hetgeen thans bij vernieuwing gevraagd wordt. De heer Janssen vergat niet, dat de zaak zelf schillende facetten en zijden vertoont, die algeheele bevrediging niet vergemakkelij ken, maar zulks mag geen reden zijn tot onthouding. liet is slechts de bedoeling, dat de wet steunen zal hetgeen reeds door par ticulieren ten bate van de natuurbescher ming wordt verricht. Had de heer Ter Haar zijn voldoening uitgesproken over het samenvoegen van de Departementen van Economische Zaken en Landbouw, waardoor een meer uniform be stuur zou mogelijk zijn geworden niet aldus de heer Maar sing (N.S.B.), die gistermiddag zich voor het eerst aan het woord waagde. Van een waagstuk ter geen sprake, want alles was keurig uit geschreven. Dat keurig slaat evenwel wei nig op den inhoud van des hecren Maar- sing's betoog. Begonnen werd met afkeuring van dt samenvoeging van genoemde Departemen ten, Al kon de heer Maarsing zich met de nieuwe combinatie kwalijk, verecnigen, op zichzelf sprak uit de bijeenvoeging, volgens hem, de verheugende behoefte aan een meer centrale leiding. Men moet met volledige centrale leiding echter geduldig wachten, aldus deze spreker, tot de corporatieve staat daar is. Van een minister als dezen, die steeds industrieel georiëteerd is, mag de land bouw niet veel venvachten, vreesde de heer Maarsing. En dit is te bedenkelijker, de landbouw de volkskracht in stand moet houden en haar nieuw bloed moet toevoeren Eerst in den nationaal-socialistischen staat zal de landbouw de iplaats krijgen, die hem toekomt. Na deze voor den landbouw weinig be moedigende woorden gaf spreker als zijn Steunt Uichtverdedigïngsfonds Postqiro den Haaq meening te kennen, dat de loonen op het platteland in overeenstemming moeten zijn met die van andere volksgroepen. Vervol gens ging spreker over tot een lange reeks klachten inzake de lage boterprijzen, de age vergoeding voor de rogge, de haver, de tarwe enz., enz. Aan geldelijke vorderingen uit Duitschland wordt door de regeering, althans volgens dezen spreker, meer aan dacht geschonken dan aan verruiming van het arbeidsterrein. De sprong van den landbouw naar de bavens werd gemaakt door den heer N i v a r d (r.k.), die in de middagvergadering zijn te leurstelling uitsprak over hetgeen door de regeering voor de havens is gedaan. Woor den en daden van de overheid komen in dezen niet met elkaar overeen. De haven steden hierin sloot de heer Nivard zich bij den heer Ter Haar aan verkeeren in onzekerheid omtrent de vergoeding van overheidswege voor de verlaging van dé havengelden. Hierbij aansluitend vroeg spreker ook aandacht voor de Rijnvaart- premies en de verschuiving, welke ten na deele van Rotterdam in de Rijnvaart heeft plaats gegrepen. Het is zaak, dat wat naar Antwerpen is overgegaan, weer naar ons land wordt teruggebracht. De heer de la Bella had het pleit gevoerd voor industrialisatie, blijkbaar od den grond slag van hetgeen het Plan van den Arbeid hierover geschreven heeft. Maar hij mag volgens den heer Nivard wel eens kennis nemen van het standpunt, dat zijn partijge- nooten bestuurderen der. stad Rotterdam, al daar inzake de industrialisatie hebben in genomen. Daar stonden ze voor ditmaal iets nuchterder tegenover-de zaak. Do heer Ni vard had de vraag kunnen stellen, of dit andere standpunt samenhing met het ver schil tusschen het Kamerlidmaatschap en het bezetten van een magistratuurszetel. Inzake de ordening betoogde de heer N vard tenslotte, dat hierdoor, gaat men in de goede richting, moet worden beoogd, dat 'le regeering ontheven worde van de taak, de maatschappij te steunen en dat. dit worde overgelaten aan de maatschappii zelve. Als laatste spreker „lest best" gaat niet immer op heeft de beer von Bönning- h au sen (n.s.b.V den lande vergast op een ietwat verward betoog, waarin deze afge vaardigde van de Nederlandschc volksge meenschap zijnzelfs bezorgdheid heeft uit gesproken voor de toekomst van ons land onder deze regeering. Het moet maar eens uit zijn met de op rust ingestelde renteniers politiek. Een nieuwe geest is noodig. De klassenstrijd moet worden gebannen en een einde worde gemaakt aan het streven van allen, die erop uit zijn, de volkskracht to ondermijnen. Van waarde achten we nog de mededeeling, dat de N.S.B. de werkloosheid direct wil opheffen De minister aan het woord Na dit zooal niet verheffend, dan toch op heffend betoog was tenslotte het woord aan den minister van Economische ken, die zijn rede aanving met het uitspreken van zijn dank jegens allen, die waiu'- deering .voor werk hadden uit gesproken. f Alvorens te be ginnen met 1 le inleidende pun ten wilde hij op merken, dat hij niet kon ingaan op het betoog van den heer voi Bönninghausen. dat feitelijk een verkiezingsrede was, die elders misschien eenigen indruk maken zou, doch die weinig zakelijks inhield. En ten aanzien van het betoog van den heer Maarsing zeide de nister. dat dit stond op een peil, waarop de minister hij zou maar zeggen niet kon „opklimmen". Met enkele voorbeelden gaf de minister critiek op de zeer lichtvaardige wijze, waar op laatstgenoemde afgevaardigde den Mi nister Jiad aangevallen. Het is onjuist, dat de regeering de voorkeur zou geven aan rentenierspolitiek. Zij wenscht arbeid voor het volk, maar wenscht daarnaast de schul den van het buitenland ten onzent niet zoo maar te veronachtzamen. Volgens de N.S.! worden de kleine boeren bedeeld. Wat wil men dan? Moeten ze soms aan hun lot wor den overgelaten? Voor critiek is de minis ter niet bevreesd, maar zij zij dan van op- bouwenden aard. Komend tot hetgeen door andere sprekers was opgemerkt, zeide de minister, dat de verhoogde heffing op de consumptie-aard appelen niet kan vervallen. Over de nieuwe boterregeling heeft de regeering overleg ge pleegd met de organisaties. Met de bestrij ding van mond- en klauwzeer zijn we op den goeden weg. Met voldoening mag gewai. gemaakt van de onderzoekingen van Dr. Frenke] in dezen. Dezen onderzoeker zal een hetere outillage worden verstrekt. Het is thans wel wat vroeg de discussies over de Paardenwet te openen. Hiermee wachte men nog wat, Minister Steenberghe getuigt Moeder de Gans, de bekende kinderkamer-expert. Zie nu zoo'n vroolijke stoet eens! Is dat geen oolijk stel? Daar gaat Koning Leeuw (incognito) en „Opa" Olifant en daar trekt zoowaar Winnie Waf de wijde wereld in. En Vader de Gans, die kippig is, heeft twee eieren gebroken, maar dat geeft niet, want hij legt ze toch zélf. Er zijn nog meer van die leuke R&D Kinderkamer-versieringen. U vindt ze in de R&D staalboeken met onderstaand merk op het kaft. Kinderen hechten erg aan hun huis en waardeeren het, wanneer Vader en Moeder zorgen voor 'n smaakvolle aankleeding der wanden, ook in woon- en slaapkamers. Laat nu nieuwi behangen met zoo'n mooi R&D behang, gedrukt in „Fixa-Color" kleuren. Vraag Uwr behanger de Series 16 - 47 - 48 - 49 - 50 - 51 of 52! R&D staalboeken hebben dit merk op het kaft. Zij l het behang op volle rolsbreedte. Inzake de pachtbureaus merkte de minis ter op, dat het karakter van.deze instellin gen met zich bracht, dat de regeering zich bij de richting moest wenden tot de standor ganisaties en niet tot de strijdorganisaties. Het particulier initiatief acht de regeering krachtig genoeg te zijn, om de bedragen bij een te brengen, welke voor deze bureaux vereischt zijn. Wel wil de regeering den eer sten tijd steunen. Ten aanzien va nde emigratie is de minister eenigszins sceptisch ge stemd. Niet vergeten mag worden, dat Brazilië van eiken emigrant een bedrag van f 5 6.000 voor vestiging vergt. Ge zien de mentaliteit van onze landbou wers meende de minister, dat er weini gen zullen zijn, die, afgezien van de vraag of ze het vereischte kapitaal be zitten, voor emigratie naar Brazilië te vinden zuilen zijn. De ervaring heeft geleerd, dat eigenlijk alleen de Japanners het in Brazilië volhou den, terwijl in industriegebieden ook Duit- schers gevonden worden. Ten opzichte van Argentinië meenden we uit den mond van den minister ietwat meer optimisme te mo gen beluisteren. Een ontwerp Jachtwet is in studie. Wat de natuurbescherming betreft, moet men niet vergeten, dat in 1928 toen de Troonrede een ontwerp beloofde, de financieele toe stand geheel anders was dan thans het jjp.- val is. Met het voorontwerp, dat uit vroe- 'iUKJUAG 2 APRIL VERSUM I. 1875 cn 415.5 M.- KRO-TJltzcn Ing. 4.00—5.00 H1RO. 8.00—9.15 en 10.0C Iram. muziek. 11.30 Godsdienstig: halfuur D-Melodlstf 1.00 Gram.muziek. 4.05 Causerie: van den handelsreiziger in het ihappü". 4.25 Gram.- en in muziek. 4.30 HIRO-PosL 4.35 Gi 4.40 Causerie: ..Een riem onder het hart van de mobilisatie-slachtoffers". 5.00 Gram.muz. 5.30 Esperantonieuws. 5.45 De KRO-Nachte- ga-altjes. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Gram.muziek. 7.00 Berichten. 7.15 Cau serie: „Het goddelijk moederschap". 7.35 ger dagen nog bestaat, kan de minister zich niet vereenigen. Verschillende vereischte instanties, waaronder enkele noodzakelijke departementen, waren er niet bij ingescha keld Intusschen wil de minister verklaren alles te zullen doen, wat hij ten dezen doen kan. Ten opzichte van de verhouding van mar garine en boter merkte de minister, dat men in gebreke is gebleven, een beteren weg aan te wiizen, dan door hem werd ingeslagen. In zijn rede van heden zal de minister d" belangrijkste punten uit het debat aansnij den. Daartoe hehooren de loonen in den landbouw, de industrialisatie, de havens enz Actu-eele aeth&rflitsen. 8.00 Berichten ANP, Mededeelingen, 8.15 Overpeinzing met muzi kale omlijsting. 8.35 KRO-Orkest. gram.- muziek, Samethini's Cello-septet-, de KRO- Melodisten. m.m.v. solist en de Twinkling Three. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Sport- revue. 10.5512.-00 Gram.muziek. HILVERSUM 11. 301.5 M. VARA-UItzendlng, 10.0010.20 v.m. en 7.308.00 VPRO. 8.00 mziek. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Orkest, ding. 4.50 Residentie-orkest, m.m.v. solist- 5.40 Letterkundig overzicht. 6.05 Orgelspel. 6.30 Uit de Roode Jeugdbeweging. 7.00 Film land. 7.30 Bübelvert-ellingen. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP., VARA- Varia. 8.15 Koor en orkestensemble, m.m.v. solist (gr.opn.). 9.05 Declamatie. 9.15 „En nuOké!". 10.30 Berichten ANP. 10.35 Gram.muziek. 11.00 Esmeralda-Septet. 11.23 Berichten. 11.3012 00 Orgelspel IROITWICH 1500 M. 12.05 Plano. 12.35 Actueel programma, 2.35 Trio. 3.35 Orgel. 4.15 En semble. 5.05 Roy Fox en zijn Band. 7.05 Or kest. 7.50 Radiojournaal. 8.20 Variété. 9.53 Radiotooneel. 10.55 Declamatie. 11.10 Band. 11.50 Orgel. 7.50 Radiotoonel. 8.30 Variété. 9.25 koor. 10.20 Orkest. KEULEN 456 M. 7.50 Orkest. 11.20 Orkest. 3.20 Orkest en pianoduo. 5.30 Kwartet. 6.30 Mi litair Orkest. 7.20 Orkest en pianoduo. 9.50 11.50 en 12.30 Salonorkest. 1.20 Trio. 4.20 en 5.35 Orkest, 6.20 Klarinet-trio. 7.50 Orkest 10.05 Popu lair concert 484 M.: 11.50 en 12.30 Orkest. 2.20 Orkest, 2.50 Fluitkwartet. '.15 Harmonicasoll. 3.30 Cembalo, viola d'amore en declamatie. 4.33 Orkest. 7.20 Orkest. 8.35 Orkest. 10.20 Orlt, BEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.20 Orkesten, 9.50 Trio. 10.20 Orkest en hawaiaa-duo. 11.2(1 „Als hij vroeger gekomen was, zou je hem toch ook niet genomen hebben, zonder dat je hem liefhad?" Moeder, bang voor het antwoord, keek haar onderzoekend aan. ,,'k Weet niet. Wanneer je de echte liefde niet kent, kun je een gevoel, als ik voor Ko had. best als liefde beschouwen." „Dus je kent de echte liefde." Moeder schrok op. Wat vroeg vader? i ",a!" ia. „Hans Eldering? -far „Maar Willy", klaagde moeder „en je zei „Wat ik zei, dat zei ik in December en misschien meende ïk het wel ook. Zoo eerlijk als Ko ben ik niet. Maar in elk geval heb ik gedacht, dat ik het meende. In Januari heeft hij me gevraagd en toen wist ik Hans of niemand. O nee, moeder sla uw handen niet ten hemel, ik heb hem afgewezen, omdat hij nou ja, niet precies hetzelfde geloofde als ik. Ik heb het gedaan, hoor, en hem al in langer dan een half jaar niet meer gesproken. Maar zal ik u nu eens vertellen, waarom ik zoo op de krant afvlieg? Omdat hij, misschien wel op ditzelfde oogenblik, door mij zijn nek breekt. Als dat gebeurt, heb ik nog meer op mijn geweten. Dat komt dan allemaal vanwege de geloovigheid. Nee, laat me uitspreken of u krijgt nooit meer een klank uit me. Hans houdt zóóveel van me, dat hij sinds mijn weigering den dood zoekt. Hij is aan motorrennen gaan doen, hij probeert in het hooggebergte te verongelukken, alles om mij. Ik heb me den laatsten tijd vaak afgevraagd, of ik goed deed, maar na dit van vanmid dag weet ik zeker, dat .het fiiet zoo is. Er heeft op die wei gering geen zegen gerust, dat staat vast*'. „Geloof je kind, dat Kobus' verdriet kleiner zou zijn ge weest, als je je met Hans had verloofd?" Terwijl hij dit vroeg, legde vader met een blik moeder het zwijgen op. Willy wist geen antwoord. Ze dacht aan die kreet: maar je houdt van hem. „Het verdriet zou enkel wat vroeger In Kobus' leven zijn gekomen, kindje!" „En dacht je soms, dat wij onze toestemming zouden geven, als je jezelf zoo vergat, dat je je wou binden aaü een ongeloovige?" Moeder wóü spreken. Hier moest doorgei tast worden. Dat die man dit nou zelf weer niet voelde. „Wie zegt, dat Hans ongeloovig is?" „Jij. Daarom heb je hem toch geweigerd?" „Absoluut ongeloovig is hij niet en bij Brinkman houdetf ze veel van hem. Hij heeft een ellendige jeugd achter zich. Zijn moeder stierf bij zijn geboorte, z'n vader was een uit gaander, die als hij in het lieve vaderland was de vrome Christen uithing, maar zich van den jongen weinig aantrok. Zijn vaders zuster deed de huishouding, overlaadde hem met Bijbelteksten en psalmen, maar stal zich rijk. Och en een mensch, die zijn oogen open heeft ziet zooveel van de dier bare Christentjes, dat hij er genoeg van krijgt." „Jij soms ook? Willy toch, hoe durf je zoo te spreken." „Ik nóg niet, moeder, maar wat niet is, kan komen." Moeder huilde, 't Liet Willy koud. Om Ko, daar kon je om huilen, maar de rest bah. „Willy", zei vader, „je hebt groot gelijk, hoor! Aan de lieve Christenen mankeert een heele boel. Maar wat mankeert er aan Christus?" „Niets natuurlijk." „Juist. Op Hem moeten we zien en niet op de menschen, die zich naar Hem noemen. Het gaat ons niet aan, wat een ander doet. Ieder zal voor zichzelf rekenschap hebben af te leggen en met menschen, die zich Christen noemen zonder het inderdaad te zijn, kun je alleen maar meêlij hebben. Vreeslijk, als iemand, die beter weet, om wat aardsch ge win of genot zijn ziel in gevaar brengt. Voor zulke menschen moeten we bidden." „Vader, zóó sprak Kobus ook een keer. We hadden het toen over die van Berendse. Vader, Ko is toch zoo 'n in- geloovige jongen, waarom moet hèm dit leed nou over komen." Willy vocht met haar tranen, terwijl ze dacht aan die mooie Zondagavond. „Ik vind het zoo schrikkelijk wreed van God, ja moeder. Ik weet, wat u zeggen wilt, maar ik herhaal, dat ik het wreed vind. Ko en ik zouden in alle opzichten bij elkaar passen, als ik hem liefhad. Nee, ik heb hem niet lief. Ik houd van Hans, die niet bij me past." „Gelukldg, dat je dit laatste nog erkennen wilt." „O, 'k wil nog wel meer erkennen, daar gaat het niet om en 't is niet in het minst mijn bedoeling, u voor Hans te winnen. Dat is afgedaan. Ik heb hem weggestuurd en hij is geen hond, die terugkomt na getrapt te zijn. Ik zal hem ook niet terugroepen, dus heb daar maar geen zorg over. Ik zeg alleen: ik begrijp niet hoe God zóó kan handelen en „Gelukkig Willy", onderbrak vader. „Een God, Dien jij zoudt kunnen begrijpen, zou Zijn Naam niet waard zijn. Ik zal daar niet dieper op ingaan, je snapt me wel. De catechi satie heb je ook nog niet zoo heel lang achter je,'. „En je belijdenisdag ook niet", vulde moeder aan. Eer Willy antwoorden kon werden ze opgeschrikt door een hevig bonzen op de achterdeur. Vader stond op, moeder droogde haar tranen. „Koster Kobus" begreep Willy, wou de kamer uit, maar liep den bezoeker bijna in de armen. „Wou jai weg? Da ken, as ie main eerst op een paar vrage antwoord geef. Wat hè jai mè me jonge gedaan?" Willy was nooit bizonder op den koster gesteld geweest,, maar op dit oogenblik haatte ze hem. Die kerel met z'n onge schoren gezicht, met z'n knauwerige stem dat zóó 'n exem-i plaar de vader van Ko was! Hij had den jongen natuurlijk net zoo lang gekweld, tot hij er de waarheid uit had. „In wiens huis ben ik? in het jouwe of in het mijne?" vroeg ze en keek hem uitdagend aan. „In geen van baie. Je ben in je vaders huis. Maissïe, o maissie toch." Op een stoel tegen de muur was de man neergezakt. Het hoofd gebogen, de handen op de knieën, zat hij daar. Willy dacht aan die andere avond, jaren geleden, toen hij ook over zijn jongen kwam spreken, over zijn jongen, die school meester worden zou. „Kom Zwaanswijk, schik bij de tafel, dat praat beter. We hadden het zelf ook juist over die treurige geschiedenis- Willy heeft er zoo'n verdriet van. 't Spijt ons erg." [(Wordt vervolgd)]

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12