Eenige wenken aan Emigranten Zuid-Afrika en Ned.-Indië De Bijbel in het Afrikaansch NEDERLANDSUID-AFRIKA-NUMMER van 3e Vijf Samenwerïcen3e Christelijke Dagbla3en 31 MAART 1938 BLZ. 25 De Hollanders gewenschte immigranten Als een deel der bevolking welkom is in Zuid- Afrika, dan is het het Hollander-element en ik verheug mij erover, dat volgens de jongste cijfers, zooveel Hollanders naar Zuid-Afrika komen. Laat hen maar komen. Geef mij maar dat deel van de bevolking van de oude wereld, dat het fundament gelegd heeft voor de vrijheid van geweten! In dat land werden de grondvesten van de idealen gelegd. Laat ze maar komen, hoe meer, hoe beter. Zij zijn meer welkom dan immigranten van eenig ander land van het vaste land van Europa. GEN. J. C. SMUTS Minister van Justitie der Unie van Zuid-Afrika Neem als gasten de goede manieren in acht P)E Redactie van dit blad verzocht mij een artikeltje te willen schrijven voor haar aan Zuid-Afrika gewijde, speciale editie^ Zij liet mij geheel vrij in de keuze van het onderwerp; dat heeft echter zijn voor en zijn tegen. Zijn tegen, omdat ik nu kans loop, dat een ander hetzelfde onderwerp behandelt, zijn voor, om dat ik nu ge*jgenheid heb eenige wijze raadge vingen te richten tot die aspirant-emigranten, welke er hun nut mede kunnen doen. Welnu, allereerst is Zuid-Afrika niet Neder land en Nederland niet Zuid-Afrika en wan neer een Nederlander in Zuid-Afrika aankomt dan moet hij niet verwachten daar alles precies zóó te vinden als hij het in zijn Hollandsche stad of zijn Groningsche dorp gewoon was. Het weer is anders, de Ruizen zijn anders, de boomen en de planten zijn anders, de vogels ook. Som migen hebben mij medegedeeld, dat hierin een element voor heimwee ligt. De oude trouwe beuk is er niet, maar wel een onwennige gom boom, het gezang der vogels klinkt zoo onbe kend, het dienstpersoneel is zoo zwart en de gewone merken van artikelen, die men thuis in iederen winkel kan koopen, zijn hier vervangen door andere merken, die men niet kent. Gevolg: kritiek, want dat staat wel vast, dat het onbekende zeker minder goed is. Nederlandsche emigranten, die Nederlandsche staatsburgers zijn dienen zich in Zuid-Afrika echter voorloopig als gast te beschouwen. Hun I is toegang tot het land verleend om er werk te aanvaarden of werk te zoeken en er zijn weinig landen die dergelijken toegang aan vreemde lingen verleenen. De goede manieren van een gast zijn om geen aanmerkingen te maken op het huis van den gastheer, maar wel om alles ïn zijn vermogen te doen om een aangenaam gast te zijn al moet hij ook helpen om de thee kopjes te spoelen en zijn eigen bed op te maken. Mengt U vooral niet i des gastheers huiselijke twisten, om het even of die van politieken, re ligieuzen dan wel socialen aard zijn, weest be scheiden en toont U dankbaar. Dan moeten Nederlandsche emigranten in Zuid-Afrika hun neiging tot het uitspinnen van hun eigen onderlinge tegenstellingen vergeten. Zuid-Afrika heeft zelf al tegenstellingen ge noeg en een eensgezinde Nederlandsche ge meenschap kan een plechtanker vormen voor de toekomst van het Hollandsche element in dat land. De aloude Oranje-driekleur, waarvan de Unievlag een variant is, houde allen bijeen. Indien gij in Nederland Kerkganger zijt," blijft dat dan ook in Zuid-Afrika. Probeert ook niet dadelijk rijk te worden door speculatie of door te profiteeren van het hier zeer uitgebreide afbetalingsstelsel. Verschillen de Nederlanders zijn hierdoor reeds te gronde gegaan: zijt liever, vooral nu in dezen tijd van overvloed, als de wijze maagden en spaart. Men bedenke, dat in een land, waar de conjunctuur- verschillen nog sterker zijn dan de tempera tuursverschillen, een overjas evenzeer beschut ting biedt als een vaste betrekking en dat die Z. Exc. C. J. 1. M. WELTER Minister van Koloniën, had ons ook toegezegd een bijdrage voor dit Zuid-Ajrika-nummer te geven. Door verblijf buitenslands was Z.Exc. echter op 't laatste oogenblik hiertoe verhinderd. Tot onze groote vreugde vonden wij toen Mr. G. H. C. Hart, hoofd van de afd. Han delspolitiek van het Departement van Kolo niën aanstonds bereid een kort artikel te schrijven, dat wij hier met groote dankbaar heid opremen. tistiek te Batavia, naar Zuid-Afrika voor een oriëntatie-reis en onder meer naar aanleiding van de bevindingen op die tournée opgedaan, heeft Nederlandsch-Indië in Zuid-Afrika een eigen handelswaarnemer geplaatst. Geruimen tijd heeft Zuid-Afrika een uitsteken den trade-commissionar te Batavia gehad. Deze resideert thans te Singapore. De belangrijkste schakel tusschen beide landen wordt gevormd door de uitstekende verbinding, die de Koninklijke Paketvaart Maatschappij biedt. Deze maatschappij, die ook op dit gebied weder pioniersarbeid heeft verricht, zal zeer binnenkort op de lijn Zuid-AfrikaIndië— China een drieta. fraaie nieuwe schepen in de vaart brengen. Terecht wordt verwacht, dat deze lijn één van de belangrijkste verkeersaderen zal worden. Het handelsverkeer tusschen Zuid-Afrika en Nederlandsch-Indië is nog niet uitermate be langrijk, doch stellig zitten daarin perspec tieven. Van Zuid-Afrika naar Nederlandsch-Indië gaan vooral steenkolen, koper en vruchten. Van Nederlandsch-Indië naar Zuid-Afrika zijn de belangrijkste uitvoerartikelen aardolie-pro ducten en thee. De wederzijdsche vertegenwoordiging en de voortreffelijke verbinding vormen waarborgen, dat in de toekomst alle mogelijkheden ten deze zullen kunnen worden uitgebuit. Mr G. H. C. HART Het Hoofd van de Afd. Handelspolitiek Jhr W. F. van Lennep laatste beter is, dan een hoog salaris op „24 hours notice". Nederlandsche emigranten dienen te bedenken, dat het verwijt, dat er in Zuid-Afrika nog zoo weinig cultureel leven is, een wapen is, dat zich tegen henzelf keert. Nederlanders en oud-Ne derlanders wonen bij tienduizenden in dit land en zij alleen al zouden een opgewekt cultureel leven kunnen verwekken. Door dus Nederland sche boeken, muziek en radiouitzendingen, maar ook Nederlandsche kunst en nijverheids producten in Zuid-Afrika bekend te helpen maken, kunnen zij opbouwend werk verrichten en worden zij schakels tusschen hun oude en hun nieuwe vaderland. Nederlandsche immigranten dienen in Zuid- Afrika zoo spoedig mogelijk drietalig te worden. Nederlandsch, Engelsch en Afrikaansch. Dat beteekent dat ze niet slechts Engelsch moeten leeren. Afrikaansch is een taal, afwijkende van de onze, die geleerd wil en moet worden. Indien gij hier dan komt om te blijven, zendt Uw kin deren dan ook naar de Afrikaansche scholen. Dat is voor die kinderen het eenvoudigst en ze leeren er tegelijk ook goed Engelsch. En ten slotte: denkt er om, dat van Uw gedra gingen, Uw levenswijze en Uw houding voor een zeer groot deel afhangt de gewilligheid van de Zuid-Afrikaansche Regeering om na U andere Nederlanders toe te laten. Indien gij voor de samenleving hier te lande winst betee kent, dan zullen ook die anderen gaarne worden toegelaten. Omgekeerd schaadt gij Uzelf, Uw nieuwe vaderland en de belangen van hen, die na U ook hierheen hadden willen komen. JHR. W. F. VAN LENNEP Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden Economisch staat Zuid-Afrika er goed voor. Men heeft er niet alleen een sluiten de begrooting, doch werkt er zelfs jaar lijks met een overschot. Dank zij de ruime geldmiddelen kunnen er veel werkobjecten worden uitgevoerd, die een Zuid-Afrikaansch werkloosheidspro bleem onbestaanbaar maken. Geenszins is Zuid-Afrika een land met onbeperkte emigratie-mogelijkheden en zeker geen ..dumping-ground" voor werk- loozen. Wanneer echter iemand werken wil, kan hij in Zuid-Afrika emplooi vin den. Hij moet er zich echter op voorbe reiden, dat hij de eerste jaren hard voort zal moeten en het zeer moeilijk zal hebben. Men ga echter niet luk-raak naar Zuid- Afrika! Dr. H. A. LORENTZ. Oud Nederlandsch gezant Perspectieven voor Handelsverkeer Gaarne geef ik gevolg aan het verzoek om in het Zuid-Afrika-nummer van dit blad een enkel woord te schrijven over de verhou ding tusschen de Unie van Zuid-Afrika en Ned.-Indië. Van die verhouding in vrpeger eeuwen zou wel zeer veel te zeggen zijn: vele namen die in Zuid-Afrika een beroemden klank hebben, zijn ook voor de geschiedenis van Nederlandsch- Indië van groote beteekenis geworden, in den tijd dat de Nederlanden, zoowel in Afrika als in den Indischen Archipel, hun vestigingen hadden en waarin alle schepen van en naar Indië de Kaap de Goede Hoop moesten om varen en ook aandoen. Het contact dat in de laatste jaren is her nieuwd, belooft voor beide landen van betee kenis te zullen worden. Nederlandsch-Indië zond enkele jaren terug Dr. W. Mansvelt, Hoofd yaa hei Centraal kantoor xoor de Sta* te brengen en de organiseerende commissie zorgt dan dat zooveel mogelijk met deze studie-wen- schen rekening gehouden wordt. In het algemeen wordt getracht een blik te geven in het culturee- le leven en zal aanraking worden verkregen met verschillende aspecten van het geestelijke leven. Tegen dezen achtergrond zal het mogelijk zijn ook technische prestaties voor Nederland bijv. de Zui derzeewerken en -inpoldering, voor Zuid-Afrika bijv. de irrigatieschema's en armblanke-nederzet- tingen te bezoeken. Door het houden van voordrachten voor en door de deelnemende studenten (eventueel uitgebreid tot afgestudeerden en maatschappelijke werkers), door wederzijdsche besprekingen van volksvraag stukken, wordt het studiekarakter nog meer be klemtoond. Het deelnemen aan deze reizen staat dan ook al leen maar open voor hen, die zich van eigen volks aard en van den gemeenschappelijken grondslag der Dietsch-Afrikaansche en Nederlandsche be schaving dusdanig bewust zijn, dat zij met ernst en liefde bereid zijn aan de toekomst en de goede wederzijdsche betrekkingen tusschen de beide vol ken mede te werken. In Zuid-Afrika worden deze reizen georganiseerd door de Afrikaans Nasionale Studentebond (in samenwerking met de Federasie van Afrikaanse Kultuurvereenigings), in Nederland door de Com missie tot voorbereiding van Dietsche studiereizen (Stadionkade l-III, Amsterdam-Zuid), waarin zit ting hebben deelnemers aan een der vorige studie reizen. In het verleden dus werden reeds vier van deze studiereizen gemaakt, het resultaat ervan kan niet onmiddellijk tastbaar worden getoond. Wel is ge bleken dat voor de deelnemers persoonlijk deze reizen ervaring en herinneringen brengen, die voor het leven behouden zullen worden, terwijl ook door het verbreiden van de opgedane kennis en ervaring in ruimeren kring deze reizen hun be staansrecht en hun nut bewijzen. Moge in de toe komst de instelling der Dietsche studiereizen steeds beter aan haar doel beantwoorden: het na der brengen tot elkander van Zuid-Afrika en da Nederlanden, tot heil der beide volken! J. H. BROEKMAN. (Voorzitter van de Commissie tot voor bereiding van Dietsche studiereizen). Prachtig aanpassingsvermogen aan het leven en de taal van het Oosten De Dietsche studiereizen Zuid-Afrika—Nederland en Nederland— Zuid-Afrika. In 1933 was de tak Zuid-Afrika van het Dietsch Studentenverbond, na een langdurige voorberei ding in staat om een twaalftal Nederlandsche stu denten onder leiding van den tevoren in Neder land gepromoveerden Afrikaner Dr A. B. du Preez (thans predikant te Heidelberg, Transvaal) naar Zuid-Afrika te doen vertrekken. Het reis- en stu dieprogramma in Zuid-Afrika werden geregeld door de Federasie van Afrikaanse Kultuurvereeni gings. In 1935 vond een reis van tien Zuid-Afrikaansche studenten door Nederland en Vlaanderen plaats en sindsdien vindt om het anderhalf jaar een studie reis plaats, om beurten in Nederlandsche of Zuid- Afrikaansch* richting. De laatste, de vierde Diet sche studiereis ligt nog versch in het geheugen: 17 leden van de Afrikaans Nasionale Studentebond maakten onder leiding van Dr P. J. Nienaber een reis door Nederland en Vlaanderen in December 1937 en Januari 1938. Het doel dezer reizen is niet sight-seeing op zijn Amerikaansch! Getracht wordt het wederzijdsch contact tusschen Afrikaansche en Nederlandsche jongeren tot stand te brengen, en deze zooveel mo gelijk in den familiekring in aanraking te bren gen met het huidige leven. Vooraf krijgt men ge legenheid bijzondere wenschen bijv. interesse Yoor sociale vraagstukken o{ landbouw tot uiting Die lied van die skepping Loof die Here, o my siel! Here my God, U is baie groot! Met majesteit en heerlikheid is U bekleed. 2. wat Uself omhul met die lig soos met 'n kleed, wat die hemel uitspan soos 'n tent doek; 3. wat sy solders bou in die waters, wat van die wolke s'y wa maak, wat op die vleuels van die wind wandel, 4. wat van die winde sy boodskappers maak, van vuurvlammen sy dienaars. 5. Hy het die aarde gegrond op sy grond veste, sodat dit vir ewig en altijd nie wan kel nie. 6. U het dit met die wêreldvloed soos met 'n kleed oordek; die waters het bo-oor die berge gestaan. 7 Vir U dreiging het hullt gevlug, vir die stem van U donder het hulle weggesknk 8. berge het opgerys, laagtes het wegge- sak na die plek wat U vir hulle regge- maak het. 9. 'n Grens het U gestel waar hulle nie oor mag gaan nie; hulle mag die aarde nie weer oordek nie. 10. Hy wat die fonteine uitstuur in die holtes: tussen die berge loop hulle deur. 11. Hulle laat al die diere van die vel drink; die wilde esels breek hulle dors. 12 By hulle woon die voëls van die hemel, tussen die takke uit laat hulle die stem hoor. DE Afrikaansche Bijbel is, zooals alle goede din gen, langzaam tot stand gekomen. Wanneer wij de pogingen erbij rekenen die den weg bereidde voor de finale werkzaamheid van 1923—1933, heeft het niet korter dan zes decades geduurd. Daar dit voorafgaande tijdperk zoo belangrijk en ïlluminee- rend is voor de eigenlijke vertaling, is het wel noodig een en ander daaruit onder de aandacht te brengen. Het eerste groote probleem was om het volk te laten beseffen dat de Statenvertaling waaraan het zoo verbonden was per slot van zaken toch ook maar een vertaling was, en dan nog in het Hollandsch, dat hoe langer hoe minder door den Afrikaner verstaan zou worden. De grootste hin dernis was evenwel een minderwaardigheidsge voel t. o. .v. de Afrikaansche taal, alsof die niet waardig zou kunnen zijn het Woord van God te vertolken. Karakteriseerend ook voor het groot ste gedeelte van het volk, waren de volgende woorden van een theologischen student naar aan leiding van plannen om den Bijbel in het Afri kaansch te vertalen: „Hoort, God zegt Hij laat zich niet bespotten. Past dus op wat gij doet en weest voorzichtig". Begrijpelijk is het dan ook dat het baanbrekende werk van den leider van de Afrikaansche be weging, Ds. S. J. du Toit, die zeven boeken uit het oorspronkelijke vertaald had, niet gewaardeerd is, vooral daar hij ook nog de consequent pho- netische spelling toepaste. Maar vanaf het jaar 1916 komt er een wending, toen een gevoel van nationalisme het jonge ge slacht aangreep en hen met jaloerschheid de rech ten van het Afrikaansch deed verdedigen op elk gebied. Waar voorheen een enkele roepende in de woestijn ijverde voor 'n Afrikaansche Bijbel, lezen wij werkelijk in de acta van Synode van de Ned. Geref. Kerk in de O.V.S., 1916, het volgende: „De Synode besluite tot het vertalen van de Bijbel in het Afrikaansch, en noodigt hiertoe uit de samen werking van de Ned. Geref. Kerken in de andere provinciën, alsook van de Gereformeerde en Her vormde kerken." De daad werd direct bij het woord gevoegd. De Commissie benoemde vertalers en een begin werd gemaakt met het werk, alhoe wel volledige samenwerking van alle kerken eerst in 1919 volgde. In 1922 werd het volk een voor- loopige uitgave van de vier Evangeliën en de Psalmen voorgelegd. Groot echter was de alge- meene teleurstelling, niet omdat Gods Woord in 't Afrikaansch tot hen gekomen was, maar ómdat de vertalers zich zoo angstvallig aan de Statenverta ling gehouden hadden, dat 't resultaat noch Neder landsch noch Afrikaansch genoemd kon worden een „stompstert (gecoupeerd) Nederlandsch", zoo als dr. Fourie, een der latere vertalers, 't kwalifi- seerde. De „Breede Commissie" die de zaak weer met nieuwe moed aanpakte in 1923, begreep, na de vorige ondervinding, vooral twee dingen: 1. Het volk wilde evenmin een krampachtig vasthouden aan de Statenvertaling als een radicale breuk er mee. Daarom is besloten de grondtext over te zet ten in zoo nauw mogelijke samenhang met de Sta tenvertaling, en gevolgelijk is van de Massoreti- sche text voor 't Oude. en van de Textus Receptus voor het Nieuwe Testament gebruik gemaakt. 2. Het vertalen was een te belangrijk werk dan dat met het in vrije uren zou kunnen doen. De Commissie regelde het dus zoo, dat twee godvruch tige geleerden, Prof. Kestell en du Toit, van an dere verplichtingen ontheven werden om zich uit sluitend aan de groote taak te kunnen wijden. Later is de hulp van nog drie vertalers erbij in geroepen, zoodat de college uit 5 lederi bestond; 3 van de Ned. Ger., 1 van de Gereformeerde, en 1 van de Hervormde Kerk. Er naast werd een groot aantal revisors aangesteld alsook een paar taaladviseurs. Drie vertalers waren verantwoor delijk voor het O. T., een ieder nam een zeker deel voor zijn rekening, terwijl ze over en weer eikaars werk controleerden; de vierde verzorgde het N. T., wat nagegaan werd door den vijfde. Telkens kwa men ze allemaal voor drie of vier weken bij elkaar om alles te vergelijken en problemen te bespreken Er waren in 't geheel 7 van die bijeenkomsten. De vertalers konden ook dankbaar gebruik ma ken van het deskundige advies van Prof. van Gelderen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij werd bereid gevonden om naar Z. A. te gaan. De aangestelde revisors lieten echter bijna niets van zich hooren. Daarentegen geldt van de taal adviseurs dat zij het hunne deden om de vertalers te redden uit de talrijke taalmoeilijkheden die de jonge Afrikaansche taal kenmerken. Eindelijk konden de vertalers in het begin van 1931 het M S persklaar overhandigen aan het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap, dat de drukkosten op zich nam en op 29 Mei 1933 de eerste 10.000 Afrikaansche Bijbels in Tafelbaai ontscheepte. Of de Afrikaansche vertaling geslaagd is? „Bij elke vertaling, dus ook bij die van de Schrift moeten,' volgens Prof. Grosheide, „taal en stijl zoo dicht mogelijk bij die van het oorspronkelijke komen en toch levend en duidelijk zijn." Alleen al door getrouw aan eigen aard te blijven lag het eerste vereisschte binnen het bereik van de Afrikaansche vertalers, want, zoals wijlen Prof. J. A. du Plessis opmerkte: ,,'t zal blijken dat de Afrikaansche cul tuur een prachtige aanpassingsvermogen aan het leven en de taal van het Oosten bezit." Aan dui delijkheid laat zij beslist niets te wenschen over. Dat zij altijd even levend is, zou ik niet willen beweren, toch zijn er gedeelten waarin de Afri kaansche taal in al haar spranklend leven de ge dachten van God vertolkt. Met uitbundige feestvreugde heeft 't Afrikaansche volk zijn Bijbel in zijn eigen taal verwelkomd. Inderdaad vertolken de volgende woorden uit een verslag van de ontvangst van de Afrikaansche Bij bel te Bloemfontein de gevoelens van de meerder heid: „En wat is er in het diepst van ons gemoed omgegaan bij de gedachte dat wij de Bijbel daar ontvingen in onze eigen taal! Hoe werden wij ge roerd toen Prof. Malherbe eenige verzen uit Ps. 104 voordroeg! Het was onze eigen taal in haar zacht heid en buigzaamheid, maar ook in haar kracht en verhevenheid, n dit zoo voelen wij het is de taal van het Bijbelboek dat wij nu ont vangen hebben. Lof en dank bruisten door ons wezen." H. JOUBERT Het stadhuis van Durban in Natal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 35