Ervaringen als Handelscommissaris
Laten we de vriendenhand grijpen
Met het s.s. „Pretoria" naar Zuid-Afrika
NEDERLAND SUID-AFRIKA-NUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen
31 MAART 1938 BLZ. 19
door Jan Schilthu's
Handelscommissaris voor de Unie van Zuid-Afrika voor Nederland
Lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal
MIJN ervaringen als handelscommissaris van de
Unie van Zuid-Afrika loopen reeds over pen
reeks van jaren, waarvan er verscheidene liggen in
den tijd toen er nog geen Zuid-Afrikaansch Gezant
schap in Nederland was gevestigd en de handels-
commissaris daar de eenige vertegenwoordiger der
Unie-regeering was. Economisch en commercieel
was mijn aan die functie verbonden arbeid steeds
belangwekkend, en talrijk bleken al spoedig de aan
gename zijden te zijn, die hij ook verder nog bezit.
Weinigen zullen ontkomen aan de bekoring, welke
er uitgaat van het geregelde contact met een volk
als het Zuid-Afrikaansche, dat steeds blijk geeft
van zijn kracht als onafhankelijke natie, nauw ver
bonden aan zijn geschiedenis, waarbij het voort
durend nieuwe kracht put uit de daarin voor het
grijpen liggende voorbeelden van taai doorzet
tingsvermogen, heldenmoed en veerkracht, Ver-
frisschend werkt op ons bewoners van het oude
Europa de optimistische kijk op de toekomst, waar
mee de bewoners van Zuid-Afrika gezegend zijn.
Ongetwijfeld is dit een eigenschap, die aan vele
jonge volken eigen is. De Afrikaanders zoeken haar
verklaring veelal in den weldadigen invloed der
zon en zij zien het niqt als een nadeel dat dit op
timisme wel eens in teleurstelling overgaat, wan
neer de niet altijd even toeschietelijke werkelijk
heid zich heeft doen gelden. Doch geen nood; er
is dan wel weer een ander object, dat goede
kansen voor de toekomst schijnt te bieden en waar
op de aandacht kan worden geconcentreerd.
Mijn ervaringen als handelscommissaris, waarin
deze algemeene indruk omtrent een der karakter
eigenschappen van het Zuid-Afrikaansche volk zijn
voornaamsten grondslag vindt, zijn talrijk geweest.
Het is bekend, welk een rijkdom aan delfstoffen
zich behalve het goud in den bodem van Zuid-
Afrika bevindt. Dan is er de bodem zelf, die in uit
gestrekte gebieden een groote mate van vruchtbaar
heid bezit, terwijl dieren- en plantenrijk gereed
staan om aan den mensch talrijke producten te le
veren, die al evenzeer belangrijke grondslagen kun
nen vormen voor een veelzijdig handelsverkeer. Bij
dat alles een weldadig klimaat, al dient hier dade
lijk gewezen te worden op de niet zelden voorko
mende periodes van langdurige droogte en hitte,
welke dikwijls groote schade aanrichten en een
regelmatige ongestoorde ontwikkeling der agrari
sche bedrijfstakken belemmeren.
MOGELIJKHEID TOT AFZET
Zeer talrijk waren de gevallen, waarin mij het ver
zoek bereikte om de mogelijkheid tot afzet of tot
vermeerdering daarvan in Nederland en sommige
andere Europeesche landen na te gaan van Zuid-
Afrikaansche producten van den meest uiteen
loopenden aard van mica, marmer, asbest tot
vruchtenjams, druivensap en wijn en van allerlei
soorten versch fruit tot het vleesch, het haar, de
horens en de huid van sommige antilopensoorten.
Zeer algemeen waren vooral in de jaren kort vóór
de wereldcrisis de belangstelling in Zuid-Afrika
voor deelneming aan het internationale handels
verkeer en de lusf om aan het buitenland te
leveren van de rijkdommen, welke de natuur in
Zuid-Afrika den mensch aanbiedt. Niet steeds
waren de plannen, voorzoover zij niet van regee-
ringsinstanties of groote ondernemingen afkom
stig waren, voldoende voorbereid en veelal bleken
de belangstellenden, met hun optimistischen kijk,
do moeilijkheden om aan het internationale han
delsverkeer mee te doen en de speciale kennis, die
daartoe vereischt wordt, onvoldoende te hebben
beseft. Toen bijvoorbeeld eens als resultaat van
een ingesteld onderzoek was komen vast t.e
staan, dat niet alleen voor vleesch, huiden, horens
en haar doch ook voor de beenderen van 100.000
wilde beesten, die toen nog volledig genoten van
hun vrijheid in een der uitgestrekte onontgonnen
gebieden der Unie, wel plaatsing in en via Neder
land te vinden zou zijn, bleken bereiding en ver
pakking dier producten evenals het vervoer uit
de jachtgebieden naar de Nederlandsche havens,
waaraan men onvoldoende aandacht had gewijd,
vooralsnog onoverkomelijke hinderpalen te
vormen.
Ook bevond niet zelden de productie der aange
boden goederen zich nog zoozeer in een begin
stadium en waren de beschikbare hoeveelheden
zoo gering of de productiekosten nog zoo veel
hooger dan in de gewone uitvoerlanden, dat geen
resultaten te bereiken vielen. Dan volgde teleur
stelling op de somtijds hooggespannen verwach
tingen, teweeggeroepen door het overigens vaak
zoo weldadig aandoende Zuid-Afrikaansche zonne-
optimisme. Tevens echter heeft dat in vele geval
len een uitwerking van geheel anderen en gun-
stigen aard, welke ongetwijfeld in omvang en
beteekenis de tegenvallers overtreft. Het leidt er
namelijk toe, dat telkens weer nieuwe mogelijk
heden beproefd worden, die tevens geleidelijk
beter worden voorbereid, vooral nu de regeering
meer en meer leiding en voorlichting verschaft.
De lijst der goederensoorten, die uit Zuid-Afrika
worden geëxporteerd is dan ook in den loop der
laatste 15 jaren steeds langer geworden, evenals
het aantal der landen uitgebreid is, waarheen die
export gericht is.
INTERNATIONAAL HANDELSVERKEER
Laatstgenoemde uitbreiding is een zeer belangrijk
onderdeel van het samenstel van vraagstukken,
verbonden aan Zuid-Afrika's deelneming aan het
internationale handelsverkeer. In "zeer sterke
mate is dat namelijk georiënteerd op Engeland. Ik
wil allerminst beweren, dat daarin tot dus verre
een nadeel voor de Unie heeft gelegen. Integen
deel is voor de Zuid-Afrikaansche producten, die
hun bestemming voor een zeer groot gedeelte in
Engeland vinden, dat land tot nog toe over het
algemeen een markt gebleken te zijn, welke die
goederen in bevredigende mate kan opnemen. Een
gedeelte van hetgeen naar Engeland wordt ver
scheept, vindt ten slotte zijn weg naar andere
deelen van Europa en velen zijn er ook in Zuid-
Afrika, die pleiten voor direct contact met die
uiteindelijke verbruikslanden van de Zuid-Afri
kaansche producten. De benoeming, kort na den
wereldoorlog, van handelscommissarissen in ver
schillende landen van het Europeesche vasteland,
wier aantal geleidelijk is uitgebreid, stond daar
mee reeds in verband. Het pleiten voor zulk een
direct contact is echter gemakkelijker dan het
Uitvoering geven aan het denkbeeld. Als dat niet
zoo ware, zouden zich niet nog steeds overal in
de wereld de groote distributie-markten hebben
kunnen handhaven, waar aanzienlijke hoeveel
heden van buitenlandsche goederen samenkomen
om vandaar gedeeltelijk weer verder te worden
verkocht en geëxpedieerd naar de eindbestem
ming.
SCHEEPVAARTVERBINDING
Direct contact en directe verzending naar die eind
bestemming is slechts verkieselijk en loonend, in
dien het daarbij gaat om hoeveelheden van vol
doenden omvang alsmede om een regelmatig en
niet te dikwijls of door te lange periodes onderbro
ken vervoer. In het bijzonder in het geval van
Zuid-Afrika immers behoort bij direct handels
contact al spoedig een directe verschepingsmoge
lijkheid en dus een scheepvaartlijn, welke deze tot
Stand brengt. En zulke verbindingen plegen slechts
tot stand te komen, wanneer, er regelmatig goede
ren ten vervoer worden aangeboden. Met name is
dat het geval, wanneer het gaat om goederen, wel
ker vervoer een bijzondere inrichting der schepen
vereischt, hetgeen bijvoorbeeld geldt voor versch
fruit, dat zulk een groote rol speelt in den Zuid-
Afrikaanschen uitvoer en dat zonder koelruimten
onmogelijk is.
Wanneer de hoeveelheden der ten vervoer aange
boden goederen niet groot genoeg zijn om het tot
stand brengen eener vaste scheepvaartverbinding
te rechtvaardigen, kan het voorkomen, dat aan
den slechts door middel van zulk een verbinding te
verkrijgen uitvoer van bepaalde goederen zulke
groote waarde wordt toegekend, dat de regeering
van het uitvoerland een subsidie aan de scheep
vaartlijn geoorloofd en noodzakelijk acht. Zulk een
geval heeft zich in Zuid-Afrika voorgedaan, toen
het veel besproken, doch onlangs gestaakte sub
sidie werd verleend 'aan een Italiaansche lijn, die
mede op grond daarvan, een geregelden dienst
onderhoudt tusschen Zuid-Afrika en Italiaansche
havens.
DE RUNDVEESTAPEL
Een der moeilijkheden op agrarisch gebied, waar
tegen men in Zuid-Afrika te strijden heeft, ligt
namelijk in de gebrekkige afzet-mogelijkheden van
het vleesch, dat de groote rundveestapel oplevert.
Mede in verband met het klimaat en het daarmee
samenhangende systeem van rundveehouderij had
dit vleesch tot dusverre namelijk eigenschappen,
welke het ongeschikt maken voor den afzet in de
meeste Eurdpeesche landen. Slechts in Italië viel
het in den smaak, afgezien dan van eenige, de
laatste jaren echter niet vaak meer voorkomende
gevallen, waarin ook naar Frankrijk vrij belang
rijke posten konden worden geleverd. De leveran
tie van versch rundvleesch naar Italië was daarom
voor Zuid-Afrika van groote beteekenis en ten
einde die te bevorderen, was een geregelde di
recte scheepvaartverbinding noodzakelijk. Daarin
heeft een der redenen gelegen voor de verleening
van het subsidie aan de Italiaansche lijn. Overigens
zij vermeld, dat de regeering zich veel moeite
geeft om den rundveestapel te verbeteren opdat
het vleesch gemakkelijker afzet zal vinden in
Europa. De voorloopig reeds bereikte resultaten
zijn gunstig te noemen en verwacht mag worden,
dat in een nabije toekomst Zuid-Afrika rund
vleesch zal leveren, dat aan Europeesche eischen
voldoet.
Deze methode om directe verbindingen tot stand
te brengen zal echter noodzakelijkerwijze hooge
uitzondering moeten blijven en ontstaan van ge
regelde vervoergelegenheid zal als regel overge
laten dienen te worden aan het initiatief der ree-
derijen, welke zich daarbij zullen laten leiden
door de vooruitzichten omtrent het aanbod van
lading. Reeds heeft de toeneming daarvan de
laatste jaren geleid tot vermeerdering der Euro
peesche havens, waannee Zuid-Afrika door vaste
scheepvaartlijnen verbonden is, doch voor som
mige goederensoorten heeft bij den Zuid-Afri-
kaanschen uitvoer Engeland zijn overheerschende
positie grootendeels behouden. Bijvoorbeeld geldt
dat voor het fruit. Slechts naar enkele gebieden
op het Europeesche continent (Frankrijk en Scan
dinavië) vinden regelmatige fruitverschepingen
van eenige beteekenis plaats, doch verder richt
zich de uitvoer voor verreweg het grootste deel
naar Engeland. Daarin behoeft geen nadeel te lig
gen, zoolang de Engelsche markt de voor versche
ping beschikbare hoeveelheden steeds kan opne
men, zonder dat de omvang der verschepingen den
daar bedingbaren prijs te zeer drukt.
MARKTPRIJZEN
Tot dusverre kan nauwelijks worden gezegd, dat
verzending naar Engeland met voorbijgaan van de
meeste andere Europeesche markten, leidt tot prij
zen die lager liggen dan verkrijgbaar zouden zijn,
indien direct contact met zulke markten werd
gezocht of indien meer aandacht werd gewijd aan
een markt op het vasteland, bijvoorbeeld in Ne
derland, van waaruit de distributie naar verschil
lende landen van West- en Centraal Europa kon
worden geleid. Dit is de methode, die met zoo
veel succes wordttoegepast door de fruitversche-
pers in Palestina, die mede daardoor hun uitvoer
de laatste jaren zeer aanmerkelijk hebben kunnen
uitbreiden.
Weliswaar valt niet met zekerheid vast te stellen
of toepassing van deze methode niet toch voor-
deelen voor den Zuid-Afrikaanschen fruitteler had
kunnen afwerpen, want die zekerheid valt eerst
te verkrijgen, wanneer een proef is genomen, doch
zoolang men in Zuid-Afrika tevreden is met de
in Engeland verkregen prijzen, is het begrijpelijk,
dat het tot zulk een proef niet komt. Voor het bre
ken met jarenlang gevolgde af zet wegen is immers
de stimulans der noodzakelijkheid noodig en van
de overtuiging, dat daardoor een beter rendement
verkregen kan worden. En die overtuiging is blijk
baar in Zuid-Afrika, gezien de als bevredigend
aanvaarde Engelsche prijzen, vooralsnog niet aan
wezig.
FRUITTEELT
Er is op clit gebied echter aanleiding te over om
den blik te richten op de toekomst. De fruitteelt
breidt zich namelijk voortdurend uit. Zoo is het
aantal der citrusboomen (sinaasappelen, mandarij
nen, grapefruit, citroenen) in de Unie toegenomen
van 1.8 millioen in 1920 tot 4.9 millioen in 1936,
zonder dat zich in die jaren een onderbreking in
deze stijging heeft voorgedaan. Voor ander fruit
gaat de toeneming weliswaar niet zoo snel, doch
ook daarvan breidt de teelt zich uit. Het ligt voor
de hand dat de uitvoer zich eveneens in stygen-
de richting beweegt. Ook in de laatste jaren was
dat nog het geval, want terwijl de uitvoer van
citrusvruchten in 1933 nog 130000 ton beliep, was
die in 1936 reeds weer met ongeveer 20pct toe
genomen tot 155000 ton. Aan ander versch fruit
werd in het seizoen 1932-33 ruim 55000 ton uitge
voerd en in 1935-36 ruim 91000 ton. Ten slotte
wordt ook aan den uitvoer van gedroogd en ge
conserveerd fruit, inclusief jams, steeds meer aan
dacht geschonken.
Ik ben op deze ontwikkeling van de fruitteelt en
de daarop te gronden verwachting van verdere
toeneming van de behoefte aan export wat nader
ingegaan omdat daarin een der sterkst sprekende
voorbeelden ligt van de toenemende Zuid-Afri
kaansche productie, ook voor den uitvoer, en van
de toenemende beteekenis van Zuid-Afrika's rol
in het internatinoale goederenverkeer, waarmee
voor de toekomst gerekend dient te worden. De
handelscommissarissen, die niet slechts in Europa,
doch ook in andere werelddeelen gevestigd zijn
(de nabuurlanden in Zuid-Afrika zijn daarbij niet
vergeten) vormen een onderdeel van het samen
stel van regeeringsorganen, die mede met het oog
op die toekomst hun arbeid verrichten. Optimis
me omtrent de toekomst van den Zuid-Afrikaan
schen handel is allerminst misplaatst, gezien het
toenemende gebruik, dat er van den natuurlijken
rijkdom van het land wordt gemaakt en gezien
de gestadige uitbreiding der bevolking en haar
behoeften.
OOK INVOER
ducten, is er zich vooral in den tegenwoordigen
tijd ten zeerste van bewust, dat tegenover den uit
voer invoer moet staan. Hier ligt een zeer ernstig
Zuid-Afrikaansch probleem, mede omdat de goud-
uitvoer zulk een groote waarde vertegenwoordigt.
Daarbij komt dan nog, dat de regeering reeds ver
scheiden jaren streeft naar een toenemende indus
trialisatie. Reeds heeft zich in Zuid-Afrika in een
kort aantal jaren een sterke uitbreiding der in
dustrie voltrokken. Bestaande industrieën hebben
zich aanzienlijk uitgebreid en vele nieuwe zijn er
in het land ontstaan en handhaven zich met suc
ces, gesteund door vele door de regeering geno
men maatregelen van verschillenden aard ter be
scherming der industrie en ter bevordering van
haar bloei en uitbreiding. Het aantal particuliere
industrieele ondernemingen bedroeg in 1928 om
streeks 7000 met 65000 blanke en 111000 andere
werknemers. In 1935 was het aantal dier onder
nemingen gestegen tot bijna 8700 met 95000 blanke
en 138000 andere werknemers. Het aantal in die
bedrijven door machines en motoren aangewende
paardekrachten steeg van 222000 tot 370000. Sedert
1935 is deze ontwikkeling verder voortgegaan. Zij
heeft er toe geleid, dat een aantal industrie-pro
ducten, die vroeger van elders betrokken werden,
nu steeds meer in Zuid-Afrika worden vervaar
digd en in de eerste plaats heeft men zich daarbij
toegelegd op die industriën, die inheemsche grond
stoffen gebruiken. Schoenen en andere lederwaren
verschillende manufacturen, textielgoederen en
kleeding worden daardoor voor een steeds grooter
aeel binnenslands vervaardigd en niet weer door
invoer verkregen, zooals voorheen. Voor Nederland
is het van belang, dat ook in de behoefte van zui
vel -en melkproducten door dit alles nu voor ver
reweg het grootste deel door binnenlandsche pro
ductie wordt voorzien. Ook de metaalindustrie
ontwikkelt zich sterk, daardoor de noodzaak van
import steeds meer beperkende. Dat zij daartoe in
staat is geraakt, is voor een aanzienlijk gedeelte
het gevolg van de opkomst der productie van
ijzer en staal door het met sterken steun der over
heid daartoe opgerichte bedrijf bij Pretoria.
Eenerzijds dus behoefte aan invoer teneinde een
toenemenden uitvoer naar zooveel mogelijk lan
den te bevorderen, anderzijds vermindering van
de behoefte bij den verbruiker aan buitenlandsche
goederen. Dat de oplossing van deze ontegenzeg
gelijke tegenstelling niet zoo veel moeilijkheden
behoeft te baren als men misschien zou verwach
ten, vindt zijn oorzaak in de welvaart, die er over
het algemeen nu reeds verscheiden jaren in Zuid-
Afrika heerscht. Slechts kort heeft het land ver
keerd onder den druk der wereldcrisis van de ja
ren na 1929. De zeer goede gang van zaken in de
goudmijnindustrie, in belangrijke mate gestimu
leerd door de monetaire politiek der regeering,
vormt wel den gewichtigsten pijler van den toe
stand van welvaart, waarin het land verkeert. De
zeer goede resultaten dier industrie werken in gun-
stigen zin door op vrijwel het geheele leven der
Unie. Hun invloed doet zich gelden op een zeer
groot gedeelte der nationale industrieele, handels-
en vervoers-bedryven en werpt tevens voor den
staat ruime baten af, welke den toestand der schat
kist tot een in deze tijden van begrootingstekorten
en hevige schuldenlasten tot een ongekend gun
stige hebben helpen maken en er toe bijdragen,
dat beschikt kan worden over de middelen om in
minder gunstige omstandigheden verkeerende be
volkingsgroepen ter hulp te komen.
AGRARISCHE POLITIEK
Ook in het zoo welvarende Zuid-Afrika ontbreken
namelijk zulke bevolkingsgroepen allerminst, want
met name baren de agrarische bedrijfstakken er
vele moeilijkheden. De oorzaken daarvoor liggen
in Zuid-Afrika niet alleen in het ook aan ons in
Ned-rtn 1 maar al te zeer bekende vraagstuk der
in verhouding tot de productiekosten te lage prij
zen van agrarische producten, doch men heeft—
daar tevens nog te worstelen met de gevolgen van
de reeds vermelde periodes van droogte en ver om
zich heen grijpende veeziekten. Droogte, hitte en
ziekten veroorzaken telkens weer den ondergang
van den veestapel (rundvee, schapen en geiten)
in uitgestrekte gebieden. De droogte is ook dik
wijls oorzaak van oogstmislukkingen en teleurstel
lende kwantitatieve opbrengsten van akkerbouw
producten. En wanneer dan zulke teleurstellingen
worden afgewisseld door groote opbrengsten, die
een uitvoeroverschot van beteekenis opleveren,
dan is de daarvoor bedingbare prijs de laatste ja
ren niet zelden weder onvoldoende geweest om
de financieele gevolgen van vroegere tegenslagen
weder goed te maken of zelfs de productiekosten
te dekken. Met bepaalde uitzonderingen (melk
productie en zuivelindustrie nabij de groote ste
den, verschillende vormen van fruitteelt) beleeft
dan ook een groot deel van het agrarische bedrijfs
leven, dat in Zuid-Afrika van zoo groote beteeke
nis is, gedurende de laatste jaren dikwijls zeer
moeilijke tijden. Het is dus een zeer gelukkige
omstandigheid, dat de regeering over de middelen
beschikt om de daardoor getroffenen ter hulp te
komen, hetgeen zij dan ook in ruime mate en
langs velerlei wegen doet. De verlichting van de
onmatige vaste lasten, waaronder een groot deel
van den landbouw gebukt gaat, vervult daarbij
een belangrijke rol.
Haar groote belang ontleent de agrarische politiek
mede aan het verband, dat er gelegen is tusschen
de moeilijkheden op agrarisch gebied en het ver
ontrustende probleem der arme blanken. Veront
rustend is dat probleem vooral voor een land als
Zuid-Afrika met een bevolking, die voor ruim 2
millioen bestaat uit blanken, doch voor ongeveer
7y2 millioen uit niet-Europeanen, waaronder circa
6 millioen Bantoes.
WELVAREND LAND
Wie van de Zuid-Afrikaansche welvaart spreekt,
die in deze tijden de Unie zulk een uitzonderlijke
positie in de wereld doet innemen, vergete niet,
dat er dus ook daar op bepaalde gebieden verschijn
selen bestaan, die der regeering zorgen baren.
Dit neemt echter niet weg, dat men gerust kan
zeggen, dat de Unie van Zuid-Afrika een welva
rend land is. Uitvloeisel daarvan is geleidelijke
stijging van den levensstandaard en van een daar
mee gepaard gaande vermeerdering van de behoef
ten der toenemende bevolking alsmede van haar
koopkracht. Het is van belang, dat dit ook geldt
voor het talrijke niet-Europeesche deel dier bevol
king. En in dit alles ligt nu juist een der redenen
waarom men het vertrouwen mag koesteren, dat
de invoer een zoodanigen omvang mag behouden,
dat de uitvoer zich in de gewenschte mate kan
ontplooien, ondanks de een evenwichtige ontwik
keling tegenwerkende kfachten, waarop zooeven
werd gewezen.
Het ligt voor de hand, dat de Zuid-Afrikaansche
samenleving aantrekkingskracht bezit voor velen,
die in ons eigen land niet slagen in het vinden
van een werkkring en zich blijvend zouden willen
vestigen in dat land, waar nog gelegenheid bestaat
om aan den slag te komen. In Zuid-Afrika zijn
zulke immigranten welkom, mits zij zich bewegen
in een vak, waarvan niet reeds genoeg of zelfs te
veel beoefenaren in het land aanwezig zijn en in
verschillende beroepen is dat wel degelijk het ge
val. Tevens echter verdient Zuid-Afrika met zijn
nog talrijke mogelijkheden in het heden en onge
twijfeld ook in de toekomst, en met een blanke
bevolking, die er met haar blijmoedige en opti
mistische levenshouding toe bijdraagt, dat die mo
gelijkheden niet ongebruikt blijven, de volledige
aandacht van ons bedrijfsleven. Daaraan heeft ook
in een recent verleden wel het een en ander ont
broken, doch gelukkig is bij onze handel, industrie
en scheepvaart de belangstelling in Zuid-Afrika
stijgende. Blijkbaar neemt de overtuiging toe, dat
daadwerkelijke deelneming aan de commercieele
en industrieele ontwikkeling van Zuid-Afrika tast
bare voordeelen belooft. Daarvan zullen dan tevens
niet als eerste doel, doch als welkom neven-gevolg,
de cultureele banden tusschen het Zuid-Afrikaan
sche en Nederlandsche volk profiteeren, ten bate
van beider zelfvertrouwen en voortbestaan als po
litiek onafhankelijke natie.
door Z.Exc. Mr J. A. N PATIJN,
Minister van Buitenlandsche Zaken
l N het verkeer der volkeren schijnt het
soms of alle begrippen van menschelijk
gevoel, van moraal in den gewonen zin,
zooals onder menschen begrepen, zoek
zijn. Macchiavelli leefde lang geleden en
is veel misverstaan, maar zijn denkbeelden
gelden voor een groot gedeelte ook thans.
Dit wordt vaak afgekeurd, maar toch is
het zoo.
Hoe weldadig doet dan de verhouding met
een volk aan, waarmede banden van ge
voel, van geestelijke verwantschap, zonder
zelfzuchtige bijgedachten, zoo sterk binden
als tusschen Zuid-Afrika en Nederland het
geval is. Nederlanders en Zuid-Afrikaners
zijn geen vreemdelingen voor elkander.
Wanneer ik een Zuid-Afrikaner ontmoet,
die ik nooit tevoren gezien heb, gevoel ik
iets van vriendschap voor hem, een neiging
om vertrouwen te schenken en openhartig
met hem te zyn. Het zijn menschen van
ons vleesch en bloed, dat voelen wij en
dat schept dien innigen band.
Het sterkste bindmiddel tusschen twee
volkeren is de taal. Het Afrikaansch moge
van het Nederlandsch zijn afgeweken, wij
kunnen met elkander in onze eigen taal
spreken en elkanders letterkunde waar-
deeren. Dit is van het hoogste gewicht en
wij moeten ervoor waken dat dit zoo
blijve. Het Nederlandsch heeft in de wereld
niet zóó veel mogelijkheden om er eene
zoo belangrijke te verwaarloozen. In Zuid-
Afrika zie ik een toekomst voor onze taal.
In Rhodesia, en zelfs nog Noordelijker,
zijn Nederlandsche predikanten. Dit sluit
aan op de Belgische Congo, waar het
Nederlandsch vanuit België binnendringt.
Op zichzelf staande, zouden deze taal
gebieden misschien moeite hebben zich
staande te houden, maar dank zij Zuid-
Afrika bestaat er mogelijkheid op een uit
breiding van onze taal over groote deelen
van Afrika.
Er zijn in de verhouding tusschen Neder
land en Zuid-Afrika, zooals in meer men-
schelijke verhoudingen, tijden van eb en
vloed geweest. Na jaren van hoog op
laaiende vriendschap, zijn jaren gevolgd,
zoo is mijn indruk, dat de belangstelling
wederzijds, vooral echter daarginds, min
der groot was. Hierin schijnt nu weer een
kentering waar te nemen. Weer krijgen
we talrijke bewijzen van vriendschap en
streven naar toenadering. Laat ons deze
gelegenheid niet verzuimen. Laten we de
vriendenhand grijpen. Hier mogen we
ons gevoel van vriendschap den vrijen
teugel laten!
Een der mooiste zeereizen die men zich kan in
denken, is wel de vacantietocht naar Zuid-
Afrika die door de Duitsche Afrika Lijn dezen zomer
uitgeschreven wordt. Deze reis, met het groote 17000
ton metende stoomschip „Pretoria", duurt zeven
weken. Den 20en Juli verlaat het schip Rotterdam
°m.frA^en 8sten September weer te arriveeren. In
Zuid-Afrika worden twee reizen overland voor
bereid, die de reizigers de mooiste en meest inte
ressante plaatsen van het binnenland laten zien
Van Rotterdam gaat het allereerst naar South
ampton en vandaar naar Las Palmas. We maken
een tpcht door de stad en naar het gebergte de
Gran Canarias en krijgen daarbij de eerste indruk
ken van de zuidelijke wereld. Walvischbaai is de
volgende haven. Een uitstapje brengt ons naar
Swakopmund, dat eertijds de haven van Duitsch
Zuid-West Afrika was en thans de drukstbezoch-
te badplaats van dit land is. Dan zijn we in Kaap
stad, een der mooiste steden der aarde. Zij ligt
aan een heerlijke baai; zwaar steekt het massief
van den Tafelberg achter haar in de wolken om
hoog. Door de binnenstad loopen breede winkel
straten, waarin dikwijls alleen slechts de zwarte
gezichten er aan herinneren, dat wy in Afrika zijn.
In bekoorlijke ligging verheffen zich de talrijke
villa's tegen de berghellingen. Wij gaan met de
zv.-eefbaan naar den Tafelberg die, 1000 M. hoog,
het stadsbeeld beheerscht en genieten van een
overweldigend mooi uitzicht op de stad, het uitge
strekte landschap en de eindelooze Oceaan. Uit
stapjes leiden in de verrukkelijke omgeving en
we maken kennis met de aardige plaatsjes aan de
kust en bovendien met Kaap de Goede Hoop.
In Kaapstad scheiden voor eenigen tyd de wegen
der verschillende deelnemers. Gedurende den
tijd dat het schip noodig heeft voor de verdere
tocht naar Lourenco Marques, worden de beide
tochten over land uitgevoerd. Wie daaraan niet
wil deelnemen, kan aan boord blijven en zich be
perken tot bezichtiging en uitstapjes in de havens
welke aangeloopen worden.
De deelnemers aan de beide reizen over land ha
ken kennis met Pretoria, Johannesburg en het
Krüger National Park.
ZETEL DER REGEERING
Pretoria is de zetel der Regeering van de Unie van
Zuid-Afrika. Het is een groote aangelegde stad
met mooie, goed verzorgde straten. Het allermooi
ste bouwwerk is wel het Gouvernementsgebouw
(Union Gouvernment Buildings), hetwelk het ge
heele stadsbeeld beheerscht. Interessant, vooral
uit historisch oogpunt, is het eenvoudige huis,
waarin eertijds president Krüger woonde; thans is
het als museum ingericht.
Johannesburg, de jongste maar meest dichtbevolk
te der groote steden van de Unie, is het economisch
centrum van het land. Zijn beteekenis heeft het
te danken aan de beroemde goudvelden, wier be
zichtiging wel een der meest interessante gebeur
tenissen van de reis naar Zuid-Afrika is.
En dan bezoeken wij het Krüger National Park.
Dit is wel een der meest indrukwekkende wild
reservaten der aarde. Op een gebied van 36000
K.M.2 leeft hier de geheele dierenwereld van Zuid-
Afrika onder de natuurlijke levensomstandigheden.
Pretoria, Johannesburg en het Krüger National
Park staan dus op het programma van de beide
reizen over land. De deelnemers aan de eene
tocht bezoeken bovendien nog Bloemfontein en
Kimberley, terwijl degenen die de andere route
kiezen nog Bulawaya en zelfs de beroemde Victo-
riawatervallen bezoeken.
Bloemfontein is de oude hoofdstad van Oranje-Vrij
staat, Kimberley de wereldbekende stad van de
diamantmijnen. Gedurende ons verblijf in Bloem
fontein maken wij een autotocht door deze zoo
bekoorlijke stad. In Kimberley bezoeken wij de
uitgestrekte terreinen van de diamantwinning.
De reizigers die besloten deel te nemen aan de
tweede tocht over land, maken vanuit Bulawayo
een der indrukwekkendste uitstapjes die in Zuid-
Afrika te ondernemen zijn. Zij gaan naar Matopos
een zeldzaam wild rotsgebied, dat zich over een
15000 K.M.2 uitstrekt.
De dag na het vertrek uit Bulawayo zijn de deel
nemers aan de Victoria-vallen. Onbeschrijfelijk is
de toovermacht van het natuurwonder dat zich
voor hun oogen afspeelt, een bezoek om nimmer
te vergeten.
In Lourenco Marques, de zuidelijke haven van
Portugeesch Oost-Afrika komen de deelnemers
wederom aan boord van de „Pretoria". Op de te
rugreis naar Kaapstad kunnen zij nu nog kennis
maken met de drie tusschenhavens. Daar is in
de eerste plaats Durban, de hoofdstad van Natal
en de grootste badplaats van Zuid-Afrika. Hier be
staat gelegenheid een bezoek te brengen aan het
Zoeloe-reservaat in het land der duizend heuvels,
waar men de inboorlingen nog in hun natuurlijke
levenswijze aantreft. Dan gaat het naar East
London, welke plaats aan de Orient Baai een heer
lijk strand bezit en vervolgens naar Port Elizabeth
de grootste wolhaven, die tevens ook badplaats is.
Een bijzondere bezienswaardigheid van deze stad
is het beroemde slangenpark.
Pretoria, gezien
van Meintjeskop.
Op de voorgrond
het Uniegebouw
waar de regee-
ringskantoren zijn
gevestigd.