Ervaringen als Handelscommissaris Laten we de vriendenhand grijpen Met het s.s. „Pretoria" naar Zuid-Afrika NEDERLAND SUID-AFRIKA-NUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 31 MAART 1938 BLZ. 19 door Jan Schilthu's Handelscommissaris voor de Unie van Zuid-Afrika voor Nederland Lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal MIJN ervaringen als handelscommissaris van de Unie van Zuid-Afrika loopen reeds over pen reeks van jaren, waarvan er verscheidene liggen in den tijd toen er nog geen Zuid-Afrikaansch Gezant schap in Nederland was gevestigd en de handels- commissaris daar de eenige vertegenwoordiger der Unie-regeering was. Economisch en commercieel was mijn aan die functie verbonden arbeid steeds belangwekkend, en talrijk bleken al spoedig de aan gename zijden te zijn, die hij ook verder nog bezit. Weinigen zullen ontkomen aan de bekoring, welke er uitgaat van het geregelde contact met een volk als het Zuid-Afrikaansche, dat steeds blijk geeft van zijn kracht als onafhankelijke natie, nauw ver bonden aan zijn geschiedenis, waarbij het voort durend nieuwe kracht put uit de daarin voor het grijpen liggende voorbeelden van taai doorzet tingsvermogen, heldenmoed en veerkracht, Ver- frisschend werkt op ons bewoners van het oude Europa de optimistische kijk op de toekomst, waar mee de bewoners van Zuid-Afrika gezegend zijn. Ongetwijfeld is dit een eigenschap, die aan vele jonge volken eigen is. De Afrikaanders zoeken haar verklaring veelal in den weldadigen invloed der zon en zij zien het niqt als een nadeel dat dit op timisme wel eens in teleurstelling overgaat, wan neer de niet altijd even toeschietelijke werkelijk heid zich heeft doen gelden. Doch geen nood; er is dan wel weer een ander object, dat goede kansen voor de toekomst schijnt te bieden en waar op de aandacht kan worden geconcentreerd. Mijn ervaringen als handelscommissaris, waarin deze algemeene indruk omtrent een der karakter eigenschappen van het Zuid-Afrikaansche volk zijn voornaamsten grondslag vindt, zijn talrijk geweest. Het is bekend, welk een rijkdom aan delfstoffen zich behalve het goud in den bodem van Zuid- Afrika bevindt. Dan is er de bodem zelf, die in uit gestrekte gebieden een groote mate van vruchtbaar heid bezit, terwijl dieren- en plantenrijk gereed staan om aan den mensch talrijke producten te le veren, die al evenzeer belangrijke grondslagen kun nen vormen voor een veelzijdig handelsverkeer. Bij dat alles een weldadig klimaat, al dient hier dade lijk gewezen te worden op de niet zelden voorko mende periodes van langdurige droogte en hitte, welke dikwijls groote schade aanrichten en een regelmatige ongestoorde ontwikkeling der agrari sche bedrijfstakken belemmeren. MOGELIJKHEID TOT AFZET Zeer talrijk waren de gevallen, waarin mij het ver zoek bereikte om de mogelijkheid tot afzet of tot vermeerdering daarvan in Nederland en sommige andere Europeesche landen na te gaan van Zuid- Afrikaansche producten van den meest uiteen loopenden aard van mica, marmer, asbest tot vruchtenjams, druivensap en wijn en van allerlei soorten versch fruit tot het vleesch, het haar, de horens en de huid van sommige antilopensoorten. Zeer algemeen waren vooral in de jaren kort vóór de wereldcrisis de belangstelling in Zuid-Afrika voor deelneming aan het internationale handels verkeer en de lusf om aan het buitenland te leveren van de rijkdommen, welke de natuur in Zuid-Afrika den mensch aanbiedt. Niet steeds waren de plannen, voorzoover zij niet van regee- ringsinstanties of groote ondernemingen afkom stig waren, voldoende voorbereid en veelal bleken de belangstellenden, met hun optimistischen kijk, do moeilijkheden om aan het internationale han delsverkeer mee te doen en de speciale kennis, die daartoe vereischt wordt, onvoldoende te hebben beseft. Toen bijvoorbeeld eens als resultaat van een ingesteld onderzoek was komen vast t.e staan, dat niet alleen voor vleesch, huiden, horens en haar doch ook voor de beenderen van 100.000 wilde beesten, die toen nog volledig genoten van hun vrijheid in een der uitgestrekte onontgonnen gebieden der Unie, wel plaatsing in en via Neder land te vinden zou zijn, bleken bereiding en ver pakking dier producten evenals het vervoer uit de jachtgebieden naar de Nederlandsche havens, waaraan men onvoldoende aandacht had gewijd, vooralsnog onoverkomelijke hinderpalen te vormen. Ook bevond niet zelden de productie der aange boden goederen zich nog zoozeer in een begin stadium en waren de beschikbare hoeveelheden zoo gering of de productiekosten nog zoo veel hooger dan in de gewone uitvoerlanden, dat geen resultaten te bereiken vielen. Dan volgde teleur stelling op de somtijds hooggespannen verwach tingen, teweeggeroepen door het overigens vaak zoo weldadig aandoende Zuid-Afrikaansche zonne- optimisme. Tevens echter heeft dat in vele geval len een uitwerking van geheel anderen en gun- stigen aard, welke ongetwijfeld in omvang en beteekenis de tegenvallers overtreft. Het leidt er namelijk toe, dat telkens weer nieuwe mogelijk heden beproefd worden, die tevens geleidelijk beter worden voorbereid, vooral nu de regeering meer en meer leiding en voorlichting verschaft. De lijst der goederensoorten, die uit Zuid-Afrika worden geëxporteerd is dan ook in den loop der laatste 15 jaren steeds langer geworden, evenals het aantal der landen uitgebreid is, waarheen die export gericht is. INTERNATIONAAL HANDELSVERKEER Laatstgenoemde uitbreiding is een zeer belangrijk onderdeel van het samenstel van vraagstukken, verbonden aan Zuid-Afrika's deelneming aan het internationale handelsverkeer. In "zeer sterke mate is dat namelijk georiënteerd op Engeland. Ik wil allerminst beweren, dat daarin tot dus verre een nadeel voor de Unie heeft gelegen. Integen deel is voor de Zuid-Afrikaansche producten, die hun bestemming voor een zeer groot gedeelte in Engeland vinden, dat land tot nog toe over het algemeen een markt gebleken te zijn, welke die goederen in bevredigende mate kan opnemen. Een gedeelte van hetgeen naar Engeland wordt ver scheept, vindt ten slotte zijn weg naar andere deelen van Europa en velen zijn er ook in Zuid- Afrika, die pleiten voor direct contact met die uiteindelijke verbruikslanden van de Zuid-Afri kaansche producten. De benoeming, kort na den wereldoorlog, van handelscommissarissen in ver schillende landen van het Europeesche vasteland, wier aantal geleidelijk is uitgebreid, stond daar mee reeds in verband. Het pleiten voor zulk een direct contact is echter gemakkelijker dan het Uitvoering geven aan het denkbeeld. Als dat niet zoo ware, zouden zich niet nog steeds overal in de wereld de groote distributie-markten hebben kunnen handhaven, waar aanzienlijke hoeveel heden van buitenlandsche goederen samenkomen om vandaar gedeeltelijk weer verder te worden verkocht en geëxpedieerd naar de eindbestem ming. SCHEEPVAARTVERBINDING Direct contact en directe verzending naar die eind bestemming is slechts verkieselijk en loonend, in dien het daarbij gaat om hoeveelheden van vol doenden omvang alsmede om een regelmatig en niet te dikwijls of door te lange periodes onderbro ken vervoer. In het bijzonder in het geval van Zuid-Afrika immers behoort bij direct handels contact al spoedig een directe verschepingsmoge lijkheid en dus een scheepvaartlijn, welke deze tot Stand brengt. En zulke verbindingen plegen slechts tot stand te komen, wanneer, er regelmatig goede ren ten vervoer worden aangeboden. Met name is dat het geval, wanneer het gaat om goederen, wel ker vervoer een bijzondere inrichting der schepen vereischt, hetgeen bijvoorbeeld geldt voor versch fruit, dat zulk een groote rol speelt in den Zuid- Afrikaanschen uitvoer en dat zonder koelruimten onmogelijk is. Wanneer de hoeveelheden der ten vervoer aange boden goederen niet groot genoeg zijn om het tot stand brengen eener vaste scheepvaartverbinding te rechtvaardigen, kan het voorkomen, dat aan den slechts door middel van zulk een verbinding te verkrijgen uitvoer van bepaalde goederen zulke groote waarde wordt toegekend, dat de regeering van het uitvoerland een subsidie aan de scheep vaartlijn geoorloofd en noodzakelijk acht. Zulk een geval heeft zich in Zuid-Afrika voorgedaan, toen het veel besproken, doch onlangs gestaakte sub sidie werd verleend 'aan een Italiaansche lijn, die mede op grond daarvan, een geregelden dienst onderhoudt tusschen Zuid-Afrika en Italiaansche havens. DE RUNDVEESTAPEL Een der moeilijkheden op agrarisch gebied, waar tegen men in Zuid-Afrika te strijden heeft, ligt namelijk in de gebrekkige afzet-mogelijkheden van het vleesch, dat de groote rundveestapel oplevert. Mede in verband met het klimaat en het daarmee samenhangende systeem van rundveehouderij had dit vleesch tot dusverre namelijk eigenschappen, welke het ongeschikt maken voor den afzet in de meeste Eurdpeesche landen. Slechts in Italië viel het in den smaak, afgezien dan van eenige, de laatste jaren echter niet vaak meer voorkomende gevallen, waarin ook naar Frankrijk vrij belang rijke posten konden worden geleverd. De leveran tie van versch rundvleesch naar Italië was daarom voor Zuid-Afrika van groote beteekenis en ten einde die te bevorderen, was een geregelde di recte scheepvaartverbinding noodzakelijk. Daarin heeft een der redenen gelegen voor de verleening van het subsidie aan de Italiaansche lijn. Overigens zij vermeld, dat de regeering zich veel moeite geeft om den rundveestapel te verbeteren opdat het vleesch gemakkelijker afzet zal vinden in Europa. De voorloopig reeds bereikte resultaten zijn gunstig te noemen en verwacht mag worden, dat in een nabije toekomst Zuid-Afrika rund vleesch zal leveren, dat aan Europeesche eischen voldoet. Deze methode om directe verbindingen tot stand te brengen zal echter noodzakelijkerwijze hooge uitzondering moeten blijven en ontstaan van ge regelde vervoergelegenheid zal als regel overge laten dienen te worden aan het initiatief der ree- derijen, welke zich daarbij zullen laten leiden door de vooruitzichten omtrent het aanbod van lading. Reeds heeft de toeneming daarvan de laatste jaren geleid tot vermeerdering der Euro peesche havens, waannee Zuid-Afrika door vaste scheepvaartlijnen verbonden is, doch voor som mige goederensoorten heeft bij den Zuid-Afri- kaanschen uitvoer Engeland zijn overheerschende positie grootendeels behouden. Bijvoorbeeld geldt dat voor het fruit. Slechts naar enkele gebieden op het Europeesche continent (Frankrijk en Scan dinavië) vinden regelmatige fruitverschepingen van eenige beteekenis plaats, doch verder richt zich de uitvoer voor verreweg het grootste deel naar Engeland. Daarin behoeft geen nadeel te lig gen, zoolang de Engelsche markt de voor versche ping beschikbare hoeveelheden steeds kan opne men, zonder dat de omvang der verschepingen den daar bedingbaren prijs te zeer drukt. MARKTPRIJZEN Tot dusverre kan nauwelijks worden gezegd, dat verzending naar Engeland met voorbijgaan van de meeste andere Europeesche markten, leidt tot prij zen die lager liggen dan verkrijgbaar zouden zijn, indien direct contact met zulke markten werd gezocht of indien meer aandacht werd gewijd aan een markt op het vasteland, bijvoorbeeld in Ne derland, van waaruit de distributie naar verschil lende landen van West- en Centraal Europa kon worden geleid. Dit is de methode, die met zoo veel succes wordttoegepast door de fruitversche- pers in Palestina, die mede daardoor hun uitvoer de laatste jaren zeer aanmerkelijk hebben kunnen uitbreiden. Weliswaar valt niet met zekerheid vast te stellen of toepassing van deze methode niet toch voor- deelen voor den Zuid-Afrikaanschen fruitteler had kunnen afwerpen, want die zekerheid valt eerst te verkrijgen, wanneer een proef is genomen, doch zoolang men in Zuid-Afrika tevreden is met de in Engeland verkregen prijzen, is het begrijpelijk, dat het tot zulk een proef niet komt. Voor het bre ken met jarenlang gevolgde af zet wegen is immers de stimulans der noodzakelijkheid noodig en van de overtuiging, dat daardoor een beter rendement verkregen kan worden. En die overtuiging is blijk baar in Zuid-Afrika, gezien de als bevredigend aanvaarde Engelsche prijzen, vooralsnog niet aan wezig. FRUITTEELT Er is op clit gebied echter aanleiding te over om den blik te richten op de toekomst. De fruitteelt breidt zich namelijk voortdurend uit. Zoo is het aantal der citrusboomen (sinaasappelen, mandarij nen, grapefruit, citroenen) in de Unie toegenomen van 1.8 millioen in 1920 tot 4.9 millioen in 1936, zonder dat zich in die jaren een onderbreking in deze stijging heeft voorgedaan. Voor ander fruit gaat de toeneming weliswaar niet zoo snel, doch ook daarvan breidt de teelt zich uit. Het ligt voor de hand dat de uitvoer zich eveneens in stygen- de richting beweegt. Ook in de laatste jaren was dat nog het geval, want terwijl de uitvoer van citrusvruchten in 1933 nog 130000 ton beliep, was die in 1936 reeds weer met ongeveer 20pct toe genomen tot 155000 ton. Aan ander versch fruit werd in het seizoen 1932-33 ruim 55000 ton uitge voerd en in 1935-36 ruim 91000 ton. Ten slotte wordt ook aan den uitvoer van gedroogd en ge conserveerd fruit, inclusief jams, steeds meer aan dacht geschonken. Ik ben op deze ontwikkeling van de fruitteelt en de daarop te gronden verwachting van verdere toeneming van de behoefte aan export wat nader ingegaan omdat daarin een der sterkst sprekende voorbeelden ligt van de toenemende Zuid-Afri kaansche productie, ook voor den uitvoer, en van de toenemende beteekenis van Zuid-Afrika's rol in het internatinoale goederenverkeer, waarmee voor de toekomst gerekend dient te worden. De handelscommissarissen, die niet slechts in Europa, doch ook in andere werelddeelen gevestigd zijn (de nabuurlanden in Zuid-Afrika zijn daarbij niet vergeten) vormen een onderdeel van het samen stel van regeeringsorganen, die mede met het oog op die toekomst hun arbeid verrichten. Optimis me omtrent de toekomst van den Zuid-Afrikaan schen handel is allerminst misplaatst, gezien het toenemende gebruik, dat er van den natuurlijken rijkdom van het land wordt gemaakt en gezien de gestadige uitbreiding der bevolking en haar behoeften. OOK INVOER ducten, is er zich vooral in den tegenwoordigen tijd ten zeerste van bewust, dat tegenover den uit voer invoer moet staan. Hier ligt een zeer ernstig Zuid-Afrikaansch probleem, mede omdat de goud- uitvoer zulk een groote waarde vertegenwoordigt. Daarbij komt dan nog, dat de regeering reeds ver scheiden jaren streeft naar een toenemende indus trialisatie. Reeds heeft zich in Zuid-Afrika in een kort aantal jaren een sterke uitbreiding der in dustrie voltrokken. Bestaande industrieën hebben zich aanzienlijk uitgebreid en vele nieuwe zijn er in het land ontstaan en handhaven zich met suc ces, gesteund door vele door de regeering geno men maatregelen van verschillenden aard ter be scherming der industrie en ter bevordering van haar bloei en uitbreiding. Het aantal particuliere industrieele ondernemingen bedroeg in 1928 om streeks 7000 met 65000 blanke en 111000 andere werknemers. In 1935 was het aantal dier onder nemingen gestegen tot bijna 8700 met 95000 blanke en 138000 andere werknemers. Het aantal in die bedrijven door machines en motoren aangewende paardekrachten steeg van 222000 tot 370000. Sedert 1935 is deze ontwikkeling verder voortgegaan. Zij heeft er toe geleid, dat een aantal industrie-pro ducten, die vroeger van elders betrokken werden, nu steeds meer in Zuid-Afrika worden vervaar digd en in de eerste plaats heeft men zich daarbij toegelegd op die industriën, die inheemsche grond stoffen gebruiken. Schoenen en andere lederwaren verschillende manufacturen, textielgoederen en kleeding worden daardoor voor een steeds grooter aeel binnenslands vervaardigd en niet weer door invoer verkregen, zooals voorheen. Voor Nederland is het van belang, dat ook in de behoefte van zui vel -en melkproducten door dit alles nu voor ver reweg het grootste deel door binnenlandsche pro ductie wordt voorzien. Ook de metaalindustrie ontwikkelt zich sterk, daardoor de noodzaak van import steeds meer beperkende. Dat zij daartoe in staat is geraakt, is voor een aanzienlijk gedeelte het gevolg van de opkomst der productie van ijzer en staal door het met sterken steun der over heid daartoe opgerichte bedrijf bij Pretoria. Eenerzijds dus behoefte aan invoer teneinde een toenemenden uitvoer naar zooveel mogelijk lan den te bevorderen, anderzijds vermindering van de behoefte bij den verbruiker aan buitenlandsche goederen. Dat de oplossing van deze ontegenzeg gelijke tegenstelling niet zoo veel moeilijkheden behoeft te baren als men misschien zou verwach ten, vindt zijn oorzaak in de welvaart, die er over het algemeen nu reeds verscheiden jaren in Zuid- Afrika heerscht. Slechts kort heeft het land ver keerd onder den druk der wereldcrisis van de ja ren na 1929. De zeer goede gang van zaken in de goudmijnindustrie, in belangrijke mate gestimu leerd door de monetaire politiek der regeering, vormt wel den gewichtigsten pijler van den toe stand van welvaart, waarin het land verkeert. De zeer goede resultaten dier industrie werken in gun- stigen zin door op vrijwel het geheele leven der Unie. Hun invloed doet zich gelden op een zeer groot gedeelte der nationale industrieele, handels- en vervoers-bedryven en werpt tevens voor den staat ruime baten af, welke den toestand der schat kist tot een in deze tijden van begrootingstekorten en hevige schuldenlasten tot een ongekend gun stige hebben helpen maken en er toe bijdragen, dat beschikt kan worden over de middelen om in minder gunstige omstandigheden verkeerende be volkingsgroepen ter hulp te komen. AGRARISCHE POLITIEK Ook in het zoo welvarende Zuid-Afrika ontbreken namelijk zulke bevolkingsgroepen allerminst, want met name baren de agrarische bedrijfstakken er vele moeilijkheden. De oorzaken daarvoor liggen in Zuid-Afrika niet alleen in het ook aan ons in Ned-rtn 1 maar al te zeer bekende vraagstuk der in verhouding tot de productiekosten te lage prij zen van agrarische producten, doch men heeft— daar tevens nog te worstelen met de gevolgen van de reeds vermelde periodes van droogte en ver om zich heen grijpende veeziekten. Droogte, hitte en ziekten veroorzaken telkens weer den ondergang van den veestapel (rundvee, schapen en geiten) in uitgestrekte gebieden. De droogte is ook dik wijls oorzaak van oogstmislukkingen en teleurstel lende kwantitatieve opbrengsten van akkerbouw producten. En wanneer dan zulke teleurstellingen worden afgewisseld door groote opbrengsten, die een uitvoeroverschot van beteekenis opleveren, dan is de daarvoor bedingbare prijs de laatste ja ren niet zelden weder onvoldoende geweest om de financieele gevolgen van vroegere tegenslagen weder goed te maken of zelfs de productiekosten te dekken. Met bepaalde uitzonderingen (melk productie en zuivelindustrie nabij de groote ste den, verschillende vormen van fruitteelt) beleeft dan ook een groot deel van het agrarische bedrijfs leven, dat in Zuid-Afrika van zoo groote beteeke nis is, gedurende de laatste jaren dikwijls zeer moeilijke tijden. Het is dus een zeer gelukkige omstandigheid, dat de regeering over de middelen beschikt om de daardoor getroffenen ter hulp te komen, hetgeen zij dan ook in ruime mate en langs velerlei wegen doet. De verlichting van de onmatige vaste lasten, waaronder een groot deel van den landbouw gebukt gaat, vervult daarbij een belangrijke rol. Haar groote belang ontleent de agrarische politiek mede aan het verband, dat er gelegen is tusschen de moeilijkheden op agrarisch gebied en het ver ontrustende probleem der arme blanken. Veront rustend is dat probleem vooral voor een land als Zuid-Afrika met een bevolking, die voor ruim 2 millioen bestaat uit blanken, doch voor ongeveer 7y2 millioen uit niet-Europeanen, waaronder circa 6 millioen Bantoes. WELVAREND LAND Wie van de Zuid-Afrikaansche welvaart spreekt, die in deze tijden de Unie zulk een uitzonderlijke positie in de wereld doet innemen, vergete niet, dat er dus ook daar op bepaalde gebieden verschijn selen bestaan, die der regeering zorgen baren. Dit neemt echter niet weg, dat men gerust kan zeggen, dat de Unie van Zuid-Afrika een welva rend land is. Uitvloeisel daarvan is geleidelijke stijging van den levensstandaard en van een daar mee gepaard gaande vermeerdering van de behoef ten der toenemende bevolking alsmede van haar koopkracht. Het is van belang, dat dit ook geldt voor het talrijke niet-Europeesche deel dier bevol king. En in dit alles ligt nu juist een der redenen waarom men het vertrouwen mag koesteren, dat de invoer een zoodanigen omvang mag behouden, dat de uitvoer zich in de gewenschte mate kan ontplooien, ondanks de een evenwichtige ontwik keling tegenwerkende kfachten, waarop zooeven werd gewezen. Het ligt voor de hand, dat de Zuid-Afrikaansche samenleving aantrekkingskracht bezit voor velen, die in ons eigen land niet slagen in het vinden van een werkkring en zich blijvend zouden willen vestigen in dat land, waar nog gelegenheid bestaat om aan den slag te komen. In Zuid-Afrika zijn zulke immigranten welkom, mits zij zich bewegen in een vak, waarvan niet reeds genoeg of zelfs te veel beoefenaren in het land aanwezig zijn en in verschillende beroepen is dat wel degelijk het ge val. Tevens echter verdient Zuid-Afrika met zijn nog talrijke mogelijkheden in het heden en onge twijfeld ook in de toekomst, en met een blanke bevolking, die er met haar blijmoedige en opti mistische levenshouding toe bijdraagt, dat die mo gelijkheden niet ongebruikt blijven, de volledige aandacht van ons bedrijfsleven. Daaraan heeft ook in een recent verleden wel het een en ander ont broken, doch gelukkig is bij onze handel, industrie en scheepvaart de belangstelling in Zuid-Afrika stijgende. Blijkbaar neemt de overtuiging toe, dat daadwerkelijke deelneming aan de commercieele en industrieele ontwikkeling van Zuid-Afrika tast bare voordeelen belooft. Daarvan zullen dan tevens niet als eerste doel, doch als welkom neven-gevolg, de cultureele banden tusschen het Zuid-Afrikaan sche en Nederlandsche volk profiteeren, ten bate van beider zelfvertrouwen en voortbestaan als po litiek onafhankelijke natie. door Z.Exc. Mr J. A. N PATIJN, Minister van Buitenlandsche Zaken l N het verkeer der volkeren schijnt het soms of alle begrippen van menschelijk gevoel, van moraal in den gewonen zin, zooals onder menschen begrepen, zoek zijn. Macchiavelli leefde lang geleden en is veel misverstaan, maar zijn denkbeelden gelden voor een groot gedeelte ook thans. Dit wordt vaak afgekeurd, maar toch is het zoo. Hoe weldadig doet dan de verhouding met een volk aan, waarmede banden van ge voel, van geestelijke verwantschap, zonder zelfzuchtige bijgedachten, zoo sterk binden als tusschen Zuid-Afrika en Nederland het geval is. Nederlanders en Zuid-Afrikaners zijn geen vreemdelingen voor elkander. Wanneer ik een Zuid-Afrikaner ontmoet, die ik nooit tevoren gezien heb, gevoel ik iets van vriendschap voor hem, een neiging om vertrouwen te schenken en openhartig met hem te zyn. Het zijn menschen van ons vleesch en bloed, dat voelen wij en dat schept dien innigen band. Het sterkste bindmiddel tusschen twee volkeren is de taal. Het Afrikaansch moge van het Nederlandsch zijn afgeweken, wij kunnen met elkander in onze eigen taal spreken en elkanders letterkunde waar- deeren. Dit is van het hoogste gewicht en wij moeten ervoor waken dat dit zoo blijve. Het Nederlandsch heeft in de wereld niet zóó veel mogelijkheden om er eene zoo belangrijke te verwaarloozen. In Zuid- Afrika zie ik een toekomst voor onze taal. In Rhodesia, en zelfs nog Noordelijker, zijn Nederlandsche predikanten. Dit sluit aan op de Belgische Congo, waar het Nederlandsch vanuit België binnendringt. Op zichzelf staande, zouden deze taal gebieden misschien moeite hebben zich staande te houden, maar dank zij Zuid- Afrika bestaat er mogelijkheid op een uit breiding van onze taal over groote deelen van Afrika. Er zijn in de verhouding tusschen Neder land en Zuid-Afrika, zooals in meer men- schelijke verhoudingen, tijden van eb en vloed geweest. Na jaren van hoog op laaiende vriendschap, zijn jaren gevolgd, zoo is mijn indruk, dat de belangstelling wederzijds, vooral echter daarginds, min der groot was. Hierin schijnt nu weer een kentering waar te nemen. Weer krijgen we talrijke bewijzen van vriendschap en streven naar toenadering. Laat ons deze gelegenheid niet verzuimen. Laten we de vriendenhand grijpen. Hier mogen we ons gevoel van vriendschap den vrijen teugel laten! Een der mooiste zeereizen die men zich kan in denken, is wel de vacantietocht naar Zuid- Afrika die door de Duitsche Afrika Lijn dezen zomer uitgeschreven wordt. Deze reis, met het groote 17000 ton metende stoomschip „Pretoria", duurt zeven weken. Den 20en Juli verlaat het schip Rotterdam °m.frA^en 8sten September weer te arriveeren. In Zuid-Afrika worden twee reizen overland voor bereid, die de reizigers de mooiste en meest inte ressante plaatsen van het binnenland laten zien Van Rotterdam gaat het allereerst naar South ampton en vandaar naar Las Palmas. We maken een tpcht door de stad en naar het gebergte de Gran Canarias en krijgen daarbij de eerste indruk ken van de zuidelijke wereld. Walvischbaai is de volgende haven. Een uitstapje brengt ons naar Swakopmund, dat eertijds de haven van Duitsch Zuid-West Afrika was en thans de drukstbezoch- te badplaats van dit land is. Dan zijn we in Kaap stad, een der mooiste steden der aarde. Zij ligt aan een heerlijke baai; zwaar steekt het massief van den Tafelberg achter haar in de wolken om hoog. Door de binnenstad loopen breede winkel straten, waarin dikwijls alleen slechts de zwarte gezichten er aan herinneren, dat wy in Afrika zijn. In bekoorlijke ligging verheffen zich de talrijke villa's tegen de berghellingen. Wij gaan met de zv.-eefbaan naar den Tafelberg die, 1000 M. hoog, het stadsbeeld beheerscht en genieten van een overweldigend mooi uitzicht op de stad, het uitge strekte landschap en de eindelooze Oceaan. Uit stapjes leiden in de verrukkelijke omgeving en we maken kennis met de aardige plaatsjes aan de kust en bovendien met Kaap de Goede Hoop. In Kaapstad scheiden voor eenigen tyd de wegen der verschillende deelnemers. Gedurende den tijd dat het schip noodig heeft voor de verdere tocht naar Lourenco Marques, worden de beide tochten over land uitgevoerd. Wie daaraan niet wil deelnemen, kan aan boord blijven en zich be perken tot bezichtiging en uitstapjes in de havens welke aangeloopen worden. De deelnemers aan de beide reizen over land ha ken kennis met Pretoria, Johannesburg en het Krüger National Park. ZETEL DER REGEERING Pretoria is de zetel der Regeering van de Unie van Zuid-Afrika. Het is een groote aangelegde stad met mooie, goed verzorgde straten. Het allermooi ste bouwwerk is wel het Gouvernementsgebouw (Union Gouvernment Buildings), hetwelk het ge heele stadsbeeld beheerscht. Interessant, vooral uit historisch oogpunt, is het eenvoudige huis, waarin eertijds president Krüger woonde; thans is het als museum ingericht. Johannesburg, de jongste maar meest dichtbevolk te der groote steden van de Unie, is het economisch centrum van het land. Zijn beteekenis heeft het te danken aan de beroemde goudvelden, wier be zichtiging wel een der meest interessante gebeur tenissen van de reis naar Zuid-Afrika is. En dan bezoeken wij het Krüger National Park. Dit is wel een der meest indrukwekkende wild reservaten der aarde. Op een gebied van 36000 K.M.2 leeft hier de geheele dierenwereld van Zuid- Afrika onder de natuurlijke levensomstandigheden. Pretoria, Johannesburg en het Krüger National Park staan dus op het programma van de beide reizen over land. De deelnemers aan de eene tocht bezoeken bovendien nog Bloemfontein en Kimberley, terwijl degenen die de andere route kiezen nog Bulawaya en zelfs de beroemde Victo- riawatervallen bezoeken. Bloemfontein is de oude hoofdstad van Oranje-Vrij staat, Kimberley de wereldbekende stad van de diamantmijnen. Gedurende ons verblijf in Bloem fontein maken wij een autotocht door deze zoo bekoorlijke stad. In Kimberley bezoeken wij de uitgestrekte terreinen van de diamantwinning. De reizigers die besloten deel te nemen aan de tweede tocht over land, maken vanuit Bulawayo een der indrukwekkendste uitstapjes die in Zuid- Afrika te ondernemen zijn. Zij gaan naar Matopos een zeldzaam wild rotsgebied, dat zich over een 15000 K.M.2 uitstrekt. De dag na het vertrek uit Bulawayo zijn de deel nemers aan de Victoria-vallen. Onbeschrijfelijk is de toovermacht van het natuurwonder dat zich voor hun oogen afspeelt, een bezoek om nimmer te vergeten. In Lourenco Marques, de zuidelijke haven van Portugeesch Oost-Afrika komen de deelnemers wederom aan boord van de „Pretoria". Op de te rugreis naar Kaapstad kunnen zij nu nog kennis maken met de drie tusschenhavens. Daar is in de eerste plaats Durban, de hoofdstad van Natal en de grootste badplaats van Zuid-Afrika. Hier be staat gelegenheid een bezoek te brengen aan het Zoeloe-reservaat in het land der duizend heuvels, waar men de inboorlingen nog in hun natuurlijke levenswijze aantreft. Dan gaat het naar East London, welke plaats aan de Orient Baai een heer lijk strand bezit en vervolgens naar Port Elizabeth de grootste wolhaven, die tevens ook badplaats is. Een bijzondere bezienswaardigheid van deze stad is het beroemde slangenpark. Pretoria, gezien van Meintjeskop. Op de voorgrond het Uniegebouw waar de regee- ringskantoren zijn gevestigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 29