Seschiedenis
/on Hollandsch Zuid-Afrika
[EDEREANDSUID-AFRIKA-NUMMER van 3ë Vijf SamenwérEen3e CKrlsïèlijEé DagBla3en
31 MAART 1938 BLZ. it
door Prof. Dr E. C. Godée Molsbergen
DE wording van de natie der Boeren is een
der meest belangrijke gebeurtenissen voor
n Nederlandschen stam.
de merkwaardige lotswisselingen gedurende
na drie eeuwen is een volk ontstaan, waarop de
nmerken van afstamming zoo onuitwischbaar
n gedrukt dat geen twijfel mogelijk is voor den
inograaf of hij wel heeft te maken met een
oep van den Nederlandschen stam, al vindt hij
ast Nederlandsche familienamen ook Fransche,
litsche en bij jongere families Engelsche en
hotsche, evenals in Europeesch Nederland. Het
mpel van Nederlandsche cultuur in den ruim-
11 zin, taal, wetten, godsdienst blijft duidelijk
htbaar, niettegenstaande staatkundige gebeur-
lissen in andere richting trokken. De hardnek-
Nederlandsche vasthoudendheid heeft de
lid-Afrikaners steeds doen schrap staan om al
tgene te bewaren en behouden waarop men
ijs stelde, bovenal den vrijheidszin waardoor
»n taal en godsdienst kon behouden,
artoe hebben twee voorbeelden sterk meege-
■rkt: dat van de Nederlanden, die na langen en
rdnekkigen strijd, geleid door het Huis van
anje, de onafhankelijk-wording van Spanje wis
te bewerken, de in het Oude Testament over
leverde vrijwording van het Israëlietische volk
der door God gegeven leiders. Die beide voor-
elden van vrijwording na veel leed en strijd
ind den Zuid-Afrikaners voor oogen, nimmer
Willem van Oranje
orgoed wanhopend aan de bereiking van het
el, al waren er oogenblikken in de geschiedenis
het moeilijk was om het vertrouwen te bewa-
1. Evenals aan het Nederlandsche volk ten deel
I en aan het volk der Israëlieten, ontving het
noodige leiders, als Willem van Oranje,
eyn, Kruger en vele anderen.
|t het kleine lootje van den Nederlandschen stam
•erwacht en onbedoeld uitgroeide tot den for
en boom dien we nu kennen, een volk met de
iteekenen van een zelfstandige natie: eigen
g, eigen vertegenwoordiging in den vreemde,
en weermacht, eigen wetten, eigen taal, kunst,
terkunde en wetenschap, is het verbazing-
kkende.
?n groei te volgen in Zuid-Afrika s geschiedenis
■dt den beschouwer een verheven schouwspel,
aral voor hen, die met bewustzijn de jaren mee-
lakten, waarin door den val der Boerenrepublie-
II voorgoed het doek scheen gevallen in het
una van het volk dat zoo fier zong „dat vrije
k zijn wij!"
Ln van riebeeck
den langen zeeweg naar Oost-Indië lag de
idpunt van Afrika als aangewezen rustpunt,
n Pieterszoon Coen dacht al over een
derzetting daar, maar daar men toen nog Sint-
ilena als nuttig rustpunt kon gebruiken en het
der stormen en valwinden aan de Kaap
as, kwam er niet van.
fcstreeks 1650 dacht men er anders over. Sint-
lena, kaal geplunderd, was van geen nut meer
het land aan de Tafelbaai had men, tengevolge
schipbreuken beter leeren kennen. De stich-
gsexpeditie van 1651 onder Jan van R i e-
eck werd uitgezonden.
0 ontstond de stichting van het ververschings-
rd aan Afrika's Zuidpunt: het Fort, de groenten-
beestenkraal, welke stichting den grond-
g vormde voor de koloniseering door Neder-
iders van Zuid-Afrika.
t handjevol Noord-Nederlanders en Vlamingen
stichtingsexpeditie bleef er, de nietsnutten en
genen die niet wilden deugen werden uitgestoo-
door opzending naar Nederland en Batavia,
goede kern bleef over, en na uitzending van
ouwen uit Nederland ontstond er een heel
iine groep Nederlandsche menschen aan de
felbaai, onder de strenge bepalingen van de
derlandsche Vereenigde Oostindische Compag-
groepje werd versterkt door de komst van de
igenoten, om het geloof uitgewekenen uit Frank-
k, maar de Nederlandsche stempel bleef bestaan:
il, godsdienst en gewoonten bleven Neder-
ïdsch. De vele Duitschers die. in Compagnies-
inst naar Zuid-Afrika kwamen, waren afkomstig
plaatsen die toen nog lagen binnen de Neder-
'dsche taalgrens. Ze versterkten het Nederland
se element en de taal, hoewel Nederlandsch den
Vloed onderging van vreemde volken en rassen,
n de slaven uit den Indischen Archipel, van de
'genoten misschien, geleidelijk werd de taal die
nu kennen als het Afrikaansch, een duidelijke
fn van het Nederlandsch.
Tre van volmaakt was alles in de eerste tien-
Uen van jaren. De zoon van den Stichter, de
"ige Zuid-Afrikaner die het bracht tot Gouver-
ür-Generaal van Nederlandsch-Indië, klaagt
Ier in een brief, als er een losbandig Gouverneur
1 de Kaap het bestuur voert: „het kan de Caeb
ït wel gaan, soo lang er sulken godlosen gouver-
ur ea dissolute losbandige) gemeente
Wat man sal nu dat alles redresser 1. en in wat
tijd? Het heeft mijn vader saliger veels te suren
arbeyd gekost de eerste beginselen dier colonie te
leggen, wanneer d'er geen ontugt nog dronken
schap vermerkt wierd".
Inderdaad, zij die na Jan van Riebeeck
kwamen in het bestuur waren niet allen van zijn
gehalte. Een voortreffelijk opvolger was Simon
van der Stel, onder wien de Nederlandsche
cultuur sterk werd verbreid, in uiterlijk van het
land, beplanting, huizenbouw, volksfeesten e.d.
Zijn zoon bedierf den goeden Van der Stel-naam
in Zuid-Afrika door hebzucht
Was er tijdens Van Riebeeck onder de kolo
nisten al een klein verzet geweest tegen de harde
voorwaarden van de Compagnie waarop de land
bouwers hun koren moesten verbouwen, onder den
jongen Van der Stel weerde men zich feller
en de Gouverneur werd door Heeren Bewindheb
bers, die vooral rust wenschten in hun overzeesch
gebied, teruggeroepen.
BEVOLKING VAN LANDBOUWERS
De bevolking van landbouwers had, vooral na het
vertrek van den jongen Van der Stel, zich
vooral op de schapenteelt toegelegd. Om weideveld
voor het vee te hebben moesten de kolonisten van
de Compagnie weirechten krijgen, tegen betaling
van een tiende van hun kuddevermeerdering. Van
de Hottentotten ruilden ze schapen, zoolang dit
door de Regeering was toegestaan, heimelijk als
het verboden was. Zoo ontstonden er veeboeren,
die in tien jaren him veebezit verachtvoudigden.
Deze toename maakte de uitbreiding van de kolo
nie naar het binnenland noodzakelijk. Kort voor
1700 zijn er al bijna 50.000 schapen in het bezit
der kolonisten.
Behalve met schapenteelt hielden de kolonisten
zich bezig met wijnbouw, waarbij de Hugenoten
goede voorgangers waren gebleken, met koren-
bouw en met runderteelt, hoewel deze gering was.
In het land waren dorpjes ontstaan als Stellen-
bosch; ook in gedeelten als Franschhoek, waar veel
Hugenoten woonden en Drakestein genoemd naar
den Commissaris Adriaan van Rhede, heer
van Drakestein, verspreidden zich de kolo
nisten.
De schapenteelt was een bedrijf ter wille van het
vleesch dat aan de Compagnie voor de schepen
geleverd werd, de wol verwerkte men voor eigen
gebruik. Pas op het eind van de achttiende eeuw
wordt wolhandel van belang, en steeds toenemend;
nu is de „skaapboerderij" een nationale welvaart-
bron die eiken „skaapboer" laat deelen in dit in
komen.
Van den beginne af heeft men ingezien dat de
boerenstand voor de bevolking de eenige zou zijn
waar kans op welvaart in zat. De Stichter, Jan
van Riebeeck was in alles voorgegaan, als
wijnboer, veeboer, korenboer. Commissaris R ij c k-
loff van Goens had al geschreven in Van
Riebeeckr tijd: „want wij connen hier geen
Edellieden werden, voordat wij eerst goede Boeren
geweest zijn."
Had de zeventiende eeuw Simon van der
Stel als Gouverneur gezien, die het dorp Stellen-
bosch gesticht had, de achttiende had voortreffe
lijke Gouverneurs, die, als Hendrik Swel-
lengrebel in den naam van het dorp Swel-
lendam, en R ij k T u 1 b a g h die in dien van het
dorp Tulbagh herdacht zouden worden. Den eere
naam „Vader Tulbagh" kende de dankbare bevol
king hem toe, om zijn twintig-jaren-durend vader
lijk Gouverneurschap.
KERKELIJKE ZAKEN
Vooral voor kerkelijke zaken had men in Zuid-
Afrika een open oog. In het Fort tijdens Van
Riebeeck hadden predikanten van de voorbij
gaande schepen al den dienst waargenomen, hu
welijken ingezegend en kinderen gedoopt, een zie
kentrooster had zooveel hem toegestaan was de
zielszorg op zich genomen, in de Kaap en in Stel-
lenbosch kwamen kerkgebouwen, ook voor de
Hugenoten te Drakestein. Toen het gebied van de
Kaapkolonie zich uitbreidde, kwamen er kerken
in verafgelegen districten Waveren en Roodezand,
later (in 1804) Tulbagh genaamd. Het Evangelie
was verbreid onder slaven en Hottentotten, met
weinig zichtbaar succes. Aan de Lutherschen
werd in de achttiende eeuw (1774) toegestaan om
een kerk te bouwen, geschenk van den Luther
schen burger Maarten Melk, iets zeer merk
waardigs daar de Compagnie in haar gebied uit
sluitend de Gereformeerde Kerkleer duldde.
De weeldewetten die de Compagnie in het midden
van de achttiende eeuw in haar gebied deed uit
vaardigen, werden in 1755 ook voor de Kaapkolo
nie van kracht. Op platen uit dien tijd ziet men
de boeren met kuitbroek en driekantig steekje.
Met de inboorlingen konden, voorzoover het de
Hottentotten betreft, de Boeren het na enkele bot
singen in den beginne, vrij goed vinden. Een
voortdurend gevaar bleven de op een geheel an
dere hoogte van ontwikkeling staande Boesmans.
Deze gevaarlijke veeroovende wilden waren een
voortdurend gevaar voor de boerenfamilies, die al
verder en verder van de Kaap met hun schapen
moesten trekken. Dat was niet lang na 1700 be
gonnen en in 1715 was er al zulk een vrees voor
die roovers, dat de Boeren niet anders dan met
geweren in de hand durfden slapen.
ion van Riebeeck
Pogingen zyn gedaan om met hen in vrede te
leven en hun het rooven te doen staken. Het
kommandostelsel ontstond, eerst regeeringskom-
mando's, later burgerkommando's en na een krach
tige afrekening door een algemeen kommando in
1774 was het Boesmansgevaar nog niet bezworen.
Gedurende de laatste jaren van het Compagnies-
bestuur aan de Kaap moest uit zelfbehoud een
uitroeiingspolitiek gevolgd worden. In het begin
van de negentiende eeuw begon men zelfs ten
bate van de Boesmans vee te verzamelen en voor
hen wild te schieten om voor hen het rooven over
bodig te maken. De Boeren trokken over de
Oranjerivier en niettegenstaande de, toen Engel
sche regeering van de Kaapkolonie dè verhuizing
naar het Noorden wilde beletten, kon deze er
toch niets tegen doen.
De godsdienstzin der Boeren was niet verzwakt.
De geregelde lezing van den Bijbel had hen ge
leid en tevens kennis van de Hollandsche taal doen
behouden. Sterk gehecht aan het wettelijk vast
gelegde in hun leven, wenschten ze een drostdij,
een kerk en een school in de buurt. Ze wenschten
voor hun particuliere leven, zooals voor hun hu
welijk, niet een reis van weken lang naar Kaap
stad te moeten maken.
Naar het Oosten was de verhuizing gestuit op de
menigte Kaffers, met wie omstreeks 1780 de eer
ste oorlog te voeren was. De Compagnie deed niets
ter bescherming van de Boeren tegen de inboor
lingen.
In de Kaapkolonie was de geestelijke ontwikkeling
voortgezet, ook in de districten Swellendam en
Graaff-Reinet, die al verder van de Kaap ver
wijderd lagen. Aan de Kaap was in particulier
bezit een belangwekkende bibliotheek van. bijna
2600 deelen, die door den eigenaar, Van Des
sin, aan de Kerk vermaakt werd in 1761. In Zuid-
Afrika is ontwikkeling en onderwijs steeds samen
gegaan met de Kerk.
ENGELSCHE OVERHEERSCHING
Toen de Kaapkolonie in 1806 door de Engelschen
veroverd was, bestond de bloedmenging der Kolo
nisten voor ruim 50 -uit Nederlandsch, 27
Duitsch, ruim 17 Fransch bloed, de rest ruim
5 uit dat van andere nationaliteiten. Het hate
lijke en leugenachtige verhaal over den verkoop
van de Kaap is verbreid om de Boeren zich te
doen afwenden van Nederland.
Met de nieuwe, Britsche Regeering kon men slecht
opschieten door onverstandige maatregelen, als de
z.g. zwarte ommegang van 1812, waarbij veel aan
klachten tegen Boeren onderzocht werden over
inboorlingenmishandeling, klachten die onjuist
bleken en verzameld waren door zendelingen van
het Londensche Zendinggenootschap.
Dan volgt de eene onhandige maatregel op den
anderen: de tragische geschiedenis van Slachters-
nek met den indrukmakenden dood van B e z u i-
den hout, de houding der Regeering ten op
zichte van de veeroovende Kaffers, het invoeren
van zoowat 6000 Britten als kolonisten, de ver
plichte kennis van de Engelsche taal voor hen die
een aanstelling door het Gouvernement begeerden,
het gebruik van Engelsch in rechtszaken. Van de
acht kolonisten kenden (na de komst der Britsche
6000) maar één Engelsch als moedertaal. Het zou
onbillijk zijn te ontkennen dat er ook goede maat
regelen genomen werden, maar het met dwang
wegdrukken van de moedertaal gold bij de Boeren
als een geldige reden om het Britsche Gouverne
ment als iets vijandigs te beschouwen. De Engel
sche kranten, het verleenen van gelijke rechten
aan andere kerken dan de Gereformeerde Kerk,
het invoeren van Schotsche Calvinistische onder
wijzers bleven gehate maatregelen. De kennis en
voorlichting over Zuid-Affikaansche zaken was te
Londen meer dan treurig.
Toen kwam nog de kwestie van de afschaffing van
de slavernij. Deze menschlievende bedoeling
werkte voor Zuid-Afrika noodlottig. Een slaven
opstand brak zelfs in een district uit en boeren
gezinnen werden vermoord door hun slaven. Men
wenschte in Zuid-Afrika evenzeer afschaffing,
mits het in slaven belegd kapitaal vergoed zou
worden en een landlooperswet de Boeren zou be
schermen tegen de rondzwervende vrijgelatenen.
Slechts 114 miljoen inplaats van de drie miljoen
werd voor de 30000 slaven als schadeloosstelling
betaald. Een landlooperswet bleef uit. Zelfs wer
den in 1828 Hottentotten, Boesmans en vrije ge-
kleurden gelijkgesteld met blanken. In het poli
tieke gevoelden de kolonisten zich ook achterge
steld: in den Uitvoerenden Raad van 4 personen
had geen kolonist zitting.
Een gevolg van den gang van zaken was dat de
Kaffers bij den oorlog van 1835 vuurwapenen tot
hun beschikking hadden, een oorlog waarbij de
Boeren zware verliezen leden aan bezit en levens.
Het Britsche Gouvernement herriep den vrede en
sloot met Kafferhoofden verdragen als gelijken.
Hollandsche, maar ook Britsche kolonisten gevoel
den zich achtergesteld bij wilde inboorlingen. De
verbittering was algemeen. Daarbij kwamen op
nieuw 5000 nieuwe kolonisten uit Engeland. Later
deden de Boeren de poging, om van Zuid-Afrika,
evenals van Australië, een strafkolonie te maken,
mislukken (1849).
DE GROOTE TREK
Intusschen was het belangrijkste feit in de ge
schiedenis der Boeren, de Groote Trek, al be
gonnen.-
De vrijlating van de slaven is niet de oorzaak van
den trek geworden. In de Oostelijke districten,
van waar de trek uitging, waren weinig slaven
gehouden en van hen die trokken hadden slechts
2 slaven bezeten. De geldelijke verliezen wer
den dus geleden door de blijvers. In de nieuwe
streken, Natal, den Vrijstaat en Transvaal hebben
de Boeren nooit slaven gehouden.
Toen in 1835 de met de Kaffers gesloten vrede
ongedaan werd gemaakt door het Britsche Bestuur
bleven de grensboeren zonder bescherming. Ze
verlieten noodgedwongen hun geboortegrond, de
wildernis in te midden van barbaarsche wilden en
wilde dieren om zich een woonplaats te maken
die men tenminste zou mogen verdedigen. Ze ble
ven echter, volgens den rechtsregel, „nemo potest
exuere patriam", Britten, daar werd aangenomen
dat alle kolonisten een voor een den eed hadden
afgelegd toen de Kaapkolonie Britsch werd. Die
Trekkers waren de stichters van het volk der
Boeren.
De trekkers waren al vóór den Grooten Trek van
1836 uit de Kaapkolonie getrokken. De uittocht
met ossenwagens, geheele gezinnen vervoerend,
was begonnen. De tienjarige Paul Kruger
was onder hen. Met vee betaalde men van de in
boorlingen gekocht land, een regeering werd ge
kozen door een volksraad, bestaande uit een Land
drost (Gerrit Maritz) en Heemraden, net
als in de oude kolonie. Een nieuwe volksraad koos
in 1837 Piet Retief tot Gouverneur en Kom-
mandant-Generaal. In de gemaakte grondwet was
slavernij verboden, geen gelijkheid was er tus-
schen blanken en niet-blanken, het Romeinsch-
Hollandsche recht gold, als in den Compag
niestij d. Met het Londensche Zendingsgenootschap
wilde men niets meer te doen hebben. Men had
al genoeg leed van die zijde ondervonden. Onder
de leiders kwam verschil van meening, Retief
scheidde zich af, hij haatte niet de Engelschen
maar het Engelsch bestuur. In Natal kreeg hij land
van den Kafferhoofdman D i n g a a n. Deze liet
Retief en zijn mannen verraderlijk vermoorden
in 1838; aan den moord op vele mannen, vrouwen
en kinderen herinnert de naam van het dorpje
Weenen. De andere legers konden zich nog bijtijds
in staat van verdediging brengen. Engelschen uit
Durban hielpen mee bij de bestrijding van Din
ga an in April 1838; Kommandant Uys en zijn
dappere zoon, die zijn gewonden vader niet wilde
verlaten, vonden den dood. De Zoeloes plunder
den Natal, Potgieter trok naar de plek waar
nu Potchefstroom ligt. Kommandant-Generaal
Pretorius, gekozen na den dood van Retief
en Uys, gelukte het op 16 December 1838 om
Dingaan te verslaan bij Bloedrivier, zoo ge
noemd naar de 3000 gevallen Zoeloes. De blanken
hadden slechts drie gewonden.
De beteekenis van Dingaansdag is dat de Boeren
Zuid-Afrika tot een bewoonbaar land maakten
voor blanken en voor inboorlingen. In D i n g a a n's
kraal (hijzelf was gevlucht) vond men de over
blijfselen van Retief en zijn mannen.
In Natal stichtten de Boeren een republiek in 1839
met Pieter-Maritzburg als hoofdstad.
Maar nu wilde de Kaapsche Gouverneur de Boeren
dwingen terug te keeren, en hij liet Natal bezetten.
De Engelsche Regeering riep de troepen terug. Op
het verlaten Engelsche fort heschen de Boeren de
Hollandsche vlag.
Maar de Engelschen wilden Natal in bezit hebben.
Er werd bij Durban gevochten. Engelsche troepen
overzee naar Durban gezonden, ontzetten de stad,
en in 1843 was Natal een Britsche kolonie. Een
deputatie van vrouwen, die het lijden van de laat
ste jaren hadden meegemaakt verklaarden bij den
„Specialen Kommissaris" dat ze liever op bloote
voeten de Drakenberg weer over wilden trekken
dan onder Britsch bewind te blijven. Een nieuwe
trek was noodig.
De Boeren trokken over de Vaal en tot Magalies-
berg. Het dorp Lijdenburg draagt den naam naar
het doorgestane lijden der Boeren.
Toen sloot de regeering van de Kaapkolonie ver
dragen met inboorlingenhoofden om de Boeren
van de buitenwereld af te sluiten: met M o s h e s h,
die de Basoeto's tot een machtig volk maakte, en
met het Grikwa-hoofd Adam Kok. Britsche
troepen steunden den laatste tegen de Boeren.
In 1848 verdwenen die inlandsche „verdrag
staten" om plaats te maken voor de souverei-
niteit van Koningin Victoria en het Boe
renland werd „Oranjerivier Souvereiniteit", dus
na tien jaren van onafhankelijkheid waren de
Boeren weer onder Britsch bestuur.
Kommandant-Generaal Pretorius en zijn
mannen bevochten de Engelschen met succes in
den slag bij Boomplaats. De Engelschen bleven er
baas maar de Boeren trokken verder.
Toen, in 1851, hadden de Engelschen last van de
Basoeto's onder M o s h e s h, die bij Viervoet een
overwinning op de Engelschen behaalde, terwijl
de Kaapkolonie tegelijkertijd gevaar liep door een
Kafferoorlog. Dit gevaar dwong den Kaapschen
Gouverneur tot de Zandrivierconventie van 1852,
de eerste erkenning door Groot-Brittannië dat de
Boeren een vrij volk waren in den Transvaal.
Groot-Brittannië beloofde zich nooit met de zaken
van de Boeren over de Vaal te bemoeien. Er zou
geen slavernij zijn, geen handel in wapens en
ammunitie met de inboorlingen. Het was Pre
torius niet gelukt ook de onafhankelijkheid van
de Boeren in de Oranje Rivier Souvereiniteit te
bewerken. Velen vandaar, trokken dan ook de
Vaal over. Daar was nu de Zuid-Afrikaansche
Republiek geboren; het krachtig volk der Trans-
valers was ontstaan, een krachtige tak uit den
kloeken Nederlandschen stam.
Pretorius en Potgieter zouden voortaan
samenwerken.
In de Oranje Rivier Souvereiniteit misbruikten de
Britsche ambtenaren hun macht bij grondspecu-
laties. Met hun twaalven bezaten zij meer dan
300.000 acres grond, en de Basoeto's plunderden
nog steeds naar hartelust.
De Kaapsche Gouverneur Cathcart trok
tegen de Basoeto's op maar leed een nederlaag.
Met verlies van veel dooden trokken de Engel
schen terug. De handige overwinnaar M o s h e s h
smeekte om vrede die gesloten werd. Iri Engeland
had men genoeg van de onderneming over de
Oranjerivier. De Boeren moesten zelf maar zien
hoe ze het met M o s h e s h klaarspeelden. Maar
er was bij de Boeren een partij die wilde dat Enge
land eerst met de Basoeto's afrekende alvorens een
overeenkomst te treffen, ingeland trad hier niet
in en bood de onafhankelijkheid aan. Zoo kwam
de Oranje Vrijstaat tot stand bij de Conventie van
Bloemfontein in Februari 1854. Den Boeren van
1836, die gewenscht hadden vrij te zijn van het
Britsche bestuur, was dit in 1848 opgedrongen en
nu de boel in de war gestuurd was werden de
Boeren vrij en alleen gelaten om met den mach
tigen Basoetostaat af te rekenen.
De eerste President Hoffman, vroeg aan den
Koning der Nederlanden een vlag en wapen voor
den Oranje Vrijstaat; iets gewijzigd werd het voor
stel aangenomen door den Volksraad en de Vrij-
staatsche vlag ontstond. Het bestuur was op Hol-
landschen leest geschoeid. Oud-Hollandsch recht
zooals het in Holland vóór 1652 gold bleef ook nu
van kracht. In 1858 had men tegen Moshesh
te strijden; het aantal Basoeto's was twaalfmaal
het aantal der Boeren. Samensmelting met de
Transvaal was nog niet mogelijk, doordat er nog
te veel verdeeldheid was. De bevolking nam zeer
in aantal toe. Over de Basoeto's werd men pas in
1867 baas. Moshesh vroeg Britsche bescher
ming en in 1868 werd zyn land Britsch gebied,
wat tegen de Conventie van Bloemfontein was.
Een Vrijstaatsche deputatie naar Engeland om
recht te verkrijgen had geen succes. In 1871 werd
Basoetoland bij de Kaapkolonie gevoegd. Toen de
Basoeto's weigerden om hun vuurwapenen uit te
leveren en Engeland hen niet baas kon worden,
werd Basoetoland een Britsche kroonkolonie in
1884.
Toen waren, in 1867 al diamantvelden ontdekt,
de bron van veel leed. In den Transvaal was veel
verwarring en verdeeldheid; van inboorlingen, die
onwettig van vuurwapenen werden voorzien, had
men veel te lijden. In kwesties over grondeigen
dom (de diamantvelden, het land van zooveel be
lang) kregen de Boeren steeds nadeelige uitspra
ken tegenover de inboorlingen. In 1877 volgde de
annexatie van den Transvaal, in 1878 volgde de
oorlog tegen de Zoeloe's die goed van geweren
voorzien waren. Deputaties naar Engeland (waarbij
ook Paul Kruger was) werkten niets uit.
Oorlog (18801881) was onvermijdelijk. De Trans
vaal kwam onder souvereiniteit van de Koningin
bij de Conventie van Augustus 1881, die in Febru
ari 1884 opgeheven werd. Weer was de Transvaal
vrij. Toen kwam de toevloed van vreemdelingen
op hoop van welvaart door de diamantvelden. De
stry'd over het kiesrecht, daar de Boeren niet over
stemd wilden worden in hun eigen land, leidde
na den Jameson-inval in 1895 waarachter Cecil
M. T. Steijn
Rhodes stond, tot oorlog in 1899, waarin de Vrij
staat en Transvaal samengingen, die in 1902 ein
digde met de verdwijning van de Boerenrepublie
ken. Het leed der concentratiekampen en de hel-
dendaden van velen zullen evenmin als het werk
door Paul Kruger gedaan, ooit vergeten
worden.
Na een tijdvak van veel congressen kwam in 1910
een einde aan de onderlinge verdeeldheid door de
stichting van de Unie van Zuid-Afrika, die in onze
dagen de positie verwierf die het heden ten dage
bezit, een Britsch „dominion", niet meer onder
worpen, maar meewerkend deel aan het Britsche
Rijk onder de vlag Oranje-Wit-Blauw met daarin
de kleuren, naast die van Groot-Brittannië, van
Oranje Vrijstaat en Transvaal.
SJrdt'gehoüd™ d® G'°0" T"k °"Chiïdde- - 'n de kerk Middelburg 't Nachtmaal