De Kleu ren-Staalkaart van Zuid-Afrika
Onderwijs in Zuid-Afrika
NEDERLANDSUID-AFRIKA-NUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen
'31 MAART 1938 BLZ. 4
Was de overmacht van het zwart bevolkings
element hiermede in beginsel gebroken, de prac-
tijk eiste een regeling der sociale, economische en
politieke verhoudingen, bestaanbaar met recht en
zedelijkheid, maar zodanig dat de blanke bescha
ving de toon zou blijven aangeven. Deze wrijving
ontstaat trouwens overal, waar twee rossen, bijv.
door kolonisatie, in één gebied same .reffen; ze
veroorzaakt dikwijls een botsing tussen belang en
plicht, tussen economie en ethica. Drie methoden
ter oplossing zijn in de wereldgeschiedenis bekend:
1. fysieke vernietiging van het cultureel zwakkere
element door geweld of economische verzwakking,
als moord en roof staan deze methoden geoor
deeld door het zesde en achtste gebod; 2. gelijk
stelling en dus samenstelling van wat sociaal, eco
nomisch, cultureel en historisch, erfelijk en consti
tutioneel, ongelijk is als olie en water, geslach
telijke vermenging kweekt een minderwaardig
hybridisch geslacht, behept met de ondeugden van
beide rassen, ontbloot van beider deugden;
zodanige vermenging is trouwens in Zuid-Afrika
eeuwen lang door de Boeren vermeden en ge
schuwd als bloedschande en zou bij een veelvul
dige overmacht alleen door veelwijverij haar doel
kunnen bereiken; 3. algehele afscheiding onder
aanpassing van historisch veranderde landsomstan
digheden met inachtneming van nationale aanleg
en eigen ontwikkeling daarvan.
Hun geschiedenis kunnen wij hier niet verhalen.
Volsta slechts, dat zij, vermoedelijk uit Arabië af
komstig, over Noord-Oost-Afrika op een tocht van
twaalf eeuwen in drie richtingen: West, Zuid-West
en Zuid, over Afrika zijn gezwermd. Van de stam
men, die zij verdreven, doodden zij de mannen en
huwden de vrouwen, zodat zij fysiek en ethnolo-
gisch onderling afwijkende zwarte volken vormden
Met de zuidelijkste groep hebben we in Zuid-
Afrika te doen: krijgshaftige stammen met ontwik
keld politiek instinct; de Zoeloes hebben het zui
verst het Bantoe-type bewaard, het zijn lichame
lijk prachtmensen.
Deze Zuidwaarts voortdringende stammen botsten
met de Boeren, veeboeren, die van de Kaap in de
achttiende eeuw Oost- en Noordoost trokken. Van
1779 tot 1879 zijn er tien Kafferoorlogen gevoerd,
nog gecompliceerd door de twee soorten naturel
len-politiek, gevolgd door Brit en Boer tegenover
den Bantoe. Inzet van de strijd was de plicht om
de Christelijke Westerse beschaving te vestigen.
De beslissing is gevallen in de slag aan Bloed
rivier, 16 December 1838, die een einde maakte
aan de dwingelandij van Dingaan over zijn zwarte
rasgenoten en de zege verzekerde van recht over
macht, van beschaving over barbarisme, van
Christendom over Heidendom.
door Prof. Dr G. BESSELAAR
Buitengewoon Hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam
De bruinen, in Z.-Afrika bruinvolk of kleurlingen
genoemd, zijn de afstammelingen der Hottentot-
ten, Bosjesmannen, der slaven in de achttiende
eeuw ingevoerd uit Oost- en West-Afrika, Mada
gascar en Indië en van de bastaarden tussen deze
volken onderling of tussen hen en blanke vaders.
Maatschappelijk staan zij tussen de blanken en
zwarten en economisch zijn zij te werk gesteld als
huis- en boerderijbedienden en in stedelijke nij
verheden. Zij hebben hun talen verloren en spre
ken doorgaans Afrikaans; zij volgen op bescheiden
voet de leefwijze, de zeden en gewoonten der
blanken, en afscheiding is onder hen historisch
gevestigd. Zij verblijven in afzonderlijke stads- en
dorpswijken of „lokasies". Politiek zijn zij onder
zekere voorwaarden stemgerechtigd op blanke
vertegenwoordigers in de Volksraad te Kaapstad,
HET Fonds voor Normalisatie in Nederland
heeft op zijn jaarvergadering de kleuren-
normalisatie besproken en vastgesteld, dat het
menselijk oog in staat is ongeveer 100.000 jkleur-
schakeringen te onderscheiden en omtrent 1300
verschillende tinten. Aan de Technische Hoge
school te Delft en de Rijks-Universiteit te Utrecht
wordt gewerkt aan kleurmeting, kleurordening en
kleurenschaal. De verfhandel, de textiel-nijver-
heid, 'de grafische vakken en de schilderswereld
vragen er om. Vindingrijke dames hebben harent-
halve de knoop reeds doorgehakt en maken voor
heren ondoorgrondelijke onderscheidingen tussen
hemelsblauw, staal-, mat- en grijsblauw; marine-,
groen- en oudblauw; pastel-, Berlijns en berg-
blauw en effen blauw, terwijl mannen meer weten
van een blauwtje, een blauw oog en op een blauwe
Maandag elkaar soms bont en blauw slaan, welke
hardhandigheid onbekend is aan mensen met
blauw bloed en ook wel gestraft wordt met een
blauwe boon.
Bij bruin worde» de dames reeds minder woor
denrijk: zij onderscheiden mauve- en havana-bruin,
ócru- en beige-bruin, terwijl de heren beweren,
dat Bruin al die snufjes niet kan trekken en hun
troost zoeken in een glaasje bruin.
''Vat staan wij, hoogbeschaafde blanken op
kleuren-onderscheidingsgebied dan toch achter bij
de Kaffers van Zuid-Afrika! Die hebben 115 woor
den om schakeringen van bruin aan te duiden ter
onderscheiding van hun vee! Die kinderen der
natuur gebruiken hun zintuigen zoveel beter dan
wij. Daarom zijn zij ook rijker aan woorden om
kleuren en geuren aan te duiden dan de over
beschaafde blanken, die door de gewoonheid de
zinnen niet geoefend hebben, vervreemd zijn van
de natuur en de werkelijkheid, kamermensen en
boekwurmen zijn geworden.
Het is zo heerlijk uit het oude en vermoeide Europa
eens weg te komen naar een land als Zuid-Afrika,
waar het leven nog elementair is, dicht bij de
natuur en de waarheid, waar de wonderen der
techniek wel bekend zijn en toegepast worden m
de goud- en diamant-industrie, aan universiteiten
en ziekenhuizen, maar toch zich niet opdringen
tot overweldigens toe, van de mens een ver
lengstuk van de machine maken en het leven niet
weg-mechaniseren.
Binnen de laatste vier jaren zijn ruim 4500 Neder
landers, jong en oud, verhuisd naar Zuid-Afrika
en nog geen 2 zijn teruggekeerd om voor hen
vermoedelijk zeer geldige redenen. Zuid-Afrika is
een heerlijk land; eigenlijk geen land, maar een
werelddeel! Het boeit, van welke zijde men het
ook benadert. Van de taaikant bekeken, vindt gij
daar de nieuwste Germaanse taal: het Afri
kaans, ontstaan binnen enkele geslachten uit het
Hollands der zeventiende eeuw en zulks in strenge
gehoorzaamheid aan vaste taalwetten. Van de
literatuur-zijde beschouwd, krijgt ge daar een jon
ge, krachtige, schone letterkunde met de motieven:
godsdienst, vaderland, moedertaal, natuur, vooral
de mens op maatschappelijk, economisch, nationaal
en rassen-gebied. Historisch ziet ge binnen drie
eeuwen de opvolging voltrokken van handelspost
over volksplanting naar nieuw en enig vaderland.
Ge vindt daar een opverend, energiek jong Diets
volk, Nederlands van schering, Afrikaans van
inslag.
Maar daarnaast den ingeborene des lands, Hotten
tot en Bosjesman, gekruist met den blanke en met
de ingevoerde slaven, uit welk mengelmoes de
bruinen ontstaan zijn, de kleurlingen. Verder de
Indiërs en wel den banneling uit Java en den in-
gevoerden koelie uit Brits-Indië dus de gelen. Dan
vooral den Kaffer, de Bantoe, den zwarten man.
Dit viertal: de blanke, de bruine, de gele en de
zwarte vormen nu de kleuren-staalkaart, het on
derwerp van dit artikel.
Het grondgebied der Unie van Zuid-Afrika beslaat
de Kaapkolonie, Oranje-Vrij staat, Transvaal en
Natal, groot 114 millioen vierkante kilometer; het
mandaatgebied van voorheen Duits Zuid-West-
Afrika, in 1918 aan de Unie toegewezen, beslaat
millioen vierkante kilometers en het totaal
wordt bewoond door nog geen 10 millioen Adams
kinderen: ruim 2 millioen blanken, 6y2 millioen
zwarten, 'n kwart millioen Indiërs en goed drie
kwart millioen bruinen, zodat voor elk mensen
kind 200.000 vierkante meter grond met de verse
lucht er boven beschikbaar is, heel wat meer dan
voor den gemiddelden Nederlander, vooral in de
landstreek der Amsterdamse Jordaan. Men ver
haalt van een Boer, die op de stoep van zijn huis
de omgeving beschouwde en ver-ver-weg de rook
van de schoorsteen zijns buurmans ziende opstij
gen tot zijn vrouw zei: Nee, vrou! die wereld word
nou te klein: ons moet trek!
De blanken vormen bijna een vierde deel der
bevolking. Zij zijn de leiders op intellectueel,
politiek, militair en economisch gebied, hetgeen
een geweldige taak is in een land met vier ver
schillende rassen, weerspiegeld in de huidkleur.
Rassekwesties zijn de meest ingewikkelde: men
onderscheidt er anthropologische, ethnologische,
fysieke, historische, culturele, politieke en ethische
kanten aan, die beter in een bibliotheek dan in
een enkel boek, en zeker niet in een artikel be
handeld kunnen worden. De rassekwestie ligt in
Zuid-Afrika ten grondslag aan alle andere vraag
stukken. De moeilijkheid wordt nog groter door
het feit, dat de blanken bestaan uit twee volken,
die het niet eens zijn over de houding van den
blanke tegenover den gekleurde.
De Afrikaner woont er reeds bijna drie eeuwen,
is er geworteld en heeft geen ander vaderland
onder de zon. Hij beschouwt en gedraagt zich als
de voogd der gekleurde rassen. Zijn regeling van
de verhouding is die van afscheiding: territoriaal,
maatschappelijk, kerkelijk, politiek en economisch,
dus: ieder op zijn plaats. Deze houding heeft de
toets des tijds doorstaan en Zuid-Afrika gered voor
Christendom en beschaving; heel anders dan bijv.
in Zuid-Amerika, waar de kleuren door elkaar
gelopen zijn en het geheel een revolutionair men
gelmoes is geworden van bedenkelijke morele
standaard. De Afrikaanse oplossing draagt het
zegel van het Calvinisme: souverein in eigen kring.
De Brit huldigt het beginsel van gelijkstelling, dat
het zegel draagt van het Humanisme: vrijheid,
gelijkheid en broederschap. Hij koestert idealen
en aspiraties, ontleend aan een ander land; in
Zuid-Afrika is hij als trekvogel slechts op bezoek,
een vreemdeling, een balling van „home". Hij pro-
fitéert van het bloed, de tranen en het lijden van
de Afrikaner voorgeslachten en evenals de spreek
woordelijke dolle stier in de porceleinwinkel expe
rimenteert hij met romantische theorieën op kos
ten en dikwijls ten koste van de uiterst delicate
verhoudingen op de kleurenstaalkaart.
Zolang deze twee volkeren niet één zijn geworden
in taal, geschiedenis, beschavingsvorm, staats
opvatting, naturellen-beleid en economisch belang,
zullen zij geen eensgezinde opperste leiding geven
aan de gemeenschap. Alleen de tijd kan onder
Gods bestuur hier een oplossing brengen, die
maatschappelijk yrede en geluk zal verzekeren.
De zwarten vormen twee derden der bevolking.
We moeten ze geen negers noemen: die wonen in
Centraal-Afrika, Soedan en Amerika, De naam in
boorling is niets-zeggend en onjuist, omdat hij zou
doen denken, dat zij er eerder gevestigd waren en
dus oudere rechten konden doen gelden dan de
blanken. Bij de komst der blanken (1652) waren er
geen zwarten aan de Kaap; in Oranje-Vrijstaat,
Transvaal en Natal zijn zij op hun volksverhuizing
ongeveer gelijktijdig met de eerste blanken aan
geland. De naam Kaffer (vermoedelijk het Arabi
sche Kafir, ongelovige), hoewel deze naam in de
spreektaal de meest gangbare is, voelt de zwarte
aan als een scheldnaam. De beste naam in de
omgang is inlander of naturel, wetenschappelijk
wordt Bantoe gebruikt.
Er wonen in Afrika ruim 60 millioen Bantoes en
wel ten Zuiden van een lijn van de Golf van
Guinee over de equatoriale meren naar Mombassa
Zij vormen een rasse-eenheid door afkomst, ras-
bewustzijn, karakter, gemeenschappelijke grond
taal, folklore, godsdienstvorm, huidkleur, lichaams
bouw, stamverband, zeden en gewoonten, rege
ringsvorm en cultuur.
door H. G. C. Kreiken
Oud Gem. Inspecteur van L. Onderwijs te Rotterdam
IN zijn studie over „De Afkomst der Boeren",
merkt prof. Colenbrander op, dat v. Riebeek in
1651 volstrekt niet bedoelde, een volksplanting te
stichten. Zijn bedoeling was alleen, een klein
fort te bouwen ter bescherming tegen de inboor
lingen, een grooten tuin aan te leggen, die door
dienstknechten van de O. I. Campagnie bewerkt
kon worden, varkens en kippen te houden, van de
Hottentotten vee te koopen en dat beschikbaar te
houden voor de vloot, als zij binnenviel, en een
ziekenhuis te bouwen waar zieke schepelingen
achtergelaten konden worden om na herstel op een
volgend schip verder te gaan. Maar reeds in 1657.
toen Vrije Burgers zelfstandig grondbezit konden
krijgen, veranderde dat en in weinig jaren wordt
de nieuwe stichting een wijkplaats voor vervolg
den, een land, waar het aangenaam is te wonen
en menigeen tot welvaart komt. In de eerste
jaren kunnen onderwijskwesties in v. Riebeeks
gedachten onmogelijk een groote plaats ingenomen
hebben, maar binnen heel weinig jaren moeten er
toch scholen gekomen zijn. Vóór 1800 i? er echter
over de geschiedenis van het onderwijs heel wei
nig van belang mee te deelen, bij naspeuring in
de archieven vindt men weinig anders dan dat
dit of dat dorp een onderwijzer noodig heeft, dat
een onderwijzer solliciteert naar een betrekking,
dat een onderwijzer geëxamineerd wordt door den
Kerkeraad, dat hü vooral godsdienstonderwijs
geeft en daarnaast een weinig lezen, schrijven en
rekenen. De school staat geheel onder de kerk: het
voorschrift luidt: „dat de predikant tweemaal per
week de school zal visiteeren en vernemen, hoe
zij al vorderen." Geen school mag geopend wor
den zonder toestemming van den Kerkeraad; zoo
vinden wij, dat een zekere du Toit in 1794 in
Wagenmakersvley zonder verlof een school ge
opend heeft, maar door den Kerkeraad van Dra-
kenstein gedwongen wordt, die te sluiten en
eerst verlof te vragen. Men was n.l. altijd be
vreesd voor het binnensluipen van een Katholiek
of van een goddeloos onderwijzer. Toch heeft de
Kerkeraad niet de macht, een onderwijzer te
ontslaan, dat behoort tot de bevoegdheid van den
Gouverneur. Zoo was er in 1769 een onderwijzer,
die niet aan den Zondvloed, aan Noachs ark, aan
de wonderen van Mozes in Egypte geloofde. Hij
had meer goddelooze dingen gezegd. De dominé
ging met hem spreken, maar dit had geen effect.
Toen schorste de Kerkeraad hem met algemeene
stemmen. De dominé kreeg opdracht, alles aan den
Gouverneur mee te deelen, die daarop het „God-
onteerende schepsel" tot deportatie veroordeelde.
ONDERWIJS IN DIENST VAN DE KERK
De Kerkeraad hield dus toezicht op zuiverheid van
Be leer, en traghtt§ temets finbtïpegdq brachten
te weren. In 1779 lezen wij in een rapport: „Hier
op trad een sollicitant binnen om in de plaats van
den voorlezer Krynauw school te houden, met
name Johan George Kiltian; dog vermits hij ten
eenenmale onkundig was in de zangkunde en zijn
schrift gansch niet meesterachtig, werd hij op het
vriendelijkst bedankt." Dat er van het onderwijs
in dien tijd nog iets behoorlijks terecht kwam, was
geheel te danken aan de Ned. Hervormde Kerk,
die van haar lidmaten actieve deelneming aan
den eeredienst en dus een zekere mate van ont
wikkeling eischte: om aangenomen te worden als
lidmaat van de kerk moest men eenige elementaire
ontwikkeling hebben. Hoeveel kinderen eigen
lijk op school gingen, is niet na te gaan. Uit een
rapport van 1779 blijkt, dat toen in Kaapstad
alleen 8 lagere scholen waren bevolkt door 686
kinderen. Kaapstad telde toen 4000 inwoners,
zoodat men die schoolbevolking heel voldoende,
neen, zelfs hoog noemen mag als men vergelijkt
met andere landen, b.v. met Nederland in dien
zelfden tijd. Er waren toen kerken in Kaapstad,
Stellenbosch, Paarl, Malmasbury, Tulbagh, Swel-
lendam en Graaff Reinet, en men mag aannemen,
dat bij elke kerk minstens èèn school was. Er
was bij de bevolking belangstelling voor het
onderwijs: in 1791 brachten de inwoners van
Kaapstad, dus toen nog geen 5000 menschen, voor
een collecte f 60.000 bij elkaar, om de scholen te
verbeteren. Summa summarum kan men dus zeg
gen, dat er in 1800 een zekere, niet heel groote,
algemeene elementaire schoolontwikkeling door de
groote meerderheid der bevolking verkregen was,
Juist toen de Oostindische Compagnie bezweek,
kwam de Kaap aan Engeland. Maar nog èèn
maal, voor korten tijd, van 1802 tot 1806, werd hij
weer Nederlandsch, en juist die paar jaar waren
van groote beteekenis. 't Was de tijd der Bataaf-
sche Republiek waarin de idéé van vrijheid, van
algemeene ménschenliefde, van deugdzaamheid uit
wijsgeerige overwegingen nog éénmaal hoogtij
vierde voor het Napoleontisch bewind inzette.
't Was de tijd van v. d. Palm en de eerste onder
wij swetge ving in ons land, en met die idealen in
't hoofd kwam de Mist als zaakgelastigde van
Nederland naar Kaapstad. Nu zou ook daar het
onderwijs grondig geregeld worden. Er werd een
ordonnantie eenvoudig van boven opgelegd. Er
zouden opleidingsscholen voor onderwijzers
komen, waaraan beurzen verbonden werden om
kweekelingen te lokken; na 5 jaar zou niemand
meer als onderwijzer aangesteld mogen worden,
die geen akte behaald had het onderwijs zou
geheel Jo§ yap de Jterfe komen staan, jyant
„opvoeding is regeeringszaak, geen kerkelijke
zaak" voor meisjes werd het onderwijs in de
nuttige handwerken ingevoerd, aan 't onderwijs in
het Nederlandsch zou bijzondere zorg besteed wor
den. Van dit alles is niets gekomen, doordat
Engeland opnieuw de Kaap bezette. Maar al was
dat niet gebeurd, dan zou het nog heel erg de
vraag zijn, of er iets van gekomen zou zijn. De
poging om kerk en school te scheiden, die eeuwen
lang èèn geweest waren en in de meeste landen
van Europa nog èèn waren, wekte een storm van
verzet. „Liever heelemaal geen onderwijs uit boe
ken dan onderricht, dat niet op den Bijbel steunt"
werd de leus door geheel Zuid-Afrika. Al het
goede, dat de Mist beoogd had, werd vergeten.
Nooit heeft geheel neutraal onderwijs voet ge
kregen in dit land, en zeer zeker is de onbesuisde
wijze, waarop de Mist tegen den geest van het
volk inging, niet zonder invloed op die stemming
geweest.
HET ENGELSCHE BEWIND
Toen kwam het Engelsche bewind en de nieuwe
gouverneurs, vooral Lord Somerset, meenden,
dat het hun allereerste plicht was, het nieuwe ge
bied zoo spoedig en zoo grondig mogelijk Engelsch
te maken. Daarvoor nu zouden kerk en school
dienen. In alle voorname plaatsen werden dus nu
scholen opgericht. De koster zou er onderwijzer
worden; hij moest eerst naar Kaapstad om daar
geëxamineerd te worden. Hij zou 60 per jaar
salaris van de regeering krijgen en verder een
stuk land om te bebouwen en de helft der school
gelden. Men zou dus wel weer aansluiting zoeken
tusschen school en kerk, en daarmee werd wel in
den geest der bevolking gehandeld. Maar in die
scholen zou al het onderwijs in het Engelsch ge
geven worden; het Nederlandsch was verboden.
Zelfs niet als tweede taal werd het toegelaten,
naast Engelsch mocht desverlangd alleen nog
Latijn onderwezen worden. Was het wonder, dat
de Boer van deze scholen niet gediend was? Hij
hield zijn kinderen thuis, of maakte gebruik van
een leerkracht, die hij misschien hier of daar toe
vallig opdeed. Dat het gehalte van zulke leer
krachten nu juist niet het beste was, ligt voor de
hand. En daarbij liet Lord Somerset onderwijs
mannen uit Engeland overkomen tegen hooge
salarissen, vaak van de beste, die toen uit dat
land te krijgen waren, die Engelsche methoden en
Engelsche onderwijsidealen meebrachten. Al zijn
thans al die kosterscholen en Engelsche Vrije
scholen geleidelijk verdwenen, toch hebben hun
methoden van onderwijs ingang gevonden en
hebben ook thans nog invloed op het Afrikaansche
onderwijs.
BIJZONDERE SCHOLEN
De Boer deed dus met de staatsschool geen pret
tige ervaringen op: de staatsschool van de Mist
ging tegen zijn godsdienst in, de staatsschool van de
Engelsche regeering tegen zijn taal en volksleven.
Er komt nu een goede tijd voor de bijzondere
school. In 1830 al bestaan in Zuid-Afrika naast
28 staatsscholen, die natuurlijk alle Engelsch zijn,
39 bijzondere scholen, 't Aantal staatsscholen is
nooit boven de 30 gekomen, terwijl 't aantal bij
zondere scholen opliep tot 112. Die bijzondere
scholen waren, op een heel enkele uitzondering na,
alle Hollandsch: een van de beroemdste was de
school der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
in Kaapstad. Op die school zijn de mannen ge
vormd, die weldra de leiders zullen worden der
Hollandsche partij in de Kaapprovincie, o.a. J.
Hofmeyr.
In 1839 werd James Rose Innes benoemd tot eerste
General Superintendent of Public Education, en
met hem doet een nieuwe richting haar intrede.
Innes was een Engelschman, in Zuid-Afrika ge
boren, misschien begreep hij daardoor beter de
Boerenbevolking. De Groote Trek is dan al vier
jaar geleden begonnen, 't conflict tusschen onder
daan en overheid is scherper dan ooit. Dan durft
hij schrijven: „Van hoe groot belang de versprei
ding van de kennis der Engelsche taal in ieder
district van de kolonie ook geacht moet worden,
is er toch nog iets anders in de doelstelling van
de opvoeding in dit land, waartegen zelfs deze
kennis van ondergeschikt belang is, n.l. goede bur
gers en menschen te vormen door hen te onder
wijzen in alle verhoudingen van het burgerlijk en
maatschappelijk leven en hen voor te bereiden op
een hooger bestaan, door hen alles te leeren wat
hen in aanraking kan brengen met hun Schepper
en Verlosser. Dit, de allerbelangrijkste taak van
den onderwijzer, moet in de prille jeugd beginnen
en daarom moet het eerste onderwijs noodzakelijk
gegeven worden in de taal, die het kind thuis
spreekt, niet in een aangeleerde taal." Maar daar
mee was dan toch het goed recht van al die bij
zondere scholen erkend, die grootendeels uit
liefde voor de moedertaal opgericht waren! Die
scholen stonden echter, de goede niet te na ge
sproken, grootendeels op laag peil. De regeering
moest er naar streven, dat peil op te voeren, maar
kon dat alleen, als zij ook geldelijk steunde. En
nu komt dus het nieuwe beginsel, dat de regeering
geldelijk steunt al de scholen, die aan bepaalde
eischen voldoen. Die eischen kunnen in den loop
van den tijd nog heel wat veranderen, er kan nog
heel wat over gepraat worden wie dan eigenlijk
een school opricht, wat er gebeuren moet, als er
niemand het initiatief tot oprichting neemt; hoe
ver de regeering met haar steun gaan moet, enz.
enz., maar van nu af blijft het zóó: „Er is een
lichaam, dat een school opricht en dagelijks be
stuurt en voor een grooter of kleiner deel der
kosten zorgt, en een ander lichaam, in dit gevai
de staat, die een groot deel van de kosten draagt,
maar daarvoor ook toezicht uitoefent." Niet de
staatsschool, niet de particuliere school, maar de
door den staat gesteunde school is het beginsel in
Zuid-Afrika. De geheel rechtstreeks door de
regeering opgerichte school is in de Kaapprovin
cie langzamerhand achteruit gegaan en in 1875
verdwenen. Voorloopig kwam in 1865 een wet tot
stand, waarbij de regeering in het salaris der
onderwijzers evenveel betaalde als de commissie,
die de school opgericht had, maar alle overige
kosten bleven voor die commissie. Hoog stond het
onderwijs nog niet: op de Zendingsscholen, waar
alleen kleurlingen en de allerarmste blanken gin
gen, kwam 70 pet. der leerlingen niet verder dan
het eerste leerjaar!.
INSPANNING DER OUDERS
Of er nu in een plaats al of niet een school op
gericht zou worden, hing geheel af van de vrij
willige inspanning der ouders. Zoolang die niet het
initiatief namen, gebeurde er niets. En nu is het
de groote verdienste van de Ned. Hervormde Kerk
in Kaapland, dat zij altijd geijverd heeft voor goed
onderwijs en wel goed, niet naar sekten verdeeld
onderwijs. Misschien heeft de Engelsche dominé
nog meer gedaan voor de scholen der kleurlingen,
maar de Ned. Hervormde predikanten waren, naar
de verklaring van den Minister in 1892: „onver
moeid in hun pogingen om het onderwijs te be
vorderen." En nog slechts een paar jaar geleden
schreef de Cape Times: „Men overdrijft niet als
men beweert, dat de Kaap nog in 't geheel geen
systeem van opvoeding gehad zou hebben als de
toewijding en de volharding der Ned. Herv. Kerk
er niet voor gezorgd had. De geestelijken van die
kerk zijn in de gelegenheid, de onderwijsbehoef
ten op belangelooze wijze te bestudeeren. Zij
kennen den aard en de behoeften der bevolking,
zij hebben zelf geen persoonlijk belang bij die
wenschen, en zij komen in den regel dagelijks
met de resultaten der opvoeding in aanraking."
En op dit oogenblik, in 1938, nu de bevoegdheden
van schoolcommissie en schoolraad goed om
schreven zijn, is nog meest de dominé voorzitter
of secretaris in die lichamen.
De man, die nu jaren lang, tot 1915 toe, grooten
invloed op het onderwijs in de Kaapprovincie
heeft, is Sir Thomas Muir, die in 1892 Superinten
dent-General of Education werd. Hij nam de
onderwijzers-opleiding krachtig ter hand. 't Begin
was heel bescheiden: in 1894 kon men van de
4e klasse van de lagere school af in 3 jaar tot
onderwijzer derde rang klaar gemaakt worden
(opleiden is hier een te deftig woord). Zelfs voor
dat simpele begin moest hij strijden met menschen
die beweerden, dat een onderwijzer geboren en
niet gevormd wordt. Maar toen eenmaal het be
ginsel der opleiding aanvaard was, ging het snel
bergopwaarts, 't beginpunt der opleiding werd
van de 4e klasse geleidelijk verschoven naar de
8ste, de duur der opleiding van 3 jaar op 4 jaar
gebracht. Toen hij kwam, stonden er nog geen
kosten voor de opleiding op de begrooting; toen hij
ging (in 1915) beliep die post 63733 (thans al
weer verveelvoudigd!) Toen hij kwam, had slechts
34 pet. der onderwijzers een of andere bevoegd
heid, toen hij ging, was 87 pet. volledig bevoegd.
Toen hij kwam, hadden 22 klassen in Kaapland
een bibliotheek, toen hij ging 2235, dus meer dan
100 maal zoo veel.
De ambtstijd van Sir Thomas Muir valt juist in
de heftigst bewogen jaren der geschiedenis van
Zuid-Afrika. Toen hij kwam bestond de Zuid-
Af rikaansche Republiek nog onder leiding van den
president Paul Kruger; in 1896 kwam de Jameson-
raid, die de spanning in het land voor ieder bloot
legde, in '99 begon de groote worsteling die ein
digde met den ondergang der Boeren-republieken,
in '02 scheen de nederlaag van het Afrikanerdom
een voldongen feit, in '10 kwam de Unie van
Zuid-Afrika tot stand. Tot dien tijd waren er vier
landen, Kaapland, Natal, Oranje-Vrijstaat en
Transvaal van dien dag af is er één land, de
Unie van Zuid-Afrika, waarin alleen nog provin-