De Kleu ren-Staalkaart van Zuid-Afrika Onderwijs in Zuid-Afrika NEDERLANDSUID-AFRIKA-NUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen '31 MAART 1938 BLZ. 4 Was de overmacht van het zwart bevolkings element hiermede in beginsel gebroken, de prac- tijk eiste een regeling der sociale, economische en politieke verhoudingen, bestaanbaar met recht en zedelijkheid, maar zodanig dat de blanke bescha ving de toon zou blijven aangeven. Deze wrijving ontstaat trouwens overal, waar twee rossen, bijv. door kolonisatie, in één gebied same .reffen; ze veroorzaakt dikwijls een botsing tussen belang en plicht, tussen economie en ethica. Drie methoden ter oplossing zijn in de wereldgeschiedenis bekend: 1. fysieke vernietiging van het cultureel zwakkere element door geweld of economische verzwakking, als moord en roof staan deze methoden geoor deeld door het zesde en achtste gebod; 2. gelijk stelling en dus samenstelling van wat sociaal, eco nomisch, cultureel en historisch, erfelijk en consti tutioneel, ongelijk is als olie en water, geslach telijke vermenging kweekt een minderwaardig hybridisch geslacht, behept met de ondeugden van beide rassen, ontbloot van beider deugden; zodanige vermenging is trouwens in Zuid-Afrika eeuwen lang door de Boeren vermeden en ge schuwd als bloedschande en zou bij een veelvul dige overmacht alleen door veelwijverij haar doel kunnen bereiken; 3. algehele afscheiding onder aanpassing van historisch veranderde landsomstan digheden met inachtneming van nationale aanleg en eigen ontwikkeling daarvan. Hun geschiedenis kunnen wij hier niet verhalen. Volsta slechts, dat zij, vermoedelijk uit Arabië af komstig, over Noord-Oost-Afrika op een tocht van twaalf eeuwen in drie richtingen: West, Zuid-West en Zuid, over Afrika zijn gezwermd. Van de stam men, die zij verdreven, doodden zij de mannen en huwden de vrouwen, zodat zij fysiek en ethnolo- gisch onderling afwijkende zwarte volken vormden Met de zuidelijkste groep hebben we in Zuid- Afrika te doen: krijgshaftige stammen met ontwik keld politiek instinct; de Zoeloes hebben het zui verst het Bantoe-type bewaard, het zijn lichame lijk prachtmensen. Deze Zuidwaarts voortdringende stammen botsten met de Boeren, veeboeren, die van de Kaap in de achttiende eeuw Oost- en Noordoost trokken. Van 1779 tot 1879 zijn er tien Kafferoorlogen gevoerd, nog gecompliceerd door de twee soorten naturel len-politiek, gevolgd door Brit en Boer tegenover den Bantoe. Inzet van de strijd was de plicht om de Christelijke Westerse beschaving te vestigen. De beslissing is gevallen in de slag aan Bloed rivier, 16 December 1838, die een einde maakte aan de dwingelandij van Dingaan over zijn zwarte rasgenoten en de zege verzekerde van recht over macht, van beschaving over barbarisme, van Christendom over Heidendom. door Prof. Dr G. BESSELAAR Buitengewoon Hoogleeraar aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam De bruinen, in Z.-Afrika bruinvolk of kleurlingen genoemd, zijn de afstammelingen der Hottentot- ten, Bosjesmannen, der slaven in de achttiende eeuw ingevoerd uit Oost- en West-Afrika, Mada gascar en Indië en van de bastaarden tussen deze volken onderling of tussen hen en blanke vaders. Maatschappelijk staan zij tussen de blanken en zwarten en economisch zijn zij te werk gesteld als huis- en boerderijbedienden en in stedelijke nij verheden. Zij hebben hun talen verloren en spre ken doorgaans Afrikaans; zij volgen op bescheiden voet de leefwijze, de zeden en gewoonten der blanken, en afscheiding is onder hen historisch gevestigd. Zij verblijven in afzonderlijke stads- en dorpswijken of „lokasies". Politiek zijn zij onder zekere voorwaarden stemgerechtigd op blanke vertegenwoordigers in de Volksraad te Kaapstad, HET Fonds voor Normalisatie in Nederland heeft op zijn jaarvergadering de kleuren- normalisatie besproken en vastgesteld, dat het menselijk oog in staat is ongeveer 100.000 jkleur- schakeringen te onderscheiden en omtrent 1300 verschillende tinten. Aan de Technische Hoge school te Delft en de Rijks-Universiteit te Utrecht wordt gewerkt aan kleurmeting, kleurordening en kleurenschaal. De verfhandel, de textiel-nijver- heid, 'de grafische vakken en de schilderswereld vragen er om. Vindingrijke dames hebben harent- halve de knoop reeds doorgehakt en maken voor heren ondoorgrondelijke onderscheidingen tussen hemelsblauw, staal-, mat- en grijsblauw; marine-, groen- en oudblauw; pastel-, Berlijns en berg- blauw en effen blauw, terwijl mannen meer weten van een blauwtje, een blauw oog en op een blauwe Maandag elkaar soms bont en blauw slaan, welke hardhandigheid onbekend is aan mensen met blauw bloed en ook wel gestraft wordt met een blauwe boon. Bij bruin worde» de dames reeds minder woor denrijk: zij onderscheiden mauve- en havana-bruin, ócru- en beige-bruin, terwijl de heren beweren, dat Bruin al die snufjes niet kan trekken en hun troost zoeken in een glaasje bruin. ''Vat staan wij, hoogbeschaafde blanken op kleuren-onderscheidingsgebied dan toch achter bij de Kaffers van Zuid-Afrika! Die hebben 115 woor den om schakeringen van bruin aan te duiden ter onderscheiding van hun vee! Die kinderen der natuur gebruiken hun zintuigen zoveel beter dan wij. Daarom zijn zij ook rijker aan woorden om kleuren en geuren aan te duiden dan de over beschaafde blanken, die door de gewoonheid de zinnen niet geoefend hebben, vervreemd zijn van de natuur en de werkelijkheid, kamermensen en boekwurmen zijn geworden. Het is zo heerlijk uit het oude en vermoeide Europa eens weg te komen naar een land als Zuid-Afrika, waar het leven nog elementair is, dicht bij de natuur en de waarheid, waar de wonderen der techniek wel bekend zijn en toegepast worden m de goud- en diamant-industrie, aan universiteiten en ziekenhuizen, maar toch zich niet opdringen tot overweldigens toe, van de mens een ver lengstuk van de machine maken en het leven niet weg-mechaniseren. Binnen de laatste vier jaren zijn ruim 4500 Neder landers, jong en oud, verhuisd naar Zuid-Afrika en nog geen 2 zijn teruggekeerd om voor hen vermoedelijk zeer geldige redenen. Zuid-Afrika is een heerlijk land; eigenlijk geen land, maar een werelddeel! Het boeit, van welke zijde men het ook benadert. Van de taaikant bekeken, vindt gij daar de nieuwste Germaanse taal: het Afri kaans, ontstaan binnen enkele geslachten uit het Hollands der zeventiende eeuw en zulks in strenge gehoorzaamheid aan vaste taalwetten. Van de literatuur-zijde beschouwd, krijgt ge daar een jon ge, krachtige, schone letterkunde met de motieven: godsdienst, vaderland, moedertaal, natuur, vooral de mens op maatschappelijk, economisch, nationaal en rassen-gebied. Historisch ziet ge binnen drie eeuwen de opvolging voltrokken van handelspost over volksplanting naar nieuw en enig vaderland. Ge vindt daar een opverend, energiek jong Diets volk, Nederlands van schering, Afrikaans van inslag. Maar daarnaast den ingeborene des lands, Hotten tot en Bosjesman, gekruist met den blanke en met de ingevoerde slaven, uit welk mengelmoes de bruinen ontstaan zijn, de kleurlingen. Verder de Indiërs en wel den banneling uit Java en den in- gevoerden koelie uit Brits-Indië dus de gelen. Dan vooral den Kaffer, de Bantoe, den zwarten man. Dit viertal: de blanke, de bruine, de gele en de zwarte vormen nu de kleuren-staalkaart, het on derwerp van dit artikel. Het grondgebied der Unie van Zuid-Afrika beslaat de Kaapkolonie, Oranje-Vrij staat, Transvaal en Natal, groot 114 millioen vierkante kilometer; het mandaatgebied van voorheen Duits Zuid-West- Afrika, in 1918 aan de Unie toegewezen, beslaat millioen vierkante kilometers en het totaal wordt bewoond door nog geen 10 millioen Adams kinderen: ruim 2 millioen blanken, 6y2 millioen zwarten, 'n kwart millioen Indiërs en goed drie kwart millioen bruinen, zodat voor elk mensen kind 200.000 vierkante meter grond met de verse lucht er boven beschikbaar is, heel wat meer dan voor den gemiddelden Nederlander, vooral in de landstreek der Amsterdamse Jordaan. Men ver haalt van een Boer, die op de stoep van zijn huis de omgeving beschouwde en ver-ver-weg de rook van de schoorsteen zijns buurmans ziende opstij gen tot zijn vrouw zei: Nee, vrou! die wereld word nou te klein: ons moet trek! De blanken vormen bijna een vierde deel der bevolking. Zij zijn de leiders op intellectueel, politiek, militair en economisch gebied, hetgeen een geweldige taak is in een land met vier ver schillende rassen, weerspiegeld in de huidkleur. Rassekwesties zijn de meest ingewikkelde: men onderscheidt er anthropologische, ethnologische, fysieke, historische, culturele, politieke en ethische kanten aan, die beter in een bibliotheek dan in een enkel boek, en zeker niet in een artikel be handeld kunnen worden. De rassekwestie ligt in Zuid-Afrika ten grondslag aan alle andere vraag stukken. De moeilijkheid wordt nog groter door het feit, dat de blanken bestaan uit twee volken, die het niet eens zijn over de houding van den blanke tegenover den gekleurde. De Afrikaner woont er reeds bijna drie eeuwen, is er geworteld en heeft geen ander vaderland onder de zon. Hij beschouwt en gedraagt zich als de voogd der gekleurde rassen. Zijn regeling van de verhouding is die van afscheiding: territoriaal, maatschappelijk, kerkelijk, politiek en economisch, dus: ieder op zijn plaats. Deze houding heeft de toets des tijds doorstaan en Zuid-Afrika gered voor Christendom en beschaving; heel anders dan bijv. in Zuid-Amerika, waar de kleuren door elkaar gelopen zijn en het geheel een revolutionair men gelmoes is geworden van bedenkelijke morele standaard. De Afrikaanse oplossing draagt het zegel van het Calvinisme: souverein in eigen kring. De Brit huldigt het beginsel van gelijkstelling, dat het zegel draagt van het Humanisme: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Hij koestert idealen en aspiraties, ontleend aan een ander land; in Zuid-Afrika is hij als trekvogel slechts op bezoek, een vreemdeling, een balling van „home". Hij pro- fitéert van het bloed, de tranen en het lijden van de Afrikaner voorgeslachten en evenals de spreek woordelijke dolle stier in de porceleinwinkel expe rimenteert hij met romantische theorieën op kos ten en dikwijls ten koste van de uiterst delicate verhoudingen op de kleurenstaalkaart. Zolang deze twee volkeren niet één zijn geworden in taal, geschiedenis, beschavingsvorm, staats opvatting, naturellen-beleid en economisch belang, zullen zij geen eensgezinde opperste leiding geven aan de gemeenschap. Alleen de tijd kan onder Gods bestuur hier een oplossing brengen, die maatschappelijk yrede en geluk zal verzekeren. De zwarten vormen twee derden der bevolking. We moeten ze geen negers noemen: die wonen in Centraal-Afrika, Soedan en Amerika, De naam in boorling is niets-zeggend en onjuist, omdat hij zou doen denken, dat zij er eerder gevestigd waren en dus oudere rechten konden doen gelden dan de blanken. Bij de komst der blanken (1652) waren er geen zwarten aan de Kaap; in Oranje-Vrijstaat, Transvaal en Natal zijn zij op hun volksverhuizing ongeveer gelijktijdig met de eerste blanken aan geland. De naam Kaffer (vermoedelijk het Arabi sche Kafir, ongelovige), hoewel deze naam in de spreektaal de meest gangbare is, voelt de zwarte aan als een scheldnaam. De beste naam in de omgang is inlander of naturel, wetenschappelijk wordt Bantoe gebruikt. Er wonen in Afrika ruim 60 millioen Bantoes en wel ten Zuiden van een lijn van de Golf van Guinee over de equatoriale meren naar Mombassa Zij vormen een rasse-eenheid door afkomst, ras- bewustzijn, karakter, gemeenschappelijke grond taal, folklore, godsdienstvorm, huidkleur, lichaams bouw, stamverband, zeden en gewoonten, rege ringsvorm en cultuur. door H. G. C. Kreiken Oud Gem. Inspecteur van L. Onderwijs te Rotterdam IN zijn studie over „De Afkomst der Boeren", merkt prof. Colenbrander op, dat v. Riebeek in 1651 volstrekt niet bedoelde, een volksplanting te stichten. Zijn bedoeling was alleen, een klein fort te bouwen ter bescherming tegen de inboor lingen, een grooten tuin aan te leggen, die door dienstknechten van de O. I. Campagnie bewerkt kon worden, varkens en kippen te houden, van de Hottentotten vee te koopen en dat beschikbaar te houden voor de vloot, als zij binnenviel, en een ziekenhuis te bouwen waar zieke schepelingen achtergelaten konden worden om na herstel op een volgend schip verder te gaan. Maar reeds in 1657. toen Vrije Burgers zelfstandig grondbezit konden krijgen, veranderde dat en in weinig jaren wordt de nieuwe stichting een wijkplaats voor vervolg den, een land, waar het aangenaam is te wonen en menigeen tot welvaart komt. In de eerste jaren kunnen onderwijskwesties in v. Riebeeks gedachten onmogelijk een groote plaats ingenomen hebben, maar binnen heel weinig jaren moeten er toch scholen gekomen zijn. Vóór 1800 i? er echter over de geschiedenis van het onderwijs heel wei nig van belang mee te deelen, bij naspeuring in de archieven vindt men weinig anders dan dat dit of dat dorp een onderwijzer noodig heeft, dat een onderwijzer solliciteert naar een betrekking, dat een onderwijzer geëxamineerd wordt door den Kerkeraad, dat hü vooral godsdienstonderwijs geeft en daarnaast een weinig lezen, schrijven en rekenen. De school staat geheel onder de kerk: het voorschrift luidt: „dat de predikant tweemaal per week de school zal visiteeren en vernemen, hoe zij al vorderen." Geen school mag geopend wor den zonder toestemming van den Kerkeraad; zoo vinden wij, dat een zekere du Toit in 1794 in Wagenmakersvley zonder verlof een school ge opend heeft, maar door den Kerkeraad van Dra- kenstein gedwongen wordt, die te sluiten en eerst verlof te vragen. Men was n.l. altijd be vreesd voor het binnensluipen van een Katholiek of van een goddeloos onderwijzer. Toch heeft de Kerkeraad niet de macht, een onderwijzer te ontslaan, dat behoort tot de bevoegdheid van den Gouverneur. Zoo was er in 1769 een onderwijzer, die niet aan den Zondvloed, aan Noachs ark, aan de wonderen van Mozes in Egypte geloofde. Hij had meer goddelooze dingen gezegd. De dominé ging met hem spreken, maar dit had geen effect. Toen schorste de Kerkeraad hem met algemeene stemmen. De dominé kreeg opdracht, alles aan den Gouverneur mee te deelen, die daarop het „God- onteerende schepsel" tot deportatie veroordeelde. ONDERWIJS IN DIENST VAN DE KERK De Kerkeraad hield dus toezicht op zuiverheid van Be leer, en traghtt§ temets finbtïpegdq brachten te weren. In 1779 lezen wij in een rapport: „Hier op trad een sollicitant binnen om in de plaats van den voorlezer Krynauw school te houden, met name Johan George Kiltian; dog vermits hij ten eenenmale onkundig was in de zangkunde en zijn schrift gansch niet meesterachtig, werd hij op het vriendelijkst bedankt." Dat er van het onderwijs in dien tijd nog iets behoorlijks terecht kwam, was geheel te danken aan de Ned. Hervormde Kerk, die van haar lidmaten actieve deelneming aan den eeredienst en dus een zekere mate van ont wikkeling eischte: om aangenomen te worden als lidmaat van de kerk moest men eenige elementaire ontwikkeling hebben. Hoeveel kinderen eigen lijk op school gingen, is niet na te gaan. Uit een rapport van 1779 blijkt, dat toen in Kaapstad alleen 8 lagere scholen waren bevolkt door 686 kinderen. Kaapstad telde toen 4000 inwoners, zoodat men die schoolbevolking heel voldoende, neen, zelfs hoog noemen mag als men vergelijkt met andere landen, b.v. met Nederland in dien zelfden tijd. Er waren toen kerken in Kaapstad, Stellenbosch, Paarl, Malmasbury, Tulbagh, Swel- lendam en Graaff Reinet, en men mag aannemen, dat bij elke kerk minstens èèn school was. Er was bij de bevolking belangstelling voor het onderwijs: in 1791 brachten de inwoners van Kaapstad, dus toen nog geen 5000 menschen, voor een collecte f 60.000 bij elkaar, om de scholen te verbeteren. Summa summarum kan men dus zeg gen, dat er in 1800 een zekere, niet heel groote, algemeene elementaire schoolontwikkeling door de groote meerderheid der bevolking verkregen was, Juist toen de Oostindische Compagnie bezweek, kwam de Kaap aan Engeland. Maar nog èèn maal, voor korten tijd, van 1802 tot 1806, werd hij weer Nederlandsch, en juist die paar jaar waren van groote beteekenis. 't Was de tijd der Bataaf- sche Republiek waarin de idéé van vrijheid, van algemeene ménschenliefde, van deugdzaamheid uit wijsgeerige overwegingen nog éénmaal hoogtij vierde voor het Napoleontisch bewind inzette. 't Was de tijd van v. d. Palm en de eerste onder wij swetge ving in ons land, en met die idealen in 't hoofd kwam de Mist als zaakgelastigde van Nederland naar Kaapstad. Nu zou ook daar het onderwijs grondig geregeld worden. Er werd een ordonnantie eenvoudig van boven opgelegd. Er zouden opleidingsscholen voor onderwijzers komen, waaraan beurzen verbonden werden om kweekelingen te lokken; na 5 jaar zou niemand meer als onderwijzer aangesteld mogen worden, die geen akte behaald had het onderwijs zou geheel Jo§ yap de Jterfe komen staan, jyant „opvoeding is regeeringszaak, geen kerkelijke zaak" voor meisjes werd het onderwijs in de nuttige handwerken ingevoerd, aan 't onderwijs in het Nederlandsch zou bijzondere zorg besteed wor den. Van dit alles is niets gekomen, doordat Engeland opnieuw de Kaap bezette. Maar al was dat niet gebeurd, dan zou het nog heel erg de vraag zijn, of er iets van gekomen zou zijn. De poging om kerk en school te scheiden, die eeuwen lang èèn geweest waren en in de meeste landen van Europa nog èèn waren, wekte een storm van verzet. „Liever heelemaal geen onderwijs uit boe ken dan onderricht, dat niet op den Bijbel steunt" werd de leus door geheel Zuid-Afrika. Al het goede, dat de Mist beoogd had, werd vergeten. Nooit heeft geheel neutraal onderwijs voet ge kregen in dit land, en zeer zeker is de onbesuisde wijze, waarop de Mist tegen den geest van het volk inging, niet zonder invloed op die stemming geweest. HET ENGELSCHE BEWIND Toen kwam het Engelsche bewind en de nieuwe gouverneurs, vooral Lord Somerset, meenden, dat het hun allereerste plicht was, het nieuwe ge bied zoo spoedig en zoo grondig mogelijk Engelsch te maken. Daarvoor nu zouden kerk en school dienen. In alle voorname plaatsen werden dus nu scholen opgericht. De koster zou er onderwijzer worden; hij moest eerst naar Kaapstad om daar geëxamineerd te worden. Hij zou 60 per jaar salaris van de regeering krijgen en verder een stuk land om te bebouwen en de helft der school gelden. Men zou dus wel weer aansluiting zoeken tusschen school en kerk, en daarmee werd wel in den geest der bevolking gehandeld. Maar in die scholen zou al het onderwijs in het Engelsch ge geven worden; het Nederlandsch was verboden. Zelfs niet als tweede taal werd het toegelaten, naast Engelsch mocht desverlangd alleen nog Latijn onderwezen worden. Was het wonder, dat de Boer van deze scholen niet gediend was? Hij hield zijn kinderen thuis, of maakte gebruik van een leerkracht, die hij misschien hier of daar toe vallig opdeed. Dat het gehalte van zulke leer krachten nu juist niet het beste was, ligt voor de hand. En daarbij liet Lord Somerset onderwijs mannen uit Engeland overkomen tegen hooge salarissen, vaak van de beste, die toen uit dat land te krijgen waren, die Engelsche methoden en Engelsche onderwijsidealen meebrachten. Al zijn thans al die kosterscholen en Engelsche Vrije scholen geleidelijk verdwenen, toch hebben hun methoden van onderwijs ingang gevonden en hebben ook thans nog invloed op het Afrikaansche onderwijs. BIJZONDERE SCHOLEN De Boer deed dus met de staatsschool geen pret tige ervaringen op: de staatsschool van de Mist ging tegen zijn godsdienst in, de staatsschool van de Engelsche regeering tegen zijn taal en volksleven. Er komt nu een goede tijd voor de bijzondere school. In 1830 al bestaan in Zuid-Afrika naast 28 staatsscholen, die natuurlijk alle Engelsch zijn, 39 bijzondere scholen, 't Aantal staatsscholen is nooit boven de 30 gekomen, terwijl 't aantal bij zondere scholen opliep tot 112. Die bijzondere scholen waren, op een heel enkele uitzondering na, alle Hollandsch: een van de beroemdste was de school der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in Kaapstad. Op die school zijn de mannen ge vormd, die weldra de leiders zullen worden der Hollandsche partij in de Kaapprovincie, o.a. J. Hofmeyr. In 1839 werd James Rose Innes benoemd tot eerste General Superintendent of Public Education, en met hem doet een nieuwe richting haar intrede. Innes was een Engelschman, in Zuid-Afrika ge boren, misschien begreep hij daardoor beter de Boerenbevolking. De Groote Trek is dan al vier jaar geleden begonnen, 't conflict tusschen onder daan en overheid is scherper dan ooit. Dan durft hij schrijven: „Van hoe groot belang de versprei ding van de kennis der Engelsche taal in ieder district van de kolonie ook geacht moet worden, is er toch nog iets anders in de doelstelling van de opvoeding in dit land, waartegen zelfs deze kennis van ondergeschikt belang is, n.l. goede bur gers en menschen te vormen door hen te onder wijzen in alle verhoudingen van het burgerlijk en maatschappelijk leven en hen voor te bereiden op een hooger bestaan, door hen alles te leeren wat hen in aanraking kan brengen met hun Schepper en Verlosser. Dit, de allerbelangrijkste taak van den onderwijzer, moet in de prille jeugd beginnen en daarom moet het eerste onderwijs noodzakelijk gegeven worden in de taal, die het kind thuis spreekt, niet in een aangeleerde taal." Maar daar mee was dan toch het goed recht van al die bij zondere scholen erkend, die grootendeels uit liefde voor de moedertaal opgericht waren! Die scholen stonden echter, de goede niet te na ge sproken, grootendeels op laag peil. De regeering moest er naar streven, dat peil op te voeren, maar kon dat alleen, als zij ook geldelijk steunde. En nu komt dus het nieuwe beginsel, dat de regeering geldelijk steunt al de scholen, die aan bepaalde eischen voldoen. Die eischen kunnen in den loop van den tijd nog heel wat veranderen, er kan nog heel wat over gepraat worden wie dan eigenlijk een school opricht, wat er gebeuren moet, als er niemand het initiatief tot oprichting neemt; hoe ver de regeering met haar steun gaan moet, enz. enz., maar van nu af blijft het zóó: „Er is een lichaam, dat een school opricht en dagelijks be stuurt en voor een grooter of kleiner deel der kosten zorgt, en een ander lichaam, in dit gevai de staat, die een groot deel van de kosten draagt, maar daarvoor ook toezicht uitoefent." Niet de staatsschool, niet de particuliere school, maar de door den staat gesteunde school is het beginsel in Zuid-Afrika. De geheel rechtstreeks door de regeering opgerichte school is in de Kaapprovin cie langzamerhand achteruit gegaan en in 1875 verdwenen. Voorloopig kwam in 1865 een wet tot stand, waarbij de regeering in het salaris der onderwijzers evenveel betaalde als de commissie, die de school opgericht had, maar alle overige kosten bleven voor die commissie. Hoog stond het onderwijs nog niet: op de Zendingsscholen, waar alleen kleurlingen en de allerarmste blanken gin gen, kwam 70 pet. der leerlingen niet verder dan het eerste leerjaar!. INSPANNING DER OUDERS Of er nu in een plaats al of niet een school op gericht zou worden, hing geheel af van de vrij willige inspanning der ouders. Zoolang die niet het initiatief namen, gebeurde er niets. En nu is het de groote verdienste van de Ned. Hervormde Kerk in Kaapland, dat zij altijd geijverd heeft voor goed onderwijs en wel goed, niet naar sekten verdeeld onderwijs. Misschien heeft de Engelsche dominé nog meer gedaan voor de scholen der kleurlingen, maar de Ned. Hervormde predikanten waren, naar de verklaring van den Minister in 1892: „onver moeid in hun pogingen om het onderwijs te be vorderen." En nog slechts een paar jaar geleden schreef de Cape Times: „Men overdrijft niet als men beweert, dat de Kaap nog in 't geheel geen systeem van opvoeding gehad zou hebben als de toewijding en de volharding der Ned. Herv. Kerk er niet voor gezorgd had. De geestelijken van die kerk zijn in de gelegenheid, de onderwijsbehoef ten op belangelooze wijze te bestudeeren. Zij kennen den aard en de behoeften der bevolking, zij hebben zelf geen persoonlijk belang bij die wenschen, en zij komen in den regel dagelijks met de resultaten der opvoeding in aanraking." En op dit oogenblik, in 1938, nu de bevoegdheden van schoolcommissie en schoolraad goed om schreven zijn, is nog meest de dominé voorzitter of secretaris in die lichamen. De man, die nu jaren lang, tot 1915 toe, grooten invloed op het onderwijs in de Kaapprovincie heeft, is Sir Thomas Muir, die in 1892 Superinten dent-General of Education werd. Hij nam de onderwijzers-opleiding krachtig ter hand. 't Begin was heel bescheiden: in 1894 kon men van de 4e klasse van de lagere school af in 3 jaar tot onderwijzer derde rang klaar gemaakt worden (opleiden is hier een te deftig woord). Zelfs voor dat simpele begin moest hij strijden met menschen die beweerden, dat een onderwijzer geboren en niet gevormd wordt. Maar toen eenmaal het be ginsel der opleiding aanvaard was, ging het snel bergopwaarts, 't beginpunt der opleiding werd van de 4e klasse geleidelijk verschoven naar de 8ste, de duur der opleiding van 3 jaar op 4 jaar gebracht. Toen hij kwam, stonden er nog geen kosten voor de opleiding op de begrooting; toen hij ging (in 1915) beliep die post 63733 (thans al weer verveelvoudigd!) Toen hij kwam, had slechts 34 pet. der onderwijzers een of andere bevoegd heid, toen hij ging, was 87 pet. volledig bevoegd. Toen hij kwam, hadden 22 klassen in Kaapland een bibliotheek, toen hij ging 2235, dus meer dan 100 maal zoo veel. De ambtstijd van Sir Thomas Muir valt juist in de heftigst bewogen jaren der geschiedenis van Zuid-Afrika. Toen hij kwam bestond de Zuid- Af rikaansche Republiek nog onder leiding van den president Paul Kruger; in 1896 kwam de Jameson- raid, die de spanning in het land voor ieder bloot legde, in '99 begon de groote worsteling die ein digde met den ondergang der Boeren-republieken, in '02 scheen de nederlaag van het Afrikanerdom een voldongen feit, in '10 kwam de Unie van Zuid-Afrika tot stand. Tot dien tijd waren er vier landen, Kaapland, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal van dien dag af is er één land, de Unie van Zuid-Afrika, waarin alleen nog provin-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 14