Ervaringen
met korrelmaisverbouw
van gJc/cgs*
voor /OQSKSr Q*ftULK,{
PLANTEN
POKON
WUAHTWOORDEH
Sihi-POMPEN
STIKSTOFMESTSTOFFEN VOOR BEREN GROND EN IEDER GEWAS'
3
Woensdag 30 Maart 1938 No. 428
En ziet, waar is het rijk, dat hadde
kunnen staan
't En waar het landbedrijj en planten
had gedaan?
Het Nederlandsche klimaat
niet ongeschikt
Zware bemesting is noodig
door Ir P. G. MEIJERS
De verbouw van korrelmaia was tot voor
kort in Nederland onbekend en het spreekt
wel vanzelf, dat er eenige jaren van pro
beeren en waarnemen moeten verloopen eer
men zoover met deze cultuur op de hoogve
is, dat er geen groote fouten meer gemaakt
.worden. Gedurende die jaren is voor zoover
dat mogelijk was. alles verzameld wat op
dit gebied van belang kan zijn, Het meest'
werd natuurlijk geprofiteerd van de proeven
met maisrassen, bemesting en behandeling,
die in grooten getale zijn genomen, en van
de goede en slechte ervaringen van de zeer
velen die niet steeds met succes mais
op kleine of groote schaal verbouwden.
Zoo kan gezegd worden dat er reeds veel
'tot een bevredigende practische oplossing
is gebracht. Wij hebben eenige rassen, die
voor ons land wel geschikt zijn. wij welen
hoe ongeveer het gewas bemest en behandeld
moet worden; het bewaren en drogen «ver
loopt naar wensch. Toch moet men niet den.
ken dat wij er al zijn. Telkens blijkt nog
dat onze kennis en ervaring te kort schieten
en worden wij gedwongen onze onderzoe
kingen in één of andere richting voort te
zetten. Diu is trouwens nog net zoo bij onze
Snheemsohe gewassen, ook daar is nog geen
eindpunt bereikt. Het wil ons voorkomen
dav het de moeite loont met de maisbouw en
met het onderzoek verder te gaan. in de
verwachting dat mais op vele Nederlandsche
bedrijven en bedrijfjes past als een gewas
dat graan of groenvoer levert ten dienste
,van pluimvee, varkens en andere huisdie
ren; als wisselvruchi' daar waar de cultuur
al te eenzijdig is; als een van de weinige
mogelijkheden om op hooge en schrale zand
grond een behoorlijke opbrengst te verkrij
gen.
Men hoort wel eens zeggen dat Neder
land geen „maisklimaat" heeft. Dit
moge tot op zekere hoogte juist zijn, ons
klimaat zal het ideaal zeker niet nabij
komen, maar toch hebben de laatste
jaren ons geleerd dat het Nederlandsche
klimaat niet ongeschikt is. Zoo zijn de
volgende lichtpunten te noemen. Het is
gebleken dat vroege rassen in ons land
ieder jaar tijdig rijpen; dit was ook het
geval in jaren, die als minder gunstig
bekend staan, zooals 1935 en 'SC; zelfs in
de Noordelijkste provinciën worden deze
maisrassen in de eerste helft van Oc
tober nog rijp. In het Zuiden valt de
oogst ongeveer twee weken vroeger.
Hoewel 1937 toch wel zeer slecht begon
veel regen en slechte struktuur van den
grond kan men zelfs beweren dat de zo
mer en het najaar voor de maiscultuur zeer
geschikt zijn geweest. Wij willen gaarne toe
geven dat er, mede tengevolge van ons kli.
maat. wel mislukkingen kunnen voorkomen,
een natte periode, een onbekwame grond
bij het zaaien, een natte herfst als in 1936,
kunnen tot vele moeilijkheden leiden doch
dit zal werkelijk niet alleen voor de mais
gelden. Anderzijds is de groeiperiode hiei
langer dan in vele echte maislanden; er is
wel reeds opgemerkt dat een gewas mais,
hoewel het er aanvankelijk wat kwijnend
uitziet, tegen den zomer, als het flink aan
den groei komt. dikwijls meevalt en de oogst
valt in den regel ook niet tegen.
Merkwaardig is ook, dat de oogsten in ons
land voor zoover dat gebleken is voor
al niet lager zijn dan in die streken waar
de mais inheemsch is. In Amerika is een
oogst van 4600 kg/ha zeer hoog, in Hongarije
eveneens. Hier is zulk een opbrengst geen
zeldzaamheid. Zoo werden er in 1937 onge
veer 130 cultuurproeven, van 5 are elk, met
Mecklenburger op kleine boerenbedrijven
genomen. Hiervan mislukten geheel of ge
deeltelijk 24 pet. door slecht zaad. natte
grond, ritnaalden, vogelschade enz., de an
dere 76 pet. van de gevallen gaf gemiddeld
4300 kg/ha zaad, verscheidene opbrengsten
van meer dan 5000 kg/ha kwamen voor. Ge
durende de eerste jaren mag men voorzeker
in de eerste plaats letten op de goed ge
slaagde gevallen, mits men tracht de fouten
op te sporen, die gemaakt zijn daar waar de
opbrengst te laag uitviel.
Het is reeds herhaaldelijk gebleken dat
niet alleen het ras maar ook de kwaliteit
van het zaaizaad dat men gebruikt van
groot belang is; één van de redenen dat de
kwaliteit slecht is. is wel slechte bewaring
en ve vroeg dorschen, een andere reden is
dat het zaad afkomstig kan zijn van kolven
waarop verschillende kiemschimmels aan
wezig waren. Het zaad moet dus zijn van
een goed bewaarde partij, waaruit de slechte
kolven zijn verwijderd. In geen geval moet
ontsmetting tegen kiemschimmels vergeten
worden; men kan gebruik maken van natte
of droge ontsmetting juist als bij andere
granen.
Er zijn reeds tal van maisrassen ln
ons land beproefd; dit loopt in de hon
derden. Een groot aantal werd niet rijp
en ten slotte zijn er enkele overgebleven,
die hier ieder jaar rijpen. Als één van
de best» en vroegste moet moet ge
noemd worden de Pfarrkirchner, een ras
dat ongeveer 1.70 m hoog wordt, weinig
stoelt en tamelijk groote kolven kan
vormen met groote gele zaden (duizend-
korrelgewicht 360 gram). De opbreng
sten zijn gewoonlijk hooger dan die van
andere even vroege rassen. Dit zijn de
Mecklenburger en de Chiemgauer. Ook
willen wij nog noemen de Mahndorfer
en de .Tanetzki's vroege. Beide zijn iets
later, de opbrengst is goed. Voor het
Midden en Zuiden van het land kunnen
ze zonder gevaar beproefd worden. Wij
doen nog één g^eep uit de vele rassen,
die men in de landbouwbladen beschre
ven kan vinden, namelijk de North
Western, p"-n paardetand ras dat in de
Noordelijke Staten van Noord-Amerika
veel verbouwd wordt, met roodbonte za
den. De rijping is wat later dan de even-
genoemde, maar in de Zuidelijke provin
ciën zal het zeker gelukken. Ook dit ras
met zijn groote kolven kan beste op
brengsten leveren.
Het spreekt wel vanzelf dat de keuze
van den crond en de bemesting zeer belang
rijke dingen zijn. Hoewel wij langzamerhand
over een rijkere ervaring in dezen gaan be
schikken, is het niet uitgesloten dat er nog
vele fouten gemaakt zullen worden, vooral
op de afwijkende grondsoorten. Het is reeds
gebleken dat lage-natte en sterk zure gr
den ongeschikt zijn, ook is er steeds last met
pas ontgonnen hooge zandgronden, hoewel
in het laatste geval meer en meer blijkt dat
organische mest groote verbetering geeft en
dat in zulke gevallen de bemesting volledig
en zwaar dient te zijn. Overigens kan er van
de mais gezegd worden dat ze velerlei grond
soorten, o.a. ook hoogliggende zandgronden,
voor lief neemt. Indien zulke gronden geen
dichte lagen bevatten, dan is cr niet spoedig
van verdrogen sprake, hoewel bekend is
het ook voor mais wel te droog kan worden.
Een minderwaardige grond, door kunstmid
delen in een goede toestand, gebracht, kan
een beste maisoogst geven, daarvan bestaan
re-ds meerdere voorbeelden.
Een goed gewas mais bevat in zijn geheel
b.v. 10.000 kg droge stof per ha; dat is geen
kleinigheid, en men zal gemakkelijk begrij
pen dal daarvoor heel wat stikstof, kali en
fosforzuur noodig is. De hoeveelheden zul
len tusschen die voor graan en die
aardappelen in liggen; echter houden wij
ons het liefst aan de régel dat mais een
mesting moet hebben zooals die past bij
zwaar gewas graan. Men behoeft daarbij
niet bang te zijn dat men spoedig zal over
drijven. Zoo is het een bekend feit dat lege
ren zelden voorkomt, de meeste kans is
nog wanneer het maisgewas een veel te
dichte stand heeft. In zoo'n geval kan
er ook op rekenen dat de oogst veel te ge
ring zal zijn, want in een te dicht gewas
worden veel te weinig kolven gevormd.
Wat betreft de dichtheid van het gewas
of, als men wil, de standruimte zijn er nog
meer interessante wetenswaardigheden mee
te deelen. In de laatste jaren hebben wij nl.
vele proeven genomen om te weten te komen
hoe wijd mais moet staan. Het is gebleken
dat sommige rassen, zooals Pfarrkirchner
en Mecklenburger, vrij nauw, andere z.ooals
de North Western flink wat wijder kunnen
staan. Zoo zal men bij Pfarrkirchner op
800900 planten per are moeten rekenen en
bij de North Western op 600—700. Wijkt
men hier al te veei van af, dan is daarvan
het gevolg dat de opbrengt lager wordt. Men
kan zich deze ingewikkelde zaak aldus
voorstellen. De Pfarrkirchner of de Mecklen
burger zijn rassen met betrekkelijk kleine
kolven en men moet een hooge opbrengst
dus in het aantal zoeken; dat ie mogelijk,
want deze rassen zijn betrekkelijk ijl van
gewas, smal van blad en tamelijk laag. De
North Western heeft zeer groote kolven, hoe
wijder de stand hoe grooter deze worden.
Men kan dus reeds met een vrij gering aan
tal kolven een hooge oog6t halen. Daar het
gewas hoog is en weeldering van blad, moet
de stand ook daarom vrij wijd zijn.
Er is nog een belangrijke conclusie uit
onze proeven te trekken en dat is dat de
resultaten vrijwel dezelfde zijn of men de
mais op rijen heeft staan, waarbij de plan
ten alle alleen staan, dan wel de planten
bijeen op bosjes of hoopjes van drie. Naai
ons voorkomt moet de maisbouw op de
zelfde wijze aangevat worden als de aaril-
appelbouw, en dan past het zeer goed dat
len met de hier genoemde plantengroepjes
erkt. Wanneer er op 6 cM. in het vierkant
;n groep van 3 planten etaat, dan heefi
men de beste stand voor de Pfarrkirchnei
waarschijnlijk voor alle soortgelijke vroe
ge rassen. Men trekt dus strepen op 60 cM
en legt 5 a 6 zaden op ieder kruispunt. Dit
laatste is gemakkelijk uitvoerbaar met een
handwerktuigje, .dat men gewoonlijk mais
planter noemt, en dat bij den heer H. Ben
nin'k, te Apeldoorn, te koop is. Men kan nu
verlangs en overdwars tusschen de bosjes
schoffelen en desgewenscht aanaarden. Zijn
de planten 20 cM. hoog, dan gaat men zoo
noodig de boschjes, waar te veel planten
staan, verdunnen. Dat hier en daar 4 plan
ten blijven staan is geen bezwaar, erger is
het. als er geen staan. Op deze wijze is hel
schoon houden van een gewas mais niet
moeilijk als sommigen het zich voor
stellen.
Velen, die met mais willen
beginnen, aarzelen omdat het
een gewas lijkt dat zeer veel
werk vordert Inderdaad is
dit voorloopig, gezien onze on
ervarenheid, wel het geval.
Men ziet tegen de maisbouw
aan als iemand die voor het
eerst bieten of aardappelen
verbouwt en die over al het
Work denkt dat er verbonden
is aan het rooien enz,
Wij willen eenige voorbeelden uit de prak
tijk geven. Ons zijn gevallen bekend dat dt
oogst van een hectare meer dan 400 ar
beidsuren vorderde, waarbij gemiddeld nog
geen 25 kg. kolven per uur werden geplukt
Dit is zeer ongunstig, maar 35 tot 40 kg per
uur komt bij beginnelingen meer voor. ,Dil
ag werd zoo ongeveer bereikt op onze
proefvelden. Bij eenige bedrevenheid wordl
echter in het vrije veld wel meer bereikt
zoodat wij van meening zijn dat 200 a 25C
■en oogstwerk per ha normaal is. Bij een
ras met groote kolven zooals de North
Western die heeft, is het zelfs mogelijk ge
bleken 60 en meer kg., kolven per uur te
plukken. De persoon in kwestie, die in Amc
ika de maisoogst heeft meegedaan, was
daarbij gewapend met een oogsthaak, een
ijzeren haakje dat aan een riem om de pols
is vastgemaakt. Er zijn meerderegevallen
aarin het plukken per ha tusschen f 50 en
f 60 heeft gekost, soms werd daarbij gebruik
gemaakt van jonge arbeidskrachten. Wij
laten in dit opz-ioht thans verder het woord
aan de menschen van de praktijk, die ;n
den regel best in staat zijn om zulik eön
praktische kwestie verder te brengen.
Ook tegen het dorschen zien sommigen
wat al te veel op, dit is echter ook een ge-|
Reeds verleden week Woensdag waren de eerste bloeiende wilde pruimenboomen te
zien. Nog nooit de 25 jaar, dat men deze wilde pruimboom heeft zien bloeien was de
boom zoo vroeg en zoo vol bloemen als dit jaar.
volg van onbekendheid. Er blijken heel wal
„maisboeren" te zijn, die het dorschen over
laten aan kippen en varkens; ook paarden
kunnen zich met een maiskolf best redden.
Er bestaan verder vele soorten speciale
uiaisdorschmachines; wij hebben echter de
ervaring opgedaan dat een gewone dorsch-
machinr met slaglijsten of met hekeltan
den, heel goed voor beu dorschen van mais
te gebnrken is, indien de trommel niet snel
Ier draait dan 300 tot 350 toeren per minuut-
Het dorschen gaat zeer vlot.
Het is thans wel haast overal bekend
dat het drogen en bewaren van de mais-
kolven i-u de droogkooien van hout en
gaas zeer goed geschiedien kaa. Een van
de belangrijkste dingen is dat de breed
te niet meer dan 60 cm mag zijn, ten
einde, schinxmei te voorkomen. Als dak
bedekking. kan men o.a maisstroo met
succes gébruiken. Ten einde te voorko
men dat vogcis door het gaas heen de
kolven leeg pikken brengt men een twee
de. bespaunipg buiten om de kooi aan.
Tmzooj-ri ^•opgkppi% ver loopt 't drogen in.-
der regel langzaam en zeker geduren-
de herfst, winter en voorjaar. Men mag --
gerust aannemen dat het vochtgehalte
vrn de korrel tot Maar* boven 20 pet
blijft schom'ne'en, welk soort van na
tuurlijke droogwijze men ook toepast
Men '"moetr dus niet mëëhen dat men
vroeg in het voorjaar droge en volkomen
houdbare mais kan dorschen. Dit is ge
woonlijk eerst in April het geval; dan
daalt het vochtgehalte tot 15 k 16 pet
Er zijn ons gevallen Dekend van mais
boeren die reeds in Februari meenden dal
hun niais droog genoeg was; na "het dorschen
echter bleek alras, dat ze te ongeduldig wa
ren geweest. Déze laatste opmerkingen zijn
alleen van belang ingeval iemand zijn mais
als zaaizaad of als graan wil verkoopen.
HORTENSIA
(Hydrangea hortensis)
Wanneer men een hortensia ontvangt en
het is nu weer de tijd dat men ze in de ver
schillende kamers zal aantreffen, moet men
in de allereerste plaats er aan denken, dat
bloeiende planten veel water verbruiken en
dat een hortensia bijzonder veel bloemen
heeft en groote bladeren, die ook veel water
..uitdampen".
Daarom moet voor goede watervoorzie
ning gezorgd woi'den. En daarnaast moet
ook tijdens de bloei en de hortensia kan
heel lang bloeien, geregeld mest gegeven
worden.
Voor de watervoorziening is het go.ed de
plant een of tweemaal per week tot iie
rand in, la'uw' water te plaatsen, zoodat de
aarde weer goed vo] water wordt gezogen.
Zelfs mag, als de bloem in eèn warme -ka
mer staat, (anders niet) de pot wel zoo .on
geveer de geheele dag in een schotel met
water staan.
Zet de plant wel in het volle licht, doch
felle zon op het heetst van den dag is nooit
goed voor kamerplanten en met name voor
enkele als hortensia e.a. niet.
Als het over enkele maanden met den
bloei is gedaan, moet men de plant, wil
men er het volgend jaar weer plezier van
hebben gaan snoeien Daar moet men niet
mee wachten tot den herfst, wan* dan heeft
men alle kans de bloeiknoppen weg te snij
den.
Men snijdt het jonge hout, dat gevormd is
ten deele weg. Dat jonge hout is duidelijk te
zien, want het heeft een lichtgroene kleur.
Het oudere hout is donker gekleurd. Snijdt
van dit jonge hout zooveel weg, dat er nog
twee knoppen, dié tegenover elkaar zitten,
overblijven Als de tak wat dun en slap is
laat men twee stel oogen zitten.
De kleine takjes' die nóg niet bloeiden
laat n staan en snoeit ze niet. Men kan
ze later nog wegnemen, als de plant te vol
wordt. Elk jaar laat men een paar takken
meer zitten dan de plant had. Ook wordt de
plant verpot in iets groote re pot, met zeer
voedzame humusrijke grond.
Zoo mogelijk wordt de plant na de bloei
en snoei buiten gezet. Men mesv voorloopig
niet en geeft minder water. De plant moet
wat rusten.
Begint de hergroei weer. dan geeft men
weer voldoende water en mest tot Septem
ber. Begin October wordt de plant binnen
gebaald en op een koele plaats gezet. Men;
geeft geen water, zoodat de bladeren afval
len. Zoo gaat de plant de winter door, men
houdt na bet afvallen der bladeren de wor-
telkluit ietsje vochtig. Dus niet geheel uit
laten drogen.
In het voorjaar komt de plant in een
matig warm vertrek. Bladeren en bloem
knop loopen uit en er wordt weer volop wa
ter en voedsel gegeven-
Voor blauwkleuring geeft men de rose
soorten in den herfst en in het voorjaar
telkens een eetlepel ammoniakaluin.
Witte laten zich niet kleuren,
Wu nst mest
25 en
»ele verzorgingsaanwijzingen geheel gr
De Moniliaziekte
In het voorjaar waren de bloesems van
kersen en morellen meermalen snel bruin
en verdrogen zij. Daarop volgt het afsterven
van de scheuten, waaraan zich de verdroog
de bloesems bevinden.
De oorzaak van deze verschijnselen is de
zwam Monilia cinerea, welke zich ontwik
kelt uit sporen, welke nu op de in het
vorige paar afgestorven takjes, op resten
van verdroogde bloesems en op verschrom
pelde vruchten aanwezig zijn en tijdens den
bloei de bloemen besmetten.
Door nu te spuiten met V/2 pet. Bor-
deauxsche pap (V/2 kg. kopervitriool en
1 kg. kalk per 100 l. water) worden de spo-
rne gedood en daardoor de aantasting der
bloesems voorkomen.
De resultaten van de Bordeauxsche pap
zijn de laatstq jaren zeer gunstig geweest,
zoodat de oespuiting sterk aanbevolen kan
w orden.
Uitvoeriger Inlichtingen worden gaarne
verstrekt door den Plantenziektenkundigep
L'enst te Wageningen.
Hoe staan de groenten er voor
Eind Maari keel goed
Dank zij der weersomstandigheden in de
eerste maanden van dit ja-ar' (Februari'had
84 uur zonneschijn tegen 72 normaal en de
le helft van Maart 76 tegenover 55 normaal)
konden de onder glas geteelde groenten zich'
gunstig ontwikkelen en vertoonen zij over
hef algemeen een goeden stand. De vooruit
zichten voor de.verderè ontwikkeling zijn
béter dan in de overeenkomstige periode
van het vorige jaar.
-Koude sla vertoont een goeden stand, hoe
wel plaatselijk bij vroeg gepote planten
schade wordt ondervonden door het optre
den van Botrytis. In Venlo e.o. zijn de
'ooruitzichten zeer goed.
Warme sla. Dit gewas heeft zich goed
ontwikkeld, behoudens op de Zuidholland-
sche eilanden, waar zich eenige uitval ver
toont, terwijl, ook het verschijnsel van
randen optreedt. De stand is daar dan ook
matig.
Andijvie staat er over het algemeen goed
voor, met Uitzondering voor het Westland
waar de vooruitzichten matig zijn.
Bloemkool geeft goede verwachtingen.
Peen heeft zich tot nu toe goed ontwik
keld.
Kaskomkommers geven in het Westland
een zeer goeden, elders een goeden oogst.
Stooktomaten vertoonen dooreengenomen
een goeden tot zeer goeden stand.
Bastaardrupsen in bessenstruiken
De bladwespen (Pteronus ribesii), waar
van de larven vooral de kruisbes-, maar
ook de aalbesstruiken, in korten tijd vrijwe.
geheel kaal kunnen vreten, zijn reeds
waargenomen. Deze bijzonder vroege ver
schijning maakt; een vroege bestrijding
noodzakelijk.
De bladwespen leggen eitjes in rijen langs
de nerven aan de onderzijde der bladeren.
De bastaardrupsen, welke uit deze eitjes
komen, zijn grijsachtig groen met zwarte
stippen, zij bezitten een groot aantal pooten.
Aanvankelijk vreten zij ronde gaatjes in
het blad, later vreten zij de bladeren van
den rand af geheel op.
Zoodra de bastaardrupsen verschijnen
moet gespoten worden met 0.3 pet. lood
arsenaat (3 gr. poeder) per 1. water.
Toevoeging van 10 gr. kalk per. 1. is ge-
wénscht om bladverbranding te voorkomen.
De bespuiting met dit vergif op dit oogen
blik levert g.een bezwaar op voor de con
sumptie. Groenten (spinazie, sla), welke in
de nabijheid der struiken staan en die
spoedig na de bespuiting gegeten zullen
worden dienen met zakken of rietmatten
afgedekt te worden.
Tijdens den bloei mag, wegens het gevaar
voor bijenvergiftiging, niet gespoten wor
den.
Als men genoodzaakt is tijdens den bloei
de bastaard rupsen te bestrijden, moet men
de voor bijen minder gevaarlijke middeleD
gebruiken.
Men kan dan stuiven met Derrispoeder
of spruiten met bariumchloride (15 gr. pei
1. kalkmelk), kiezelfluoorbarium (5 gr. per
1.' kalkmelk), nicotine (1 c.m. 3 per V/2 1.
water) of zeepspiritus (20 gr. zeep en 10
c.M.3 spiritus per 1. water).
Nadere inlichtingen worden gaarne ver
strekt door den Plantenziektenkundigen
Dienst te Wageningen.
Internationaal landbouwcongres
Groote deelneming nlt andere landen
Het internationaal tuiiibouwcongres dat
van 1217 Augustus te Berlijn gehouden zal
worden zal naar het zich laat aanzien groote
belangstelling vaii uit het buitenland genie
ten.' Meer 'deelnemers dan men had geschat
dat zich zouden aanmelden hebben reeds in
geschreven.
Uit de meest verschillende landen zijn be
richten omtrent groepenreizen en extratrei-
nen binnengebracht. Groote massa's bezoe
kers komen in hoofdzaak uit Oosterijk, Hon
garije, Tsjecho-Slowakije en Denemarken.
Ook hebben uit Roemenie en Italië zich
reeds groepen aangemeld.
In aansluiting aan het congres begeven de
deelnemers zich daarna in zes groepen naar
de Duitsche rijkstuinbouwtentoonstelling te
Essen. Onderweg zal dan gelegenheid be
staan, de belangrijkste tuinbouwgebieden te
bezichtigen- en ook land en volk te leeren
kennen. De reis gaat over Quedlinburg-
Erfurt-Frankfurt a/m den Taunus-Wiesba-
den-Saksen (Dresden) Hamburg Brunswijk
en Hannover.
In een communique, dat wij van den pers
dienst ontvangen, lezen wij nog over Neder
land Reeds sedert jaren gaan de bloem-boi-
len vanuit Nederland in alle werelddeelen..
Haarlemen Hillegom zijnnamei
van internationale roep. Ieder
tuinbouwer in Amerika. Afrik
of Z w e'd e'n kent ze, t e r w ij 1 het
bloemengebied van Aalsme'er
metzijn broeikas6«nopden vre
d el ing werkt als een fabrie k's-
s t a d.
Vraag 26. Augustus '37 heb ik (voor 't
eerst in m'n leven) geoculeerd, peren
en pruimen! En naar 't lijkt gaan de
peren allemaal aan (4 stuks). Maar
van de pruimen geen één (8 stuks). Hoe
kan dat? Ik ben leek en heb ook geen
onderwijs er in gehad. Alleen een
boekje, 'k Heb 't allemaal natuurlijk
met evenveel zorg gedaan.
L. H.
Antwoord: Allereerst onze gelukwen-
schen met het succes, dat u had met
het oculeeren van de peren. Dat uw
eerste pogen hierbij volle 100 pet.
succes hadden is wel zeldzaam. Waarom
de pruimen-oculaties niet gelukten
kunnen wij zoo uit de verte moeilijk
beoordeelen. 't Zal waar de peren slaag
den wel niet aan de uitvoering gelegen
hebben. Waarschijnlijk lag het aan het
materiaal, dus aan de oogen, die u ge
bruikte of aan de onderstam. Waren
deze een van beide of beide niet te
droog? Waren de oogen gezond en van
volgroeid hout?
'k Zou het nog maar eens probeeren.
't Moet ook niet altijd zóó vlot gaan,
dan is de aardigheid ej- ook gauw af.
RAAD VOOR BROUW-
GERSTTELERS
In het derdp jaarboekje van 't NaCoBrouwt
(het Nationaal Comité voor Brouwgerst)]
worden enkele wenken gegeven voor de te*
Iers van brouwgerst. De wenken zijn ecnigs*
zins uitvoeriger dan in het vorig jaarboekje!
stonden.
Ze '-uiden als volgt.:
1. Gebruik een ras, dat van nature ge*
schikt is voor brouwgerst. Kenia is een goedl
brouwgerstras. Verder kunnen Snratt Ai**
eher. Saxonia en Mansholt's twecrijige wor
den genoemd. Ongewenschte rassen zijn|
Goudgerst en Zegegerst.
2. Gebruik goedgekeurd zaaizaad en onfa
smet dit met een goede droogontsmetter^
Stuifbrand beStrijde men door de w'armwa*
terbehandeling.
3. Vermijd zoo mogelijk de onmiddell'jkd
nabijheid van wintcgerst
4. Kies egale akkers, welke in goedö
structuur verkeeren. Bedenk steeds: gerst]
is een juffrouw, haver een boerenmeid.
5. Geef een voldoende hoeveelheid kali ert
fosforzuur en. indien legeren venvacht kart
worden, geen of weinig stikstof. Zorg er!
voor dat de kunstmeststoffen regelmatig
worden uitgestrooid, liever aan de vroegö
dan aan de late kant. Late overbemesting
met stikstofhoudende meststoffen is af la
raden.
6. Bereid het zaaibed goed voor. Zaai irt
geen geval laat, zaal ook niet als het lancl
nog te nat is. Tracht een matig, dichtd
stand te krijgen. Gebruik 70-120 kg./ha. zaai-»
zaad op klei en zavel en 90-140 kg/ha. of»
zandgrond. Op vruchtbare gronden minder,
dr.n op schrale en van kleinzadige en" stork'
uitstoelende rassen als Kenia minder dart
van grootzadige. Draag er zorg voor dat dó
machine regelmatig zaait.
7. Ontdoe hef te velde staand gewas vart
eventueele opslag van 1anve, haver of wir.-«
tergerst, eveneens van onkruid. Let vooral
op die onkruiden/welke door reiniging :nieti
of moeilijk uit bet zaad te verwijderen zijn^
b.v. kleefkruid, wilde haver, wikken, zwa*
luwtong. haagwinde.
8. Zicht de gerst in volkomen rijpen toe-»
stand dus als de korrels hard zijn. Maalc
geen te groote schoven en plaats deze, na;
eventueel aan de hok nagedroogd te zijn zoo
mogplijk op ruiters, waai-bij voor goede ven-*
tilati-a moet worden zorggedragen. Haal dart
niet te haastig binnen.
9. Zomergerst is direct na den oogst nLeü
kiemrijp en moet als regel 6 tot 8 dagen in!
het stroo blijven zitten vóór het te dorschen4
1$ het weer tijdens de rij pingsperiode en in]
den oogst droog en zonnig, dan kan direct
van het veld worden gedorscht.
10. Dorsch voorzichtig, opdai' zoo weinig
mogelijk gebroken korrels voorkomen. Kon ij
normaal, niet te lang en ook niet zoo, dat des
zaden worden beschadigd. Sorteer scherp4
Verwijder de zaden, die door een zeef .vart
2,2 mm. spleetwijdte vallen. Wegblazen vart
het lichte zaad is gewenscht. Ook het al-
zeven van de allergrootste korrels, hoeweli
dit geen vereischte is, kan worden aanbe*
volen.
11. Bewaar de gedorschten gerst niet ge*
lijkvloers, ioch op een droge Zolder. Be*
denk, dat het vochtgehalte van de lucht het!
hoogst is vlak hij de aardoppervlakte en!
eenige meters daarboven reeds aanzienlijk]
afneemt. Ventileer op droge dagen zooveel
mogelijk. Vermijd alles waardoor broei zort
kunnen ontstaan.
1? Neem deel aan de brouwgerstonder*
zoekingen.
WEET GE
dat zwavelzwe ammoniak nog steeds de
voornaamste stikstofmest is, gezien het,
groote jaarverbruik ervan;
dat een puard in een jaar zooveel eet alsi
negenmaal zijn lichaamsgewicht be*
draagt,, dat is naar evenredigheid mini
der dan een mensch, eten als een paardi
zal dus matigheid beteekenen)
dat de uitvoer van Agrarische productent
die in 1935 en '36 weer wat toenam, in
1937 weer ernstig is achter gebleven in
vergelijking bij de toename van de ani
dere export, die weer op normaal peil
aanlandde;
Laat U raden en koopt
DORDRECHT
Prijscourant ^oor Tuinders, Landbouwers
of Particulieren wordt gaarne gezonden.
öalpeterstikstof I 14' salpeter-, i/2 ammoniakstikstof I ammoniakstikstof
KALKSALPETER KALKAMMONSALPETER ZWAVELZURE AMMONIAK
15,5 stikstof f 20,5 stikstof 20,6 stikstof
Inlichtingen en brochures over deze meststoffen worden op aanvrage gratis verstrekt door het
LANDBOUWKUNDIG BUREAU VAN DE STAATSMIJNEN IN LIMBURG en N.V. MEK0G te HEERLFN en het
LAND- EN TUINBOUWBUREAU DER I.G. FARBENINDUSTRIE A.G., Amsteldijk 37, te AMSTERDAM.