Bilderdijks gang in en terugkeer uit ballingschap MAANDAG 28 MAART 1938 De steen na de onthulling Onthulling van een gedenksteen Aan het huis, dat de bakermat der a.r. of c.h. partij kan worden genoemd Herdenkingssamenkomst in het Snoeck Hurgronje-huis Zaterdag is in Leiden het feit her dacht dat Willem Bilderdijk in balling schap is gegaan op 26 Maart 1795 en daaruit is teruggekeerd op 26 Maart 1806. Des middags is eien bronzen ge denkplaat onthuld aan het huis Oude Singel 86 waar Bilderdijk geruime n tijd heeft' gewoond. Deze plechtigheid werd bijgewoond, be halve door de leden van het Genootschap (Willem Bilderdijk, door dien Burgemeester van Leiden, Mr. A. v. d. Sande Bakhuyzen, den gemeente-secretaris, Mr. Dr. C. E. van Strijen, den directeur van het Stedelijk Mu seum „De Lakenhal", den directeur van den Dienst van Gemeentewerken en tal van andere belangstellenden. Rede van den heer August Heijting Alvorens tot de plechtigheid werd over gegaan sprak de heer August Heijting, voor zitter van het Genootschap Willem Bilder dijk, een rede uit. Spr. gaf er zijn vreugde over te kennen, dat zoovelen gehoor hadden gegeven aan de uitnoodiging ter huldiging van en her innering aan Nederlands veelzijdigste genie mr. Willem Bilderdijk, groot als dichteT en schrijver, uitblinkende in een reeks vakken .van kunst'en en wetenschappen en o.a. niet 'alleen scherpzinnige geschiedkundige, maar ook, wegens zijn onderrichting en leiding van jonge mannen van groot formaat en zijn aandrijving tot handeling en daad in zijn geest, zelf maker van belangrijke Ne- derlandsche geschiedenis, waarvan dit huis 'het nog overeind staande zinnebeeld is, want in dit' huis zijn de in dat opzicht vier belangrijke jaren van Bilderdijk doorleefd, [waardoor het zelfs de wieg mag worden ge- heeten van eenige der belangrijkste bewe gingen en partijen in Nederland, die zulks wel in goede gedachtenis mogien houden. Van alle woonoorden in Nederland heeft Bilderdijk, te Amsterdam geboren, zich in Leiden het behagelijkst gevoeld, overal jammert hij, slechts niet in Lei den. Zelf verklaart Bilderdijk in 1824. dus toen hij in dit huis verbleef, over zijn Leidschen tijd: „Het zijn de eenige jaren mijns levens geweest, die ik ge noten heb, de andere heb ik geleden". Hiier was het oude, intellectueele lands- imidden, waar Bilderdijk zich geheel op ingesteld voelde, en wellicht is het daar om voor hemzelf maar beter geweest, dat hiem wederrechtelijk het hoogleeraars- echap te Amsterdam ontging. In Leiden zijn zijn geestelijke en harte-krachten tot hun hoogste spanning geklommen. Bilderdijk is in dien grond Leidenaar. Er is aan dit huis nog een belangrijke zaak verbonden. Het is hier, dat de beroem de Engelsohe dichter Robert Southiey met Bilderdijk in aanraking is gekomen, bij hem heeft gelogeerd, vaste vriendschapsbanden met hem heeft gesloten. Het is aan den voortreffielijken Bilderdijk- Vorscher Hovy gelukt het pand te ontdek ken, waar de dichter in die vier jaren te Leiden heeft gewoond. Hem zij daarvoor alle eer. Eveneens alle eer aan de twee hee- ren Krantz, die juist een verbouwing in den zin hadden, maar zoodra zij hoorden van de geschiedkundige herinneringen aan dit huis verbonden, besloten het verder intact te la ten, opdat wat er nog van den ouden toe stand over is, zoo blij_ft. Met goedvinden van de heenen Krantz is 0eze bronzen plaat thans aan den gevel van het pand aangebracht. De plaats is naar het fraaie ontwerp van den veelzijdigen bouw kundige Jan de Quack, voortreffelijk uitge voerd door het kunstatelier Stöxen. Aan ont werper en uitvoerder en aan de gebroeders Krantz sprak spr. woorden van dank en deelde vervolgens mede, dat het Genootschap .Willem Bilderdijk besloten heeft de heeren Krantz en den heer Jan de Quack te benoe men tot leden van verdienste. Na deze rede werd het vlaggedoek voor rde gedenkplaat weggehaald. Men begaf zich daarna in het huis om een oorkonde te iteekenen. Een herdenkingssamenkomst Des avonds werd in het Snouck Hurgronje- huis aan het Rapenburg een herdenkings samenkomst gehouden. De heer August Heij ting leidde dezen avond in met een kort woord en declamatie van enkele gedichten van den man, dien men op deze samen komst wilde vereeren. Bilderdijk in zijn Leidsche tijden fèr, Kj KL Ej 06 Jong, privaat-docent aan de Leidsche Universiteit, onder-voorzit ter van het Genootschap sprak vervolgens over „Bilderdijk in zijn Leidsche tijden". Spr. wees er op, dat Bilderdijk drie keer in zijn wisselvallig leven in Leiden verblijf heeft gehouden. Den eersten keer, van 1780 tot 1782 als student in de rechten. Jammer was, dat hij op stellingen promoveerde; het schrijven van een dissertatie toch had hem meerdere vaardigheid kunnen verlcenen in het samenstellen van een groober geheel. In zijn meer omvangrijke werken is de com positie gewoonlijk zijn zwakste zijde. Den tweede keer vertoefde Bilderdijk te Leiden na zijn terugkeer uit de ballingschap in 1S06. Hij was getuige van de ontzettende ramp, die Leiden in 1S07 trof door het springen van het kruitschip en besteedde de opbrengst van zijn „Ziekten der Geleer den" veertienhonderd gulden tot leni ging van den nood zijner medeburgers. Het gedicht zelf bevat verscheidene passages van dien eersten rang, maar de samenstel ling laat veel te wenschen over. Tenslotte heeft Bilderdijk van 1S17—1827 in Leiden gewoond. Hij gaf daar o.m. parti culiere colleges over de vaderlandeche ge schiedenis aan belangstellende studenten en die voordrachten zijn later door Prof. H. W. Tijdeman uitgegeven onder den titel „Ge schiedenis des Vaderlands", een werk, wel iswaar weinig objectief en zwak van samen stelling, maar getuigende van geniaal in zicht en sprankelende van humor. Toen, in 1823, zijn discipel, I. da Costa, de .Bezwaren tegen den geest der eeuw" publiceerde, -trad Bildierdijk voor hem in het strijdperk en is de geestelijke vader geworden van de anti-revolutionaire nesp. christelijk-historische richting he den ten dage. Bilderdijk was echter geen afgesloten geheel, maar een in zijn veelzijdigheid niet altijd consequente geest Ook de christelijke spiritisten resp. spiritualisten en in zekeren zin zelfs de thesofen kunnen hem als hun voorganger beschouwen. De heer J. Hovy, de penningmeester van het Genootschap, sprak vervolgens over Bil derdijks Belevenissen in het huis aan den Ouden SingeL Willen wij den dichter in zijn huis bespie den, dan zullen wij eerst volkomen afstand moeten doen van den legendarischen Bilder dijk, aldus spr. De legende heeft een soort van Blauwbaard van hem gemaakt, en bo vendien een onverzoenlijken ketterjager. Maar de Bilderdijk dier werkelijkheid is een hoogst goedaardig, zachtzinnig wezen, ge dwee tegenover zijn vrouw, die hem prijst als een idealen echtgenoot getrouw tegen over zijn vrienden, waarvan sommige der intiemsten geestelijk .vierkant tegenover hem staan. De dichter leerde zijn echtgenoote, die een zeer voortreffelijk huisvrouw was, onder de zwaarste levensomstandigheden kennen, toen alles om hem heen stikdonkere nacht was. Niets heeft haar doen aarzelen om hem te volgen in smaad en gebrek, ja dikwijls honger. Van haar acht kinderen heeft zij zeven, de meeste door ondervoeding, verlo pen. Toch zien wij deze moderne heldin en martelares niet den moed ontzinken; inte gendeel zij stijgt steeds hooger, niet alleen als dichteres, maar ook als Christin. Waarom Bilderdijk, na het huis aan het Rapenburg (thans nummer 37) waar hij vier jaren had gewoond, juist dit nam, lezen wij in een brief aan Da Costa. Sinds de kruitramp van 1807 was Leiden een woning- arme stad gebleven. De huren waren enorm, maar de huizen waren zoo in verval dat ze voor weinig geld te koop wapen. Het huis aan het Rapenburg verkeerde in een erger lijken toestand. Het echtpaar was er voort durend ziek van. Maar bij den ruil wonnen zij niet veel. Het huis aan den Ouden Singel bleek ook zeer slecht te zijn. De eigenaar^ de burgemeester van Alphen, liet er echter veel aan opknappen. Terzelfder tijd, dat de familie met verhuisplannen omging, had de Regeering nog heel andere verhuisplannen voor Bilderdijk gemaakt. Zij nam in beraad om hem zijn pensioen van f 1800, het eenige zoowat waarvan. hij leefde, af te nemen, als hij Leiden niet verliet. Er werd echter tegen aangevoerd dat men hem dan tot martelaar zou maken, waardoor zijn invloed zou ver- grooten. Daar kwam dus niets van. Evenwel, de zaak was ruchtbaar geworden, en om dit gerucht den kop in te drukken, huurde Bil derdijk dit huis, dat duurder was dan hij ge- talen kon en grooter dan hij noodig had. De geboorte der A-R. of C.H. partij Intussohen beginnen de stormen in het rijk des geestes zich te verheffen: op 1 Juli ontvangt de dichter Da Costa's „Bezwaren tegen den geest der eeuw", kereversch als drukproef van den Leid- sdhen uitgever Hardingh, die bevreesd is dat het gevaarlijke boek hem in moei lijkheden met de Justitie zal brengen. Bilderdijk leest het en verzekert den uitgever dat hij er niets geen kwaad mee kan. De geest is vaardig over hem en hij schrijft de beroemde „Toelichtin gen", die met Da Costa's boek de ge boorte-acte van Groten van Prinsterers Anti-revolutionnaire of Christelijk His torische partij" beteekenen. Dit is de inzet van Bilderdijks wonen aan den Ouden Singel. In het teeken van dezen strijd komt zijn verblijf daar te staan Het is die kroon op zijn staatkundig werk en op zijn lessen aan de studen ten. Verder deelt spr. merkwaardige bijzonder heden mede aangaande het verblijf van den Engelschen dichter Soulhey bij Bilderdijk. Deze bereikte in Juli 1825 Leiden met een ernstige verzwering aan den voet en werd gedurende drie weken door B. en zijn vrouw geherbergd. Hij heeft zijn ondervindingen beschreven in zijn brieven aan familie en vrienden. 1-Iier blijkt zijn groote liefde en achting voor den dichter. Southey, zelf een buitengewoon geleerd man, was wel in staat Bilderdijks geleerdheid naar waarde te schatten. Van mevrouw Bilderdijk zegt hij: Ik had nooit het geluk een meriiwaardiger en belangwekkender persoon te ontmoeten. Men zou het haast voor onmogelijk houden dat iemand, die zoo zaoht, zoo rustig, zoo be scheiden is, een voortreffelijke schrijfster is en als dichteres de eerste van haar land. TWEE EEUWEN JOODSCHE WEEZENZORG Het jongensweeshuis aan den Amstel (Van onzen Amsterdamschen redacteur) Van 4 tot 11 April is het feest in het Ned. Israëlietiech Jongensweeshuis te Amster dam, want dan viert men daar het 200- jarig bestaan dezer instelling. Amsterdam telt van ouds een aantal weeshuizen, onderscheiden naar de gezind ten. De Joden met hun weezenzorg kwamen hier uirteraard het laatst bij, omdat zij zich, door vervolgingen in het buitenland, om- streeke de helft der 17e eeuw hier te lande, vooral te Amsterdam, moesten vestigen. De Portugeesohe Joden begonnen met de zorg voor hun weezen reeds in 1648, nl. voor de jongens; de meisjes kwamen in 1734 aan de beurt. Omstreeks dezen tijd, in het voorjaar van 173S, ontstond het eerste begin van het binnenkort jubileerende weeshuis van de Hoogduitsche (Ned. Isr.) Joden. In 1836 werd het eerste weeshuisgebouw betrokken, nl. in de Zwanenburgerstraat. Te voren had men in gezinsverpleging heil gezocht, waarvan de resultaten evenwel niet gun stig waren. Het tegenwoordige gebouw, Amstel 21, werd 30 April 1865 in gebruik genomen en eenige jaren geleden gerestaureerd. In dc regentenkamer van het Weeshuis, een flink en doelmatig gebouw, hebben regenten ons het een en ander over de ver- loopen twee eeuwen verteld. Ter gelegen heid van het feest is een gedenkboek sa mengesteld. Honderd jaar geleden is het eerste eeuwfeest ook met zooiets opgeluis terd. doch toen was het een geschreven boek, dat in 't archief zorgvuldig wordt be waard en dat wij nu konden bekijken. Thans is het gedenkboek in 4500 exemplaren ge drukt en bestemd voor de talrijke leden, terwijl men van de gelegenheid wil gebruik maken om een ton bijeen te brengen. In het weeshuis zijn 76 plaatsen, waarvan nu 67 zijn bezet Gedurende 30 jaren van de vorige eeuw, van 1835 tot 1865, liepen de weesjongens met een hoogen hoed op en verder „als heer gekleed". Later is de klee- dij wat eenvoudiger geworden en nu wordt, wat aan speciale weeskleeren is overgeble ven, alleen gedragen bij bijzondere gelegen heden. Van de 67 jongens van nu zijn slechts drie ouderloos, 4§ hebben geen vader, 12 geen moeder meer, terwijl ook een paar Duitsche vluchtelingen hier een goed onder dak vonden. De sfeer van het weeshuis is orthodox Joodech, d.w.z. de jongens worden opgevoed in de praktijk van het Joodsch-godsdien stige leven. In het huis is een eigen bijzon dere school en synagoge. Sedert 25 jaren staat een directrice aan het hoofd. Subsidie van de Overheid heeft deze instelling nim mer ontvangen en willen de regenten ook niet aanvaarden. Op Dinsdag 5 April te half drie wordt in het weeshuis een herdenkingsbijeenkomst gehouden, waarbij de burgemeester, Dr. W. do Vlugt, aanwezig zal zijn! Voorts hebben in die week meer interne bijeenkomsten Vicks VapoRub ingrediënten verwerkt in de smakelijke VICKS H0ESTB0NB0NS Koning David was een Jood Het Friesch Dagblad brengt in herinne ring uit de geschiedenis van het oude Israel, hoe er eens in de niet-Arisahe wereld er gens tusschen Egypte en Mesopotamië een strijd om de koninklijke macht was. „Het ging tussdhen twee koningen, bei den Joden. De eene heette David en de andere Isboseth. Toen hebben twee mannen een onver wachte beslissing gebracht, door het wapen van den politieken moord. Zij hebben Isboseth om het leven gebracht. De andere koning nu is door dc moor denaars van Isboseth zelf op de hoogte gebracht van het einde van zijn tegen stander". Het blad wijst dan op Davids optreden tegenover deze sluipmoordenaars, die meen den een goede belooning te zullen ontvan gen, door ze te straffen en te laten dooden, terwijl hij het hoofd van Isboseth een eer volle begrafenis gaf. „David wilde", zoo gaat het blad voort, „geen solidariteit met de moordenaars van zijn tegenstander. Men moet wel afin dit verhaal denken, als men leest, hoe de moordenaars van Dollfuss worden „gerehabiliteerd". Zooals vroeger de moordenaars van Walter Ra- thenau. David was een Jood Toch handelde hij niet zoo, o m d a thij een Jood was. Hij deed het, omdat hij het gebod kende en eerde, het Goddelijk gebod, dat voor Joden en Ariërs geldt". LAND- EN TUINBOUW Glijdende loonschaal in den landbouw Loon in verband met prijzen der producten Door de Chr. Boeren- en Tuinderbond, afd. De Krim, is dezer aagen een voorstel van de samenwerkende landiarbeiderabonden om het loon met 10 te verhoogen, afgewezen. Ze stelden den arbeiders voor, op basis van die prijzen van de rogge en de fabrieks aardappelen een glijdende loonschaal in te voeren. Men wenschte daarbij uit te gaan van bepaalde basisloonen. Deze zullen bij een roggeprijs van gemiddeld ƒ7.75 aan de Groninger beurs in het tijdvak September- Februari gelijk blijven aan die, welke be paald zijn in de bestaande contracten. Als aardappelprijs wordt aangenomen 0.80, als gemiddelde uitkeering door de aardappel meelfabrieken „Onder Ons" en „De Cen trale", resp. te De Krim en te Coevorden, per H.L. van 61 K.G. en een zetmeelgehalte van 400 gram. Wanneer de rogge 25 cent per 100 K.G. en de aardappelen 5 cent per H.L. gaan stijgen, wordt het loon met 5 en bij een stijging van resp. 50 cent en 10 cent, met 10 verhoogd. Bij verlaging van de prijzen zal het arbeidsloon op dezelfde wijze ver laagd worden. aWnneer de eene norm stijgt en de andere daalt, dan blijft het loon ge lijk. Men neemt dan het gemiddelde van beide normen. De arbeidersorganisaties heb ben, na op vele moeilijkheden met betrek king tot de toepassing van het voorstel te hebben gewezen, zich bereid verklaard dit voorstel in eigen kring nauwlettend te be kijken. Besmetting door slootwater De gemeenteraad van Grootebroek heeft met algemeene stemmen besloten aan het verzoek der plaatselijke afdeeling „Bloem bollencultuur" te voldoen, en den tuinders de verplichting opgelegd, op eigen land een gelegenheid te hebben tot het vernietigen van afval van bloembollen en knollen. Te vens werd verboden zieken of kwaden grond in de polderslooten te werpen, daar ook dit kwaad grootp afmetingen had aangenomen. Wij vestigden eenige dagen geleden de aandacht op het enorme gevaar van het wegwerpen van zieke plantenresten. De dwingende bepalingen zullen nog voor dit seizoen gelden. Voor het lof van gladiolen zal een centrale stortplaats worden aangewezen, evenals voor den zieken grond. Een strenge controle zal worden ingesteld, daar slechts door direct ingrijpen een catastrophe voor de kleibollen kan worden voorkomen. Ook het bannebestuur treedt krachtdadig op tegen het wegwerpen van andere plan tenresten. De eerste processen verbaal zijn reeds gevallen. KON. NED. LANDBOUW-COMITé Op de laatste vergadering van het K.N.C.C., welke onder leiding van den heer J. L. Ny- s 1 n g h, te Den Haag ia gehouden, z(jn o.m. de volgende onderwerpen behandeld: 11.15 g. 8.00 Gri uzlek. 'Udelljko wenken. 11.30 Orgelconcert m.m.v. solist, 42.15 Gram.muziek. 1.00 Het Omroeporkest. 1.45 Gram.muziek. 2.00 Het Omroeporkest!, 2.15 Knipcunsus. 3.45 Het Lyra-Trlo. 4.30 Kinderkoorzang. 5.00 Klnderhalfuur. 5.30 Het Aeollan-orkest. 6.15 Gram.muziek. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 Het AVRO-Musette-ensem- Engelsche lef richten ANP., 8.30 De Boi )insda| uzlek. 10.20 Lajos' Oliver 10.30 Reportage. 10.45 Gra 11.00 Berichten ANP. Hierna: Vcrefl Zigeunerorkest. 11.30—12.00 Eddfe Dan so r leest. HILVERSUM II. 301.5 M. KRO-UItuendlng, 8.00—9.15 en 10.00 Gnam.muziek. 11.30 Goda- dienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO, Melodisten en solist. (Van 1.00—1.20 Gram.', muziek). 2.00 Vrouwenuur. 3.00 Modecursus, 4.00 KRO-Kamerorkest. 4.45 Gram.muz. 6.05 De KRO-Melodlsten en solist. (Oin 5.45 Fell- citatlebezoek). 6.40 Esperantocursus. 7.0Q Berichten, 7.15 KRO-Orkest. 7.35 Sporthalf- uur. 8.00 Berlohben ANP. Mededeelingen. 8.15 Lijdensmeditatie. 9.30 Het Stedelijk Orkest Ma: (er. ioht 0.40 KRO-Melodlst L0.15 Russische 10.30 Berichten ANP. en solist. 11.20—12.0Q DROITWICH 1500 M. 11.20 Orgel. 12.35 Radio* tooneel. 1.15 Plano. 3.20 Orkest. 4.20 Kwintet. 5.20 Zang. 5.40 Sextet. 6.45 Orkest 7.20 Orgel, 8.10 Orkest 10.00 Orkest. 11.20 Orkest BRUSSEL 322 en 4S4 M. 6.50 en 6.20 Orkeat. 7.21 tooneel. 8.45 Orkest 484 M.: 11.50 Orkest. 12.30 Salonorkest. B.5S Orkest 7.20 Radiotoon-eel. 8.06 Orkest DEUTSCHLANDSESDER 1571 M. 7.20 Orkee^ tot de directie dei, Nederlandsche Spoorwegen. Opnieuw werd gesproken over de zeer onbe* digende prijzen van rogge, gerst nde de zijn irljzc gezonken, dat voor vele verbouwers welke nog ver aanzienlijke voorraden besohlkken, een oodtoestand is ontstaan. Op grond hiervan werd besloten, bij de regee* ing aan te dringen op verhooging dex( ïonopolleheffingeti over de geheele linie. Op een verzoek, het aan de Koningin gezon* den adres, waarin werd verzocht, de rente dei* et verleende voor- te verlagen, werd ONTVANGEN BOEKEN „Frans Leesboek" voor U.L.O.-sdholen eö Taalcursussen, door P. J. Benjert en Dr Jj J. B. Elzinga, 2e deeltje, Uitg. J. B. ^Vol/ter^ GroningenBatavia. „Meetkunde, met de beginselen der Go- niometrie" door Dr D. N. van der Neut eö Drs A. Holwerda, le en 2e deeltje. Uitg, idem. Saneering Handelsreizigersberoep noodzakelijk Referaten van mr P. Borst en H. J. Vermeulen Het Congres te Utrecht Resolutie aangenomen OP het Congres van Christelijke Handelsreizigers en -agenten, Za terdag j.l. te Utrecht gehouden, is ge sproken over de saneering van het han delsreizigersberoep zoowel in sociaal als in economisch opzicht. De vergadering heeft een resolutie aangenomen waarin op saneering wordt aangedrongen en de weg daartoe wordt uitgestippeld. Het congres dat te Utrecht gehouden werd ter gelegenheid van het dertig jarig bestaan der vereeniging (wij meldden dat Zaterdag reeds) werd geopend door den voorzitter den heer P. Co ree te Zwolle, die een hartelijk welkom toeriep aan den heer Terpstra, oud-minister, den heer H. A me link, lid van de Tweede Kamer en den heer Baas, eveneens Kamerlid. Voorts werden welkom geheet en de afge vaardigden van de R.K. zusterorganisatie, het hoofdbestuur van de Chr. Kantoor- en Handelsbediendenvereeniging en de vele aanwezigen die dit congres wenschten bij te wonen. Onmiddellijk na het openingswoord ver kreeg mr. P. Borst het woord voor het houden van zijn referaat De saneering van het beroep van handelsreiziger. Mr. Borst ving zij'n betoog aan, met op te merken, dat de practische arbeid van de vakgroep in het verleden theoretische bezinning vraagt voor het heden, wil men richtlijnen zoeken voor den practischen arbeid in de toekomst. De practische ar beid van het verleden ziet spr. als een strijd om rechtsvorming. Die rechts vorming onder scheidde spr. in autonome en he teronome rechts bronnen, of wel in maatschappe lijk- en over- heidsrecht. Het overheids- recht is in de af- geloopen 10 jaar, daar waar het zich vormde, voor de handelsreizi gers van groote beteekenis ge worden. Spreker wees op de so ciale verzeke ringswetten en op de nieuwe regeling in het Wetboek van Koophandel inzake handelsreizigers en agenten. Tegenover den voorspoediger! groei van het overheidsrecht staat echter een schrale groei van het maatschappelijk recht, Een> groot deel der vakgenooten bleef ongeor ganiseerd; van overleg met de werkgevers organisaties kwam weinig; de vakoplei ding werd niet een algemeene bindende grondslag voor het reizigersberoep. Men zou de vraag kunnen stellen of sa neering van het handelsreizigersberoep voortaan gezocht langs den weg van het overheidsretbt en het maatschappelijk recht, als mislukt ter zijde moet worden geschoven? Maar dan zou het beleden beginsel van de organische rechtsvorming voor de sa neering van het handelsreizigersberoep van geen beteekenis zijn. Alleen dan is het overheidsrecht te aan vaarden indien niet langs den weg van maatschappelijke rechtsvorming een oplos sing is te verkrijgen. Deze oplossing is er, zoowel voor de so ciale als voor de economische saneering van het beroep indien men terugkeert tot de methode van het bedrijfsgewijze overleg van werkgevers- en werknemersorganisa ties, maar dan bevrijd van de machteloos heid, die het tot dusver kenmerkt. Spr. meent dat die machteloosheid weg genomen kan worden door de invoering van het instituut van den bedrijfsrechter die daar, waar het collectief overleg faalt, de goede bedrijfsgebruiken van de behoor lijke werkgevers opspoort en deze, daartoe door de wet gemachtigd, voor een bepaalde bedrijfsgroep algemeen verbindend ver klaart. Vervolgens sprak 'de Vakgroep-secretaris de heer H. J. Vermeulen te Amster dam, die o.m. zeide dat het handelsreizi gersberoep niet alleen een mooi beroep is voor dengene die het uitoefent, maar ook nuttig voor de samenleving. Eisch blijft ook in onze dagen ontwikke ling en bekwaamheid; spr. wees erop dat zoowel in werkgevers- als werknemers kring die eisch niet gevoeld wordt. Wie nu de sociale positie der handels reizigers in onzen tijd beschouwt en de voorwaarden waaronder velen hunner den beroepsarbeid verrichten, toetst aan zede lijke normen, moet tot de conclusie komen dat die voorwaarden zeer vaak beneden peil zijn en dat op dit gebied een volsla gen chaos heerscht. Pogingen tot verbetering hebben niet dè.t resultaat gehad hetwelk hiervan werd ver wacht. Dit tekort aan resijtaat op den vak- organisatorischen arbeid ten behoeve van den handelsreiziger moet vooral worden toegeschreven aan het ontbreken van een stevige basis waarop de arbeid tot sanee ring zoowel in sociaal als in economisch opzicht kan worden verricht. Deze „basis" dient door de overheid te worden gelegd. Zij kan dit doen door een regeling naar analogie van de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937, waarbij een „diplo ma" voor de beoefenaars van het han delsreizigersberoep verplichtend wordt gesteld. Op beide referaten volgde nog een lang-1 durige bespreking, waaraan o.m. werd deelgenomen door de heeren N a u t a en e 1 i n k. Het was vooral de heer Arae link die bezwaren had tegen het betoog van mr. Borst Wel achtte spr. het idee om een bedrijfsrechter in te stellen origi neel, maar dan zou spr. dit willen zien toe gepast op de geheele Chr. vakbeweging. De heer Amelink bepleitte, in tegenstelling met referent, een wettelijke vacantie-rege- ling voor alle arbeiders. Mr. Borst zeide in zijn antwoord o.m. dat z. i. het bedrijfsrecht geschaad zal wor den wanneer een wettelijke vacantierege- ling wordt ingevoerd. De heer Vermeu len zeide in zijn repliek dat er nog te weinig besef is bij de Chr. reizigers om zich te organiseeren. Anderzijds is het toch ook toe te juichen dat de organisatie gedachte veel navolgers gehad heeft. Congres-ai tspraak „De Nationale Vakgroep van Handels reizigers en Agenten in de Ned. Vereeni ging van Christelijke Kantoor- en Handels bedienden, in congres te Utrecht bijeen, gehoord de referaten van mr. P. Borst en H. J. Vermeulen over de saneering van het handelsreizigersberoep, zoowel in sociaal als in economisch opzicht: constateert dat de voorwaarden waar onder vele handelsreizigers hun beroeps arbeid verrichten: in economisch opzicht niet aan de rede lijke eischen voldoen en in zeer schrille tegenstelling staan met het karakter en de beteekenis van dit beroep; in sociaal opzicht niet aan de door het Christelijk beginsel gestelde zedelijke nor men beantwoorden zoodat een volkomen chaos op dit gebied moet worden gecon stateerd, hetgeen voor het geheele bedrijf zoowel voor werkgevers als werknemers schadelijk werkt, is voorts van oordeel, dat de pogingen tot verbetering welke in den loop der jaren door de vakorgani satie der handelsreizigers zijn aangewend, niet dat resultaat hebben gehad, hetwelk hiervan redelijkerwijs mocht worden ver wacht, hetgeen zijn oorzaak vindt In Hel feit dat in dit beroep noch het machts* element, noch het belangenelement vol doende steun hebben geboden aan den ethischen eisch der totstandkoming van collectieve arbeidsovereenkomsten, dat het sociaal gevoel bij werkgevers en werk nemers klaarblijkelijk te weinig invloed uitoefende, om geheel vrijwillig tot orde* ning te komen, zoo dat de maatschappe* lijke rechtsvorming derhalve niet tot ont wikkeling is gekomen, spreekt als haar meenirig uit: lste. dat ernstig moet worden onderzocht of als indirecte drang tot overleg moet worden voorbereid en uitgewerkt het instituut van den bedrijfsrechter, die daar, waar het collectief overleg faalt, de goede bedrijfsgebruiken opspoort en deze, daartoe door de wet gemachtigd, voor een bepaalde bedrijfsgroep algemeen verbindend ver klaart; 2de. dat daarnaast het streven naar sa neering van het beroep, het noodzakelijk; maakt, dat de Overheid hiervoor een „basis" legt en wel op deze wijze dat naar analogie van de Vestigingswet van het Kleinbedrijf 1937 de mogelijkheid wordt geopend dat aan de beoefenaar van het handelsreizigersberoep naar gelang den aard van het bedrijf waarin zij werkzaam zijn, minimum eischen worden gesteld ten aanzien van warenkennis, algemeene han delskennis en verkoopkunde, op welks basis door de samenwerking der organisa ties van werkgevers en handelsreizigers bedrijfsgewijze moet word engearbeid aan de saneering van het beroep, zoowel in sociaal als in economisch opzicht; en doet tot het verwezenlijken van' 'deze denkbeelden hetgeen zij van eminente be* teekenis acht zoowel voor het Nederland* sche bedrijfsleven als voor den handels- reizigersstand hier te lande, een ernstig beroep: a. op de Regeering, opdat zij 0e daartoe noodzakelijke wettelijke maatregelen treffe; b. op de werkgeversorganisaties; c,- op de Christelijke handelsreizigers. PIETJE PLUIS EN JANTJE JOPPE BELEVEN NIEUWE AVONTUREN 103 Toen de bakker weer oprees, z&it het heele „kasteel" als 'n vormelooze massa aan zijn gezicht geplakt, terwijl de to rens er van als punten van een opge streken ge ;raalsknevel omhoog staken. Kortom, als de brrve man op dat oogen- blik zelf in zijn etalage was gaan zitten, had hij beslist den eersten prijs gewon nen. Onnoodig te zeggen, diat Pietje er flink van langs kreeg. 104 Kort daarop kwam Jantje, die voorloo- pig als boodschappenjongen dienst deed, terug. De bakker maakte gauw een der gereedstaande taarten af, door ze met een lading slagroom te bedekken, stak er een paar bloemtakjes in en gaf Jantje opdracht de taart naar baron Van der Hummes te brengen, die zijn 25-jarig huwelijk vierde.., (Wordt vervolgd;)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 8