DE LENTE KOMT! 3fck^<3fc^<afc<^<Sfc^<5tt<ïSt*3fct<SSr<3fc<^<3fckïfc*<3ft<^*<Sfc<^<»<3el<3Sf*Sï*Se^<3*^'3*^^ De crocussen zijn er al We zijn al eenige jaren gewoon in ons Zondagsblad, .dat 't dichtst bij 21 Maart verschijnt, op 't naderende lentefestijn te wijzen. 't Is zoo: heel vaak is op den dag, die de kalender aanwijst als 't begin van de lente, heel weinig te zien van al de weelde, die dit jaargetijde ons brengen moet. Maar we weten: het verbond der jaargetijden is geen uitvinding van menschen, maar een instelling van den Schepper van hemel en aarde. En wat Hij heeft inge zet zal bestaan. Er zijn echter vele Christenen, die wel hun Bijbel goed kennen, maar schier geen oog hebben voor de heerlijkheid en majesteit, die God in Zijn schepping ten toon spreidt. En toch verarmt dit ons leven. Onze Nederlandsche Geloofsbelijdenis zegt 't zoo schoon: Wij kennen God ten eerste door de schepping, onderhouding en regeering der geheele wereld: overmits deze voor onze oogen is als een schoon boek, in het welk alle schepselen, groote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aanschouwen, namelijk Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Eenige maanden terug hebben we herdacht, dat voor honderd jaar Dr. Abraham Kuyper geboren werd. Hoe heeft deze taalvirtuoos telkens weer de schoonheid der natuur uitgebeeld. En ook de heerlijkheid van de lente. Al is de winter zoo schreef hij eens een s c h o o n e doode, een d o o d e blijft hij toch, en ons hart roept om het leven. De winter verjaagt ons uit Gods schepping, en een innerlijke stem zegt ons, dat we in die schepping thuis hooren. Zelfs grijpt die winter ons als een vijand aan, doet koude en gebrek lijden, en sleept telken jare heel een menigte van zijn verslagenen naar den grafkuil. Daarom drukt de winter. Hij beklemt en benauwt ons. En als hij eindelijk zijn macht kwijt raakt, en de aftocht blaast, loopt jong en oud uit, om hem het heilige - kruis na te geven Ja, als de winter aftrekt, doen wij in ons eigen leven aan dien overgang mede. De winter sloot ons op, en nu gaan deuren en vensters weer open, en in alle huizen maakt men zich op, om de wintersmet van wanden en vloe ren weg te wisschen. Alles moet nu weer gereinigd, moet weer blank en blinkend geschuurd. Een heel het huis omvattende schoonmaak. En had de winter ons gedwongen ons gevoelig lichaam in al dich ter gewaad vormloos te hullen, nu, als de lente komt, wordt ook dat winterkleed afgelegd en wie kan, en er de middelen toe heeft, schaft zich een nieuw gewaad aan. Een vrij en blij gevoel moet hart en leden doortrillen. Het is onze God, die ons weer vreugde bereidt. Ja, de blijde lente is op komst. Vol vreugde wachten wij haar in en speurend zoekt ons oog naar de herauten van 't komende feest. De sneeuwklokjes en de crocussen hebben we al gezien. Maar ook demonstreert de herlevende natuur die welbeschouwd in den winter heelemaal niet dood is, doch in een rustperiode minder de aandacht van den vluchtigen cultuurmensch op zich gevestigd houdt, dan in lente, zomer en herfst zich in de bescheiden pracht van stuivende hazelaarkatjes, gouden pralende winteraco- nietjes, in den rossen gloed, die er komt over de elzen langs onze slooten en in de parelsnoeren, welke gehangen zijn in de twij gen van de dikkoppige knotwil gen. En wie het vogelleven volgt in de wekelijksche wisseling van ge beurtenissen, hij zal bemerken, dat lijster en tjiftjaf met de kraaien en de roeken, die al druk bedrijvig hun toebereidselen ma ken voor den nestbouw, heele maal niet wachten op den offi- cieelen lentedatum van 21 Maart als dag en nacht even lang zijn. En waarom zouden wij dat dan wel doen, waar we overal om ons op een zonnigen dag van eind Februari of begin Maart reeds het jonge vogel- en planten leven kunnen gadeslaan in de bekoring van het altijd weer aantrekkelijke nieuwe. Narcissen en primula's, druifjes- hyacinthen en kievitsbloemen eischen ieder voor zich den titel van „lentebode" op. Ja, de nar cissen heeten zelfs ook sprokkel- bloemen, omdat ze in Februari- maand zouden bloeien. En de sneeuwklokjes zelf, die de boe ren gedoopt hebben als „naakte eerstjes" laten het zich maar goedmoedig aanleunen, dat het landvolk in menige streek ze uitscheldt voor zotjes. Zij voor zich weten, dat zij niet „voor gek" spelen in een „doode" natuur, maar dat ze in tuinen en parken met andere durvende bolgewasjes als aconietjes en bulbocodiums de komst aankondigen van het groote leger lentebloemen, dat straks over een paar weken, misschien een maand, weer de oude aarde zal tooien met de vluchtige schoonheid van het heel jonge bloe menleven. 't Is best mogelijk, dat 't op aanstaanden Maandag, den officieelen aanvangsdag van de lente, regent of stormt, sneeuwt of vriest. Maar laten we dan niet mopperen over de lente, die maar niet komen wil, doch acht geven op het moedige sneeuwklokje, dat buiten geluidloos de lente inluidt en het den natuurvriend ver kondigt, dat binnen een maand de gouden weelde der narcissen pronkt naast de paars- en witte crocuskelken en de kleuren-be- kennende tulpen en hyacinthen. Nog even wachten en we zien het jaarlijksche wonder zich weer voltrekken: alom bloeit de aarde open, alom ziet ge den kleuren-wemelenden overvloed, die ook onze foto's in beeld hebben trachten te brengen. De stads- mensch, die er op „bolletjesdag" op uit trekt, staat dan i derd in het ronde te kijken, dat de lente „zoo in eens" weer komen >r-lentenatuur ge schonken heeft onder de wolken- rijke voorjaarshemels van ons Holland in de dagen en weken, toen buiten het sneeuwklokje bloeide en binnen de mensch bij den weinig warmte gevenden haard mopperde over ons kli maat. Vooral in deze toch reeds zoo sombere tijden is 't goed onze aandacht te richten op de bloe- men-herauten, die binnen kort weer blijde verkondigen: Ziet, de winter is voorbijde plas regen is over, hij is overgegaan; de bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt Bij onze Oosterburen vooral wordt veel werk gemaakt van 't vieren van de lente. Zonder verpoozing voert de door EL R.5T II r^H CEiEE. I I Gods werken in de Natuur De heem'len roemen des Eeuwigen eere. Het firmatnent brengt zangen voort. Hem looft het aardrijk. Hem prijzen de sferen Versta, o menschl hun godd'lijk woord! Wie draagt den hemel met duizenden sterren? Wie deelt de zon dien goudgloed mee? Z'ontwaakt al stralend en licht ons van verre. Wie wijst haar aan haar tent in de zee? Aanschouw met eerbied de eeuwige orden. Die God almachtig heeft gesteld. Spreekt alles saam niet van Hem, die deed worden. Wat rijk en schoon uit d' oorsprong welt? Hij is uw Schepper, is Wijsheid en Sterkte, Een God van krachten en uw Heil. Hij is 'tl Kniel neder, aanbid wie dit werkte Yan eeuwigheid Is Hij uw Heil Christian FMrchtegott Gellert (1715-1769)] Zwerm, meerkoeten de wolken brekende lentezon den strijd tegen de vorst, want zij wil weide en veld, bosch en strand tooien met de zachte kleuren van het jonge jaar. Zij wint in Duitsch land dezen strijd niet met èèn slag, zooals in het Zuiden, maar juist daardoor is het van Maart tot Mei voortdurende spel der lente-natuur ook grootscher en indruk wekkender. Alom volgen de menschen den strijd en de overwinning van de lente met blijd schap. Vaak weerspiegelt zich deze blijdschap in vroolijke gebruiken, welke niet alleen voor den Duitscher zelf, maar ook voor den vreemdeling aantrekkelijk zijn. Niet alleen door het lied wordt de herboren natuur bezongen en geprezen. Optoch ten met muziek verkondigen veelal ook den intocht van de lente, welke nieuwe levensblijheid aan de menschheid schenkt. In het oude Heidelberg, hetwelk door den dichter als een eeuwig jeugdige bruid werd bezongen, wordt elk jaar, einde Maart, de „Sommertagszug" gehouden. Jon gens en meisjes vullen de straten aan den Neckar. Zij dragen bontversierde stok ken met aan de spits een krakeling, een appel en een ei. Het gejuich der kinderen, de muziek en de zang stijgen op tot aan het in de zon stralende Slot. Ook in het nabijgelegen Schwetzingen, te Brüchsal en in de bosschen van de Palts nabij de Duitsche „Weinstrasse", waar tijdens de lente-veilingen de heerlijke wijn van 1937 wordt aangeboden, begroet het jonge volkje de voorboden van den zomer eveneens met feestelijke optochten. De stralende zon moet de laatste resten van den winter doen smelten, want Paschen nadert en uit de aarde moeten de jonge planten te voorschijn kunnen komen. Wanneer dan, in het midden van April, de witte en roze knoppen openbarsten, dan laat men aan den Boven-Rijn en in het Weserbergland brandende wielen als sym bolen naar het dal rollen. Aan het bergkruis van het stadje Lügde, in de nabijheid van Bad Pyrmont, waar de palmen van het park zich weer in de open lucht wa gen, is dit een sedert oude tijden gehandhaafd gebruik, dat de belangstelling van heel de bevolking trekt. De lente komt de blijde, schoone lente! Laten we haar dankbaar en verheugd inwachterf als een kostelijk geschenk van Hem, Die ook in het rijk der natuur trouwe houdt. In het boek der natuur zoo geeft een der geliefde „oude schrijvers" te lezen verkondigt ons alles het bestaan van God. Hetzij wij letten op het zijn der dingen, of op de orde, de schoonheid, de duurzaamheid van dat zijn wij lezen in dit boek, dat er een God is en wij hooren, dat de hemelen Zijn eer en het uitspansel Zijner handen werk verkondigt! De dennen in volle pracht van hun sierlijken bloei Broedende zwanen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16