NbK* Hot een oplossing geraakte, levert in dit opzicht een weinig bemoedigend voorbeeld. Zal Mussolini ditmaal de koe bij de horens vatten om het met Londen eens te worden, of zal hij uit Chamberlains meegaandheid de conclusie trekken, dat hij gerust zal kunnen gaan overvragen? Nu reeds verluidt dat hij vloot-pariteit in de Middellandsche Zee zal verlangen en een Italiaansch aandeel in de verdediging van het Suezkanaal. Dat is inderdaad héél wat en vermoedelijk aanzienlijk meer dan welke Britsche minister ook genegen is te bewil ligen. De vooruitzichten op een werkelijke over eenstemming tusschen het oude Empire en het kersversche Imperium zijn derhalve niet zoo bijster florissant. Doch Chamberlain zal, mocht de Duce werke ijk het onderste uit de kan willen hebben, daaruit geen andere conclusie' kunnen trekken, dan dat zijn afgetreden jongere collega het toch niet zoo heel ver mis had. Wordt zóó het a.s. verloop der dingen, dan is er niet anders be reikt dan het aan den dag treden van een breuk, waarvoor geen herspel meer mogelijk is. Zoo werkt Edens demissie er als het ware automatisch toe mede, de huidige verwarde politieke toestand te doen kristalliseeren. Hopen wij, dat de uitslag de verwach.ingen niet moge beschamen, en dat uit dit alles inderdaad iets goeds moge tevoorschijn treden Uit Shanghai is het bericht gekomen, dat de Ja- pansche opperbeve'hebber aldaar, de kantige, on verzettelijke generaal Ma'-soei, naar Tokio is te ruggereisd. De Japansche regeering heeft hem van zijn bevel ontheven en luitenant-generaal Hata voor hem in de plaats gesteld. Matsoei was een lastig heerschap, dat voor de belangen en het prestige van de blanke wereld geen duit over had. Zijn houding suggereerde de veronderstelling, dat hij niets liever zou hebben gewild dan een con flict met Engeland, een afrekening, een eindstrijd om de macht. Tokio heeft b'ijkbaar ingezien, dat het juister is, daarmede nog even te wachten; vandaar het zenden van een man a's Hata, die de reputatie heeft niet zoo ui sluitend vechtjas te zijn. De oorlog in China valt den Japanners niet mee, hij verslindt menschen en kapitalen. Waarom zou men dan riskeeren, nog meer hooi op zijn vork te moeten nemen? BINNENLAND ^"NP plechtige wijze is Dinsdagmiddag over heel V-/ 't land de Grondwetsherziening afgekondigd. Dat hebben we ongetwijfeld allen gelezen maar hoe velen zijn van deze plechtigheid getuigen geweest? De Residentie schijnt een gunstige uitzondering te hebben gemaakt, maar overal anders was de publieke be'angs elling nihil. Blijkbaar trokken de autoriteiten zich daar niets van aan. Aan net officieele voorschrift: „afkondiging hiervan moet geschieden van de pui van het huis der gemeente" was voldaan en daarmee uit. Ik min de traditie, maar 'k vond 't toch zielig wat vele foto's van deze „plechtigheid" te zien gaven, 't Was zoo wat overal dezelfde situatie: twee deftige heeren me: lange jas en hooge hoed, de een getooid met ambtsketen, de ander met 't officieele document, en daar om heen wat ver eenzaamde toeschouwers. Nu zijn maar weinigen in de gelegenheid om „des namiddags ten half drie ure" zich voor de pui van het huis der gemeente op te stellen. Dat is zoo, maar aan den anderen kant vereischt een plechtige publieke afkondiging toch zeker ook een zoo groot mogelijk belangstelling? Kan de radio hier geen redding brengen? Dat zou natuurlijk wel in strijd zijn met artikel zooveel, lid zooveel maar in elk geval zou dan toch het volk worden bereikt. En in onze eenvoudig heid hebben we altijd gemeend, dat dat in de eerste plaats wel de bedoeling was van zulk een publieke mededeeling. Op denze'fden dag werd er nóg iets anders ter kennis van ons voTk gebracht, en daarvan kan inderdaad gezegd worden, dat heel ons volk er met belangstelling èn vreugde notie van nam. Wij bedoelen de foto van ons prinselijk gezin. Een mooiere illustratie van jong, huiselijk geluk is niet denkbaar. Een vader en moeder, gebogen over hun eersteling, en die eersteling is een prin ses uit het Huis van Oranje-Nassau. Wat een intense, stille vreugde heerscht nu in het oude, witte paleis te Soestdijk. De spanning is voorbij; Dr de Groot en een der kraamver- p'eegsters zijn weer vertrokken; de gezondheids toestand van moeder en dochter blijkt voortref felijk te zijn. Het gewone leven is weer teruggekeerd maar de wieg van Prinses Beatrix blijft omringd door de liefde van heel een volk. God zegene het jonge leven: moge het in den weg der opvoeding worden wat zoo menige Oranje voor volk en vaderland is geweest! En dan was er nog een gebeurtenis, die de alge- meene belangstelling trok, maar in geheel anderen zin. Bij een groote luchtbeschermingsoefening te Batavia is een Glenn-Martin machine neergestort, waarbij de vijf inzittenden om 't leven zyn ge komen. De luchtvaart eischt de laatste maanden talrijke CO Slachtoffers. Wie z'n krant aandachtig leest, komt de droeve berichten telkens tegen. Een oogenblik voelen we ons aangegrepen, trachten we ons soms even in te denken 't ontzettende drama, dat zich in enkele minuten afspeelde. Maar terwijl we daarmee bezig zijn wordt onze aandacht reeds door andere berichten in beslag genomen en de felle entroering is al weer voorbij. Dat moet ook wel, want we leven zoo ontzettend snel in onzen tijd, en de dood raast overal: door de lucht, maar ook langs den weg. Vreeselijk is 't zooveel slachtoffers het tegenwoor dige verkeer eischt. 't Is geen zeldzaamheid als we vlak onder elkaar lezen van drie, vier doodelijke ongelukken. Zoo is 't in ons land en in 't buiten land is 't vaak nog erger. We herinneren slechts aan 't droevig ongeval te Dordrecht, waar in 't bijna nachtelijk uur een auto te water reed. Drie personen konden met groote moeite worden gered, maar een 18-jarig meisie kwam bij dit ongeval om 't leven. Men weet 't: dit is slechts één van de vele droeve gebeurtenissen, die zich eiken dag weer afspelen. Een kleine vergissing, een enkele misgreep, een oogenblik van onbedachtzaamheid kan de oorzaak zijn van den dood van een of meer menschen. En daarbij komt dan nog het feit, dat vooral in de sleden de straten niet berekend zijn op 't enorme en snelle verkeer van onzen tijd. Wie op de straat zijn brood moet verdienen en hoeveel duizenden zijn dat er niet? kan zonder overdrijving zeggen voortdurend in perikel te verkeeren. Maar waar zouden wij kunnen zeggen veilig te zijn? Te Rockanje kwam een echtpaar door kolen dampvergiftiging om 't leven; hun kind van vier maanden bleef wonderlijk bewaard. En wie ver nam niet met deernis van het ongeval te Bolnes, waarbij een jongeman werd gedood en zijn broer erns ig gewond? Men kan vragen of hier niet veel te roekeloos werd gehandeld maar wie kan uit z'n eigen jeugd geen voorvallen aanwijzen waar de noodige voorzichtigheid eveneens ontbrak? De dubbele treinbotsing naby Amsterdam is wonder boven wonder zonder persoonlijke onge lukken afgeloopen. De matericele schade is zeer aanzienlijk en het reizigersverkeer ondervond ernstige stagnatie maar wat beteekent dit alles als men zich even indenkt hoeveel dooden bij dit ongeval hadden kunnen vallen? De „aardschok" op Urk, waarvan de bladen Woens dag 't bericht brachten, bleek een heel gewone oorzaak te hebben: explodeerende mijnen op het Vogelenzand hebben de consternatie teweeg ge bracht. Ongetwijfeld voelen zich vele eilandbewo ners door deze nadere verklaring heel wat gerust gesteld. Als 'k ten slotte nog even mag overstappen naar 't terrein der politiek, dan wil 'k beginnen met te zeggen, dat 'k met belangstelling èn met genoegen het defensicdebat in de Eerste Kamer heb gevolgd. Telkens blijkt, dat er gebeurtenissen zijn in 't leven onzer sociaal-democraten, waarover de heeren 't liefst maar niet meer spreken. Of als ze er toch wat van zeggen willen, de zaken wel wat te mooi voorstellen. Men weet hoe 't met de eenzijdige ontwapening is gegaan, 't Is waar, zeggen de heeren nu, we hebben vroeger die eenzijdige ontwapening gepre dikt en daar schamen we ons niet over. Daar had den we toen groot gelijk in. En de heer Wiardi Beekman voegde er zelfs aan toe, dat onze huidige minister van defensie, de heer Van Dijk, vroeger dapper heeft meegeholpen aan 't afbreken van onze weermacht. Dit alles werd vriendelijk gezegd, met zoo iets van: wij nemen uw verleden u niet kwalijk, maar nu moet u ook 't onze ons niet te STERVENSURE Wanneer eens komt die bange stervensure, die telkens weer ons zweefde voor den geest, als dan het oog dat rondzag, zal gaan breken, wees dan nabij, Heer' Jezus, die U vreest. Laat dan 't geioof in U toch levend blijven, dat Gij eens wrocht. Dan vliedt de schaduw heen van 't donker graf, en 't zal ons lichter wezen dan toen de zon op volle hoogte scheen. Als dan op aard ons alles gaat ontvallen en niets ons blijft dan Jezus, Hij alleen, laat dan Uw Geest den onze vergezellen en voeren dien naar 's Hemels heerlykheên. Dan brengt de Dood geen dood, maar enkel leven, Zoo'n stervensuur brengt zalig zielsgenot. 't Neemt weg de vrees die vaak in 't harte leefde en doet verlangend uitzien naar haar God. MAGDALENA. zwaar toerekenen. Maar Prof. de Savomin Lohman heeft evenwel nochtans de roode broeders eens geducht de levieten gelezen èn helder in 't licht gesteld, dat de heer Van Dijk in vroeger jaren alles in 't werk heeft gesteld om te redden wat nog maar eenigszins te redden viel. En de heer Briët voegde hier later nog aan toe, als recht streeks antwoord aan genoemden rooden spreker, die den minister van onridderlijkheid had beschul digd: Ik ken den minister te goed dan dat hem ooit onridderlijkheid kan worden verweten, 't Is goed zulke parlementaire schermutselingen niet te vergeten; men hoort vaak dingen, die later te pas kunnen komen. Dat geldt ook van de wijze waarop de N.S.B.-er Van Vessem meende aan de discussie te moeten deelnemen. Volgens „Volk en Vaderland" zou onze regeering een geheim militair verdrag met En geland hebben aangegaan. Daarover ondervraagd, veronderstelde de heer Van Vessem, dat achter den kop van het artikel „Een geheim militair verdrag" een vraagteeken zou zijn weggevallen. Dat toen de Kamer in luid gelach uitproestte is alleszins ver klaarbaar. Toch heeft minister Van Dijk later nog eens met nadruk verklaard, dat van dergelijk ver drag schijn noch schaduw bestaat. Wij gelooven, dat de minister 't zoo goed heeft aangepakt. Een groot deel van 't publiek is nu eenmaal altijd geneigd bij 't vernemen van derge lijke alarmeerende berichten te zeggen: er zal best wat van aan zyn. En legenden vormen zich o zoo spoedig, 't Beste is dan ook zulk een fantastisch verhaal maar aanstonds geheel onschadelijk te maken. De Defensiebegrooting is door de Eerste Kamer met 37 tegen 4 stemmen aangenomen. En de wijzi ging in de Dienstplichtwet ging er door met 28 tegen 13 stemmen. Minister Van Dijk besloot zijn krachtig pleidooi met de bede en wie zou zich daarbij niet aan sluiten? Moge hetgeen wordt gedaan tot verbe tering van de defensie een middel in Gods hand zijn om Nederland buiten den oorlog te houden en om anders, zoo dat niet mocht gelukken, de gevol gen van den oorlog zooveel mogelijk te beperken. Het déraillement in de Watergraajsmeer. Deze joto laat duidelijk zien met hoeveel kracht de botsing aan kwam en hoeveel materieele schade werd aangericht. I. LETTERRAADSEL Mijn geheel bestaat uit twaalf letters en stelt zekere dagroofvogels voor die het liefst geiten, lammeren, gemzen, doch ook kinderen aanvallen. X 1 X 2 X 3 X 4 X 5 x6 x - 7 X 8 X 9 X 10 X 11 X 12 1. Romeins cijfer voor het getal 50. 2. Keizerlijk vonnis waarbij de schuldige van de bescherming der rijkswetten werd verstoken, zelfs vogelvrij en zijn goederen verbeurd verklaard werden. 2. Afstanden tussen de rechter- en linkerhand, wanneer men de armen zo ver mogelijk zijwaarts gestrekt heeft; 1 M. 60. 4. Tot de Roomse godsdienst behorend. 5. Een soort van bladgroente, alzo genoemd naar de opvallende kleur der bladeren. C. Wandelingen let op de uitgang: ingen in het schaduwrijk lommer der bomen. 7. Graven die onder de oppergraaf der gouw stonden, dezen bij afwezigheid vervingen en met enige werkzaamheden in het graafschap belast 8. Bestrijken met een gesmolten metaal van blauwwitte kleur, dat zeer week en rekbaar is en veel op Banka wordt gevonden. 9. Oude naam voor bultige, herkauwende zoog dieren, die vooral in Azië worden aangetroffen. 10. Bolle verheffingen van de waterspiegel der zee, meestal door de wind veroorzaakt. 11. Tenen fruitmandje, gewoonlijk smal en hoog. 12. Romeins cijfer voor het getal 900. II. KLEINE RAADSELS 1. Welk mes kan niet snijden? 2. Van welk woord van vyf letters blijft slechts één over, wanneer men de beide eerste er af neemt? 3. Waarom zijn de bedden van luie mensen altyd te kort? 4. Wat heeft vlees noch been en evenwel vier vingers en een duim? 5. Waarom is E gelijk een tweeslachtig dier? 6. Wanneer is de dwaas het verstandigst? 7. Ik beweeg mij voor uw ogen; wanneer ik echter ga, staat mijn lichaam stil en als ik stilsta, lieg ik. 8. Ik ben zeer wfillekeurig, nu eens zoet, dan eens zuur. Der huisvrouw ben ik nuttig, den kinderen goed op den duur. OPLOSSINGEN van de raadsels in de vorige Kinderkrant I. De touwslagers. II. Op beide kruisjeslijnen komt het woord hage dis. De onderdeelen zyn: h, dak, nagel, kudde, pit, s. III. Wol en dol. IV. Het vuur. WE MAKEN EEN ECHTE ZEPPELIN OM een echt miniatuur modelluchtschip te maken, dat langs een dunne ijzerdraad zich voortbeweegt, die je ergens gespannen hebt, b.v. van het ene einde van de kamer naar het andere, is helemaal geen toer. Je kunt dat best op een gezel lige winter avond doen, waarbij de huisgenoten zeker allen le vendige be langstelling zullen tonen. Ook is het niet kwaad, wan neer vader of moeder in zo'n geval een oogje in het zeil houden. Doe je dit grapje bui tenshuis, b.v. in de tuin, dan is er helemaal geen gevaar by. In de eerste plaats heb je dan nodig een lege eier schaal, een uitgeblazen ei dus. Een ei kun je uit blazen, door aan iedere kant met een stopnaald een gaatje te prikken en het dan leeg te blazen. Sluit het gaatje aan het dunne uiteinde van het ei weer dicht met een beetje lak. Het gaatje aan het dikke einde blijft dus open. Sla nu twee stukjes ijzer- draad om het ei, zoals op het plaatje staat aange geven. Draai de uiteinden van de ijzerdraadjes zo in elkaar, dat ze stevig om het ei sluiten. Bevestig aan elk dezer ijzerdraadbandjes weer een stuk ijzerdraad, en draai die twee einden een eindje boven het ei in elkaar, zoals het plaatje weer laat zien. Bevestig daaraan weer een lang stuk ijzer draad, waaraan het luchtschip komt te hangen, met een oogje, aan de lange, tussen twee punten gespannen ijzerdraad. Neem nu een oude, metalen vingerhoed. Maak daar omheen een ringetje van ijzerdraad, vlak onder de rand, bevestig aan dit ringetje twee eindjes van ijzerdraad en bevestig die aan de twee ijzerbandjes van het el. Zo vormt de vingerhoed dus een schuitje onder de Zeppelin. Giet in het ei, door het gaatje in de achterkant wat water, zodat het ongeveer voor een derde gevuld is. Stop een stukje watten in de vinger-, hoed en doe daarin een heel klein scheutje brand spiritus. Steek de gedrenkte watten aan en. zodra het water in het ei kookt, spuit er van achteren een straal stoom uit, sterk genoeg om het kleine luchtschip langs de gespannen, geolieden draad voort te bewegen. T IS MAAR EEN WEET HET INLIJSTEN VAN PLATEN Je hebt zeker wel eens gemerkt hoe bij ingelijste platen steeds weer stof komt tussen glas en plaat. Vooral de z.g.n. „onweersbeestjes" kunnen het soms bont maken. Je snapt niet waar ze vandaaa komen. Je hebt aan de achterkant toch zo keurig alle naden dichtgeplakt. En toch Welnu, ik ga je leren, hoe je dergelijke narigheid voorkomen kunt en hoe je „model" inlijst! Je begint met de plaat zó af te snijden, dat ze overal i/2 c.M. groter is dan het glas. Is dat gedaan, bevochtig dan de plaat gelijkmatig met 'n spons. Vervolgens neem je het glas onder handen. Wrijf het in met 'n lap met spiritus en krijt. Met 'n schone linnen doek goed droog wrij ven. Leg nu het glas recht en plat op de nog voch tige plaat, en plak de overstekende randen naar voren om het glas. Je zult nu eens zien hoe mooi strak de plaat zit, als ze droog is. Zet ze nu gerust in de lijst, er kan onmogelijk stof tussen komen. Foto's lijst je in, door het glas, precies zo groot als de foto, hierop te leggen en de randen te beplak ken met reepjes lijm-papier. Leg ze tussen 'n paar boeken tot ze droog is en zet ze in de lijst. Lympapier maak je, door stevig papier te bestrij ken met warme, niet te dunne schrijnwerkerslijm. Is dit droog, knip het dan aan repen en je hoeft ze voor het gebruik alleen maar pn weinig te bevoch- V ERSTROOID Toen Newton de grote geleerde eens door een stille straat wandelde, kwam hij een vriend tegen. Het was heel warm en de vriend had de hoed afgezet en wuifde zich met zijn zakdoek koelte toe. Nu keek hy naar Newton en verwachtte, dat deze hem zou aanspreken. Doch de geleerde was zo in gepeins verzonken, dat hij werktuiglijk uit zijn vestzak een geldstuk haalde en dat in de hoed wierp. Hij had z'n vriend voor een bedelaar aangezien. OVERTROEFD „Mijnheer! u schijnt niet te weten, hoe het behoort; ik heb thuis „Vormen en manieren" en wil u dat boek eens voor acht dagen lenen!" „Heel vriendelijk van u, maar kunt u het zó lang missen?" EEN AVONTUUR VAN BLAFFIE.DE HOND O OP zekere dag hoorde hy, dat er in een ander dorp een vreemde hond was gevonden. Hij ging er dezelfde middag heen, met nieuwe hoop in z'n hart. Maar zyn lange rit was tevergeefs, want de vreemde hond was Blaffie Ondertussen waren Vriend Coyote en Roodhaartje en Grootje Vos heel brutaal geworden. Ze waagden zich zelfs bij daglicht in de buurt van net kippenerf. „Ik geloof, dat jij wel meer van Blaf fie afweet", zei Jan op een middag toen hij Vriend Coyote wegjoeg. „In ieder geval weet je, dat hij niet thuis is en ik verdenk je er sterk van, dat je weet waaróm hy er niet is. Ik denk dat ik een nieuwe hond zal aanschaf fen. Die zal je wel leren niet zo bru taal te zijn.' Maar Jan kon er niet toe komen zich een andere hond aan te schaffen. Hij voelde, dat geen andere hond ooit Blaffie's plaa'.s zou kunnen innemen en hoewel hij niet anders kon den ken dan dat Blaffie nooit zou terug komen, was er heel diep in zijn hart toch nog een klein beetje hoop over gebleven, juist genoeg om te maken dat hy geen andere hond nam. Altijd wanneer hy uitging keek hij speurend rond zonder er eigenlijk goed bij na te denken. Hij had de hoop op gegeven Blaffie te vinden en toch zocht hy hem nog steeds. XXIII Blaffie's stem Er is nét zoveel verschil tussen de slem van de ene hond en de andere, als tussen de stem van de ene mens en de andere. Blaffie had een diepe, krachtige stem, een stem die al op grote afstand te horen was. Wie zijn stem éénmaal had gehoord, zou hem aStijd weer onmiddellijk herkennen. Blaffie gebruikte zijn stem meestal al leen maar als hij op jacht was. Dan blafte hij van blijdschap, als hij het goede spoor had gevonden. Maar nu hij een gevangene was, een gevangene door vriendelijkheid, blafte hij soms van louter heimwee. Wanneer hy op het erf vastgebonden lag, dacht hij soms aan Boer en Boerin de Bruin en vooral aan zijn jongen baas Jan, en dan verlangde hij vreselijk naar hen. Als het verlangen hem dan te machtig werd, opende hij zijn mond en het geblaf dat door het bos weerklonk was zó verdrietig en klagend als nooit te voren. Maar niemand, die zijn geblaf hoorde, kende Blaffie. Ja, toch, Zwartveertje de Kraai. Die wist precies waar Blaffie was en als hij in de buurt kwam, vloog hij altijd even over de boerderij om te zien of Blaffie er nog was. En meer dan eens hoorde hij Blaffie's stem, die nu zo klagend klonk en hij begreep er alles van. Zwartveertje maakte zich bezorgd over Blaffie. Hij begreep best, wat Blaffie scheelde, maar hij kon geen enkel middel bedenken om hem te helpen. „Die hond heeft heimwee," kraste Zwartveertje, toen hy in de top van een hoge boom zat en hij krabde over zyn kop, alsof hy er een goed idee uit te voorschyn wilde halen. „Hij weet natuurlijk niet, hoe hy thuis moet komen en als hij het probeerde zou hij waarschijnlijk weer verdwalen. Bovendien, hij krijgt niet eens kans om het te proberen. Ik kan onmogelijk Jan de Bruin hier brengen, want hy verstaat mijn taal niet en ik versta de zijne niet. Het enige wat ik doen kan is een oogje in 't zeil houden. Ik wou dat Blaffie ophield met dat geblaf. Ik wordt er naar van. Werkelijk, het geeft me een onaangenaam gevoel. Vriend Coyote heeft Blaffie in deze moeilijkheid gebracht en ik vind dat hij hem er nu ook uit moet helpen, maar ik denk niet dat het veel helpen zal, als ik het hem vraag. In ieder ge val kan ik het wel eens proberen. Baat het niet, het schaadt ook niet." En met deze gedachte vloog Zwart veertje naar de boerderij van Boer de Bruin en begon Vriend Coyote op te zoeken. Nog lang vervolgde hem Blaf fie's g'.em, verdrietig en klagend van heimwee en verlangen. XXIV. Zwartveertje probeert hulp te krijgen Zwartveertje keek speurend rond of hy Vriend Coyote ook kon ontdekken. Maar deze was nergens te zien, en Zwartveertje kon niet lang zoeken, want de Zon maakte haar bed achter de Purperen Heuvelen al weer gereed en de Zwarte Schaduwen kropen al over het Groene Woud. Zwartveertje waagt zich nooit buiten als het donker is. Je zou denken, dat iemand met zo'n zwarte jas juist wel van de Zwarte Schaduwen zou houden, maar dat ia toch niet zo. Integendeel, zo moedig en brutaal als Zwartveertje overdag is, zo bang is hij in het donker. Daarom gaat hij altijd vroeg naar bed en ala de Zwarte Schaduwen de rand van het Groene Woud hebben bereikt, zit Zwartveertje al veilig in zijn geheime schuilplaats. Eigenlijk is Zwartveertje niet bang voor de duisternis, maar voor iemand, die in het donker naar buiten komt. Dat is Oe-hoe, de UiL Zwartveertje weet wel, dat Oehoe er niets op tegen zou hebben hem voor avondmaaltijd te gebruiken, en daar paste hij liever voor op. Heel vroeg, de volgende morgen, vloog Zwartveertje naar het huis van Vriend Coyote. Hij trof het, want deze kwam juist van een nachtelijke jachtpartij „Heb je een goede jacht gehad?" vroeg Zwartveertje beleefd. Vriend Coyote zag Zwartveertje een beetje wan trouwend aan. ,,'k Heb genoeg gejaagd, maar niet veel gevangen," was het antwoord. „Wat kom je hier zo vroeg doen. Heb je al ontbeten?" Zwartveertje was zo verstandig deze vragen niet te beantwoorden. „Ik weet waar Blaffie is," zei hy. „Jk zag hem gister." Vriend Coyote spitste de oren en grijnslachte. „Ik dacht, dat -hij dood was," zei hy. „Het is lang geleden, dat we iets van Blaffie hebben gehoord. Maakt hij het goed?" (Wordt vervolgd) 03

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 12