NbK*
Hot een oplossing geraakte, levert in dit opzicht
een weinig bemoedigend voorbeeld. Zal Mussolini
ditmaal de koe bij de horens vatten om het met
Londen eens te worden, of zal hij uit Chamberlains
meegaandheid de conclusie trekken, dat hij gerust
zal kunnen gaan overvragen? Nu reeds verluidt
dat hij vloot-pariteit in de Middellandsche Zee
zal verlangen en een Italiaansch aandeel in de
verdediging van het Suezkanaal. Dat is inderdaad
héél wat en vermoedelijk aanzienlijk meer dan
welke Britsche minister ook genegen is te bewil
ligen. De vooruitzichten op een werkelijke over
eenstemming tusschen het oude Empire en het
kersversche Imperium zijn derhalve niet zoo
bijster florissant. Doch Chamberlain zal, mocht de
Duce werke ijk het onderste uit de kan willen
hebben, daaruit geen andere conclusie' kunnen
trekken, dan dat zijn afgetreden jongere collega
het toch niet zoo heel ver mis had. Wordt zóó het
a.s. verloop der dingen, dan is er niet anders be
reikt dan het aan den dag treden van een breuk,
waarvoor geen herspel meer mogelijk is. Zoo
werkt Edens demissie er als het ware automatisch
toe mede, de huidige verwarde politieke toestand
te doen kristalliseeren. Hopen wij, dat de uitslag
de verwach.ingen niet moge beschamen, en dat
uit dit alles inderdaad iets goeds moge tevoorschijn
treden
Uit Shanghai is het bericht gekomen, dat de Ja-
pansche opperbeve'hebber aldaar, de kantige, on
verzettelijke generaal Ma'-soei, naar Tokio is te
ruggereisd. De Japansche regeering heeft hem van
zijn bevel ontheven en luitenant-generaal Hata
voor hem in de plaats gesteld. Matsoei was een
lastig heerschap, dat voor de belangen en het
prestige van de blanke wereld geen duit over had.
Zijn houding suggereerde de veronderstelling, dat
hij niets liever zou hebben gewild dan een con
flict met Engeland, een afrekening, een eindstrijd
om de macht. Tokio heeft b'ijkbaar ingezien, dat
het juister is, daarmede nog even te wachten;
vandaar het zenden van een man a's Hata, die de
reputatie heeft niet zoo ui sluitend vechtjas te zijn.
De oorlog in China valt den Japanners niet mee,
hij verslindt menschen en kapitalen. Waarom zou
men dan riskeeren, nog meer hooi op zijn vork
te moeten nemen?
BINNENLAND
^"NP plechtige wijze is Dinsdagmiddag over heel
V-/ 't land de Grondwetsherziening afgekondigd.
Dat hebben we ongetwijfeld allen gelezen maar
hoe velen zijn van deze plechtigheid getuigen
geweest?
De Residentie schijnt een gunstige uitzondering
te hebben gemaakt, maar overal anders was de
publieke be'angs elling nihil. Blijkbaar trokken
de autoriteiten zich daar niets van aan. Aan net
officieele voorschrift: „afkondiging hiervan moet
geschieden van de pui van het huis der gemeente"
was voldaan en daarmee uit.
Ik min de traditie, maar 'k vond 't toch zielig
wat vele foto's van deze „plechtigheid" te zien
gaven, 't Was zoo wat overal dezelfde situatie:
twee deftige heeren me: lange jas en hooge hoed,
de een getooid met ambtsketen, de ander met 't
officieele document, en daar om heen wat ver
eenzaamde toeschouwers.
Nu zijn maar weinigen in de gelegenheid om „des
namiddags ten half drie ure" zich voor de pui
van het huis der gemeente op te stellen. Dat is
zoo, maar aan den anderen kant vereischt een
plechtige publieke afkondiging toch zeker ook een
zoo groot mogelijk belangstelling?
Kan de radio hier geen redding brengen? Dat zou
natuurlijk wel in strijd zijn met artikel zooveel,
lid zooveel maar in elk geval zou dan toch
het volk worden bereikt. En in onze eenvoudig
heid hebben we altijd gemeend, dat dat in de
eerste plaats wel de bedoeling was van zulk een
publieke mededeeling.
Op denze'fden dag werd er nóg iets anders ter
kennis van ons voTk gebracht, en daarvan kan
inderdaad gezegd worden, dat heel ons volk er
met belangstelling èn vreugde notie van nam. Wij
bedoelen de foto van ons prinselijk gezin. Een
mooiere illustratie van jong, huiselijk geluk is
niet denkbaar. Een vader en moeder, gebogen
over hun eersteling, en die eersteling is een prin
ses uit het Huis van Oranje-Nassau.
Wat een intense, stille vreugde heerscht nu in
het oude, witte paleis te Soestdijk. De spanning
is voorbij; Dr de Groot en een der kraamver-
p'eegsters zijn weer vertrokken; de gezondheids
toestand van moeder en dochter blijkt voortref
felijk te zijn.
Het gewone leven is weer teruggekeerd maar
de wieg van Prinses Beatrix blijft omringd door
de liefde van heel een volk. God zegene het jonge
leven: moge het in den weg der opvoeding worden
wat zoo menige Oranje voor volk en vaderland is
geweest!
En dan was er nog een gebeurtenis, die de alge-
meene belangstelling trok, maar in geheel anderen
zin. Bij een groote luchtbeschermingsoefening te
Batavia is een Glenn-Martin machine neergestort,
waarbij de vijf inzittenden om 't leven zyn ge
komen.
De luchtvaart eischt de laatste maanden talrijke
CO
Slachtoffers. Wie z'n krant aandachtig leest, komt
de droeve berichten telkens tegen. Een oogenblik
voelen we ons aangegrepen, trachten we ons soms
even in te denken 't ontzettende drama, dat zich
in enkele minuten afspeelde. Maar terwijl we
daarmee bezig zijn wordt onze aandacht reeds door
andere berichten in beslag genomen en de felle
entroering is al weer voorbij. Dat moet ook wel,
want we leven zoo ontzettend snel in onzen tijd,
en de dood raast overal: door de lucht, maar ook
langs den weg.
Vreeselijk is 't zooveel slachtoffers het tegenwoor
dige verkeer eischt. 't Is geen zeldzaamheid als we
vlak onder elkaar lezen van drie, vier doodelijke
ongelukken. Zoo is 't in ons land en in 't buiten
land is 't vaak nog erger.
We herinneren slechts aan 't droevig ongeval te
Dordrecht, waar in 't bijna nachtelijk uur een auto
te water reed. Drie personen konden met groote
moeite worden gered, maar een 18-jarig meisie
kwam bij dit ongeval om 't leven.
Men weet 't: dit is slechts één van de vele droeve
gebeurtenissen, die zich eiken dag weer afspelen.
Een kleine vergissing, een enkele misgreep, een
oogenblik van onbedachtzaamheid kan de oorzaak
zijn van den dood van een of meer menschen. En
daarbij komt dan nog het feit, dat vooral in de
sleden de straten niet berekend zijn op 't enorme
en snelle verkeer van onzen tijd. Wie op de straat
zijn brood moet verdienen en hoeveel duizenden
zijn dat er niet? kan zonder overdrijving zeggen
voortdurend in perikel te verkeeren.
Maar waar zouden wij kunnen zeggen veilig te
zijn? Te Rockanje kwam een echtpaar door kolen
dampvergiftiging om 't leven; hun kind van vier
maanden bleef wonderlijk bewaard. En wie ver
nam niet met deernis van het ongeval te Bolnes,
waarbij een jongeman werd gedood en zijn
broer erns ig gewond? Men kan vragen of hier
niet veel te roekeloos werd gehandeld maar wie
kan uit z'n eigen jeugd geen voorvallen aanwijzen
waar de noodige voorzichtigheid eveneens ontbrak?
De dubbele treinbotsing naby Amsterdam is
wonder boven wonder zonder persoonlijke onge
lukken afgeloopen. De matericele schade is zeer
aanzienlijk en het reizigersverkeer ondervond
ernstige stagnatie maar wat beteekent dit alles
als men zich even indenkt hoeveel dooden bij dit
ongeval hadden kunnen vallen?
De „aardschok" op Urk, waarvan de bladen Woens
dag 't bericht brachten, bleek een heel gewone
oorzaak te hebben: explodeerende mijnen op het
Vogelenzand hebben de consternatie teweeg ge
bracht. Ongetwijfeld voelen zich vele eilandbewo
ners door deze nadere verklaring heel wat gerust
gesteld.
Als 'k ten slotte nog even mag overstappen naar
't terrein der politiek, dan wil 'k beginnen met te
zeggen, dat 'k met belangstelling èn met genoegen
het defensicdebat in de Eerste Kamer heb gevolgd.
Telkens blijkt, dat er gebeurtenissen zijn in 't leven
onzer sociaal-democraten, waarover de heeren 't
liefst maar niet meer spreken. Of als ze er toch
wat van zeggen willen, de zaken wel wat te mooi
voorstellen.
Men weet hoe 't met de eenzijdige ontwapening
is gegaan, 't Is waar, zeggen de heeren nu, we
hebben vroeger die eenzijdige ontwapening gepre
dikt en daar schamen we ons niet over. Daar had
den we toen groot gelijk in. En de heer Wiardi
Beekman voegde er zelfs aan toe, dat onze huidige
minister van defensie, de heer Van Dijk, vroeger
dapper heeft meegeholpen aan 't afbreken van
onze weermacht. Dit alles werd vriendelijk gezegd,
met zoo iets van: wij nemen uw verleden u niet
kwalijk, maar nu moet u ook 't onze ons niet te
STERVENSURE
Wanneer eens komt die bange stervensure,
die telkens weer ons zweefde voor den geest,
als dan het oog dat rondzag, zal gaan breken,
wees dan nabij, Heer' Jezus, die U vreest.
Laat dan 't geioof in U toch levend blijven,
dat Gij eens wrocht. Dan vliedt de schaduw heen
van 't donker graf, en 't zal ons lichter wezen
dan toen de zon op volle hoogte scheen.
Als dan op aard ons alles gaat ontvallen
en niets ons blijft dan Jezus, Hij alleen,
laat dan Uw Geest den onze vergezellen
en voeren dien naar 's Hemels heerlykheên.
Dan brengt de Dood geen dood, maar enkel leven,
Zoo'n stervensuur brengt zalig zielsgenot.
't Neemt weg de vrees die vaak in 't harte leefde
en doet verlangend uitzien naar haar God.
MAGDALENA.
zwaar toerekenen. Maar Prof. de Savomin Lohman
heeft evenwel nochtans de roode broeders eens
geducht de levieten gelezen èn helder in 't licht
gesteld, dat de heer Van Dijk in vroeger jaren
alles in 't werk heeft gesteld om te redden wat
nog maar eenigszins te redden viel. En de heer
Briët voegde hier later nog aan toe, als recht
streeks antwoord aan genoemden rooden spreker,
die den minister van onridderlijkheid had beschul
digd: Ik ken den minister te goed dan dat hem
ooit onridderlijkheid kan worden verweten, 't Is
goed zulke parlementaire schermutselingen niet te
vergeten; men hoort vaak dingen, die later te pas
kunnen komen.
Dat geldt ook van de wijze waarop de N.S.B.-er
Van Vessem meende aan de discussie te moeten
deelnemen. Volgens „Volk en Vaderland" zou onze
regeering een geheim militair verdrag met En
geland hebben aangegaan. Daarover ondervraagd,
veronderstelde de heer Van Vessem, dat achter den
kop van het artikel „Een geheim militair verdrag"
een vraagteeken zou zijn weggevallen. Dat toen de
Kamer in luid gelach uitproestte is alleszins ver
klaarbaar. Toch heeft minister Van Dijk later nog
eens met nadruk verklaard, dat van dergelijk ver
drag schijn noch schaduw bestaat.
Wij gelooven, dat de minister 't zoo goed heeft
aangepakt. Een groot deel van 't publiek is nu
eenmaal altijd geneigd bij 't vernemen van derge
lijke alarmeerende berichten te zeggen: er zal best
wat van aan zyn. En legenden vormen zich o zoo
spoedig, 't Beste is dan ook zulk een fantastisch
verhaal maar aanstonds geheel onschadelijk te
maken.
De Defensiebegrooting is door de Eerste Kamer
met 37 tegen 4 stemmen aangenomen. En de wijzi
ging in de Dienstplichtwet ging er door met 28
tegen 13 stemmen.
Minister Van Dijk besloot zijn krachtig pleidooi
met de bede en wie zou zich daarbij niet aan
sluiten? Moge hetgeen wordt gedaan tot verbe
tering van de defensie een middel in Gods hand
zijn om Nederland buiten den oorlog te houden en
om anders, zoo dat niet mocht gelukken, de gevol
gen van den oorlog zooveel mogelijk te beperken.
Het déraillement in de Watergraajsmeer. Deze joto laat duidelijk zien met hoeveel kracht de botsing
aan kwam en hoeveel materieele schade werd aangericht.
I. LETTERRAADSEL
Mijn geheel bestaat uit twaalf letters en stelt
zekere dagroofvogels voor die het liefst geiten,
lammeren, gemzen, doch ook kinderen aanvallen.
X 1
X 2
X 3
X 4
X 5
x6
x - 7
X 8
X 9
X 10
X 11
X 12
1. Romeins cijfer voor het getal 50.
2. Keizerlijk vonnis waarbij de schuldige van de
bescherming der rijkswetten werd verstoken, zelfs
vogelvrij en zijn goederen verbeurd verklaard
werden.
2. Afstanden tussen de rechter- en linkerhand,
wanneer men de armen zo ver mogelijk zijwaarts
gestrekt heeft; 1 M. 60.
4. Tot de Roomse godsdienst behorend.
5. Een soort van bladgroente, alzo genoemd naar
de opvallende kleur der bladeren.
C. Wandelingen let op de uitgang: ingen in
het schaduwrijk lommer der bomen.
7. Graven die onder de oppergraaf der gouw
stonden, dezen bij afwezigheid vervingen en met
enige werkzaamheden in het graafschap belast
8. Bestrijken met een gesmolten metaal van
blauwwitte kleur, dat zeer week en rekbaar is en
veel op Banka wordt gevonden.
9. Oude naam voor bultige, herkauwende zoog
dieren, die vooral in Azië worden aangetroffen.
10. Bolle verheffingen van de waterspiegel der
zee, meestal door de wind veroorzaakt.
11. Tenen fruitmandje, gewoonlijk smal en hoog.
12. Romeins cijfer voor het getal 900.
II. KLEINE RAADSELS
1. Welk mes kan niet snijden?
2. Van welk woord van vyf letters blijft slechts
één over, wanneer men de beide eerste er af
neemt?
3. Waarom zijn de bedden van luie mensen altyd
te kort?
4. Wat heeft vlees noch been en evenwel vier
vingers en een duim?
5. Waarom is E gelijk een tweeslachtig dier?
6. Wanneer is de dwaas het verstandigst?
7. Ik beweeg mij voor uw ogen; wanneer ik echter
ga, staat mijn lichaam stil en als ik stilsta, lieg ik.
8. Ik ben zeer wfillekeurig, nu eens zoet, dan eens
zuur. Der huisvrouw ben ik nuttig, den kinderen
goed op den duur.
OPLOSSINGEN
van de raadsels in de vorige Kinderkrant
I. De touwslagers.
II. Op beide kruisjeslijnen komt het woord hage
dis. De onderdeelen zyn: h, dak, nagel, kudde,
pit, s.
III. Wol en dol.
IV. Het vuur.
WE MAKEN EEN ECHTE ZEPPELIN
OM een echt miniatuur modelluchtschip te
maken, dat langs een dunne ijzerdraad zich
voortbeweegt, die je ergens gespannen hebt, b.v.
van het ene einde van de kamer naar het andere,
is helemaal
geen toer. Je
kunt dat best
op een gezel
lige winter
avond doen,
waarbij de
huisgenoten
zeker allen le
vendige be
langstelling
zullen tonen.
Ook is het niet
kwaad, wan
neer vader of
moeder in zo'n
geval een oogje
in het zeil
houden. Doe je
dit grapje bui
tenshuis, b.v.
in de tuin, dan is er helemaal geen gevaar by. In
de eerste plaats heb je dan nodig een lege eier
schaal, een uitgeblazen ei dus. Een ei kun je uit
blazen, door aan iedere kant met een stopnaald een
gaatje te prikken en het dan leeg te blazen. Sluit
het gaatje aan het dunne uiteinde van het ei weer
dicht met een beetje lak. Het gaatje aan het dikke
einde blijft dus open. Sla nu twee stukjes ijzer-
draad om het ei, zoals op het plaatje staat aange
geven. Draai de uiteinden van de ijzerdraadjes zo
in elkaar, dat ze stevig om het ei sluiten. Bevestig
aan elk dezer ijzerdraadbandjes weer een stuk
ijzerdraad, en draai die twee einden een eindje
boven het ei in elkaar, zoals het plaatje weer laat
zien. Bevestig daaraan weer een lang stuk ijzer
draad, waaraan het luchtschip komt te hangen,
met een oogje, aan de lange, tussen twee punten
gespannen ijzerdraad. Neem nu een oude, metalen
vingerhoed. Maak daar omheen een ringetje van
ijzerdraad, vlak onder de rand, bevestig aan dit
ringetje twee eindjes van ijzerdraad en bevestig
die aan de twee ijzerbandjes van het el. Zo vormt
de vingerhoed dus een schuitje onder de Zeppelin.
Giet in het ei, door het gaatje in de achterkant
wat water, zodat het ongeveer voor een derde
gevuld is. Stop een stukje watten in de vinger-,
hoed en doe daarin een heel klein scheutje brand
spiritus. Steek de gedrenkte watten aan en. zodra
het water in het ei kookt, spuit er van achteren
een straal stoom uit, sterk genoeg om het kleine
luchtschip langs de gespannen, geolieden draad
voort te bewegen.
T IS MAAR EEN WEET
HET INLIJSTEN VAN PLATEN
Je hebt zeker wel eens gemerkt hoe bij ingelijste
platen steeds weer stof komt tussen glas en plaat.
Vooral de z.g.n. „onweersbeestjes" kunnen het
soms bont maken. Je snapt niet waar ze vandaaa
komen.
Je hebt aan de achterkant toch zo keurig alle
naden dichtgeplakt. En toch
Welnu, ik ga je leren, hoe je dergelijke narigheid
voorkomen kunt en hoe je „model" inlijst!
Je begint met de plaat zó af te snijden, dat ze
overal i/2 c.M. groter is dan het glas.
Is dat gedaan, bevochtig dan de plaat gelijkmatig
met 'n spons. Vervolgens neem je het glas onder
handen. Wrijf het in met 'n lap met spiritus en
krijt. Met 'n schone linnen doek goed droog wrij
ven. Leg nu het glas recht en plat op de nog voch
tige plaat, en plak de overstekende randen naar
voren om het glas. Je zult nu eens zien hoe mooi
strak de plaat zit, als ze droog is. Zet ze nu gerust
in de lijst, er kan onmogelijk stof tussen komen.
Foto's lijst je in, door het glas, precies zo groot als
de foto, hierop te leggen en de randen te beplak
ken met reepjes lijm-papier.
Leg ze tussen 'n paar boeken tot ze droog is en
zet ze in de lijst.
Lympapier maak je, door stevig papier te bestrij
ken met warme, niet te dunne schrijnwerkerslijm.
Is dit droog, knip het dan aan repen en je hoeft ze
voor het gebruik alleen maar pn weinig te bevoch-
V ERSTROOID
Toen Newton de grote geleerde eens door een
stille straat wandelde, kwam hij een vriend
tegen. Het was heel warm en de vriend had de
hoed afgezet en wuifde zich met zijn zakdoek
koelte toe.
Nu keek hy naar Newton en verwachtte, dat
deze hem zou aanspreken. Doch de geleerde was
zo in gepeins verzonken, dat hij werktuiglijk uit
zijn vestzak een geldstuk haalde en dat in de
hoed wierp.
Hij had z'n vriend voor een bedelaar aangezien.
OVERTROEFD
„Mijnheer! u schijnt niet te weten, hoe het behoort;
ik heb thuis „Vormen en manieren" en wil u dat
boek eens voor acht dagen lenen!"
„Heel vriendelijk van u, maar kunt u het zó lang
missen?"
EEN AVONTUUR VAN
BLAFFIE.DE HOND
O
OP zekere dag hoorde hy, dat er in
een ander dorp een vreemde hond
was gevonden. Hij ging er dezelfde
middag heen, met nieuwe hoop in z'n
hart. Maar zyn lange rit was tevergeefs,
want de vreemde hond was Blaffie
Ondertussen waren Vriend Coyote
en Roodhaartje en Grootje Vos heel
brutaal geworden. Ze waagden zich
zelfs bij daglicht in de buurt van net
kippenerf.
„Ik geloof, dat jij wel meer van Blaf
fie afweet", zei Jan op een middag
toen hij Vriend Coyote wegjoeg. „In
ieder geval weet je, dat hij niet thuis
is en ik verdenk je er sterk van, dat
je weet waaróm hy er niet is. Ik denk
dat ik een nieuwe hond zal aanschaf
fen. Die zal je wel leren niet zo bru
taal te zijn.'
Maar Jan kon er niet toe komen zich
een andere hond aan te schaffen. Hij
voelde, dat geen andere hond ooit
Blaffie's plaa'.s zou kunnen innemen
en hoewel hij niet anders kon den
ken dan dat Blaffie nooit zou terug
komen, was er heel diep in zijn hart
toch nog een klein beetje hoop over
gebleven, juist genoeg om te maken
dat hy geen andere hond nam.
Altijd wanneer hy uitging keek hij
speurend rond zonder er eigenlijk goed
bij na te denken. Hij had de hoop op
gegeven Blaffie te vinden en toch zocht
hy hem nog steeds.
XXIII Blaffie's stem
Er is nét zoveel verschil tussen de
slem van de ene hond en de andere,
als tussen de stem van de ene mens
en de andere. Blaffie had een diepe,
krachtige stem, een stem die al op
grote afstand te horen was. Wie zijn
stem éénmaal had gehoord, zou hem
aStijd weer onmiddellijk herkennen.
Blaffie gebruikte zijn stem meestal al
leen maar als hij op jacht was. Dan
blafte hij van blijdschap, als hij het
goede spoor had gevonden. Maar nu
hij een gevangene was, een gevangene
door vriendelijkheid, blafte hij soms
van louter heimwee. Wanneer hy op
het erf vastgebonden lag, dacht hij
soms aan Boer en Boerin de Bruin en
vooral aan zijn jongen baas Jan, en
dan verlangde hij vreselijk naar hen.
Als het verlangen hem dan te machtig
werd, opende hij zijn mond en het
geblaf dat door het bos weerklonk was
zó verdrietig en klagend als nooit te
voren. Maar niemand, die zijn geblaf
hoorde, kende Blaffie.
Ja, toch, Zwartveertje de Kraai. Die
wist precies waar Blaffie was en als
hij in de buurt kwam, vloog hij altijd
even over de boerderij om te zien of
Blaffie er nog was. En meer dan eens
hoorde hij Blaffie's stem, die nu zo
klagend klonk en hij begreep er alles
van. Zwartveertje maakte zich bezorgd
over Blaffie. Hij begreep best, wat
Blaffie scheelde, maar hij kon geen
enkel middel bedenken om hem te
helpen.
„Die hond heeft heimwee," kraste
Zwartveertje, toen hy in de top van
een hoge boom zat en hij krabde over
zyn kop, alsof hy er een goed idee uit
te voorschyn wilde halen.
„Hij weet natuurlijk niet, hoe hy thuis
moet komen en als hij het probeerde
zou hij waarschijnlijk weer verdwalen.
Bovendien, hij krijgt niet eens kans
om het te proberen. Ik kan onmogelijk
Jan de Bruin hier brengen, want hy
verstaat mijn taal niet en ik versta de
zijne niet. Het enige wat ik doen kan
is een oogje in 't zeil houden. Ik wou
dat Blaffie ophield met dat geblaf. Ik
wordt er naar van. Werkelijk, het
geeft me een onaangenaam gevoel.
Vriend Coyote heeft Blaffie in deze
moeilijkheid gebracht en ik vind dat
hij hem er nu ook uit moet helpen,
maar ik denk niet dat het veel helpen
zal, als ik het hem vraag. In ieder ge
val kan ik het wel eens proberen.
Baat het niet, het schaadt ook niet."
En met deze gedachte vloog Zwart
veertje naar de boerderij van Boer de
Bruin en begon Vriend Coyote op te
zoeken. Nog lang vervolgde hem Blaf
fie's g'.em, verdrietig en klagend van
heimwee en verlangen.
XXIV. Zwartveertje probeert hulp
te krijgen
Zwartveertje keek speurend rond of
hy Vriend Coyote ook kon ontdekken.
Maar deze was nergens te zien, en
Zwartveertje kon niet lang zoeken,
want de Zon maakte haar bed achter
de Purperen Heuvelen al weer gereed
en de Zwarte Schaduwen kropen al
over het Groene Woud. Zwartveertje
waagt zich nooit buiten als het donker
is. Je zou denken, dat iemand met zo'n
zwarte jas juist wel van de Zwarte
Schaduwen zou houden, maar dat ia
toch niet zo. Integendeel, zo moedig
en brutaal als Zwartveertje overdag is,
zo bang is hij in het donker. Daarom
gaat hij altijd vroeg naar bed en ala
de Zwarte Schaduwen de rand van
het Groene Woud hebben bereikt, zit
Zwartveertje al veilig in zijn geheime
schuilplaats. Eigenlijk is Zwartveertje
niet bang voor de duisternis, maar
voor iemand, die in het donker naar
buiten komt. Dat is Oe-hoe, de UiL
Zwartveertje weet wel, dat Oehoe er
niets op tegen zou hebben hem voor
avondmaaltijd te gebruiken, en daar
paste hij liever voor op.
Heel vroeg, de volgende morgen, vloog
Zwartveertje naar het huis van Vriend
Coyote. Hij trof het, want deze kwam
juist van een nachtelijke jachtpartij
„Heb je een goede jacht gehad?" vroeg
Zwartveertje beleefd. Vriend Coyote
zag Zwartveertje een beetje wan
trouwend aan.
,,'k Heb genoeg gejaagd, maar niet
veel gevangen," was het antwoord.
„Wat kom je hier zo vroeg doen. Heb
je al ontbeten?"
Zwartveertje was zo verstandig deze
vragen niet te beantwoorden.
„Ik weet waar Blaffie is," zei hy. „Jk
zag hem gister."
Vriend Coyote spitste de oren en
grijnslachte.
„Ik dacht, dat -hij dood was," zei hy.
„Het is lang geleden, dat we iets van
Blaffie hebben gehoord. Maakt hij het
goed?"
(Wordt vervolgd)
03