Oranjeprinses geboren
HETGROOTE MOMENT
NU JUICHT HEET H0LÏ7AND
FEESTNUMMER van 3e Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen biz. a
Groote vreugde in ons Vorstelijk
Huis en bij geheel ons Volk
'ELKENS wanneer een kind 't levenslicht
voor het eerst aanschouwt gaat het woord
van Jezus in vervulling, dat een vrouw de droef
heid en benauwdheid niet meer gedenkt om de
blijdschap, dat een mensch ter wereld is ge
komen.
Zóó is het ook thans in het koninklijk paleis,
waar dankbaarheid en vreugde wonen vanwege
de voorspoedige geboorte van een welgeschapen
Prinses, waar 'n mensch ter wereld is gekomen.
Letten wij er wel op, dat hier gewezen wordt op
de groote waarde welke God zelf aan een men-
schenkind toekent. Blijdschap omdat er een
mensch, een beelddrager Gods is geboren; een
schepsel Gods. geroepen en verkoren om de
heerlijkheid des Heeren te verkondigen.
Laat ons echter evenmin uit het oog verliezen,
dat er slechts sprake is van een mensch; van een
sterfelijk schepsel, oneindig klein en onbedui
dend tegenover den heiligen en grooten God
en dat tegenover Hem niet het minste recht kan
doen gelden. In eeuwigheidslicht en voor Gods
troon zijn alle menschen gelijk; bij Hem is geen
aanneming des persoons.
Het is noodzakelijk ook onder de huidige om
standigheden dit niet uit het oog te verliezen.
Deden wij dat wel en het gevaar voor vor-
stenvleierij is niet denkbeeldig dan zouden
wij vervallen in een verheerlijking, indien niet
vergoding van den mensch, welke de souverei-
niteit van den Schepper ook van dit jonge leven,
zou aanranden. En daarom moeten we streng
vasthouden aan Jezus' woord: „dan is er blijd
schap omdat een mensch ter wereld geko-
Zet deze geloofsovertuiging, dit dogma, zoo gij
wilt, een domper op de nationale vreugde welke
thans ons volk doortrilt? Er is geen sprake van.
Integendeel. Juist wie het bovenstaande met
zijn volle hart aanvaardt, ontvangt dit Konings
kind als een geschenk van God. Dat doet de
Moeder en die haar liefhebben, dat doen allen,
die Gods leiding eeren en Oranje liefhebben
als een schat in ons volksleven. Immers ligt 'r
daarin de erkenning, dat er wel gelijkheid is
tegenover God, maar ongelijkheid, door God
gewild, onder de menschenkinderen.
Ach, hoe vaak is de waarheid misverstaan, dat
aan wie heeft, gegeven zal worden; waarin men
meer de werking van het onbillijke noodlot dan
de leidende hand van den rechtvaardigen God
zag. De Schepper van hemel en aarde, maar
ook van elk menschenkind afzonderlijk geeft
ieder bij zijn geboorte een schat van gaven en
talenten, van levenskracht en wijsheid, ook wel
van geboorteadel, lotsbestemming en bizondere
roeping mee; en naardat elk ontving, zal hij
eenmaal geoordeeld worden, maar zal hij ook te
meer ontvangen.
Op de nu geboren Prinses was en is, zoolang
niet een nieuwe geboorte in het vorstelijk gezin
aan een prins van Oranje het levenslicht schenkt,
de nationale hoop van heel ons volk gevestigd.
Blijkt daaruit niet klaarlijk, dat óm de wieg in
het paleis te Soestdijk een bizondere sfeer hangt;
en dat we in eerbied voor Gods ordeningen te
kort zouden schieten als er geen eerbiedige en
dankbare vreugde was nu de blijde gebeurtenis
geen toekomstige hoop meer is, maar heerlijke
werkelijkheid is geworden?
Er is een mensch geboren, ja, maar naar Gods
bestel is die kleine mensch een nazaat van den
grooten Prins, die ons volk bevrijdde; en, a's
God het wil, ook de toekomstige erfgename V3n
troon en kroon van Nederland. Was dat niet 't
geval, dan zou er eerst spanning en daarna
vreugde geweest zijn, doch alleen in het Ko
ninklijk gezin; thans gold dat voor heel het
Nederlandsche volk, hier en overzee.
O. wat was er dagen en maanden een hartelijk
meeleven met en hoe ging er een gedurige bede
op voor het welzijn van de jonge moeder, die in
blijde verwachting was. Hoe groot was gedu
rende eenige weken de vrees, dat als in vroeger
eeuw het Oranjehuis slechts zou bestaan uit
twee vrouwen en een ongeboren kind; en hoe
barst nu de vreugde uit omdat niemand werd
weggenomen en het groeiende leven ook geen
schade ondervond van de schok, welke toch wel
zeer hevig moet geweest zijn.
Waarom dié angstige spanning, die groeiende
hoop, die uitbundige blijdschap nu alles ten
goede keerde?
Omdat hoe men het verder ook definieeren
wil ieder toch verstaat, dat hier een kind ge
boren is, dat tusschen en naast maar ook boven
alle kinderen van Nederlandsche moeders een
bizondere positie inneemt, wijl het God belieft
deze Oranjetelg met majesteit te bekleeden en
van meetaf in de glorie van het Oranjehuis doet
deelen. Een glorie trouwens, welke hoe emi
nent ook verre achterblijft bij de liefde waar
mee een dankbaar volk een gezegende dynastie
omringt.
Het is waar, het Oranjehuis is ten onzent niet
„uitgebroken in menigte" zooals de Schrift zegt;
maar het stierf gelukkig ook niet uit en het gaf
ons volk telkens redders en richters, die niet
zich zelf, maar het welzijn der onderdanen
zochten. De gezegende regeering van onze
Vorstin is. Gode zij dank, nog niet ten einde;
op de Prinses, die door eenvoud en meeleven,
door daad en woord de liefde van ons volk stal,
is voor de eerste jaren onze nationale hoop
gevestigd: en daarom vooral zijn wij zoo ver
heugd dat naar menschelijke berekening
de rij der Oranjevorsten zich zal voortzetten en
dat God dit Huis voor uitsterven bewaarde.
O, wij weten het wel, dat Oranje niet onmisbaar
is voor het welzijn, voor de vrijheid en zelfstan
digheid van het volk, waaraan het zich door
offers van goed en bloed verbond, maar de
historie spreekt hier zoo duidelijke taal, dat wij
in de saamsnoering van dynastie en natie een
verkiezende genadedaad van God zien. En het
is deze erkenning, welke de vreugde van het
heden zoo intens en rijk maakt. Daarom ook
kan de blijdschap niet tot het koninklijk paleis
en de vorstelijke wieg beperkt blijven, maar
schalt zij uit over de Nederlandsche landouwen
en dringt zij door in heerenhuis en armelijke hut.
En de bede van de duizenden, die zich
in alle kerken van Nederland verzamelen, gaat
met het loflied omhoog of de God van Neder
land en Oranje de blijde Moeder spoedig herstel
wil geven, het teere wicht voorspoedig wil doen'
opgroeien, de gelukkige Vader en Grootmoeder
wil zegenen en de hoop van ons volk niet be
schamen. Opdat het moge zijn: 't Is Oranje,
't blijft Oranje, 't is Oranje tot in verre
geslachten.
Uitgelaten volksmenigte bij 't v
de blijde tijding
Maandagmorgen 9.47„Een Prinses geboren!"
Een-en-vijftig vreugdeschoten branden los uit de vuurmonden. En feestelijk uitgedoste herauten
lezen met bewogen stem de proclamatie: te Soestdijk. is een Prinses van Oranje-Nassau geborenl
ER zijn momenten in 't leven van een volk,
die men zóó sterk doorleeft als gold 't de
meest persoonlijke gebeurtenis.
't Is goed deze momenten vast te leggen voor de
toekomst, want ze behooren tot de kostelijkste
uren in de historie van een volk.
En zoo God ons 't leven spaart, zullen we over
vele,.vele jaren nog met een warme klank in
onze stem vertellen van die telkens wisselenoe
stemming in den morgen van Maandag 31
Januari 1938.
We hadden we mogen 't nu wel verklappen
onzen arbeid met de overtuiging opgevat, dat
déze dag de lang verbeide was. Straks, zoo ver
wachtten we allen, zou de blijmare, waar heel
ons volk al weken lang in spanning naar had
uitgezien, over de lage landen schateren. En dat
zou aan de zenuwen en 't uithoudingsvermogen
van ons, krantenmenschen, eischen stpllen, waar
de buitenman zelfs geen vermoeden van heeft.
De klok wees al over half tien. Wanneer zou de
groote tijding komen?
Dóór kwam al een telex-bericht binnen, 't Ver
haalde van de groote spanning in 't journalis
tieke centrum te Soestdijk, maar't deelde
tevens mee, dat het groote nieuws zich nog wel
eenige tijd zou laten wachten.
Waarom 't ontkend, dat dit bericht voor ons
allen een tegenvaller was? En dat gevoel van
teleurstelling ging gelijk over in de onuitgespro
ken vraag hoe lang 't wachten nu nog wel duren
En toen tóen kwam 't groote, onvergetelijke
moment.
„Een Prinses geboren!"
Alle handen grepen tegelijk naar het simpele
stukske papier, waarop de verschrijver slechts
één regel had achter gelaten.
„Een Prinses geboren!" zeiden we tot elkander en
onze stemmen klonken vreemd.
Weken lang waren met dit moment reeds
bezig geweest, haddfcA we ons ingedacht wat we
zouden en wat we moesten doen om dit groote,
nationaal gebeuren voor onze lezers te vertolken.
En nu was de tijding er. Even moesten we 't ons
realiseeren: een Prinses van Oranje-Nassau ge
boren! De Oranjeboom bloeit weer!
Toen schrokken we op. De plicht riep, meer dan
ooit.
En hoor! Daar buiten gonsde reeds het eerste
feestgedruisch. De telex had ons eerst, daarna
de radio heel Nederland de feesttijding ge
bracht.
Een Prinses geboren!
Kerkklokken beieren over de groote stad; één
toren zette de metalen zang in, anderen repten
zich mee te jubelen en weldra zongen alle
torens van Nederland.
We keken even naar buiten. Daar waren de eerste
vlaggen al.
Het groote oogenblik was aangebroken.
Inderdaad: Nu juicht heel Holland!
■\jVij, Hollanders, zijn een nuchter volk.
We laten ons niet spoedig gaan.
Een half werelddeel kan op stelten staan als bij
ons 't leven nog zijn kalme gang gaat.
Maar we hebben één uitzondering.
En die uitzondering is: O r an j e.
Als 't Oranje geldt, dan vergeten we onze
.spreekwoordelijke nuchterheid, dan ja, laten
we 't zoo maar gerust zeggen: dan staan we voor
niets,
Hoe heerlijk kwam dat weer aan 't licht op dien
onvergetelijken Maandagmorgen.
In Nijmegen had een jonge burger zich aanstonds
bij 't vernemen van 't blijde nieuws kwistig met
Oranje getooid. En zoo rende hij de straat op om
ook anderen deelgenoot van de nationale vreugde
te maken.
Maar de menschen geloofden 't niet: de jongeman
werd aangezien voor een wat eigenaardig, uit
zonderlijk type, dat zijn tijd vooruit was.
Toen sprong oe jongeman op een verkeersagent
toe en spelde den dienaar van Hermandad een
groote Oranjestrik op de uniform.
Ja, en toen moesten de menschen 't wel gelooven.
Als 't Oranje geldt dan wordt de Beurs plot
seling omgezet in een feestzaal en dan zingen
dragers van eerbiedwaardige namen Oranjeliedjes
alsof ze nog op de schoolbanken zaten.
Over een week, of over een maand misschien,
verbazen we ons er over, geneeren we er ons
misschien een beetje voor.
Maar laten we dat vooral niet doen.
Laten we ons maar eens gerust laten gddn.
Er is een Prinses geboren Hoezee!
De kerkgebouwen waren Maandagavond vol.
Hoe vurig is God gedankt voor de vervulling van
onze schoonste verwachtingen. En wat heeft ie
Heere 't ook in dit opzicht weer wèl gemaakt.
Een Prinses geborenl o zeker, daarvoor moet
God gedankt. Maar vooral ook voor die andere
sobere mededeel ing in het olticieel bericht: »e
toestand van Moeder en Kind is op het oogenblik
zeer bevredigend.
In zulk een samenkomst moet men niet alleen
h o o r e n 't woord van den prediker, maar voor
al ook zien de spanning en de ontroering op 't
gelaat van hen die luisteren.
Dit is ook een prediking. Ze laat ons iets zien van
de mystieke unie tusschen Nederland en Oranje.
En toen toén kwam dat dndere machtige mo
ment: ons Wilhelmus, de nationale psalm.
Die zang was daarom zoo schoon omdat er in
•rilde de snaar der volksontroering.
Mijn Schild ende betrouwen
Zijt Gij, 0 God, mijn Heer......
Ja, laten we vooral ook dót moment in onze her
innering bewaren als een rijk, kostelijk bezit,
't Is een herinnering aan Holland op z'n bestl
En Dinsdagavond werd ons Prinsenkind in de
registers van Baarn's burgerlijken stand in
geschreven.
Een blijde vader mocht de aangifte doen. En als
getuigen stonden bij hem Dr H. Colijn en Jhr.
Mr. F. Beelaerts van Blokland.
Toen werd bekend dat óndere, waar heel ons
volk reikhalzend naar uitzag: welke namen zal
ons Prinsenkind dragen?
Nu weten we 't: Beatrix Wilhelmina
Armgard.
De blijde Moeder is voor ons lang „Juliaantje"
geweest.
Nu hebben we weer een „Prinsesje klein".
En we durven de Prinselijke ouders en onze ge-
eerbiedigde Vorstin de plechtige verzekering ge
ven, dat we de jonge Beatrix met dezelfde
liefde en trouw zullen omringen als het deel is
geweest van haar gelukkige Moeder, onze popu
laire Prinses Juliana.
't Is ons een vreugde onzen lezers dit Gedenk
nummer te kunnen aanbieden.
Wij weten: 't zal gretig worden ontvangen en
door duizenden trouw bewaard.
En als onze Beatrix naar we van God
bidden, voorspoedig mag opgroeien tot een kloeke
Oranjeprinses dan zullen velen dit Gedenk
nummer nog eens opslaan en herlezen.
Deze bladen houden de heugenis vast aan een
grooten en blijden dag.
Laten we ze bewaren voor kinderen en klein
kinderen.
Naar de aloude Christelijke traditie: We zullen
herdenken hoe vóór dezen ons de Heere heeft
gunst bewezen!
Twee liederen
ter eere van Prinses Juliana
HET zou niet veel moeite kosten een bundeltje
samen te stellen van liederen en gedichten,
die in den loop der jaren over Prinses Juliana
verschenen zijn. We kunnen hier zelfs niet trach
ten er een „bloemlezing" uit te geven.
Maar op een tweetal zeer bijzondere gedichten
willen we in dit feestnummer toch de aandacht
vestigen.
Het eerste is:
Geluk! gij fraaie, frugbaar lant
Daar an die verre Noortsee strant,
Gij kleine, kalme, kloeke ras
Uw Vrijheitsboom die staat weer vas.
Laat Neêrlands volk die Godheid lowe
Nou is dit weer „Oranje Bowe",
Ja! ieder die di Vrijheid min
Sing: „Lewe Hollands Koninginl"
Nou gaan di jubelskote los
Daar in die sierlik Haagse Bos
Van Maas tot Amstel's lieflik boord
Wort nou di vreugte-sang gehoord.
Van Berg-en-Dal tot Suidersee
Sing ieder Vaderlander meê,
Selfs hier in ons Suit-Afrika
Roep d' Afrikaander ook „Hoera".
Wie Neêrlands bloet door d' aders straal
Van Tafelbaai tot in Transvaal,
Hij hef met ons 'n dankbaar liet:
O God! Verlaat dit kintjie nietl
Wees blij begroet
Wees blij begroet, Prinsesje klein,
O hoop der lage landen,
Waar hoog en hel van noord tot zuid
De vreugdevuren branden!
Heel Nederland is vol van vreugd
En vol van jubelklanken.
Heel Neerland spoedt zich naar
Gods huis
Om God den Heer te danken.
Wees blij begroet, Prinsesje klein!
Ons hart staat voor U open!
Ons hart slaat met versnelde slag,
Met nieuwe, blijde hope.
Geen grooter feest kent Nederland
Dan U hier welkom heeten.
God heeft het volk, het biddend volk
Van Neerland niet vergeten.
Wees blij begroet, Prinsesje klein
God moge Uw leven sparen!
God moge U met Zijn sterke hand
Geleiden en bewaren.
Wij juichen blijde bij Uw wieg:
Het blijft Oranje boven!
Wij heffen hart en handen op
Om God den Heer te loven.
(Nadruk verboden)
LEO LENS
Maar geef dat Nassau's nageslag
Nog lank die lant regere mag,
Die lant wat soo veul liefde toon
An stamgenote wat hier woon.
Maar daar die kleine swakke kint
Genade in Uw Oge vint,
Dat sij mag opgroei froom en rein
Om Hollands volk tot heil te zijn.
Het tweede gedicht is van veel later datum
Zooals men weet hebben Prinses Juliana en Prins
Bernhard op hun huwelijksreis te Krynica in
Polen veel genoten van de wintersport. Bij hun
vertrek werd het prinselijk paar door het ge-,
meentebestuur van Krynica een album aange
boden met de handteekeningen van alle kinderen.
De opdracht had den vorm van een gedicht in oe
Poolsche taal, dat door een te Krynica vertoe-
venden landgenoot in het Nederlandsch werd
vertaald, welke vertaling eveneens in het alhum
is opgenomen. Dit gedicht luidt als volgt:
In eerbiedige Hulde, door de Poolsche
kinderen uit Krynica opgedragen nan
Het Hooge Paar:
Prinses Juliana en Prins Bernhard.
Prinsesse, Gij die als een sprookje
Tot ons kwaamt met den Prins Gemaal
Thans bindt ons saam een groote liefde.
Hecht als een band, gesmeed uit staal.
Het is deez' band, die heel Krynica
Voor altijd aan U Beiden bindt
Het is de band der kinderliefde
De liefde van „Het Poolsche Kind".
Gij Prinses uit het Land der bloemen
Die door Uw eenvoud elk bekoort,
Gij bracht ons met Uw blijde lachen
Geluk In dit gezegend oord.
Moog' dus bij ons, in 't land der Polen
De schoonste zon steeds met U zijn
En daarhij dan de lach der kinderen
Dor Poolsche kinderen bij U zijn.
Wanneer de stroom der levens-stroomen
U daarna meevoert, ver van hier
En G' in Uw Vaderland gekomen
Uw eigen huis vindt vol vertier.
Zullen U nog van ver bereiken
De stemmen van ons kinderkoor.
De stemmen van de Poolsche Kinderen
Wier liefde nimmer gaat teloor.
Neemt met U mede in gedachten,
Deez' liefde mooi en overgroot
Wij zullen nimmer U vergeten
Sinds Gij ons Uwen aanblik boodt.
Oh, moog' Uw levensweg steeds wezen
Zoo schoon als is een bloem-tapijt
Waarover 't Poolsche kind doet schallen
Voor U zijn lach, ten allen tijd.
Prinsesse, lief als in een sprookje
Denk steeds aan ons, die met U zijn.
Moge deez' uren in Krynica
U daarbij als een feestdroom zijn.
En als Gij voelt, een diep verlangen
Of, als moog lijk ooit iets deert
Komt dan bij ons weer in Krynica
Waar 't Poolsche kind U diep vereert.
De vijf samenwerkende Christelijke Dagbladen De Rotterdammer, Nieuwe
Haagsche Courant, Nieuwe Leidsche Courant, Nieuwe Ulrechlsche Courant
en Dordtsch Dagblad zijn verheugd hun lezersschaar dit gedenknummer
te kunnen aanbieden, ter gelegenheid van de geboorte van H K. H. Prinses
Beatrix. Moge het een plaats vinden bij de verzameling merkwaar
dige nummers", welke wij in den loop der jaren gaven.