KLEUTERS
TWEE ZUSJES UIT LOGEREN
door B. v. d. PLAATS
4)
Rietje keek verbaasd. Jet had het ook nog nooit
gezien. Het ging zo leuk! Ze maakten een
heleboel krulletjes, en wieltjes, en klosjes. Hun
handen werden vies en zwart van het kleverige
sap, maar dat vonden ze niet erg.
Toen de kopjes bijna leeg waren ging het niet
meer.
„Geef maar hier" zei Grietje, „dan schep ik ze
even vol."
„Toch niet uit de vijver?"
„Ja hier is het niet drassig. En dan ga ik
even in het bootje."
„Is er een bootje? Waar?"
„Kom maar mee. dan kun je 't zien."
Rietje liet haar kom, haar krulletjes en klosjes
liggen, en liep Jet en Grietje achterna. Aan de
kant van het water groeide lang, hard gras, en
riet.
Grietje liep door tot vlak aan de kant. Ze stapte
op het vlondertje, en van daar hup! met
een sprongetje in de boot. Het was een roeiboot.
Aan de andere kant schepte ze het kommetje
van Jet vol water, 't Was geen schoon water:
er dreven kleine zwarte beestjes in.
„Vaar je wel es in het bootje?"
„Jawel."
„Met je vader?"
„Nee, zo maar alleen, of met Jannetje van ome
Drikus."
,En mag dat?"
„Jawel, ik kan zelf wel roeien. Kom er maar es
in, dan zul je 't zien. Ik ben wel tot aan de
brug geweest, dan ben je al dicht bij 't dorp."
„He. wat fijn! Maar wij mogen net vast niet."
Jet en Rietje stonden tussen het hoge riet. Nu
waren ze tóch dicht bij het water maar daar
dachten ze niet aan. Ze keken met verlangende
ogen naar het bootje. Even op het vlondertje,
dan een stapje op het bankje van de boot, en
dan sprong je er in. Het was niets gevaarlijk
Grietje deed het zó maarMaar het mocht
vast nietEn als er dan wat gebeurde
„Laten we 't eerst maar aan tante gaan vragen"
zei Jet, „ga je mee, Riet?" Ze wisten nu wel de
weg naar de Peppelhof terug. Het was een heel
eind. In de tuinkamer waren de deuren gesloten;
de jalousiën hingen er voor. Dat was voor
de zon.
De kinderen liepen achterom de keuken in.
Marie was bezig de kastjes schoon te maken.
„Marie, waar is tante?"
„Binnen, maar tante moet brieven schrijven.
Wat willen jullie?"
„Vragen of we mogen varen met het bootje."
„O, ga dan maar naar binnen. Tante is in de
voorkamer."
In de voorkamer, aan t eind van de gang,
achter de zware deur, was het opeens zo donker
dat ze tante eerst niet zagen. Er stonden bomen
voor het huis, waarvan de takken tot vlak voor
de ramen hingen.
„Tantetantemogen we
„Kom es hierwat heb jullie een kleur!
Speel je prettig? Waar zijn jullie geweest?"
„Bij de vin het gras, bedoel ikzei
Jet vlug, „en tante, mogen we met het bootje
gaan varen? Grietje is er ook, en die zegt dat
het best mag."
„Zo", zei tante, „heeft Grietje jullie het bootje
laten zien? Je bent er toch niet in geweest?"
„Nee, tante. Grietje alleen. Mag het, tante...?"
„We zullen eens zien, kom maar mee."
Tante ging een smal paadje in, waar je telkens
bukken moest. Toen waren ze zo maar bij de
vijver. Je hoefde niet helemaal langs het huis
van Grietje.
„Zo, Grietje, ben jij er al in?" vroeg tante.
Grietje werd heel erg verlegen. Jet en Rietje
begrepen er niets van. Tante was tante, dat
was net zoiets als je eigen moeder.
„Blijf jullie hier maar even staan", zei ze.
Tante stapte in het bootje en veegde met haar
hand over de bankjes.
„Ga maar aan Marie twee kleedjes vragen.
Voor de boot moet je maar zeggen."
Jet liep vlug het smalle laantje door, en was
heel gauw terug. Tante legde de kleedjes over
de bankjes heen.
„Ga maar zitten", zei ze tegen Grietje.
Grietje had de roeispanen in het water schoon
gespoeld. Nu deed ze de spijkers van de boot
door de ringetjes heen.
„Jet en Riet, kom nu maar."
Ze gingen op het vlondertje staan, en toen tilde
Zó ziet menig schoollokral in Nederland cr de laatste weken uit....
43
HET ZIEKE KINDJE
Klein Lineke, die jeuzelt maar;
Zij doet maar niets dan zeuren.
Zie, hoe haar wangen kleuren.
Nu is voor Lientje alles naar:
Het wand'len, eten, spelen.
Haar hoofdje is zo vrees'lijk zwaar.
Wat zou ons Lientje schelen?
Ja, Moeder heeft het wel gemerkt;
Zij zegt dan ook ten leste:
„Kom, Lien, ik breng je maar naar bed.
Want, dat is maar het beste."
Klein Lientje doet haar oogjes toe;
Zij gaat nu heerlijk rusten.
Misschien zal zy haar boterham
Dan morgen zeer graag lusten.
ROEL DASMUS
nemen een vierkant plankje, dat dienen moet als
bodem. Vervolgens gaan we bijgaand voorbeeld
vier maal aftekenen op vier evengrote plankjes.
Daarna begint het uitzagen. Als we er dat zonder
ongelukken hebben afgebracht, moeten de vier
zijden worden afgeschuind. Dat is een werkje, dat
nogal securiteit vereist, omdat de zijkanten nic-t
goed aaneensluiten als we niet goed hebben af
geschuind.
Is alles klaar, dan worden de plankjes afgeschuurd
en daarna gebeitst. Is ook dat gebeurd, dan moeten
ze met sigarenkistspijkertjes op het bodemp'ankje
worden vastgemaakt. Als alles goed van stapel
loopt hebben we een mooi bonbonmandje voor
moeder gemaakt.
tante Heieen ze om de beurt in de boot. Ze zaten
er zoetjes naast elkaar op de achterbank.
Sti' blijven zitten", zei tante, „dan roeit
Grietje jullie een eindje de vijver op. Niet in
de boot gaan staan, hoor, denk er om. En als
je er uit wilt, roep je je vader maar, Grietje."
„Ja, mevrouw."
Tante sprong op de vlonder. Ze maakte de
ketting los en gooide die in de boot. Toen duwde
ze hem van de kant af. Fijn ging dat! De boot
gleed heel zachtjes over het water.
Jet en Rietje glansden van plezier. Zo iets fijns
hadden ze nog nooit gedaan! En dat kon
Grietje nu elke dag doen
Tante bleef nog even aan de kant staan, en
wuifde naar hen. „Mooi blijven zitten, hoor!"
riep ze nog eens.
„Ja, tante, fijn he?"
Tante ging naar huis terug om haar brieven af
te maken. Ze konden haar blauwe jurk zien
schemeren door het groen.
Grietje roeide met langzame slagen. Ze moest
zich bij elke slag diep voorover buigen eigen
lijk zaten voor haar de roeispanen te ver uit
elkaar. Maar je kon toch goed zien dat ze het
dikwijls deed.
„Jethet roerhoud jij het roer wist.
anders gaan we telkens scheef."
„Het roer? Waar zit dat dan?"
„Zie je die twee touwtjes? Daar zit het roer
aan vast. Dat moet je recht trekker.".
„O, ik zie het al. Ga es op zij. Riet".
(Volgende week verder).
K»
EEN BONBONMANDJE
Voor het maken van een bonbonmandje moeten
we maar eens geen triplex nemen, omdat dit zinh
zo lastig laat afschuinen.
Beter is het te nemen gewoon massief hout. We
ZATERDAG 29 JANUARI No. 4 JAARGANG
De Rotterdammer, Nieuwe Haagsche Courant
Nieuwe Utrechtsche Courant, Nieuwe Leidsche
Courant en Dordtsch Dagblad
BUITENLAND
DE honderdste zitting van den volkenbonds
raad is gisteren te Genève geopend, na oen
aanvankelijk uitstel, dat door de binnenlandsehe
politieke crisis in Frankrijk als het ware afge
dwongen was. Dit land immers ver'oor door een
merkwaardige samenloop van omstandigheden,
een plotselinge vleug van zelfstandigheid van dtn
heer Chautemps ten opzichte van de communis
ten, met dezen radicaal-socialistischen voorman
zijn minister-president. Hoe zou het, tijdens een
interregnum, waarin de heer Delbos slechts als
demissionair minister van buitenlandsche zaken
zou kunnen optreden, te Genève een gezagheb
bende, richtinggevende stem moeten la'en hoorei;?
Tengevolge van een even opmerkelijke evolutie
hebben intusschen de meeste leidinggevende
Fransche politici in het land van Marianne weder
hun oude zetels .nauwlijks door hen verlaten,
kunnen herbezetten. In Downingstreet moet men
dit met een gevoel van verklaarbare tevreden
heid hebben gade geslagen. Wel maakte men >k
daar staat erop, dat in de Fransche buitenlan
sche politiek, welke nu eenmaal meer door de
bestaande internationale machtsverhoudingen,
dan door interne ideeënstrijd wordt afgepaald,
weinig of niets zou gaan veranderen, doch net
is toch eenvoudiger en minder omslachtig, -net
bekende politieke vrienden alle gezamenlijke
problemen eens door te nemen, dan zich met
„nieuwe heeren" daarover te moeten gaan verstaan.
Zoo heeft dan Sir Anthony Eden, een gewoonte
getrouw die langzamerhand op traditie begint te
gelijken, zijn weg naar Genève via de hoofdstad
aan de Seine genomen, en hebben Chautemps en
Delbos weer eens te zamen met hem gegeten en
geconfereerd.
Men weet, dat de honderste volkenbondsraadszit
ting schier overal in de Europeesche wereld met
vrij groote verwachtingen is tegemoet gezien. Niet
slechts om het mooie ronde getal, dat zich als van
zelf tot het houden van een pauze en herdenkings
redevoeringen» eigent, een soort van internatio
nale mijlpaal, doch in nog grooter mate. omdat
men zich op weg naar veranderingen in het kader
der Geneefsche samenwerking bevindt. De drie
heeren, die in Parijs al dineerende het volkomen
eens werden omtrent de behandeling van de kwes
ties, welke in den Volkenbondsraad ter sprake
zullen komen, gelijk hun communiqué het formu
leerde, hebben derhalve wel tusschen neus en
lippen een zeer belangrijke arbeid verricht.
De vraagstukken, waartegenover Genève zich in
het huidige stadium bevindt, zijn van veel wijder
strekkenden aard dan gewone agenda-punten plegen
te bezitten. Zij betreffen eerder den bond zelf dan
eenig onderdeel van zijn practische activiteit, dat
momenteel aan de orde is. Er is iets aan het ver
anderen in de Geneefsche atmosfeer; in Londen en
Parijs geeft men zich daarvan terdege rekenschap.
Vanat den aanvang hebben in den Volkenbond
enkele mogendheden van eerste grootte den toon
aangegeven; hun aanzien en hun macht maakten
hen tot de aangewezen leiders. Deze prominenten
waren oorspronkelijk zij, die in den wereldoorlog
hadden getriumfeerd. Vandaar dat men terecht
kon spreken dat Genève werd beheerscht door den
„geest van Versailles". Uit het verzet tegen dezen
„geest" is een weerstand tegen het instituut ont
Door net gereedkomen van het nieuwe electrische gemaal uan de Benthuizer Noord en Zuid en Bent-
hornerpolder zyn de drie poldermolens thans overbodig geworden en zullen zij binnenkort gesloopt
worden.
kunnen brengen. De honderdste raadszitting werd
daarom tegemoet gezien als het moment, dat Waar
heid in de verhoudingen zou moeten scheppen.
Deze hoop is nog nie. verwerkelijkt. De eerste
bijeenkomst in het volkenbondspaleis is „vertrou
welijk" geweest, en heefteen half uur ge
duurd. Men kan de vertrouwelijkheid daaraan af
meten. De verdere werkzaamheden worden in de
hotelkamers voorbereid, d w.z. dat men in allerlei
apartjes elkander „al gaan polsen, tot men einde
lijk ..formules" heeft voor dit en ..formules" voor
dat! Het zal weer heel wat tyd duren eer uit deze
chaos iets nieuws wordt geboren' Men is zóó
uiterst bang. zich mogelijk bioot te geven! Hoe ver
is Genève zijn oude idealisme en drang naar daden
ontvallen!
De Japansche generaal Matsoei is zeker geen
figuur, om mee weg te loopen. De koelbloedigheid,
waarmee hij den veroveringsdrang van zijn va
derland dient, wordt lichter geapprecieerd door
hen, die voordeel van zijn manoeuvres hebben, en
ze later in schoolboekjes als dapperheid en helden
dom kunnen voorstellen, dan door zijn slachtoffers
en de neutralen Doch Matsoei heeft e n ding voor
bij den gemiddelden Geneefschen diplomaat, hij is
tenminste een man van weinig woorden; hij is op
den man af onbeleefd, een veteraan sans gêne.
Matsoei heeft aan een Japansche periodiek een
vraaggesprek toegestaan, en daarin onomwonden
verklaard, wat zijn naaste bedoelingen zyn. Hij wil
meester worden van geheel Sjanghai; hij wil zich
niet langer tot het Chineesche deel van de haven
stad beperken. Ook de internationale gebieden wil
hij onder zijn zeggenschap brengen. Er zit logica
in zyn pretentie. Hij beweert eenvoudig: „In de
concessies was oorspronkelijk een gedeeld Chi-
neesch-Europeesche souvereiniteit. Welnu, dat
Chineesche aandeel eraan heb ik veroverd, toen ik
de troepen van Tsjang Kaï Sjek wegdrukte naar
het binnenland Ik zal dus. als het mij lust. een
dezer dagen komen, en bezit nemen van mijn
rechten".
Ir. Japan zal de groote massa niets billijker en lo
gischer achten, dan wat hier wordt geuit. Doch in
het westen, met name in Engeland, Frankrijk en
staan, die later uit andere motieven nog werd ver
sterkt. Zoo vonden elkander de onderteekenaars
van het anti-komintern-verdrag, namelijk Japan,
Duitschland en Italië, die het oogmerk hebben een
gezamenlijk krachtscentrum te -ormen, dat aan
de groep van Groot-Brittannië, Frankrijk, en de
satellieten van laatstgenoemd land het hoofd kan
bieden. Toen deze blokvorming eenmaal een feit
was, ontstond de tendenz, tot de drieledige groe
peering nieuwe staten aan te lokken; bekend is
hoe Oostenrijk, Hongarije, Zuid-Slavië, Roemenie,
Albanië bijvoorbeeld meet en meer neiging aan
den dag leggen, van de anti-komintern-macht
waar doenlijk mede parti. te trekken. De volgende
uitwerking van dit alles heeft zich op overtuigende
manier de laatste maanden geopenbaard. Groote
groepen van neutralen, o.a. de Oslo-staten, waarbij
ook Nederland behoort, weigerden een keus te
doen tusschen de thans voorhanden zijnde beide
blok-vormingen. Zij gevoelden noch voor vriend
schap dooi dik en dun met LondenParijs, noch
voor de tegenovergestelde mogelijkheid, aanpap
pen met BerlijnRomeTokio, doch wenschten
een ware volkenbondspolitiek, internationale
oriëntatie op breede basis, welke zich vrij houdt
van groepsbelangen, en afgerekend heeft met de
riskante mogelijkheid van sanctie-acties.
Artikel 16 van het handvest, het sanctieartikel, zoo
beseften zij, zou hun nimmer baat brengen, indien
het ooit in hun voordeel zou moeten worden toe
gepast. Het zou echter wèl in een lastige impasse
kunnen leiden, gelijk ten tijde van het Abessijn-
sche conflict, en oorlogswolken over hun bodem