Dr J. H. GUNNING J.Hzn
„BLOM"
Uit de Christelijke Jeugdbeweging
MAANDAG 17 JANUARI 1938
DR. H. SCHOKKING
40 JAAR PREDIKANT
In de morgen-godsdienst
oefening herdacht
Veel belangstelling
'in de Kloosterkerk
'S-GRAVENHAGE, 17 Jan. Ofschoon
hU van huldigir.gsdrukte of een gedach
tenis-predikatie niet wilde weten heeft
Dr. H. Schokking in het Login van de
mo:gen-godsdienstoefening, welke gister
door hem in de Kloosterkerk geleid werd,
toch eenige oogentolikken bij zijn veertig
jarig ambtsjubileum stil gestaan. De be
langstelling was buitengewoon groot.
De dienst werd geopend met het zingen
van Psalm 77 7 en 8. waarna de jubilaris
Hebr. 12 18—slot las, de geloofsbelijdenis
uitsprak, voorging in gebed, om dan te laten
zingen Gez. 3:1.
Vervolgens zeide hü, dit jubileum nu ook
•weer niet geheel te willen negeeren, omdat
dat een overdreven bescheidenheid zou zijn.
In de eerste plaats wilde spr. dank brengen
voor de vele gelukwenachen in deze dagen
ontvangen. Veertig jaar arbeiden is zeker
van belang, want het is een heel stuk arbeid.
Doch daarvoor dient boven alles God dank te
wo den gebracht. Ik ^an er niet genoeg
dankbaar voor zijn, dat Hij mij al die jaren
heeft gespaard en willen gebruiken; dat Hij
mij juist met dezen arbeid heeft willen be
lasten, die er uitsluitend op gericht is Zijn
Koninkrijk uit te breiden.
Waar dit zoo is wenschte spr. ook geen
levensbeschrijving van zich zelf te geven.
Dat zou trouwens ook zoo iets als een sluit
stuk beteekenen en voorloopig hoopt hij zijn
taak nog niet neer te leggen. Toen spr.'s echt-
genoote van hem weggenomen werd, enkele
jaren geleden, toen kon dat met recht een
sluitstuk genoemd worden.
Wat nu spr.'s arbeidsperiode betreft, die
verstreken is, achtereenvolgens mocht hij de
gemeenten van Wezep, Vlaardingen en Den
Haag dienen. Tal van mooie herinneringen
heeft haj nsn de eerste twee gemeenten be
was'd. Over Den Haag spreekt hij nog maar
liever geen oordeel uit, want, aldius spr., men
kan nooit weten, wat je nog te wachten
staat. Wel wil hij er dit van zeggen: Den
Haag was voor hem als hij zijn verschillende
ervaringen eens nagaat, de wond're tijd en
de tijd der wonderen. Telkens werd hem in
dien tijd Gods genade en Jezus' trouw deel
achtig. Spr. is God daar heel veel dank voor
Verschuldigd.
Vervolgens koos Dr. Schokkinig tot tekst
van zyn predikatie Hebr. 1228, bij de ont-
vouw.ng waarvan hij de tegenstelling tee-
kende tusschen het vergankelijke en het
eeuwige.
Aan het slot hiervan wees hij er op, dat
alles neerkomt op het „God is God" en dat
het steeds deze gedachte alleen is geweest die
hij met zijn prediking heeft willen uitdra-
Hierna werd gezongen Gez. 50:4 en ging
de predikant in gebed voor om dan te laten
zingen Gez. 194 1 en 5.
Na het uitspreken van de zegeribede werd
hem Gez. 96 (gewijzigd) toegezongen, w
op hij de gemeente hiervoor hartelijk dank
bracht en nog verzocht te zingen vers 7 van
den Avondzang: „O Vader, dat Uw liefd* ons
blijk".
Daarmee was de dienst geëindigd.
[Voorbereiding
Nationale Feestdag
Gelijk meer andere bladen heeft ook
'de Leeuw. Cr t. instemming betuigd met
het stukje van Dr. Gunning over soberheid
in de voorbereiding van den nationalen
feestdag.
Maar het blad maakt er nog een opmer
king bij.
Het wijst er op, dat de regeering aan deze
Hingen schuld heeft, door den dag van de
geboorte als nationalen feestdag te bestem
men. Had zij daarvoor evenals bij de ge
boorte onzer Kroonprinses een datum aan
gewezen, 10 dagen na den dag der geboorte,
dan zou men na de blijde gebeurtenis den
tijd hebben gehad, het feest voor te be
reiden.
Nu is dat practisch niet mogelijk, en daar
van is een weinig kiesche voorbarigheid
het gevolg.
GIFTEN EN LEGATEN
Da I. G. Knottnerus, Ned. Herv. pre
dikaat te Varsseveld ontving een gift
van f 1000 waarvan de rente moet worden
besteed voor de financiering van het jaar-
lijksche uitstapje van de ouden van dagen in
dat dorp.
Even opkijkend uit de lectuur
ALS we de kamer binnenkomen, veert
een bijna 80-jarige met de lenigheid
van een 60-jarige uit z'n stoel cp.dus was de
misrekening aan ortzen kant. "Want precies 10
jaren geleden hadden we hem, Dr. Gunning
van Pniël, verlaten onder den indruk: dat
wordt tobben. En nu: welk een vitaliteit nog
in spreken en gebaren, wat een blozend
gelaat nog onder die sneeuwwitte haarkroon.
wat een geheugen nog! En vooral: welk een
sprankelend gedachtenspel binnen het ge
zichtsveld van een 80-jarige. die geleefd
heeft met al de vezelen van zijn patheti
sche natuur.
„Maar dominee, ik heb, als ik goed zie, aan
U gewonnen! En dan bijna tachtig!"
„Maar ik voel me heelemóal geen tachtig
Toch, vergis u niet, het lijkt méér dan het is
Ach, dat niet flink meer kunnen loopen!
Trappen op en af is volstrekt uitgesloten
„En u zit hier twee hoog!"
„Ja net, en daarom al twee dagen met
huisarrest, want de lift is kapot. Maar 'tgaat
buiten ook maar zoozoo, hoor! Glimmende
asfaltstraten durf ik nauwelijks oversteken.
En dan soms duizelingen, nee, dat hier (hü
wees op zijn hart) maant tot voorzichtigheid.
Maar overigens: prima gezond. Wel, ik maak
nog wel grapjes, dat ik denk: is dat nu iets
voor een 80-jarige?"
Intussehen is mijn gastheer al een paar
keer naar de radio geloopen:
„Ja ziet u, ik wou om 3 uur éven luisteren,
dan wordt er uit een van m'n boeken voor
gelezen, dus als u 't goed vindt
Natuurlijk doen we dat. Maar als de voor
lezer dan begint en voortgaat, hoor ik onaf
gebroken Dr. Gunning óók praten, want zóó
veel heeft deze millionair in letters te vertel
len, dait hij z'n. heele luisterplan alweer op
gegeven heeft en maar put uit die overvolle
bron van verleden en heden. Ja, heden ook,
want Dr. Gunning volgt zijn tijd op den voet,
zit hem eigenlijk op de hielen en leest hem
af en toe puntig de les. We hadden even ge
wezen op het Vondelpark, vlakbij:
„Ja, dat is ons toevluchtsoord, 's Winters
een korte wandeling, 's zomers met vouw
stoeltjes erheen, dan kunnen we er langer
blijven. De groote stad ik begrijp haar
niet. Alles gaat mechanisch, harteloos, mee-
doogenloos. Het lawaai dreunt in je ooren
ja, daarom is hoog wonen wèl veel waard,
hoor je tenminste alleen maar de zwakke
echo. En dan die levensgevaarlijke dolle-
mansmachines hoe lang zal die waanzin
nige jacht op de openbare straat nog geduld
worden?"
Dit was de lezer gelieve te bedenken,
dat het Dr. Gunning evenmin mogelijk is,
lang bij één thema te blijven als .een
dogmatische beschouwing te rekken het
zooveelste zijpad van een met zorg gekozen
hoofdweg. We waren n.l. bezig aan.... de
jeugdjaren:
„Ik heb nog wel even letteren en rechten
gestudeerd, maar toen mijn lieve vader (de
vereering van Dr. Gunning voor zijn vader
1858
23 Ja
nuan
1938
is bekend: „Levenslang blijf ik mij teekenen
J.Hzn.") eens ernstig ziek was, heb ik om
zijn beterschap gebeden mèt de belofte: „als
U hem beter maakt, Heer, word ik predi
kant". Dat ben ik geworden en lang geweest
en nóg dat wil zeggen, ik zou het zoo
graag nóg willen zijn. Preeken! Maar het kan
niet meer. Toch, als ik Zondags naar de
Willem de Zwijgerkerk ga (hier dichtbij) dan
heb ik altijd nog zoo'n stille hoop. dat de
dominee plotseling verhinderd is en dan...."
„Kunt u rustig luisteren?"
Op het blijmoedig gelaait eerst een trekje
van „waar wil je nu heen?" en dan een gulle
lach:
„Als t maar niet zoo lang duurt. O, die
lange, zware preeken (Dat galmen door de
radio) Ja wij dominees zijn soms zoo'n strui
kelblok voor de boodschap, die wij te brenger,
hebben. En o, die jaloerschheid! Weet u wa',
Spurgeon zei: „Dominees en kosters moester
tweemaal bekeerd worden."
„Maar schrijven doet u misschien nog liever
dan preeken?"
„Dat journalisme zat me al jong In t bloed.
Wist u, dat Dr. Kuyper mij eens gevraagd
heeft, aan de Standaard te komen? Ja, ik heb
veel geschreven. En nóg. Voor Pniël het
liefst ach, wie zal het toch van mij over
nemen als ik er niet meer ben! Maar niet
alleen boeken kijk, hier hebt u een van
m'n acht deelen excerpten
Ik buig mij over een lijvig boekdeel in
ro'oden band, vol met korte recensies. Of
eigenlijk is 't wat anders:
„Van alle boeken, die ik lees, komt de
korte inhoud in deze boeken. En het zijn
zoo 'n paar, die ik gelezen heb. Ik lees nóg
héél veel, en regelmatig ook in andere talen.
En dan 's avonds lees ik mijn lieve vi
voor, want haar oogen hebben den leesdienst
geweigerd".
„En dan nog laat naar bed ook, dominee?"
„Nee, tijdig naar bed. Want ik sta altijd
's morgens 6 uur op ja, liever nog wat
vroeger, maar dat verbiedt mijn vrouw
Och, er is ook zooveel te doen. Hoeveel bladen
krijg ik niet regelmatig toegezonden. En dan.
als de post komt, de brieven. Eiken dag gaan
er nog zoo'n 10 h 15 de deur uit. O, wat zou
ik nog graag die tobbers bezoeken, maar dat
kan niet meer. Kijk. hier hebt u weer zoo'n
bundeltje (er was alweer uit een andere kast
genomen) ach, wat droeve, maar .ook wat
heerlijke brieven soms! Ja, dat is wel
grootste voorrecht, dat ik anderen heb mogen
leiden naar den voet van het Kruis. Wat al
zonden, wat al wonden!.,.. Kijk, en hier
hebt u (alweer overeind) een boek met
autographieën":
Keurig ingeplakt zag ik eenige tientallen
brieven, eigenhandig geschreven door groote
figuren uit binnen- en buitenland, leden van
't Koninklijk Huis, denkers, dichters, auteurs.
„Ja, van Selma Lagerlöf ook, ik lees nu nog
eens weer „Jeruzalem" in 'tZweedsch
wat is dat toch een prachtboek. Kijk, ik heb
er buitengewoon mooie prentkaarten, uit
haar land meegebracht, ingeplakt. Dat doe ik
trouwens in alle boeken. Waarom bewaren
de menschen toch niet beter hun prentkaar
ten?
Mijn blik langs de niet stampvolle boeken
kast had mijn gastheer allang opgemerkt.
„O, dat is één van m'n zwaarste dagen
geweest, toen ik van mijn boekenschat ik
had 12.000 boeken, alles op kaartregister
moest scheiden. Gelukkig zijn zij nu veilig
onderdak in de Universiteitsbibliotheek te
Utrecht. En daar worden ze gelukkig vaak
gebruikt. Onlangs las ik nog een boek, waar
van mij later bleek, dat een deel van de
grondstof in Utrecht was verzameld."
Maar het werd tijd, dat we eens overstap
ten naar een terrein, waar de hartader van
dit zeldzaam rijke leven klopt. Er zijn dan
maar een paar woorden noodig, om de bron
te ontsluiten:
„Domineee, u hebt onlangs ergens geschre
vens: „Gaandeweg ben ik hoe langer hoe ker-
kelijker geworden". Hoe moet ik dat ver
staan? Is dat een terugtocht....?"
„Neen, neen! Het is dit, dat ik hoe langer
meer de noodzakelijkheid der gemeen
schap en de onmisbaarheid der kerk heb
leeren verstaan en
„Der kerk als zichtbare formatie?"
„Zeker. Maar zoodra die verschillende
kerken met haar eigen belijdenissen en in
richtingen tegenover elkander gaan staan
elkaar gaan oordeelen en verwerpen,
wordt het Schriftuurlijk ideaal der Una
Sancta verloochend. Ik wensch geen grootste
gemeene deeler, een zoogenaamd allen bevre'
digende belijdenis over ie houden. Ik wensch
alleen, dat iedere kerkformatie het ideaal
der ééne, groote, allen omvattende Christen-
èn Christusgemeenschap onverwrikt voor
oogen houde en de tijdelijkheid, de voorloo-
pigheid van elke confessie, telkens o p-
nieuw uit den nood der tijden volmondig
erkenne. De pluriformiteit der Kerk te zien
als groote facetten van één diamant, als door
God gewild, acht ik een zonde voor God".
Het deed ons goed. deze duidelijke verkla
ring te hooren, want er weeft zich rond fi
guren als Dr. Gunning zoo licht een legende,
die 'de waarheid tekort doet. Dat is, wat
hy ook zelf met kracht afwijst:
„Men heeft mü ook al toegeschreven,
soort Pniël-gemeente te willen vormen. Och,
dat heb ik nooit bedoeld. Pniël o,
zal mijn nu al 46 jaren oude blaadje voort
zetten? heeft nooit meer willen zyn dan
een eenvoudige gids voor wie maar naar hem
luisteren wilde. Ik heb altoos allen opge
roepen tot de gehoorzaamheid aan hun recht-
matigen Koning Jezus Christus. Ik heb mü
altoos angstvallig onthouden van een oor
deel over iemands „staat" voor God en mij
tot hen aangetrokken gevoeld, zoolang ik
maar iets van Christus in hen ontdekken
kon. Dat deed Pniël bij velen in een kwaden
reuk staan: het blaadje was, evenals zyn re
dacteur, „niet zuiver op de graat". Maar laat
u het al myn be- en veroordeelaars nog
eens hooren. dat ik Jezus Christus onbeschry-
felijk liefheb en dat ik hartelijk hoop, een
maal in den hemel ook met hen same
stemmen in het Hallelujah ter eere van het
Lam."
Terwijl Dr. Gunning deze woorden op de
hem eigen warme, pathetische toon sprak,
bekroop tns de vraag: wat is toch het ge
heim, dat deze dienstknecht Gods de harten
van vroom en onvroom even dicht nadert,
terwyl hij toch het volle Evangelie ver
kondigt? Zeker, hij was een boeiend spreker,
hij blijft een hoogbegaafd schrijver, hy was
door-en-door menschelijk als dominee en is
het nog als geestelijk raadgever. Maar dat
alles hebben er meer.
Toen, terwijl myn gastheer naar een zoo
veelste illustratie op zijn woorden zocht, viel
myn oog op het mooie geschilderd portret
van zijn vader boven de schoorsteenmantel;
en ik herinnerde mij dat eigenaardig gezegde:
„Mijn lieve vader heeft het lijden van het
professoraat gekend". En toen ik vragend had
opgekeken, had hij mij herinnerd aan 'n woord
van zijn vader uit een van diens geschrif-
-Aen „Beginsel en meeningen", luidende: „Geen
program, geen vooraf in by zonderheden vast
gestelde gedragslijn zij er. Alleen de levende
Christus, alleen Hij sta u vast".
Nu meenden we het geheim gegrepen te
hebben: de zoon van zulk een vader en
hoe vereert hij hem nóg heeft het aange
kund, om ook hierin 's vaders voetspoor te
drukken: „Sta in het verborgen middenpunt
zóó vast, dat gy aan den openbaren omtrek
durft veranderen". En nu zijn er gekomen,
tientallen jaren lang, uit allerlei kerk en
groep, uit eiken stand, van eiken leeftijd, en
zij komen nóg (hoe ontroerende brieven heeft
de onvermoeide causeur mij dezen middag
voorgelezen), die gevoeld hebben: deze do
minee (en we hebben het zelf dezen middag
weer duidelijk bemerkt), deze dominee
spreekt nooit van boven af, legt niets op,
heeft geen doel dan u w eenige troost voor
leven en sterven, maakt geen school, weet
het niet absoluut (dan dat hij u he 1 p en wil),
kortom: nooit is er als hij met u spreekt de
beklemming der autoriteit, maar wel is er
altijd boven en door dat alles heen de uit
straling van liefde, der liefde van den
Ten voeten uit
herder, die het om dat ééne schaap te doen
is.
En dat houdt jong:
„Dominee, büna tachtig en nóg niet moe?"
„O. ik voel me nog jong! Wat zou ik nog
veel willen doen! Nog eens één keer preeken!
Voor de radio! Op bezoek. Maar ik moet
het nu thuis zoeken. En vind het volop
Moe? Ik kan nog 3 uur zonder onderbreking
werken en ben dan nog frisch. Kijk, maar
wat me wèl eens pijn doet: dat ik zoo weinig
collega's hier zie. Laat men toch bedenken:
een dominee heeft óók een ziel en wij do
minees hebben de slechtst verzorgde ziel.
Ach, lk dacht, dat ze den ouden man
meer zouden opzoeken."
„Maar dominee, u, die voor de eenzamen
zelf uit zoo ryke bron geput hebt, zult toch
geen gevoel van vereenzaming kennen?"
„O neen! Weet u. wat het wonderlijke is?
Dat nu aan het einde van myn leven ik
reken met een spoedigen dood, maar ik
wil ook zoo graag nog wat blijven om te ge
tuigen (wij moeten eerst getuigen, d
na theologen zyn!) dat nü de dooden, die
van ons gegaan zyn, soms veel reëeler, veel
levender voor my zyn dan de levenden, die
my aan alle kanten omringen. En zij wen
ken mij toe: laat los, laat los al wat uw vleu
gelslag belemmert! Hun strijd is volstreden,
hun zonden zijn voor eeuwig weggedaan. En
zoo komt ook voor my de tijd o zaligheid
niet uit te meten, o vreugd, die alle smart
verbant!"
Blijmoedig Christendom.
Onlangs lazen we: „Hoe ouder Gunning is
geworden, des te meer is ons Christenvolk
van hem gaan houden". Het valt niet zw
na dezen mooien, rijken middag, dat te
derschrijven. Als we, na een innig gebed van
onzen gastheer, gereed staan om te vertrek
ken, grijpt het ons aan: air d e z e stem zwijgt,
zullen we iets armer zijn. Omdat Dr. Gun
ning onmisbaar is? O neen, maar omdat het
niet buiten Gods wys bestel om kèn gaan.
dat deze stem nü, in ónzen tijd, gehoord is
wordt. Er zijn a 1 tü d maar weinigen, naar
wie iedereen luistert, en niet moede
wordt. Er zyn a 11 ij d maar weinigen, naar
zulkeen gegeven, opdat allen het zien
hooren kunnen: wat genade vermag.
Want ook deze bijzondere waarom b ij-
zonder? prediker heeft het ons gezegd
„Ik heb mij over zóóveel voor God te
schamen en te verootmoedigen. Maar ook:
voor zóóveel te danken. Bovenal daarvoor,
dat ik voor sommigen ten eeuwigen zegen
gesteld ben. Dat is het hoogst bereikbare op
aarde."
Inderdaad.
En God geve, dat de stem in en buiten
Pniël nog eenigen tijd klinke over dezen
donkeren tijd; dat haar bezitter in den avond
van zijn leven steeds helderder zie glanzen
heit licht, dat uitstraalt, hem tegemoet, van
de hemelstad. Daar zingen zij, en hier zingen
wij, mèt den jarige van 23 Januari:
„Alle roem is uitgesloten.
Onverdiende zaligheên
Heb ik van mijn God ontvangen,
'k Roem in vrye gunst allee nü"
Conserven
stellen met reden
Zelfs fijnproevers
geheel tevreden
TT IERBOVEN vindt men de titel van het nieuwe feuilleton, waar-
I 1 mede wij morgen zullen aanvangen.
Hei is een uitgebreid verhaal, dat onze lezers geruimen tijd in spanning
zal houden. De drie hoofdpersonen zoeken allen hun geluk, dat voert
hun levens langs wijkende lijnen, maar die lijnen loopen ten slotte toch
tucer samen om te eindigen in hetzelfde punt.
De schrijfster van dit nieuwe feuilleton, mevr. D. MENKENSVAN
DER SPIEGEL is in onze kringen een zeer goede bekende. De schetsen,
'die zij vroeger schreef in ons Zondagsblad, eveneens haar latere ver
halen en boekenvonden steeds een even dankbaren als uitgebreiden
lezerskring. Zij zal ook in dit nieuwe verhaal weer blijken te zijn een
auteurdie in hooge mate de gave bezit oud en jong te boeien.
'Al vele bekende auteurs vonden de laatste jaren in ons blad gelegenheid
den band met het Christelijk publiek te versterken. Het verblijdt ons
op den ingeslagen weg te kunnen voortgaan.
REDACTIE
MHnaMNKMM
Nieuwjaarsklanken
Het ligt in onze bedoeling van tijd
tot tijd, zoo mogelijk iedere week, het
een en ander ïe vertellen van hetgeen
er leeft en roert in de kringen van do
wijdvertakte Chr. jeugdbeweging en
wij meenen dit het beste te kunnen
doen aan de hand van verschillende
organen der Chr. jeugdorganisaties,
in zooverre men zoo vriendelijk was
ons daarover de beschikking te geven.
Wij zullen dus nu eens uit deze en
dan weer uit andere bladen, zonder
veel commentaar, de dingen kiezen,
die ons merkwaardig genoeg lijken
om niet alleen de aandacht der jeugd
zelve, maar ook die van oudere lezers
te trekken.
Het spreekt vanzelf, dat de eerste num
mers van dit jaar allerlei nieuw jaarsklan
ken laven hooren.
Optimist heeft een sombere dag
Akkerman van „De Jongeman"
heeft ondanks het mooie weer een knap
pessimistische dag gehad. Ik heb n.l.,
schrijft hij, lang in de courant zitten lezen
en werd er haast akelig van. De oorzaak
van zijn somberheid is de politieke wereld
constellatie, welke z.i. samenhangt met deze
drie factoren: Ten eerste is geen wereldrijk
of wereldheerschappij ooit bestendig ge
weest. In de tweede plaats hebben, zoover
de geschiedenis teruggaat, de volken der
aarde nooit vrijwillig het hoofd gebogen; zij
bogen slechts voor geweld. Én de derde
waarheid is, dat 19 eeuwen van Evangelie
prediking de volken niet hebben kunnen
overtuigen, dat zelfzucht en hebzucht hun
meester bedriegen en verteren en dat slechts
de gerechtigheid en het offer de levenskiem
van den vrede in zich dragen.
Akkerman, hoe somber hij ook de huidige
wereldverhouding schildert, is geen pessi
mistisch man. Want al 't sombere kranten
geschrijf heeft zijn Nieuwjaarsdag niet ver
gald. Voor hij ingaat op al die somberheid,
vertelt hy dat hij de krant heeft weggegooid
en met zijn jongens er op uitgetrokken is.
Het jonge leven immers, zoo schrijft hij,
roemt tegen alle donkerheid en doodigheid
in. Wat trekken die jongens zich van 's we
relds donkere horizonnen aan als de lucht
boven hen licht is en klaar? En wat bekom
mert hen ons politiek pessimisme, wanneer
ze rennen langs den weg of door 't veld? En
waarom zouden ze somber gestemd zijn als
ze kunnen wandelen aan vaders hand? Ze
kunnen 't mij soms geducht lastig maken,
vooral als ik zit te werken of te lezen, maar
toch zit er in hun nabijheid zoo'n diepe
troost.
Ik behoor niet tot de groep der toe
komst-pessimisten, wat mijn jongens
betreft. Ik geloof nog altijd, dat ze
zullen werken en niet ledig door de
wereld gaan! Er is werk. Ik zie het
werk; zelfs zie ik ontzaglijk veel werk.
Ilt zie het voor mijn jongens; ik zie het
voor het volk, waartoe ook zij krach
tens geboorte behooren. Daarom heb
ik voor hun toekomst geenerlei zorg.
Portemonnaies in een bakkerswinkel
De Jongeman schrijft verder over „de
beteekenis van ons blad" en we lezen in dit
artikel deze rake volzinnen:
Zegt de een of andere abonné: „Van Uw
Officieele Mededeelingen omtrent nieuw ge
nomen besluiten wensch ik geen kennis te
nemen; van uw Bijbelbespreking maak ik
geen gebruik; de algemeene ontwikkelings-
stof derde ik niet door te werken; en de rest
van uw blad interesseert me niet". Dan zou
den we willen antwoorden: „Geen wonder,
beste vriend!" Maar U doet ook als een man
die in een bakkerswinkel komt, met de me-
dedecling: „Brood, koek en banket heb ik
niet noodig. Waarom hebt u geen portemon
naies of zakportefeuilles?" U is de goede
winkel wel binnen geloopen. maar U hebt
behoefte aan eetlust, niet aan portemonnaies
Nog eens dus: ieder Bondslid be
hoorde hetBondsorgaan te lezen!
ten eerste om waarlijk meelevend Bonds
lid te kunnen zijn.
ren andere, omdat niemand het zonder al
gemeene ontwikkeling en telkens ruimeri
algemeene ontwikkeling kan doenl
De Geref Jongelingsbond groeit weer
Het Gereformeerd Jongelingsblad verkeert
in vreugdestemming, omdat het pas aange
broken jaar het Bon dei u be lj aar is. De bonds
dag van dit jaar wordt gevierd in het Rai-
gebouw te Amsterdam, dat 12000 zitplaatsen
heeft en dat men stampvol wil hebben.
Een tweede reden tot vreugde is,
dat het aantal leden zich weer in stij
gende lijn bevindt, zooals blijkt uit het
P .S. op den brief van den bondsvoor
zitter. Toen ik mijn brief klaar had,
zoo schrijft hij, bracht de post mij den
„verzamelstaat van onzen Bond" op
eind December 1937. God zij gedankt,
ROFFELRIJM EN
IK STAAK
Vergeef me, Lezer, Lezeres,
Dat ik ondanks het groot succes
Het vlaggenroffelrijmen staak
En er voorloopig met meer maak.
Je weet, ik maakte pas zoo'n lied,
Zoo'n vlag geroffeling, en ziet
't Kwam met den vader en de vlag
ln orde, nog denzelfden dag.
Dus kreeg ik dra het blij bericht:
Je liedeken heeft vreugd gesticht!
Maar ('t is een blijmaar, maar een
[maar)]
De brieven volgden vlot elkaar:
Och, help m'n tante of m'n oom, i y
M'n vriend, m'n broer es uit den droom.11
Och, schrijf es even dat 'k m'n man j 4
Nog niet tot vlaggen krijgen kanz
Och, zet es even in de krant v
Dat ik héüsch niet kan vlaggen, want c
'k Heb weinig steun, een groot gezinr
Misschien ziet u een gat er in
En weet u wel een goeien man
Die mij er een cadeau doen kan! 1
Zoo zou ik verder kunnen gaan
Maar moet helaas hiermee volstaan y
En zeg met nadruk nog een keer: s
lk maak geen vlaggenroffels meer.
Wie nü niet vlagt die leert het nooit.
Het is dus regels leeggegooid,
't Is kloppen aan des dooven deur,
't Wordt een wansmakelijk gezeur
Op dit chapiter door te gaan.
Dus geef ik thans den brui er aan 1 j
En staak, terwijl ik kort besluit:
Heb je een hart? De feestvlag uit!
(Nadruk verboden) LEO LENS 1
N.B.
Wie wèl een hart heeft maar geen gèld
Die is natuurlijk vrijgesteld.
L. L.
r Vicks VapoRub
ingrediënten verwerkt in de smakelijke^
VICKS H0ESTB0NB0NS
we zyn 11 vereen, en 502 leden rijker
geworden (groei 14 Vereen, en 537 le
den; achteruitgang 3 Vereen en 35 le
den). De 25000 zijn gepasseerd.
Groningen groeide met 53 leden; Friesland
met 146, ondanks de vermindering met 2
Vereen.; Drente ging achteruit met 5 leden, j
al kwamen er 2 Vereen bij; Overijssel kende
alleen vooruitgang: 1 Vereen, en 72 leden;
Gelderland won met 3 Vereen, en 146 leden;
Z.-Holland met 4 Vereen, en 74. leden; Zee
land met 2 Vereen maar ging 11 leden
achteruit (en dar terwijl de bondsdag in
Middelburg gehouden i?H: N.-Brabant en
Limburg boekte een verlies van 19 leden, en I
in het buitenland gingen we vooruit met 1
Vereen en 15 leden. Een kostelijke tijding
aan het eind van 1937! We zijn weer in stij
gende lijn Maar 't ideaal is nog niet bereikt*
Kies koers
De Bond van Chr. Geref. Jongelincrsvereen*
gaf een aardige folder uiL Kies Koers, zoo
luidt het opschrift en de strekking is: Kom
mee, naar de J.V. De J V. is het oefenver-
bond. Straks in 's levens zee is de oefentijd
voorbij. Een schip geen drijfhout, moet men
worden. En een vaste koers is noodig. Nu
meer dan ooit De J.V.? Zeker, 't is maar
jongenswerk. Maar God gebruikt het voor
de vorming en leiding des levens.
Weer een nieuwe Spelling
regeling?
De plannen van
Minister Slotemaker de Bruine
Volgens „Ons Noorden" zou Minister
Slotemaker de Bruïne nu hjj met zijn
Belgischen ambtgenoot niet tot overeen
stemming kon komen, voornemens zijn,
een nieuwe spelling-regeling te ontwer
pen. waarby hij de geheele geslachts
regeling De Vries cn Te Winkel wil
handhaven en alleen de andere vereen
voudiging van één e en één o en de s
inplaats van sch wil handhaven.
De Minister meent, dat hy bij dc invoe
ring van deze gedeeltelijke regeling van
zijn voorganger kan ontkomen aan een
schadeloosstelling aan de uitgevers. Het
zou. wanneer dit plan uitvoerbaar wordt
geacht, in het voornemen van het kabi
net liggen deze spelling met ingang van
1 Januari 1939 ook by de departemen
ten en andere rijksinstellingen door te
voeren en tevens zulks te verzoeken aan
provinciale en gemeentebesturen.
PIETJE PLUIS EN JANTJE JOPPE
BELEVEN NIEUWE AVONTUREN
49 Daar de boer in de eerste oogenhlikken
niets dan mooie sterretjps &ag, kou
Pietje ongemerkt ontsnappen. Hij sprong
op den grond en rende weg. Uit de veria
omkijkende, zag hij, dat de boer en z'n
knecht een flink robbertje aan 't vech
ten waren. Want de boer dacht niet
anders of zijn knecht, die juist zijn hoof j
uit het gat stak, had hem dat koopje ge
leverd en hij gaf hem een geduchte af
straffing.
50 Pietje bleef van verre even den veldslag
gadeslaan, maar maakte veiligheidsha'.
ve toch maar, dat hij wegkwam eer iiet'
gevecht afgcloopen was. Na een half
uurtje rondgezworven te hebben, vond
hij ergens aan den kant der rivier en
roeibootje, dat de boer gebruikte, als hij
naar den vasten wal moest. Zonder aar
zelen sprong Pietje er in, greep de riemen
en roeide weg
(Wordt Woensdag vervolgd).