L Links: de aanrijding van het koninklijk rijtuig op 4 Maart 1908 in de Parkstraat te Den Haag (naar een oude teekening). Midden: de trambestuurder. Reder, door wiens tegenwoordigheid van geest erger voorkomen werd. Rechts: het geheel vernielde koninklijke rijtuig. Een herinnering uit 1908 DE laatste berichten over den toestand van Prins Bernhard zijn zeer bemoedigend. Woensdagmorgen is hij in alle stilte van het Bur gerziekenhuis te Amsterdam naar het paleis Soestdijk vertrokken. Dit bericht is door 't geheele land met groote blijdschap ontvangen. Vlak na 't ongeval op 29 November waren er velen, die 't ergste vreesden. Maar die vreeze is nu gelukkig beschaamd. En als 6traks de blijde verwachting, naar wij vurig hopen in heerlijke vervulling zal mogen gaan, dan za„ zich bij de uitbundige vreugde ook deze blijdschap voegen, dat het herstel van Prins Bernhard een gelukkige voortgang mag hebben. Het ongeval, dat Prins Bernhard overkwam bracht ons een herinnering te binnen uit het jaar, dat vooraf ging aan dat van de nationale vreugde 1909. Het was op den 4en Maart 1908, dat de Koningin en Prins Hendrik in een met twee schimmels be spannen open hofrijtuig uitreden van het paleis Noordeinde voor een morgenrit. De Prins mende zelf; de Koningin zat naast hem; achterin zaten twee lakeien. Toen het rijtuig op den hoek van de Oranjestraat de Parkstraat in zou rijden, naderde een tram van lijn 8. De Prins had dit niet gezien of gehoord, zoodat eer botsing dreigde, of juister: een vernie ling want het rijtuig geraakte tusschen de tram en een trampaal. De paarden steigerden, maar Prins Hendrik trok ze met een forschen ruk terzijde. De lakeien sprongen af en grepen de schichtig gewor den beesten bij de teugels. De wagenbestuurder remde uit alle macht en gaf tegenstroom. Het on heil was afgewend. Wel geraakten de achterwielen van het hofrijtuig in de tramrails bekneld, zoodat ze braken, maar Koningin en Prins konden onge deerd uitstijgen. Deze gunstige afloop was temeer treffend, omdat het hofrijtuig een hoog op de wie len staande cabriolet was. De Koningin heeft la ter den trambestuurder (Reder) geridderd, terwijl hij een betrekking in Rijksdienst kreeg. En zoo kon zich in den jubel van 1909 de danktoon mengen, dat God het beminde Koninklijke echt paar gespaard had bij een dreigend onheil en daardoor de weg naar de komst van Prinses Juliana niet afgesloten was. BANDEN ZONDAGSBLAD Hebt U al een band besteld voor den jaargang 1937 van ons Zondagsblad? Doe 't dan vandaag nog! Maar daarbij gebruik van de bon. die we vandaag nog eens in de krant afdrukken. De prijs voor band en uitvoerig register is slechts 65 cent. Als U éénmaal een jaargang hebt laten inbinden, dan zult U 't elk jaar weer doen. Stel niet uit. maar zenct ons nog heden de bon toe! Kidnapping in het aquarium DAT kidnapping kinderroof door de gangsters uit de Amerikaansche onderwereld meermalen wordt gepleegd teneinde een hoog losgeld te bekomen, mag als bekend worden ver ondersteld. Dat echter ook dieren, en wel visschen, zich aan „kidnapping" schuldig kunnen maken, en dan niet in den zin van opeten van anderer jongen, doch van rooven en mèt de eigen jongen verzorgen van het kroost van vreemde ouders, is zeer opmerkens waardig. Enkele jaren geleden beschreef L y m a r. W. Close in het Amerikaansche vakblad „The Aquarium" een door hem waargenomen geval van kinderroof in het aquarium en wel gepleegd door een paar Aequidens curviceps E. Ahl, behoorende tot de familie der Cichlidae en bij vele liefhebbers nog bekend onder den onjuisten naam van „Acara thayeri". De genoemds visch is afkomstig uit de Amazone- en bereikt een lengte van 8 cm. De rug is bruin achtig tot grijs groen gekleurd. De kieuwdeksels hebben hemelsblauwe spikkeltjes. Het geheele lichaam straalt bij opvallend licht blauw tot groen. De buikvinnen hebben blauw groene vinvliezen, de rugvin is aan de basis donker blauw, in het midden goudachtig glanzend, naar boven door gebogen blauwe vlekken afgescheiden van een groenachtig witten bovenrand Terwijl de meeste leden der Cichlidaefamilie nogal onverdraagzaam zijn en dientengevolge niet in een gezelschapsaquarium kunnen worden gehouden, is dit met de onderhavige soort niet het geval. Deze is vredelievend van aard behalve in den paar tijd! en is ook geen plantenvernieler zooals vele zijner collega's. De kweek is niet gemakkelijk. De kuit wordt af gezet in holten van steenen of andere voorwerpen in het water De jongen worden in in het zand gegraven diepe kuiltjes gebracht en door beide ouders bewaakt en verzorgd. De kuiltjes worden bijna dagelijks voor nieuwe verwisseld en nu eens hier, dan weer daar aangelegd. In een groot aquarium van ongeveer 250 liter in houd bevonden zich twee paren Aequidens curvi ceps, tezamen met enkele groote Maanvisschen (Pterophyllum) en een schooltje vertegenwoordi gers van kleinere soorten. Bij een watertempera tuur van 29 gr. Celsius, opgetreden door een plot selinge temperatuursstijging van IJ gr. buiten en dientengevolge ook in het doorloopend verwarmde vertrek werd waargenomen hoe een curviceps-man bezig was alle andere visschen weg te jagen uit een hoek van den bak, die blijkbaar groote aan trekkingskracht voor hem had. Bij nader toezien bleek zijn ega reeds bezig met het verzorgen van een aantal tegen een steen afgezette eitjes. Als voorzorgsmaatregel werden nu de andere visschen zooveel mogelijk opgevangen en in andere aquaria overgebracht. Helaas, van deze kweek kwam niets terecht: De kuit was niet goed bevrucht en beschimmelde. Reeds twee dagen later bleek echter op dezelfde plaats opnieuw kuitafzetting te hebben plaats gehad. Bovendien bleek ooi' het tweede paar in het huwelijk getreden te zijn, want in den verst van de eerste plek verwijderden hoek bevond zich eveneens een klein klompje eitjes. Het eerste paar was klaarblijkelijk al klaar met kuitafzetting, het tweede was er nog mee bezig. Voordat de eieren uitkwamen bemoeiden de beide paren zich uitsluitend met hun eigen bezigheden, bestaande uit het voortdurend waaieren met de borstvinnen boven de eieren om dezen zooveel mogelijk zuurstof toe te voeren. Het uitkomen van de eitjes gaf direct verschil tusschen beide broedsels te zien. De vader van het eerste broedsel had tevoren teveel energie moe ten besteden aan het wegjagen van andere vis schen, met het gevolg, dat de kuit slechts voor 50 pet. bevrucht was, terwijl die van het tweede paar, dat niet afgeleid geweest was, geheel uitkwam. Het eerste wijfje hield een wakend oog over haar wriemelende hoop jongen, die verzameld wis in een kuiltje in het zand, maar haar man scheen het tweede paar hun aanwezigheid in denzelfden bak hoogst kwalijk te nemen en begon hun het leven onaangenaam te maken. Dit paar wenschte hun broedsel, dat veel grooter was dan dat van den molestant, zeer zeker goed te verzorgen en te be waken, doch de voortdurende uitvallen van het rondzwervende lid van het andere paar stoorden hen en daar de dieren trachtten rond te zwemmen, zoodat hij hen zou volgen en het nest met rust laten, waren zij niet in staat om aan hun babies de noodige oplettendheid te wijden. Evenwel slaagden zij er niet in om hun kwelgeest weg te lokken, want deze naderde het nest telkens en zwolg dan een paar babies naar binnen, waar op de H'.ders snel toeschoten en den boosdoener verdreven. Deze begaf zich na iederen geslaagden aanval regelrecht naar zijn eigen nest en depo neerde de gestolen jongen hierin! Opgemerkt moet worden, dat deze waarnemingen volkomen be trouwbaar z\jn en niet op fantasie berusten! Dit zij terloops even opgemerkt om kritische geesten, die wellicht geneigd zouden kunnen zijn om dit ver haal als een sprookje te beschouwen, gerust te stellen. We hebben hier dus een voorbeeld van de reinste kidnapping, gepleegd door een visch, en op zulk een brutale wijze, dat een ervaren gangster er nog wel verbaasd van kan staan. Naarmate het aantal geroofde jongen grooter werd, vermeerderde ook de brutaliteit van den aanvaller, en deze had dan ook geen rust, alvorens alle jongen uit het nest waren overgebracht in dat van hemzelf. Toen was de kidnapping compleet. De kidnapper loste thans zijn gemalin af by de verzorging van eigen en gestolen kinderen, welke dadelijk toonde dat zij het volkomen eens was met diens onderneming door een paar goed be doelde uitvallen te doen in de richting van de beroofde ouders. Deze laatste werden nu, ter voorkoming van erger, door hun eigenaar uit het aquarium verwijderd. De jongen bleven alle in leven en ook werd door de pleegouders geen enkel onderscheid gemaakt tusschen eigen- en stiefkinderen, hetgeen zyn oor sprong vindt in het feit, dat een visch evenmin als een vogel in staat is om de eigen jongen van Vx emde te onderscheiden. Later, toen de jongen voldoende op eigen beenen konden staan, werden de oude visschen verwij derd om hen niet in verleiding te brengen om hun cvt. honger te stillen met hun jongen. Al met al hebben we hierin kennis gemaakt met een wel zeer bijzonder geval uit de dierenwereld. C. VAN DUIJN Jr, QUI PENS CllRVICEPJ. IN JANUARI DE kaartjes stellen elk het halve hemelgewelf voor, boven den noordelijken en den zuide lijken horizon in den stand van 15 Januari 's avonds te negen uur. Een loodlijn uit de Poolster neergelaten, wijst het noordpunt van den horizon aan. De circumpolaire sterrenbeelden, op het noord kaartje binnen de gebogen lijn, staan op onze breedte altijd boven den horizon. De pijlen op de kaartjes geven de richting van de hemeldraaiing aan. De sterrenbeelden In het N.O. rijzen Beer en Leeuw, terwijl in het N.W. de Zwaan ondergaat. In het zuiden pralen alle wintersche sterrenbeel den weer in volle pracht. Nabij het zenith staan Wagenman en Perseus. Lager treffen wij Twee lingen, Stier met Zevengesternte en Ram aan. Daaronder staat de schitterende Orion, waarvan de drie sterren van den „gordel" ongeveer de lig ging van den hemelequator aangeven. Procyon van de Kleine Hond en Sirius (de hel derste ster des hemels) van de Groote Hond staan in het Z.O. In het westen staat de planeet Saturnus, dicht nabij het snijpunt van equator en ecliptica in de Visschen, dus zoo ongeveer op de plaats waar op 21 Maart de zon staat. De Melkweg loopt van het N.W. ongeveer door het zenith, naar het Z.O. Algolminima zijn o.m. waarneembaar: 17 Jan. te 10.25 en 20 Jan. te 7.15. Vallende sterren, de Boötiden (aldus geheeten naar het straalpunt in Boötes) zijn in de eerste week van Januari te verwachten. De ster der Wijzen Het Mattheüs-evangelie verhaalt ons, hoe eenigen tijd na de geboorte des Heeren, te Jeruzalem eenige Wyzen uit het Oosten kwamen, vragende naar den geboren Koning der Joden, want zij hadden „Zijne ster in het Oosten gezien." Er is veel gesproken en geschreven over de vraag wat die ster geweest kan zijn. Daarbij is ook de gedachte geopperd aan een nieuw geschapen ster die dan de aandacht der Wijzen moet hebben ge trokken. Op zichzelf is er niets tegen deze opvat ting, want waarom zou God, als de Almachtige Schepper, zich in dit geval niet van dit middel hebben kunnen bedienen. Maar toch beveelt deze opvatting, vooral bij de huidige kennis van de af metingen en afstanden der sterren, zich niet aan. Zoo lezen wij ook wel dat er ontroering ontstond te Jeruzalem naar aanleiding van de vraag der Wijzen, maar niet dat er ergens eenige ontroering was over een wonderverschijnsel aan den sterren hemel. Er is ook gedacht aan een kometenverschy- ning, en wel bepaaldelijk aan de komeet van Halley, maar ook voor deze opvatting pleit niet veel. De periode dezer komeet is nauwkeurig oe- kend en zoo kan berekend worden, dat er om streeks het begin onzer jaartelling geen verschij ning van deze „staartster" is geweest. Waarschijnlijk is dan ook, dat de gewone man niets bijzonders aan den sterrenhemel heeft opge merkt. De te Jeruzalem aangekomen vreemdelin gen zijn „Wijzen" of Magiërs, de geleerden ën sterrekundigen van die dagen. Nu was in dien ouden tijd de astronomie (sterrenkunde) niet streng gescheiden van de astrologie (de vermeende kunst van belangrijke feiten en toekomstige ge beurtenissen uit de sterren af te lezen). Zoo lezen wy ook by Daniël van cte Chaldeën, de sterrekij- kers en waarzeggers" waarbij wij vooral niet moeten meenen, dat hier min of meer een bende bedriegers mee werd aangeduid. Het waren de Koppel eenden maken een morgenwandeling over 't ijs langs de Noordsingel te Rotterdam Wyzen en geleerden, de sterrekundigen dier da gen, evenals zij wier komst, zeshonderd jaar la ter, te Jeruzalem zulk een ontroering zou veroor zaken. Men heeft dan ook nauwkeurig berekend welke conjuncties (saamstanden) van planeten en ster ren in bepaalde sterrenbeelden, omstreeks het be gin onzer jaartelling hebben plaats gevonden. Er zij nog even op gewezen dat het jaar van de ge boorte des Heeren niet nauwkeurig vaststaat, maar tegenwoordig met groote waarschijnlijkheid op 4 a 6 jaar vóór het begin onzer jaartelling wordt gesteld. Welnu, er moeten omstreeks dien tijd merkwaar dige en herhaaldelijke conjuncties zijn voorgeko men, die voor den „vakkundigen" een hemelsche glansperiode beteekenden, welke geduurd heeft van 7 tot 5 voor Christus. En het is niet onwaar schijnlijk dat de Wijzen uit deze verschijnselen, hoe dan ook, hebben afgelezen dat er in Israël een koning moest geboren zijn. Mogelijk was er ook bij de volken rondom Israël nog eenige heugenis aan de profetie van Bileam (Num. 24 7) over de „ster uit Jacob" en de „scepter uit Israël". In elk geval heeft het God de Heere, die ook den loop der sterren en de banen der planeten be paald heeft, beliefd door deze „Wijzen" het opbn- baringsvolk aan te zeggen dat hun Koning geboren was en buiten dien kring bekend te maken, de geboorte van dien Koning wiens rijk geen einde heeft. De zon, de maan en de planeten De zon treedt 20 Januari in het teeken Waterman, staat dan in het sterrenbeeld Steenbok. Het eerste kwartier der maan van 9 Januari staat in den Ram de volle maan van 16 Jan. in den Kreeft. Mercurius die in Januari in beneden-conjunc tie komt is niet zichtbaar. Venus verdwijnt in de stralen der opkomende zon en is niet meer te zien. Mars rechtloopend in den Waterman gaat kort na negen uur onder. Jupiter is misschien aan het begin der maand nog even na zonsondergang te zien, maar komt 29 Januari in samenstand met de zon en is dus dan onzichtbaar. Saturnus is rechtloopend in de Visschen, maar verandert weinig van plaats en gaat in het midden der maand te 10 uur onder. Die zuinige Schotten Aan het zomersche strand verdringen zich honder den menschen. Een flesch komt al nader en nader met de golven mee. Laatste groet van een schip breukeling? Oproep van gestranden op een onbe woond eiland? Eindelijk daar is de flesch! Haastige handen doen de kurk eraf. Een briefje! Waarlijk, een briefje bezorgt de zeepost. In Schotsch-dialect bevatte het dit verzoek: „Wil deze flesch bij mijn broer J. Mac Leen be zorgen, Sparrowstreet 19, Glasgouw. Hij moet haar naar het café „De zwarte Adelaar" brengen. Dan krijgt hij er 'n dubbeltje voor! D. Mac Leen, aan boord van Zijner Majesteits „Draak". Twee Schotten doen zich aardig te goed in een res taurant. Voorspijs en soep hebben lekker gesmaaktl Nu komt de biefstuk. Aandachtig neemt één hunner het stuk vleesch op. „Kellner, brengt dat maar weer weg. Het is niet om te eten!" „Waarom niet, meneer? Het stuk ziet er best uit!" „Breng wég, zeg ik je, en dien ons wat anders op!" De kellner af. „Waarom maak je aanmerking?" informeerde de andere Schot. „Het vleesch liet niets te wenschen over, zoo te zien!" „Ezel, snap je dat nou niet? Als we nu aanmerkin gen maken, kan hij straks onmogelijk een fooi van ons verwachten!" 'n Apotheker te Edinburgh trof de juffrouw uit zyn apotheek in overspannen toestand achter de toon bank aan. „Mensch, wat heb je toch?" „Ik heb een klant strychne (zwaar vergif) verkocht in plaats van potasch!" „Hoe kom je zoo verkwistend? Strychnine is toch veel en veel duurder!" snauwde de baas. Het ministerie van economische aangelegenheden van Schotland schreef de volgende prijsvraag uit: „Wat kan men het beste met oude scheermesjes doen?" Het bekroonde antwoord luidde: „Steeds opnieuw gebruiken voor het scheren, steeds opnieuw!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1938 | | pagina 16