KINDERWROEGING
B
gf
n
k
-
k
k
fe
m
W->
k
k
m
„Och," riep de kleine jongen tegen zijn broertje,
die hem weer plaagde, „val do5d jij."
I>e moeder hoorde het.
„Frits," zei ze, „kom 's hier en luister 's goed!
Laat ik je zoo iets nóóit meer hooren zeggen! Hoe
kóm je er aan, ik schrik er van."
„Ze zeggen 't in de klas allemaal," pruttelde de
jongen tegen, toch wel wat verschrikt door zijn
moede ns ernst
„Als dèt waar is, dan zou ik daarover wel's met
de onderwijzer willen gaan praten, want die moet
dat dan weten. Het ia verschrikkelijk voor een
Christelijke School."
„Nou ja, allemaalvergoelijkte het kind nu,
^naar die van De Man en Kees Sterk, die doen
het wel!"
„Het zijn me ook een paar namen, die je daar
noemt! maar jij zal het niet meer zeggen,
Frits. Weet je niet, dat er in den Bijbel staal:
die zijn broeder haat, ia een doodslager, en na
zeg jij ronduit: „Val dood". Als dat geen héét
is! Wel 't ie haast zoo erg als doodslag, als je
meende wat je zei-"
„Ik zal 't niet meer zeggen, Moes," beloofde hij
ernstig, onder den indruk van Moeders woorden.
Ën in stilte hoopte hij zelf, dat hij deze belofto
van beterschap nu eens niet, ala zoovele andere
hij de eerste gelegenheid vergeten zou.
liet vroor al aardig dien dag, de nacht deed er
nog wat bij en den volgenden morgen schepten
de jongens van de vierde klas, waarin ook de
tienjarige Frits zat, tegen elkander op over het
schaatsenrijden dat ze dien middag al zouden
gaan doen. Als de baan nog niet open zou zijn,
kon je in elk geval op de polders, daar was 't
niet diep. Na schooltijd, ale er nog geen vrij
was dan zou je 's zien.
Voorzichtig opperde Fritsje thuis aan tafel het
plan, maar zijn Vader, die nooit erg veel zei, en
wiens woorden dan ook meestal dubbel telden,
viel dadelijk heel streng in: „Vanmiddag ai
rijden? en op de polderslootjce nog wel? Geen
sprake van hoor. Je wacht zeker nog een of
twee dagen. Moeder, de schaatsen blijven nog in
de kast, en als één van jullie het waagt op do
slooten te gaan!"
Dèt was een tegenvaller! Frits wist wel: als vader
zóó sprak, dan ging er geen Ietter van af. Dat
zou wel weer getreiter geven vanmiddag op school.
.Was was het toch eigenlijk vervelend juist bij
zulke praatsmakers te zitten die van thuis altijd
alle6 maar mochten. Frits wist heel goed, waarom
moeder zei: „het zijn me ook een paar namen
die je noemt." Want, zonder dat ze er veel over
wilde zeggen tegen haar jongen, begreep Fr.ts
best, hoe menschen als zijn vader en moeder, die
zoo streng, maar ook zoo zorgzaam voor hun
kinderen waren, wel moesten denken over men
satien als de ouders van zijn schoolvriendjes, die
er niet eens wat van zeiden als de jongens soms
over vijven uit school kwamen. Wel makkelijk
als je 's voor straf moest nablijven, filosofeerde
hij verder, makkelijker dan dat navragen en
uithooren dat zijn moeder in zoon geval deed.
En toch wist hij; als het er op aankwam: ruilen
met die jongens, aat zou hij niet graag doen.
•a Middags op 6chool was het wel zoo, als hij
gevreesd had. Kees Sterk, die in de bank naast
heim zat, en de jongens van De Man, waren met
hun schaatsen naar 6chool gekomen, bergden ze
voorzichtig onder hun jassen op de kapstok en
plaagden Frits, dat hij zoo'n bang ventje was, die
ook nooit wat mócht. Alsof zij het thuis ge-
vraagd hadden, kan je begrijpen, zij pakten hun
schaatsen eenvoudig weg en vroegen niemand wat.
Gelukkig duurde het geplaag niet lang, want de
onderwijzer maakte er een ©ind aan door wat
vóór-schooltijd-werk op te geven. Maar om half
vier begon het pas goed.
In de hoop, dat zij hem nu maar met rust zouden
laten, probeerde Frits dadelijk uit school hard
naar huis te loopen, maar het drietal, dat altijd
zijn kant mee uit moest, haalde hem heel gauw
in en liep pratende met heim mee op en toen ze,
even later bij een poldersloot aankwamen, bleek
wel, dat zij hom bepaald ala mikpunt voor hun
plagerijen hadden uitgezocht. Ze spotten met „het
lieve jongetje" dat niets durfde als hij niet van
lijn moesje mooht, daagden hem uit om met zijn
,mooie schoentjes" eens mee op het ijs te gaan
dansen.
„Och, val dood!" bromde Frits, moe van het ge
treiter, waar hij niet tegen op kon, want hij was
te goed aan gezag en gehoorzaamheid gewend,
txm tegen zijn vaders verbod een voet op het ijs
te zetten.
Hij schrok wel even van zijn eigen woorden,
Was hij nu zóó gauw zijn belofte aan moeder
vergeten? maar nog veel meer schrok hij toen
hij het volgende oogenblik Kees Sterk, die met
een flinken sprong op het slootje ging, zag uit
glijden en met een smak achterover vallen.
Ben gekraak volgde, een groot gat dat zich met
water vulde en waar Kees langzaam in scheen
weg te zakken.
De twee andere jongens zag hij nog voorzichtig
tiaar hun vriendje toeloopen, tot de knieën ston
den ze in het water, waar Kees nu geheel onder
gedompeld lag toen op het angstig gegil van
Frits dadelijk een jiaar grootere jongens uit de
hoogste klassen kwamen aangerend en het drietal
hit het water haalden. Eenst de twee die met ver
stijfde beenen nog overeind stonden maar luidkeels
gilden, dan de bijna vergeten derde jongen,
die bewusteloos bleek.
Hulp van volwassenen kwam spoedig opdagen,
pok een dokter verscheen, kunstmatige adem
haling werd toegepast, maar alles was te laat.
Doodsbleek en met klapperende tanden hoorde
Frits, die na den schrik als 'n dolle naar huis
gerend was, daar den uitslag een paar uur later
(door zijn broertje vertellen.
Den volgenden dag ging een viertal stille bange
Jongens als klasgenooten een bezoek brengen bij
de ouders van het gestorven schoolvriendje, dat
gij toen voor het laatsj nog mochten zien. De
onderwijzer had geoordeeld, dat Frits daar eigen
lijk bij hoorde, omdat hij, in dezelfde richting wo
nende, zoo vaak met Kees Sterk mee uit school
geloopen had, maar Frite, die riah dit sterfgeval
buitengewoon bleek aan te trekken, had zóó ang
stig „nee" geschud, dat hij niet verder aandrong.
Thuis weid in het bijzijn der kinderen niet bij-
toonder veel over het droevig ongeval gesproken,
omdat moeder heel goed zag hoe diep het Frits
getroffen had.
„Wat ten ik dankbaar, dat Jullie een strenge
(vader hebt, die zorgde dat je niet op het ijs
durfde", had zij gezegd, maar reeds dat bleek Frits
goo te treffen, dat zijn lippen begonnen te trillen
en de tranen hom al weer in de oogen schoten.
„O, als ze het eens wisten, als ze het eens wisten,"
dacht hij 6teeds. Want, wat hij gedaan had, was
idat eigenlijk niet veel erger dan dat op het ijs
gaan van dien 'ongen, wien het toah niet ver
boden was? Waarom moest die jongen nu zóó
gestraft worden' Wès het wel straf voor Kees?
lOf was hij misschien gestorven alleen omdat
hij Frits het hem toegewenscht had? Een
moordenaar was liij, een doodslager, want hij had
gezegd: val dood! Hij had Kees gehéét op dat
bogenblik. Geluikkig had hij het maar erg zacht
gezegd, en zou Kees Het misschien niet meer
hebben gehoord, want hij liep toen de weg al
af maar, dóér ging niets van af: hij hèd het
gezegd! En hij was vooraf nog zoo gewaarschuwd
•door rijn moeder, had nog wel belóófd het niet
meer te zullen zeggen.
Als God hem nu eens even streng strafte als
■dién jongen?
D, hoe bóng was bij geweest, dat bij het doodo
tvriendje nog een6 zou hebben moeten ricn. Hoo
dankbaar was hij zijn moeder, omdat ze, toen
ivader opperde, dat het misschien onhartelijk zou
Dijken als Frits niet meeging, hem had geant
woord „Het zou misedhien te veel voor hem zijn,
hij is al zoo onder den indruk van die eene keer,
toen hij 't kind uit het water zag halen. Als je
gezien had, hoe hij er uitzag toen hij thuis kwam,
Iheusoh, die heeft 6ohrik genoog gehad."
Ja, Frits had schrik genoeg en nóg kon hij geen
oogenbliik het droevig gebeuren vergeten. Op het
moment, dat hij, nog vol spijt over rijn ruiwe ver-
wcnsching, het slappe kinderlichaam met dat
•wezcnlooze witte geziaht op den graskant hal
zien neerleggen, was het hom of zijn eigen leven
Stilstond. Of hij nóóit meer dit vreeselijke, dat
als een nachtmerrie in rijn geest drong, zou kun
nen kwijtraken uit zijn herinnering.
Mot hevig bonzend hart wae hij naar huis ge
rend, zóó totaal overstuur, dat hij niet eens zijn
moeder had kunnen vertellen, wèt er precies ge
beurd was en deze pas een samenhangend ver
baal kreeg, toen later zijn broertjes thuis kwamen.
En nu zou „het" morgen begraven worden en
moest de heele klas er heen! Had hij maar niet
gehoefd! Had moeder maar gezegd, dat ook dit
te erg voor hem was Maar vader had gevonden,
Wat, nu de heele klas ging, hij niet mooht achter
blijven, het was 6oms goed in je jeugd bepaald
te worden bij de ernst van den dood. Het was God,
•die het zoo beschikte.
Toen moest Frits wel.
Maar den anderen avond lag hij met koorts te
bed.
INog midden onder de droeve plechtigheid, op het
Oogenblik dat het kistje aan de sahoot der aarde
toorn worden toevertrouwd, had Frits zich uit de
groep der schoolmakkers vrij gemaakt en was
tiaar huis gehold. Zóó ontdaan was hij, dat moe-
tier hem dadelijk had helpen uitkleedcn en hein.
Sn bed stopte. Stil en gedwee liet het kind zich
1 iel pen, scheen even tot rust te komen, dankbaar,
•dat hij van dat vreeselijke kerkhof weg was.
Dankbaar ook, dat hij nu morgen misschien mocht
•wegblijven van de school, waar alles hem zoo
pijnlijk herinnerde aan Kees en wat er die laat
ste dag gebeurd was.
\Maar zijn moeder werd ongerust, nam tempera
tuur op en toen zij verhooging constateerde, liet
toij den. dokter roepen. Dezo schreef volstrekte
rust voor en beneden gekomen, zei hij tegen do
moeder: „Het kind heeft iets op het hart, dat
liern benauwt, geloof ik. Zie daar achter te komen,
•probeer hem tot spreken te krijgen, maar doo
bet voorzichtig. Tracht er achter te komen of
«r iets met hem gebeurd is of dat hij ergens
bang voor is. Dat laatste geloof ik 't meest en
probeer dan zijn vrees weg te nemen."
Het was gemakkelijker gezegd dan gedaan, vond
bloeder, toen rij die avond met haar man 6amen
bij het bed van den koortsig woelenden jongen
zat.
lALleen bidden kon ze en dèt had zij gedaan!
Uleel dien middag en avond was haar hart écn
Igebed geweest, 0111 uitredding, om licht ki dexo
duistere zaak, maar niets nog scheen ze gevorderd.
INièts was er uit den jongen te krijgen, dan af
en toe, de door zacht gekreun afgebroken uitroep:
t.O Kees! 0 Kees!"
Met een bedrukt gericht had de vader bij rijn
(thuiskomst het verhaal aangehoord. „Daar zit
misschien iets heel ernstigs achter," zei hij, „we
moéten hot kind tot praten krijgen. Laten we aan
IGod om wijsheid vragen en dan samen nog eens
liaar hém toegaan."
Toen ze al een poosje zafen, zonder dat er ecnigo
(verandering in den jongen te bespeuren was,
vroeg de moeder. „Frits.hier is je vader, wil je
•aan rader niet vertellen waarom je zoo bedroefd
bent over Kees? Hield je dan zooveel van 'm? Kom
feèg het, wij willen je tooli zoo graag helpen, kind."
Het leek of de jongen zichtbaar ineenkromp en
nog dichter zich naai* de muur keerde. Duidelijk
(was te zien, dat hij zijn vader niet goed onder
•de oogen (durfde kamen.
Maar nu vond deze het meer dan tijd, om het
tens op een andere manier te probceren.
•„Frits;" gei hij, heel godht en op kaimen toon.
SCHAAKRUBRIEK
Redacteur: W. J. H. CARON, Jacob Marisstraat 12.
Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon
dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres
te richten.
Probleem no. 577
(No. 5 van den Wedstrijd)
i
4
1
i
m
Jgp
fel
iét
ju
I
r.
fei
t
fS
mp
Wit begint en geeft in twee zetten mat.
Wit (11): Ka4, Dh4, Td8, Lc4, Lh8, Po4, Pe5, pi. b4,
<15, f2, f3.
Zwart (9): Kd4, Dg3, TeG, Tg5, La5, Pc6, pi. &7,
c7, g6.
Gevraagd sleutelzet en de verschillende matzeltcn*
Probleem 578
(no. 6 van den wedstrijd)
IÜ3
u
1
Ki
H!
E
m lil
ffjj
ff
ES
i
18
i
SP
m
Ch
gedwongen een paard op c3, dus voor den c-pion
te plaatsen. Lfld3 geldt voor minder sterk dan
Lfle2.
5 Pbl—c3 e7—eG?
Zwart wil het Haagsch systeem kiezen.
Nu is 5 aG, G Le2 b5? niet goed wegens 7
Lf3! Het beste is m.i. 5 aG, 6 Lc2 Pbd7!,
waarna b5 wel gaat, bijv. 7 00 b5, 8 Lf3 Pe5!
Het bezwaar van dez© variant is, dat Zwart zeer
laat tot de rochade komt, maar dit schijnt geen
overwegend bezwaar te zijn, daar zwart ondertus-
schen pion e4 heeft aangevallen en daarmee wit
bezig houdt.
De tekstzet wil sneller tot de rochade komen, maar
loopt geheel verkeerd af. De rochade wordt zelfs
niet bereikt!
6 Lfl—c2 a7—aG
7 O-O b7—b5
8 Le2—f3! b5—l>i
Noch dit, noch Ta7 ziet er aantrekkelijk uit. Er
dreigde e4—e5, de tekstzet is een tegendreiging,
die onvoldoende blijkt.
9 e4—e5! d6—d5
10 eöXfG b4Xc3
11 b2Xc3 g7Xf6
12 c3c4!
De weerlegging van zwarts openings-systeem.
Zwart moet een strijd in het centrum voeren, tor-
wijl hij daartoe lang niet gereed is. De looper op
13 staat zeer sterk. Het blijkt nu, dat 5 c6
een slechte zet was.
Na het manoeuvre Pb8d7e5 zou Lf3 onschade
lijk gemaakt zijn.
12 Lc8b7
13 c4Xd5 Lb7Xd5
Na 13ed is er heelernaal geen verband meer
in de zwarte pionnen-formatie. Bovendien volgt
dan Telf.
Stand na 13 Lb7Xd5
X
i
m
J
m
i
m
i
i
P
i
'i
u
lp?
lö
li
1
IB
SCI
TB
n
B
Wit begint en geeft in drie zotten mat.
Wit (7): KgG, Df5, Th8, Pa3, Pfl, pi. c4, d5.
Zwart (3): Kal, pi. «2, b3.
Geen matzettcn gevraagd 1
De wedstrijd
Er rijn weer een honderdtal oplossingen binnenge
komen! Verschillende oplossere deelden mee, dat
xe in probleem 2 de verschillende koningszettcn
maar niet afzonderlijk noteerden, daar steeds met
behulp van La2 mat gegeven werd (z.g. aftrek-
Bctiaak).
Maar dit is een misvatting. Er wordt met La2 in
bet geheel niet gezet". Dan is er ook geen sprako
van een maUet door La2. Een matzet is tenslotte
©en beweging van een stuk, niet een stilstaan. Wio
•wat wcnscht aan te vullen in de oplossing van 110.
2 krijgt nog aolit dagen respijt voor de inzending.
In de volgende rubriek hoop ik de oplossingen te
publiceeren. Oplossingen van no. 5 en 6 (graag zoo
kort en zakelijk mogelijk!) zende men binnen drie
■weken. Men gebruike uitsluitend briefkaarten, (al
of niet in omslag).
Siciliaansche partij
[Uit den wedstrijd om het kampioenschap van En
geland, Blackpool 1937.
[Wit: MICHELL. Zwart: MORRY.
1 e2c4 c7—5
2 Pgl—f3 d7dG
,Voor deze voortzetting xio men de partij, die in de
vorige rubriek besproken is.
3 d2d4 c5Xd4
4 Pf3Xd4 Pg8fG
'Als wit tot c2c4 kan komen, krijgt hij een sterke
positie in het centrum. Met den tekstzet wordt wit
Stand na 13 Lb7Xd5.
14 Pd4Xe6!l
Een fraaie afwikkeling. Men lette weer op de bij-
rondere rol -van Lf3!
14 !7Xe6
Gedwongen!
15 Lf3h5f
Ook deze nieuwe rol speelt de looper voortreffe
lijk Wit wint het stuk nu onmiddellijk terug.
15 Kc$d7
Niet beter is Ke7 wegens 16 c4 LXc4, 17 La3tll
16 c2c4 Kd7c8
17 c4Xd5 Dd8Xd5
18 Lel—c3
Dreigt Lf3 met winst van den toren.
18 DdaXdl
19 TflXdl Pb8d7
20 Lh5—13 Opgegeven
Zwart moet een stuk verliezen.
20Tb8, 21 Tacit K68, 22 Lc6 en wint.
De oude heer Michell speelt nog 'n levendige portijf
DE RUILBEURS BOVEN HARDINXVELD
ten dienste van de lezers der vijf
samenwerkende Christelijke Dagbladen
Niet alleen wordt de laatste jaren een uitge
zochte hoeveelheid albumplaatjes verzameld, maar
ook verschillende scriS e sluitzegels vragen de aan
dacht van verzamelaars.
Thans is een aardige serie zegels uitgegeven door
de Kon. Toer.bond A.NAV.B., Parkstr. 1820, Den
Haag. Een blad van dertig verschillende zegels
koet sleohts 4 cent. Bijpassende album 60 cent.
Nu volgen de voorwaarden:
1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en
plaatjes.
8 Tol 500 pL betaalt U 15 ct.. tot 1000 pt. 20 ct
(aan postzegels).
3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest
U het antwoord in het Zondagsblad.
2 Van één soort mag niet meer dan tot een
waarde van 500 pt. per maand aangevraagd
worden.
6 TeveeJ gestuurde punten kunnen geboekt blij
ven tot een volgende zending.
3 Van het puntenaantaJ dat U stuurt, wordt door
de Ruilbeurs 5 afgetrokken.
OP'.OSSING
van het Kruiswoordraadsel uit het vorig nummer
Horizontaal:
1 peer; 5 Piet; 8 aster; 10 pekel; 11 Emile; 12 front;
15 kalk; 18 atol; 20 Alkinuar; 21 Rosa; 22 Eden;
23 beneden; 24 aria; 26 Dora; 32 oculi; 33 Nanda;
34 speen; 35 Sara; 36 auto;
Verticaal
2 enkel; 3 Ralf; 4 Otto; 5 pret; 6 edict; 7 6pek;
9 deel; 13 rekenen; 14 Naarden; 16 Amocr;
17 Kaiiba 18 arend; 19 odeur; 24 amor; 25 Iduna;
27 onnut; 28 Adam; 29 Lisa; 30 bier; 31 Anna.
7 Vraagt U van een album speciale nummers,
dan betaalt U 2 pt per plaatje meer.
8 Verkade, Klaverblad, van Houten. Wascholine,
Celineh, Patria, Petto en Dobbelman nemen
we niet meer aan.
Wij av.p. gratis ruiltormulier zenuen tan:
Woonplaats
Datum:
Voorlöopig mogen geen Klok- en Leverszeepbous
aangevraagd worden.
De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe-
lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4,
H-0 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw.
Weegsch. 3, Paul Kaiser 6. Klaverblad 5. Klok-
zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20. van Nelle 4
Patria deel 1 10, deel 2 15, ^ette 6, Pleines 3 Rade
maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine i.
Wie help aan: Tik-Tok (laatste album), v. Rossu.n.
Keg ('n reis naar Indië), Ar' beechuitbons. Kwatta
winkelicrstrooken, Haas en van Brero. letter E.
Verder nemen we aan: Pleines duifmerken Sodez
bona. Era. Everlasting Hapé. Van der Sluya.
Stark, Scholten, IJzendijk. Vergulde Hand,
Kanis en Gunnink punten Winkeliersbons van
Sickesz, Holland-Zwit6ersche, Pax, Delta.
CORRESPONDENTIE
W. P. de T. te Rottcrdam-Z. 60 Rivieren volgen
epoedig.
Mej. M. M. te De Lier. Het Boerderij-nr. volgt met
228 kwatta-soldaatjes.
J. H. te Vlaardingen. 183 kwatta gen. Voor do
kaart geven we 60 soldaatjes.
J. G. v. A. te Apeldoorn. U krijgt in totaal dus
1407 soldaatjes.
J. Q. te Hilversum. 50 Bussink plus 50 H., plus 25
Keg genoteerd.
E. K. te Utrechit, Ze waren juist verzonden
W. J. O. te Rozenburg. 59 Hapé genoteerd.
W. R. te Huizen. U krijgt 316 Weegschaaltjes.
M. v. d. H. te Rotterdam. In de vorige rubriek
6tond reeds dat we 134 Haka noteerden.
J. H. S. te Vecnendaal. 220 ontvangen. Saldo
1597 pt.
L. v. d VV te Dordrecht. In orde. Dank U!
T. H. te Harlingen. 82 Rivieren genoteerd. Ze zijn
10 pt. per stuk. Wat voor ons waardeloos is komt
retour.
J. R. te Soheveningen. Juist, dat aantal was ver
zonden. 't Schiet nu al aardig op.
P. J. H. V. te Den Ilaag. 95 bons verzonden.
Mevr. S.—v. S. tc Broek op Langendijk. Alles (58)
in één keer verzonden. Ze zijn 30 pt. Gouda thee
lichten worden nu niet gevraagd. U zondt 1745 pt,
dus meer dan U dacht.
S. L. te Oud-Beijerland. Voor Vcikade rie art. 8.
109 bons gen. Hebt U geduld?
Mej. A. P. te Vlaardinger-Ambacht. Bewaart U
die Gouda-bons maar, ze worden wellicht nog eens
gevraagd. Van Kamerplanten rijn bijna alle plaat
jes in voorraad.
T. v. d. B. te Scbiebrook. Zendt U 20 cent?
Or.s Postadres Is:
DE RUILBEURS, HARD1NXVELD
De gezichtsscherpte van een vogeloog
LHet vogcloog is met een gozichtsscherpte toegerust
welke aan bet wonderbaarlijke grenst Men hueft
•waargenomen, dat een koekoek in staat is larven
te zien, die op een afstand van 10 meter rondkrui
pen. Het oog van een musch of van een vink ont-
Idekt een kleine zaadkorrel of een bruidkruimcl op
een afstand van acht tot negen meter. Onderzoe
ken wij een vogeloog. dan valt ons in de eerste
plaats zijn grootte en zijn gewicht op. De grootste
oogen heeft de grootste vogel, de struisvogel. Het
"doet niet onder voor dat van een paard of een
koe. Maar vergelijkt men het gewicht van don
'oogappel met dat van het geheele lichaam, dan zal
ïnen tot de ontdekking komen, dat de kleinste
Vogels, naar verhouding, do grootste oogen hebben.
'Zoo weegt een ekster 72 maal, de kleine zwaluw
'daarentegen, sleohts 20 maal meer dan haar twee
'oogappels. Natuurlijk zijn de oogen van onze
"nacht-roofvogels zeer groot. Het oog van een
nachtuil weegt b.v. 9.5 gram met een middellijn
Van ongeveer 28 millimeter.
533