KINDERWROEGING B gf n k - k k fe m W-> k k m „Och," riep de kleine jongen tegen zijn broertje, die hem weer plaagde, „val do5d jij." I>e moeder hoorde het. „Frits," zei ze, „kom 's hier en luister 's goed! Laat ik je zoo iets nóóit meer hooren zeggen! Hoe kóm je er aan, ik schrik er van." „Ze zeggen 't in de klas allemaal," pruttelde de jongen tegen, toch wel wat verschrikt door zijn moede ns ernst „Als dèt waar is, dan zou ik daarover wel's met de onderwijzer willen gaan praten, want die moet dat dan weten. Het ia verschrikkelijk voor een Christelijke School." „Nou ja, allemaalvergoelijkte het kind nu, ^naar die van De Man en Kees Sterk, die doen het wel!" „Het zijn me ook een paar namen, die je daar noemt! maar jij zal het niet meer zeggen, Frits. Weet je niet, dat er in den Bijbel staal: die zijn broeder haat, ia een doodslager, en na zeg jij ronduit: „Val dood". Als dat geen héét is! Wel 't ie haast zoo erg als doodslag, als je meende wat je zei-" „Ik zal 't niet meer zeggen, Moes," beloofde hij ernstig, onder den indruk van Moeders woorden. Ën in stilte hoopte hij zelf, dat hij deze belofto van beterschap nu eens niet, ala zoovele andere hij de eerste gelegenheid vergeten zou. liet vroor al aardig dien dag, de nacht deed er nog wat bij en den volgenden morgen schepten de jongens van de vierde klas, waarin ook de tienjarige Frits zat, tegen elkander op over het schaatsenrijden dat ze dien middag al zouden gaan doen. Als de baan nog niet open zou zijn, kon je in elk geval op de polders, daar was 't niet diep. Na schooltijd, ale er nog geen vrij was dan zou je 's zien. Voorzichtig opperde Fritsje thuis aan tafel het plan, maar zijn Vader, die nooit erg veel zei, en wiens woorden dan ook meestal dubbel telden, viel dadelijk heel streng in: „Vanmiddag ai rijden? en op de polderslootjce nog wel? Geen sprake van hoor. Je wacht zeker nog een of twee dagen. Moeder, de schaatsen blijven nog in de kast, en als één van jullie het waagt op do slooten te gaan!" Dèt was een tegenvaller! Frits wist wel: als vader zóó sprak, dan ging er geen Ietter van af. Dat zou wel weer getreiter geven vanmiddag op school. .Was was het toch eigenlijk vervelend juist bij zulke praatsmakers te zitten die van thuis altijd alle6 maar mochten. Frits wist heel goed, waarom moeder zei: „het zijn me ook een paar namen die je noemt." Want, zonder dat ze er veel over wilde zeggen tegen haar jongen, begreep Fr.ts best, hoe menschen als zijn vader en moeder, die zoo streng, maar ook zoo zorgzaam voor hun kinderen waren, wel moesten denken over men satien als de ouders van zijn schoolvriendjes, die er niet eens wat van zeiden als de jongens soms over vijven uit school kwamen. Wel makkelijk als je 's voor straf moest nablijven, filosofeerde hij verder, makkelijker dan dat navragen en uithooren dat zijn moeder in zoon geval deed. En toch wist hij; als het er op aankwam: ruilen met die jongens, aat zou hij niet graag doen. •a Middags op 6chool was het wel zoo, als hij gevreesd had. Kees Sterk, die in de bank naast heim zat, en de jongens van De Man, waren met hun schaatsen naar 6chool gekomen, bergden ze voorzichtig onder hun jassen op de kapstok en plaagden Frits, dat hij zoo'n bang ventje was, die ook nooit wat mócht. Alsof zij het thuis ge- vraagd hadden, kan je begrijpen, zij pakten hun schaatsen eenvoudig weg en vroegen niemand wat. Gelukkig duurde het geplaag niet lang, want de onderwijzer maakte er een ©ind aan door wat vóór-schooltijd-werk op te geven. Maar om half vier begon het pas goed. In de hoop, dat zij hem nu maar met rust zouden laten, probeerde Frits dadelijk uit school hard naar huis te loopen, maar het drietal, dat altijd zijn kant mee uit moest, haalde hem heel gauw in en liep pratende met heim mee op en toen ze, even later bij een poldersloot aankwamen, bleek wel, dat zij hom bepaald ala mikpunt voor hun plagerijen hadden uitgezocht. Ze spotten met „het lieve jongetje" dat niets durfde als hij niet van lijn moesje mooht, daagden hem uit om met zijn ,mooie schoentjes" eens mee op het ijs te gaan dansen. „Och, val dood!" bromde Frits, moe van het ge treiter, waar hij niet tegen op kon, want hij was te goed aan gezag en gehoorzaamheid gewend, txm tegen zijn vaders verbod een voet op het ijs te zetten. Hij schrok wel even van zijn eigen woorden, Was hij nu zóó gauw zijn belofte aan moeder vergeten? maar nog veel meer schrok hij toen hij het volgende oogenblik Kees Sterk, die met een flinken sprong op het slootje ging, zag uit glijden en met een smak achterover vallen. Ben gekraak volgde, een groot gat dat zich met water vulde en waar Kees langzaam in scheen weg te zakken. De twee andere jongens zag hij nog voorzichtig tiaar hun vriendje toeloopen, tot de knieën ston den ze in het water, waar Kees nu geheel onder gedompeld lag toen op het angstig gegil van Frits dadelijk een jiaar grootere jongens uit de hoogste klassen kwamen aangerend en het drietal hit het water haalden. Eenst de twee die met ver stijfde beenen nog overeind stonden maar luidkeels gilden, dan de bijna vergeten derde jongen, die bewusteloos bleek. Hulp van volwassenen kwam spoedig opdagen, pok een dokter verscheen, kunstmatige adem haling werd toegepast, maar alles was te laat. Doodsbleek en met klapperende tanden hoorde Frits, die na den schrik als 'n dolle naar huis gerend was, daar den uitslag een paar uur later (door zijn broertje vertellen. Den volgenden dag ging een viertal stille bange Jongens als klasgenooten een bezoek brengen bij de ouders van het gestorven schoolvriendje, dat gij toen voor het laatsj nog mochten zien. De onderwijzer had geoordeeld, dat Frits daar eigen lijk bij hoorde, omdat hij, in dezelfde richting wo nende, zoo vaak met Kees Sterk mee uit school geloopen had, maar Frite, die riah dit sterfgeval buitengewoon bleek aan te trekken, had zóó ang stig „nee" geschud, dat hij niet verder aandrong. Thuis weid in het bijzijn der kinderen niet bij- toonder veel over het droevig ongeval gesproken, omdat moeder heel goed zag hoe diep het Frits getroffen had. „Wat ten ik dankbaar, dat Jullie een strenge (vader hebt, die zorgde dat je niet op het ijs durfde", had zij gezegd, maar reeds dat bleek Frits goo te treffen, dat zijn lippen begonnen te trillen en de tranen hom al weer in de oogen schoten. „O, als ze het eens wisten, als ze het eens wisten," dacht hij 6teeds. Want, wat hij gedaan had, was idat eigenlijk niet veel erger dan dat op het ijs gaan van dien 'ongen, wien het toah niet ver boden was? Waarom moest die jongen nu zóó gestraft worden' Wès het wel straf voor Kees? lOf was hij misschien gestorven alleen omdat hij Frits het hem toegewenscht had? Een moordenaar was liij, een doodslager, want hij had gezegd: val dood! Hij had Kees gehéét op dat bogenblik. Geluikkig had hij het maar erg zacht gezegd, en zou Kees Het misschien niet meer hebben gehoord, want hij liep toen de weg al af maar, dóér ging niets van af: hij hèd het gezegd! En hij was vooraf nog zoo gewaarschuwd •door rijn moeder, had nog wel belóófd het niet meer te zullen zeggen. Als God hem nu eens even streng strafte als ■dién jongen? D, hoe bóng was bij geweest, dat bij het doodo tvriendje nog een6 zou hebben moeten ricn. Hoo dankbaar was hij zijn moeder, omdat ze, toen ivader opperde, dat het misschien onhartelijk zou Dijken als Frits niet meeging, hem had geant woord „Het zou misedhien te veel voor hem zijn, hij is al zoo onder den indruk van die eene keer, toen hij 't kind uit het water zag halen. Als je gezien had, hoe hij er uitzag toen hij thuis kwam, Iheusoh, die heeft 6ohrik genoog gehad." Ja, Frits had schrik genoeg en nóg kon hij geen oogenbliik het droevig gebeuren vergeten. Op het moment, dat hij, nog vol spijt over rijn ruiwe ver- wcnsching, het slappe kinderlichaam met dat •wezcnlooze witte geziaht op den graskant hal zien neerleggen, was het hom of zijn eigen leven Stilstond. Of hij nóóit meer dit vreeselijke, dat als een nachtmerrie in rijn geest drong, zou kun nen kwijtraken uit zijn herinnering. Mot hevig bonzend hart wae hij naar huis ge rend, zóó totaal overstuur, dat hij niet eens zijn moeder had kunnen vertellen, wèt er precies ge beurd was en deze pas een samenhangend ver baal kreeg, toen later zijn broertjes thuis kwamen. En nu zou „het" morgen begraven worden en moest de heele klas er heen! Had hij maar niet gehoefd! Had moeder maar gezegd, dat ook dit te erg voor hem was Maar vader had gevonden, Wat, nu de heele klas ging, hij niet mooht achter blijven, het was 6oms goed in je jeugd bepaald te worden bij de ernst van den dood. Het was God, •die het zoo beschikte. Toen moest Frits wel. Maar den anderen avond lag hij met koorts te bed. INog midden onder de droeve plechtigheid, op het Oogenblik dat het kistje aan de sahoot der aarde toorn worden toevertrouwd, had Frits zich uit de groep der schoolmakkers vrij gemaakt en was tiaar huis gehold. Zóó ontdaan was hij, dat moe- tier hem dadelijk had helpen uitkleedcn en hein. Sn bed stopte. Stil en gedwee liet het kind zich 1 iel pen, scheen even tot rust te komen, dankbaar, •dat hij van dat vreeselijke kerkhof weg was. Dankbaar ook, dat hij nu morgen misschien mocht •wegblijven van de school, waar alles hem zoo pijnlijk herinnerde aan Kees en wat er die laat ste dag gebeurd was. \Maar zijn moeder werd ongerust, nam tempera tuur op en toen zij verhooging constateerde, liet toij den. dokter roepen. Dezo schreef volstrekte rust voor en beneden gekomen, zei hij tegen do moeder: „Het kind heeft iets op het hart, dat liern benauwt, geloof ik. Zie daar achter te komen, •probeer hem tot spreken te krijgen, maar doo bet voorzichtig. Tracht er achter te komen of «r iets met hem gebeurd is of dat hij ergens bang voor is. Dat laatste geloof ik 't meest en probeer dan zijn vrees weg te nemen." Het was gemakkelijker gezegd dan gedaan, vond bloeder, toen rij die avond met haar man 6amen bij het bed van den koortsig woelenden jongen zat. lALleen bidden kon ze en dèt had zij gedaan! Uleel dien middag en avond was haar hart écn Igebed geweest, 0111 uitredding, om licht ki dexo duistere zaak, maar niets nog scheen ze gevorderd. INièts was er uit den jongen te krijgen, dan af en toe, de door zacht gekreun afgebroken uitroep: t.O Kees! 0 Kees!" Met een bedrukt gericht had de vader bij rijn (thuiskomst het verhaal aangehoord. „Daar zit misschien iets heel ernstigs achter," zei hij, „we moéten hot kind tot praten krijgen. Laten we aan IGod om wijsheid vragen en dan samen nog eens liaar hém toegaan." Toen ze al een poosje zafen, zonder dat er ecnigo (verandering in den jongen te bespeuren was, vroeg de moeder. „Frits.hier is je vader, wil je •aan rader niet vertellen waarom je zoo bedroefd bent over Kees? Hield je dan zooveel van 'm? Kom feèg het, wij willen je tooli zoo graag helpen, kind." Het leek of de jongen zichtbaar ineenkromp en nog dichter zich naai* de muur keerde. Duidelijk (was te zien, dat hij zijn vader niet goed onder •de oogen (durfde kamen. Maar nu vond deze het meer dan tijd, om het tens op een andere manier te probceren. •„Frits;" gei hij, heel godht en op kaimen toon. SCHAAKRUBRIEK Redacteur: W. J. H. CARON, Jacob Marisstraat 12. Amsterdam-West. Men wordt verzocht correspon dentie over deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 577 (No. 5 van den Wedstrijd) i 4 1 i m Jgp fel iét ju I r. fei t fS mp Wit begint en geeft in twee zetten mat. Wit (11): Ka4, Dh4, Td8, Lc4, Lh8, Po4, Pe5, pi. b4, <15, f2, f3. Zwart (9): Kd4, Dg3, TeG, Tg5, La5, Pc6, pi. &7, c7, g6. Gevraagd sleutelzet en de verschillende matzeltcn* Probleem 578 (no. 6 van den wedstrijd) IÜ3 u 1 Ki H! E m lil ffjj ff ES i 18 i SP m Ch gedwongen een paard op c3, dus voor den c-pion te plaatsen. Lfld3 geldt voor minder sterk dan Lfle2. 5 Pbl—c3 e7—eG? Zwart wil het Haagsch systeem kiezen. Nu is 5 aG, G Le2 b5? niet goed wegens 7 Lf3! Het beste is m.i. 5 aG, 6 Lc2 Pbd7!, waarna b5 wel gaat, bijv. 7 00 b5, 8 Lf3 Pe5! Het bezwaar van dez© variant is, dat Zwart zeer laat tot de rochade komt, maar dit schijnt geen overwegend bezwaar te zijn, daar zwart ondertus- schen pion e4 heeft aangevallen en daarmee wit bezig houdt. De tekstzet wil sneller tot de rochade komen, maar loopt geheel verkeerd af. De rochade wordt zelfs niet bereikt! 6 Lfl—c2 a7—aG 7 O-O b7—b5 8 Le2—f3! b5—l>i Noch dit, noch Ta7 ziet er aantrekkelijk uit. Er dreigde e4—e5, de tekstzet is een tegendreiging, die onvoldoende blijkt. 9 e4—e5! d6—d5 10 eöXfG b4Xc3 11 b2Xc3 g7Xf6 12 c3c4! De weerlegging van zwarts openings-systeem. Zwart moet een strijd in het centrum voeren, tor- wijl hij daartoe lang niet gereed is. De looper op 13 staat zeer sterk. Het blijkt nu, dat 5 c6 een slechte zet was. Na het manoeuvre Pb8d7e5 zou Lf3 onschade lijk gemaakt zijn. 12 Lc8b7 13 c4Xd5 Lb7Xd5 Na 13ed is er heelernaal geen verband meer in de zwarte pionnen-formatie. Bovendien volgt dan Telf. Stand na 13 Lb7Xd5 X i m J m i m i i P i 'i u lp? lö li 1 IB SCI TB n B Wit begint en geeft in drie zotten mat. Wit (7): KgG, Df5, Th8, Pa3, Pfl, pi. c4, d5. Zwart (3): Kal, pi. «2, b3. Geen matzettcn gevraagd 1 De wedstrijd Er rijn weer een honderdtal oplossingen binnenge komen! Verschillende oplossere deelden mee, dat xe in probleem 2 de verschillende koningszettcn maar niet afzonderlijk noteerden, daar steeds met behulp van La2 mat gegeven werd (z.g. aftrek- Bctiaak). Maar dit is een misvatting. Er wordt met La2 in bet geheel niet gezet". Dan is er ook geen sprako van een maUet door La2. Een matzet is tenslotte ©en beweging van een stuk, niet een stilstaan. Wio •wat wcnscht aan te vullen in de oplossing van 110. 2 krijgt nog aolit dagen respijt voor de inzending. In de volgende rubriek hoop ik de oplossingen te publiceeren. Oplossingen van no. 5 en 6 (graag zoo kort en zakelijk mogelijk!) zende men binnen drie ■weken. Men gebruike uitsluitend briefkaarten, (al of niet in omslag). Siciliaansche partij [Uit den wedstrijd om het kampioenschap van En geland, Blackpool 1937. [Wit: MICHELL. Zwart: MORRY. 1 e2c4 c7—5 2 Pgl—f3 d7dG ,Voor deze voortzetting xio men de partij, die in de vorige rubriek besproken is. 3 d2d4 c5Xd4 4 Pf3Xd4 Pg8fG 'Als wit tot c2c4 kan komen, krijgt hij een sterke positie in het centrum. Met den tekstzet wordt wit Stand na 13 Lb7Xd5. 14 Pd4Xe6!l Een fraaie afwikkeling. Men lette weer op de bij- rondere rol -van Lf3! 14 !7Xe6 Gedwongen! 15 Lf3h5f Ook deze nieuwe rol speelt de looper voortreffe lijk Wit wint het stuk nu onmiddellijk terug. 15 Kc$d7 Niet beter is Ke7 wegens 16 c4 LXc4, 17 La3tll 16 c2c4 Kd7c8 17 c4Xd5 Dd8Xd5 18 Lel—c3 Dreigt Lf3 met winst van den toren. 18 DdaXdl 19 TflXdl Pb8d7 20 Lh5—13 Opgegeven Zwart moet een stuk verliezen. 20Tb8, 21 Tacit K68, 22 Lc6 en wint. De oude heer Michell speelt nog 'n levendige portijf DE RUILBEURS BOVEN HARDINXVELD ten dienste van de lezers der vijf samenwerkende Christelijke Dagbladen Niet alleen wordt de laatste jaren een uitge zochte hoeveelheid albumplaatjes verzameld, maar ook verschillende scriS e sluitzegels vragen de aan dacht van verzamelaars. Thans is een aardige serie zegels uitgegeven door de Kon. Toer.bond A.NAV.B., Parkstr. 1820, Den Haag. Een blad van dertig verschillende zegels koet sleohts 4 cent. Bijpassende album 60 cent. Nu volgen de voorwaarden: 1 De Ruilbeurs bepaalt de waarde der bons en plaatjes. 8 Tol 500 pL betaalt U 15 ct.. tot 1000 pt. 20 ct (aan postzegels). 3 Is het gevraagde niet in voorraad, dan leest U het antwoord in het Zondagsblad. 2 Van één soort mag niet meer dan tot een waarde van 500 pt. per maand aangevraagd worden. 6 TeveeJ gestuurde punten kunnen geboekt blij ven tot een volgende zending. 3 Van het puntenaantaJ dat U stuurt, wordt door de Ruilbeurs 5 afgetrokken. OP'.OSSING van het Kruiswoordraadsel uit het vorig nummer Horizontaal: 1 peer; 5 Piet; 8 aster; 10 pekel; 11 Emile; 12 front; 15 kalk; 18 atol; 20 Alkinuar; 21 Rosa; 22 Eden; 23 beneden; 24 aria; 26 Dora; 32 oculi; 33 Nanda; 34 speen; 35 Sara; 36 auto; Verticaal 2 enkel; 3 Ralf; 4 Otto; 5 pret; 6 edict; 7 6pek; 9 deel; 13 rekenen; 14 Naarden; 16 Amocr; 17 Kaiiba 18 arend; 19 odeur; 24 amor; 25 Iduna; 27 onnut; 28 Adam; 29 Lisa; 30 bier; 31 Anna. 7 Vraagt U van een album speciale nummers, dan betaalt U 2 pt per plaatje meer. 8 Verkade, Klaverblad, van Houten. Wascholine, Celineh, Patria, Petto en Dobbelman nemen we niet meer aan. Wij av.p. gratis ruiltormulier zenuen tan: Woonplaats Datum: Voorlöopig mogen geen Klok- en Leverszeepbous aangevraagd worden. De waarde der bons is als volgt: Bussink 8, Coe- lingh 3, D-E 6, v. Delft plaatjes 10, Dobbelman 4, H-0 6, Droste 20, Hagzegels 10, Hille 8, Holl. Zw. Weegsch. 3, Paul Kaiser 6. Klaverblad 5. Klok- zeep 15, Kwatta 3, Lever's zeep 20. van Nelle 4 Patria deel 1 10, deel 2 15, ^ette 6, Pleines 3 Rade maker 3, Sickesz 3, Verkade 4, Wascholine i. Wie help aan: Tik-Tok (laatste album), v. Rossu.n. Keg ('n reis naar Indië), Ar' beechuitbons. Kwatta winkelicrstrooken, Haas en van Brero. letter E. Verder nemen we aan: Pleines duifmerken Sodez bona. Era. Everlasting Hapé. Van der Sluya. Stark, Scholten, IJzendijk. Vergulde Hand, Kanis en Gunnink punten Winkeliersbons van Sickesz, Holland-Zwit6ersche, Pax, Delta. CORRESPONDENTIE W. P. de T. te Rottcrdam-Z. 60 Rivieren volgen epoedig. Mej. M. M. te De Lier. Het Boerderij-nr. volgt met 228 kwatta-soldaatjes. J. H. te Vlaardingen. 183 kwatta gen. Voor do kaart geven we 60 soldaatjes. J. G. v. A. te Apeldoorn. U krijgt in totaal dus 1407 soldaatjes. J. Q. te Hilversum. 50 Bussink plus 50 H., plus 25 Keg genoteerd. E. K. te Utrechit, Ze waren juist verzonden W. J. O. te Rozenburg. 59 Hapé genoteerd. W. R. te Huizen. U krijgt 316 Weegschaaltjes. M. v. d. H. te Rotterdam. In de vorige rubriek 6tond reeds dat we 134 Haka noteerden. J. H. S. te Vecnendaal. 220 ontvangen. Saldo 1597 pt. L. v. d VV te Dordrecht. In orde. Dank U! T. H. te Harlingen. 82 Rivieren genoteerd. Ze zijn 10 pt. per stuk. Wat voor ons waardeloos is komt retour. J. R. te Soheveningen. Juist, dat aantal was ver zonden. 't Schiet nu al aardig op. P. J. H. V. te Den Ilaag. 95 bons verzonden. Mevr. S.—v. S. tc Broek op Langendijk. Alles (58) in één keer verzonden. Ze zijn 30 pt. Gouda thee lichten worden nu niet gevraagd. U zondt 1745 pt, dus meer dan U dacht. S. L. te Oud-Beijerland. Voor Vcikade rie art. 8. 109 bons gen. Hebt U geduld? Mej. A. P. te Vlaardinger-Ambacht. Bewaart U die Gouda-bons maar, ze worden wellicht nog eens gevraagd. Van Kamerplanten rijn bijna alle plaat jes in voorraad. T. v. d. B. te Scbiebrook. Zendt U 20 cent? Or.s Postadres Is: DE RUILBEURS, HARD1NXVELD De gezichtsscherpte van een vogeloog LHet vogcloog is met een gozichtsscherpte toegerust welke aan bet wonderbaarlijke grenst Men hueft •waargenomen, dat een koekoek in staat is larven te zien, die op een afstand van 10 meter rondkrui pen. Het oog van een musch of van een vink ont- Idekt een kleine zaadkorrel of een bruidkruimcl op een afstand van acht tot negen meter. Onderzoe ken wij een vogeloog. dan valt ons in de eerste plaats zijn grootte en zijn gewicht op. De grootste oogen heeft de grootste vogel, de struisvogel. Het "doet niet onder voor dat van een paard of een koe. Maar vergelijkt men het gewicht van don 'oogappel met dat van het geheele lichaam, dan zal ïnen tot de ontdekking komen, dat de kleinste Vogels, naar verhouding, do grootste oogen hebben. 'Zoo weegt een ekster 72 maal, de kleine zwaluw 'daarentegen, sleohts 20 maal meer dan haar twee 'oogappels. Natuurlijk zijn de oogen van onze "nacht-roofvogels zeer groot. Het oog van een nachtuil weegt b.v. 9.5 gram met een middellijn Van ongeveer 28 millimeter. 533

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14