krant Hoe Sint Nicolaas eens te laat kwam „Sinterklaas te laat? Hoe kan dat nou?" zul je iniaschien vragen. Toch is dat werkelijk eens gebeurd en ik zal je vertellen hoe d&t kwam. Luister maar goed! Het was in het laatst van November en de vijfdo December kwam alweer in zicht. Je merkte het al, als je op straat kwam: alle winkels waren eo mooi mogelijk en de mensen wandelden er langs Sinterklaas en Piet op het vliegveld. Ze moesten wel per vliegtuig gaan, want er was geen tijd meer voor de boot. Terwijl ze wachtten werden de pakjes vlug in het vliegtuig geladen. Het wa ren er heel wat! Want, omdat ze nu toch met z'n tweeën waren, konden ze wel wat meer meet nemen, vond Sinterklaas. Eindelijk wae alles ingeladen. Sinterklaas en z'U St Nicolaas tot Zwarte Piet: ,,'k Ben graag in Holland, dat weet je wel. Maar 'k heb een hekel aan dat vervelende prikkeldraad, dat ze hier overal spannen, 'k Blijf gedurig, met m'n mooie mantel vastzitten!" met vrolijke gezichten. Ondertussen deden de kin* deren op school hun best, zoals ze nog nooit ge* 'daan hadden en elke dag zongen ze de oude Sinterklaasliedjes van voren af aan. Ja, het zou niet lang meer duren, of Sinterklaas kwam weer in het land! Sint Nicolaas zat intussen in de drukte! De voor bereidingen voor de reis kostten altijd veel tijd en waren erg vermoeiend. Toch deed hij het met plezier. Het was altijd prettig om de kinderen op 5 December blij 'te rnaken en daarom vond Sinterklaas het helemaal niet erg om het een beetje druk te hebben. Deze keer ging het eoliter niet zo goed. Sint Nico laas voelde maar al te goed, dat hij alweer een jaar ouder geworden was, het werk ging moeilij- ker en hij schoot slecht op. „Zo gaat het niet langer," overpeinsde hij. „Ik word te oud. Er zal hulp moeten komen." Maar wie kon hem helpen? Sinterklaas dacht er lang over na, tot hij eindelijk een prachtige inval kreeg. „Ja, dat zou gaan!" dacht hij verheugd. En hij liet het pakje, dat hij juist dicht maakte, in de steek en stond vlug op. Hij stapte naar de deur van z'n kamer, opende die en riep: „Piet, kom eens even!" 'Juist zat hij weer in z'n Stoel, toen de deur weer open ging en wie kwam daar binnen? Piet, do zwarte knecht van den Sint. „Hiep u, Sint Nicolaas?" vroeg hij. „Jawel Pieter," zei Sinterklaas. „Kom maar eens even dichterbij. Ik zou je eens wat willen vragen." ,,I)at is goed, Sint Nicolaas," zei Piet. „Dat wist ik wel, Pieter, dat wist ik wel," vervolg de Sinterklaas. Luister dan maar. Zou jij van het jaar niet mee willen naar Nederland?" „Wat zegt u?" zei Piet verwondert. „Ik mee?" Hij was werkelijk een beetje verbouwereerd. „Ja zeker," zei Sinterklaas weer. „Ik word een beetje oud, zie je. Daarom wordt het werk te zwaar voor mij alleen. Ik heb een helper nodig. Nou, wat zeg je ervan, ja of nee?" „Natuurlijk, Sint Nicolaas, heel graag!" riep Piet verheugd, terwijl hij grijnsde, dat z'n witte tanden schitterden! „Mooi zo," zei Sinterklaas vergenoegd. „Blijf dan maar hier. Je kunt me alvast helpen met in pakken." „Best, Sint Nicolaas," zei Piet en nu gingen zo met z'n tweeën aan 't werk. Het spcekt vanzelf, dat ze veel vlugger opschoten, dan toen Sint Ni colaas alleen werkte. Ze kwamen gemakkelijk op tijd klaar. Sinterkluas liet nu vóór Piet een mooi pakje maken, want hij moest er op de reis toch netjes uitzien. En zo brak de dag van vertrek toch nig eerder aan dan ze dachten. Op de vierde December, 's morgens vroeg stonden zwarte knecht stapten in, weldra ronkte de motor, het vliegtuig steeg op.en de reis was begonnen! Ze moesten een hele tijd vliegen, want het is geen klein reisje van Spanje naar hier! Maar eindelijk kwam het vliegveld, waar ze landen moesten, toch in zicht Piet keek z'n ogen uit Hij had de reis nog nooit meegemaakt en alles was dus nieuw voor hem, „Kijk eens, wat een menigte beneden, Sint Nico laas," zei hij opgewonden, toen hij de mensen ontdekte, die op het vliegterrein op Sinterklaas wachtten. De Sint glimlachte. Hij vond het prettig, dat de mensen zich over z'n komst verheugden. Even later daalde het vliegtuig nu en het duurde niet lang of ze stonden weer op de begane grond. Een geweldig gejfiich steeg op, toen Sint Nicolaas uit het vliegtuig stapte en vriendelijk wuivend groette. Maar hoe groot was de verrassing, toen achter hem z'n zwarte knecht uit het vliegtuig sprong! Het gejuich hield maar aan, tot Sinterklaas ein delijk z'n hand opstak. „Ze verwelkomen je wel hartelijk, Pieter!" zei hij. Piet lachte verlegen. Hij was aan zulke dingen natuurlijk nog helemaal niet gewend. Langzamerhand verminderde Set gejuich i ter en weldra was het stil. Sinterklaas duwde z'n knecht een eindje vooruit en sprak: „Ziedaar m'n knecht Pieter, die met me meegekomen is uit Spanje, om me te helpen bij m'n werk. Want ik word al een dagje ouder en het wordt me te zwaar!" Opnieuw steeg een gejuich op als welkomstgroet aan den knecht van Sinterklaas en opeens riep een jongen: „Zwarte Piet! Leve zwarte Piet!" 'Al gauw namen de andere mensen die kreet oven en van dat ogenblik af heette de knecht van Sint Nicolaas: Zwarte Piet! Sinterklaas vond het langzamerhand echter ge noeg en hij stapte met Zwarte Piet in de auto, die gereed stond. Piet was al lang blij, want het was koud en guur weer, terwijl af en toe de regen neerkletterde. In snelle vaart reden ze nu weg en stapten uit bij een groot hotel, waar ze de nacht zouden doorbrengen. „Ziezo, Pieter," zei Sinterklaas vrolijk, toen ze binnen waren. „Morgen gaan we aan de slag en het zal een zware dag worden. Ga dus maar gauw; slapen." „Ja, Sint Nicolaas," zei Piet gedwee, maar de Sint zag niet, dat hij een beetje sip keek en erg bleek om z'n neus werd. Geen wonder! Zwarte Piet was nog niet zo lang geleden uit z'n geboorteland, Afrika, gekomen, waar het altijd erg warm is, zoals jullie wel weet* Daarom kon hij helemaal niet tegen de kou eu zeker niet tegen het gure, regenachtige weer, dat er die dag was. Ach, die arme Pieterbaas had dadelijk een zware verkoudheid te pakken! De volgende dag stond hij niet op en Sint Nicolaas was er al gauw achter, wat de oorzaak was! Met dat al zat Sinterklaas met z'n handen in het haar! Het was onmogelijk, dat Piet die avond mee zou kunnen gaan. Hoe moest dat nu? Een andere knecht nemen? Nee, dat ging niet. Maar wat dan wel? Sinterklaas dacht er lang over na, maar hij zag geen ander middel, dan maar te wachten tot Zwarte Piet beter was! Dus kwam er 's avonds geen Sint Nicolaas! En de kinderen, die hun schoen gezet hadden, vonden er de andere morgen niets in.... Wat een teleurstelling! Ze begrepen er niets vanf Waren ze dan allemaal ondeugend geweest? Dat kon toch niet! Het raadsel werd eindelijk opgelost toen Sinterklaas bekend liet maken, hoe het kwam. Het was een hele opluchting! Maar nu verlangden ze vurig naar de beterschap van Zwarte Piet! Sinterklaas liet de dokter komen en Piet slikte pillen en poeders, nam drankjes in, gebruikte een heleboel zakdoekenmaar toch duurde het' nog vijf dagen, voor hij helemaal beter was! Zo kwam het, dat Sinterklaas toen niet op de vijfde maar op de tiende December z'n jaarlijkse rit hield. En je ziet dus, dat de Sint heus eens te laat gekomen is! P. J. C* OM NA TE TEKENEN TE KLEUREN 510 DONDERDAGAVOND Tn Spanje isliet don laatsleo tijd merkwaardig stil. Het is of de burgerstrijd kwijnt, een verschijnsel waarover niemand rouwig zou behoeven te zijn, indien men het zou mogen identificeeren met een •geleidelijk terugkeeren tot normale, vreedzame toestanden. Doch zoover zijn we helaas nog niet! Het staat er momenteel zóó voor, dat nu eens hier, 'dan daar geschut- en geweervuur opvlamt; dat over verschillende steden en dorpen als een voor bijgaande, kortstondige verschrikking een lucht bombardement woedt, en dat men al de dooden die vallen en de schade die wordt aangericht, moet beschouwen als vergeefs gebrachte offers. Het pleit wordt door zulke incidenteele dingen niet beslist. Spanje is de laatste weken als een organisme, dat door koortsen ondermijnd wordt en tevergeefs de crisis verbeidt, welke in een of anderen zin een einde aan het lijden zal maken. In kringen, die generaal Franco en zijn regiem welgezind zijn .verzekert men dat dit gebrek aan initiatief uit tweeërlei grond te verklaren is. Al lereerst uit de onmacht der Barcelona-regcering nog eenige offensieve actie van betcokcnis tegen het rechtsche Spanje op touw te zetten; men zou daar blij zijn nog over voldoende krachten tot enkel afweer te beschikken. En wat Franco's ge brek aan daden aanbelangt, dit motiveert men, zéér welwillend, als een verstandige uitputtings tactiek. De rechtschc generalissimus zou de over tuiging hebben, dat de tijd thans zijn beste bond genoot is; dat de onzekerheid van het afwachten, bet gebrek aan voedsel en aan organisatie, het welk in het linksche Spanje heerschen, vóór heui werken. Zijn tegenstanders zouden op deze ma nier door onderlinge onccnigheid hem als het ware een gemakkelijke overwinning voorbereiden, een oneenigheid, welke dudelijk teloor zou gaan, zoo de rechlschen hun tijd niet afwachtten en nu reeds tot het eindoffensief overgingen. Wie zal zeggen, in hoeverre deze bespiegelingen reëelen grond hebben? Spanje is ook in anderen zin uit het centrum der belangstelling weggeschoven. De internationale controverse over zijn toekomstige status is groo- tendeels gekalmeerd. In Londen en elders schijnt nien ervan verzekerd te zijn dat ook een even- tueele eindoverwinning van Franco het land niet eenzijdig aan den kant der autoritaire staten zal kunnen brengen. Besprekingen tusschen Burgos en Foreign Office hebben deze ontspanning te weeg gebracht. En overigens is het thans bij uit stek het Verre Oosten, welks verwikkelingen zor gen baren. Franco is door Tokio officieel erkend; uit dank baarheid heeft het rechlsche Spanje kennis geno men van het bestaan van den staat Mand6joekwo, en ook Italië is tot eenzelfden stap overgegaan, getrouw aan zijn nieuwe parool, door dik en duu Japan in het govlij te komen. Hoe ver de Ita lianen in dit opzicht gaan, kon nog ten over vloede blijken uit een artikel in de „Popoio d'Ita- lia ,dat aan niemand minder dan aan den duce zelf wordt toegeschreven. „Met groote voldoening" wordt daarin geconstateerd, dat de Pacific-bespre- kingen te Brussel een volkomen mislukking zijn geworden, ja bijna eer fiasco mogen worden ge noemd. Norman Davis, wieng overkomst met zulke groote verwachtingen werd tegemoet gezien, is met stille trom verdwenen; „de eerste interventie van de Vereenigde Staten in een Europeesche conferentie had een ongelukkig slot". Aangezien de collectieve actie is mislukt, zoo gaat de schrij ver verder, blijft aan China niets anders over dan aan Japon zijn vredesvoorwaarden te vragen. Het is niet onmogelijk, dat deze voorwaarden niet zoo hard zullen zijn, a's men wel zou denken." Een toon als deze in de Italiaansche pers valt zeer wel te begrijpen, hoe onsympathiek hij ons ook in de ooren moge klinken. Mussolini heeft, zakelijk als hij is, met. geen andere bedoeling de Japanschc zijde gekozen, dan om van de tijdelijke besluiteloosheid der groote westmachten te eigen bate gebruik te maken. Van den beginne af is het immers de politiek van Rome-Berlijn geweest het water zooveel mogelijk te vertroebelen, ten einde dan gezamenlijk ongestoord daarin te kun nen visschen. Deze toeleg is tot op heden maar al te wel gelukt; elk collectief élan, om de zwak ken te hulp te komen cn den aanvaller tot af deinzen te bewegen, is op dit welberekende cynisme dood geloopen. Mussolini kan blijkbaar niet nalaten daarover openlijk zijn voldoening te uiten, we zouden bijna zeggen, om een beeld aan den landbouw te ontleenen, gelijk do haan die kraait op den mesthoop. Wat men van de Italiaan sche imperialistische politiek in de toekomst even tueel nog duchten moet blijkt ten overvloede nog eens uit de slotzinnen van deze beschouwing. „Het is niet prettig voor de humanitaire oude jongejuffrouwen, doch iedereen weet dat in het vervolg het kanon, dat in het Verre Oosten bul- 'dert, krachtiger te hooren zal zijn dan de huidige en toekomstige dagorders van Gcnève of elders"* Dit Italiaansche goedkeurende applaus klinkt schier nog echrilckelijker in de ooren dan de onheilspellende stem van het geschut, dat bezig is landen cn levens te verwoesten. Het is tè erg.... Inmiddels heeft de Fransche minister president Chauteimps, vcrgozeld van zijn minister van bui- tenlandsche zagen Del bos, cn van een staf van deskundigen, de Engelsche hoofdstad bezocht, waar in het bijzonder de premier Chamberlain en minister Eden zich met hun ontvangst hebben bezig gehouden. Er is daar ginds zeer veel be sproken, zonder dat daarover veel van substantie naar buiten is uitgelekt. Een sleutel tot dit alles is in het bezit der Duitsche diplomaten, in zoo verre deze op de hoogte zijn van wat Hitler met lord Halifax, tijdens diens verblijf in het Derde Rijk, heeft besproken. Vast staat in ieder geval, dat Duitschlandg streven naar het herwinnen van zijn verloren koloniën bij dit alles een centrale plaats heeft ingenomen. Uit verschillende offi- cieele en semi-officieele uitlatingen kan één ding met volkomen zekerheid worden afgeleid: dit koloniale vraagstuk toeft niet langer in de sfeer der theorie doch is in de phase van zijn verwezen- lijking geraakt. Londen cn Parijs hebben besloten, het than6 volledig onder de oogen te zien. De wensch in Europa tot een eindclijke opheldering van den toestand te geraken, moet daaraan niet Vreemd worden geacht Men moge Duitschland <en Italië, die elkander steeds den bal toewerpen, niet van elkander en hun „spil" kunnen losma ken, hun samenwerking met Japan zal vermoede lijk heden ten dage nog niet van zulk een zéér intiemen aard zijn ,dat ook deze „Dritter iin Bunde" tot de onnfscheidelijkcn zou behooren. Met andere woorden, men wil in Parijs en Lon den een doortastende poging ondernemen, om 'de specifiek Europeesche problemen tot een oplos sing te hrengen, teneinde als gevolg daarvan de handen in het Verre Oosten vrij te krijgen. Het stroven zit daarbij voor, Berlijn en Rome op de een of andere manier te bevredigen, en ook zelf daarbij eenige voordeelen in te oogsten. Het ver moeden wordt geuit, dat men geneigd is het Derde Rijk een deel van zijn oude koloniaal ge bied opnieuw in honden te goven, om vervolgens van de verbeterde onderlinge verhoudingen ge bruik te maken tot bijvoorlieeld het sluiten van een nieuw westpact. Europeesche bewapenings- o\ereenkomsten, veiligheid in Oost-Europa, en eventueel reconstructie van den volkenbond in den een of anderen vorm, anet volle Italiaansch- Duitsche medewerking, zouden daarvan de ge- wenschte resultaten kunnen zijn. Ook tbans doet men goed, een open oog te hou den voor de geweldige moeilijkheden, welke aan dit alles vast zitten. Wat bijvoorbeeld het koio-, nialc vraagstuk zelve aanbelangt is er sinds de dagen van den wereldoorlog in de volkerencon- stellatie zeer veel veranderd. Het behoort nauw- 1 ijks tot de mogelijkheden, dat Groot-Brittannië geneigd zou wezen, Tanganyika aan zijn oor- spronkelijken bezitter weer af te staan. Dit ge bied heeft zulk een groote strategische waarde verkregen, dat het een bedenkelijke, bijzonder gevaarlijke enclave in het Britsche Afrikaansciie bezit zou gaan worden. Ook het deel van Zu:d- Afrika, dat vroeger „Duitsch-West" genoemd werd, zal nimmer nieer voluit Duitsch kunnen worden* Het schijnt onherroepelijk voorbestemd bij de Unie van Zuid-Afrika te worden ingelijfd, waar mede het trouwens, geografisch en ethisch, zulk' een goed geheel zou uitmaken. Hoe denkt men in Duitschland zelf over dit in gewikkelde vraagstuk? In Berlijn begeert men geenszins het zoozeer verbrokkelde en verspreide gobiod terug, dat men vóór 1914 onder de tropen zon bezat. Liever ziet men zich in het bezit ge steld van één groot, gunstig gelegen koloniaal bezit, hetwelk ook organisatorisch een makkelijker te hanteeren eenheid zou zijn. In dit verband is het gerucht te begrijpen, dat dezer dagen door een der groote Britsche dagbladen werd ver spreid. Duitschland zou het op prijs stellen, Ka meroen en Portugeesch Angola te verwerven, beide op de Afriknansche westkust gelegen, cn deze bezittingen af te ronden met een aanzienlijk deel van den Belgischen Congo, waarover het geen 6ouvereine rechten zou verlangen, doch eer der iets in den geest van medezeggenschap, gelijk' als toevalt aan den voornaamsten aandeelhouder eener handelsonderneming. In den vorm, gelijk de „Daily Telegraph" zulks publiceerde zou daar tegen zéér veel in te brengen zijn. Het zou al' te zeer gelijken op het verdeelen van den boedel van enkele kleine bezitters. In Duitschland heeft men doze publicatie dan ook scherp aangevallen, met do bewering, dat de Führer meer dan eens heeft verklaard, zich niet ten koste van anderen te willen verrijken. Dit moge waar zijn, doch heeft men misschien n Berlijn gehoopt langs den veg van vreedzame be sprekingen en accoorden toch iets in dezen geest tot stand te brengen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13