Lelleiku ndiqe Ru b fie k Losse nummers Zondagsblad Gaarne zijn wij bereid, voor zoover de voorraad strekt, onze lezers aan losse nummers Zondagsblad te helpen. Wij brengen daarvoor 5 ct. per nummer in rekening en verzoeken vriendelijk het bedrag gelijk bij de bestelling te voldoen. DE ADMINISTRATIE Salka Valka door Halldor Laxness1) Opnieuw vraagt de Zuidhollandse Uitgeversmaat schappij de aandacht van het Nederlandse publiek voor oen Noorse roman van buitengewone om vang; de trilogie van Gulbran96en heeft een onge kend succes geno'en, zal ook oeze IJslandse „ro man van een mensenleven", zoals de ondertitel luidt, een zelfde zegetocht door ons land maken? Het zeer omvangrijke werk is onderverdeeld in drie boeken in één band waarvan de onder titels luiden: Liefde, De Dood en Een andere wereld. De IJslanders zijn van de oudste tijden ai meester lijke vertellers geweest. Nergens in West-Europa heeft zich in de vroege Middeleeuwen een proza literatuur ontwikkeld als op IJsland, waar de sage's zeldzaam schone en te weinig gekende levensuitbeeldingen geven van die stoere Noren, die, zich bevrijdend van Noorse dwingelandij, zich een nieuw vaderland zochten op dat afgelegen eiland in de Atlantische Oceaan. Ook t uns nog is de IJslander het vertellen niet verleerd, dit boek geeft er de bewijzen van, maar toch wekte de hele schrijftrant van Gulbransseu met zijn zachte maar rake humor veel meer de gedachte aan die oude sage's dan dit door Salku Valka geschiedt. Wel ontbreken ook hier zeker de humor en het scherpe sarcasme niet, die bij de verhevenste levensromantiek eensklaps de volle realiteit in het liolit stellen, maar naar mijn smaak geschiedt dit hier minder treffend dan in de boeken over den Ouden Dag. Het is wellicht onbillijk twee boeken van geheel verschillende schrijvers op die manier met elkaar te vergelijken, maar de overeenkomst en de typisch-Noorse sfeer spreken toch te sterk, dan dat men daaraan hij de lezing ontkomt. Dadelijk valt ook een tweede verschil op tussen deze werken en dat ie de stijl. Dit stijlverschil mag niet op rekening van d9 vertaling gesteld worden; immers beide werken zijn vertaald door Dr Annie Posthumus, die van de trilogie van Gulbranssen zulk een voortreffe lijk Hollands meesterwerk naar de stijl maakte. De verrassende wendingen, die ons telkens weer troffen in de Noorse boeken, ontbroken voor een goed deel in doze IJsiandse roman. De taal is veel vlakker en gewoner, ze mist de boeiende geladen heid. die tal van bladzijden bij Gulbranssen onver getelijk makm. Daardoor komt men er hier veel meer toe louter te gaan lezen om het verhaal; de taaischittering miwen we. Het zij mij veroorloofd ook met betrekking tot de inhoud nog even de vergelijking met Gulbrans sen voort te zetten. Beide romans zijn vol van meeslropende romantiek. Maar toch hoe verschil lend van karakter is deze. Gulbranssen trok ons mee naar de grenzen van het onmogelijke en al leen door de macht van zijn literair kunnen wist hij de stoutste fantasieën binnen de perken van het aanvaardbare te houden; Laxness' romantische kracht, die alleen in de heide eerste stukken uit komt (het laatete dee is veel minder rijk aan onbekende en geheimzinnige factoren) ligt in de handige en weloverwogen compositie. Telkens wordt voorzichtig een tipje van de sluier opge licht, die het onbekende verbergt. Zijn werk het zij hier gezegd zonder enige kleinerende be doeling doet ons denken aan de geraffineerde trucjes van mevr. Boeboom, Van Lennep en andere historische-romanschrijvers van de vorige eeuw; ook die weten ons bladzijden lang in span ning te houden omtrent de afkomst en het ver leden van hun hoofdpensoncn. Daardoor blijft het eerste stuk van begin tot eind boeien. In het midden, als dc verborgenheden openbaar gewor den zijn, zinkt de spanning een tijdlang in, ter wijl doze zich aan het eind weer doet gevoelen, al is het dan om andere redenen dan in de aan vang. (Ik kom hierop aanstonds terug.) Mocht men de Noorse tri'ogie zonder bedenken Christelijke romankunst noemen, van Salka Valka geldt dit niet. Wel zijn de beide eerste delen vol over dc godsdienst; maar van waarachtig Chris tendom is daarbij nauwelijks sprake. De Lutherse kerk is niet anders geworoen dan een kond en bloedloos instituut, de beide predikanten die er in optreden zijn onbeholpen formalisten. In d9 aanvang zien wc de tnak der kerk dan ook goed deels overgenomen door het Leger des Helle, maar naast extatische overdrevenheid en hysterisch „getuigen" tieren dnar zelfs in de openbare bijeenkomsten ontucht en perversiteit. Het ver wondert ons daarom niet, dat na verloop van enige jaren het Leger verdwenen is, zonder een epoor nn te laten. Domme beschouwingen over het communisme van de onontwikkelde bevolking hebben, de plnnts ineenomen van de vreemde praatjes over het Leger. Hiermee kom ik tevens tot do kern van deze ro- J) Zuidho'landsche Uitgeversmij, Den Haag, 1037. man. De schrijver heeft twee dingen willen geven. Vooreerst de ontwikkeling en bewustwording in een zeer achterlijke omgeving van de hoofdper soon, de merkwaardige Salka Valka. Daarnaast heeft hij getracht een romantische schets te geven van de ontzaglijke omkeer, die in korte tijd op IJsland plaatsgreep door de komst van het socia lisme en het Russisch bolsjewisme Het tweede doel is een taak zo moeilijk, en zovele schrijvers zijn daarop reeds gestrand, dat het ons nauwelijks meer verbaast ook hier weer een blijven beneden de verwachting te aanschouwen. Naar mijn oor- deel ontstaat daardoor een inzinking in het begin van de „andere wereld", waardoor de gaafheid van het geheel ernstig geschaad wordt. Een be vrediging schenkende romantische beschrijving van een zo grote maatschappelijke omkeer en vooral met zulk een snel verloop als op IJsland het boek speelt zo ongeveer aan het eind van de grote oorlog, en binnen enkele jaren zien we dan de primitiefste denkbeelden wijken voor de communistische staatsopvattingen eist de haud van een meester zo groot als Laxness m. i. niet of nog niet is, al heeft de stad Reykjavik hem ereburger gemaakt en de staat IJsland hem een jaargeld toegekend. Veel beter is de schrijver geslaagd in zijn eerste poging. Salka Valka is voor ons een levend men9 geworden, ook al begrijpen we haar niet geheel, omdat haar afkomst en milieu zo oneindig ver afliggen van ons bekende situaties. We zien haar getekend in de periode van haar elfde tot haar twee en twintigste Jevensjaar ongeveer. Als bui tenechtelijk kind van een zeer zinnelijke en aan de andere kant extatisch vrome moeder, die het ene ogenblik in vervoering getuigt in samenkom sten van het Leger des Heils, maar het volgend moment weer in haar oude zonden vervalt, heeft ook zij een sensueele aard. Daarnaast echter heeft ze een wil zo onverzettelijk sterk en ziet ze reeds heel jong de ellenden, waarin haar moeder tel kens weer geraakt, zo scherp, dat ze met alle kracht er naar streeft zichzelf rein te houden. Dit is voor haar te moeilijker daar al spoedig blijkt, dat ze ondanks haar vuil en verwaarloosd uiterlijk toch op vele mannen een onweerstaanbare invloed uitoefent. Vooral de drankzuchtige en onbeschofte bruut, Steintor Steinunn, minnaar van haar moeder, kan haar niet met vree laten, hoewel zij zich op verwoede wijze tegen hem weert. Een van de hoogtepunten bereikt het boek wel daar, waar Salka, reeds vaak door Steintor achtervolgd en door haar moeder met jaloezie beschouwd, hoewel deze weldra met Steintor zai trouwen, ongewild oorzaak wordt, dat Steintor de wijk neemt en haar moeder laat zitten, terwijl deze in wanhoop over deze nieuwe liefdesteleur stelling zelfmoord pleegt. Het ongeluk blijft Salka echter achtervolgen. Terwijl ze niets liever wil dan door harde en ruwe arbeid in haar eigen onderhoud voorzien, komen Steintor en de ieugdige dweper Arnoldur Bjprnsson telkens opnieuw haar levensrust storen. Voor Arnoldur, die haar op last van den dorps schoolmeester op gevorderde leeftijd lezen leerde, koestert Salka Valka een stille sympathie; maar toch blijft lange tijd haar geheime afschuw van mannen haar kracht verlenen avances te wei geren. Arnoldur is van beteren huize en rare praatjes niet zonder grond uitgestrooid werpen een smet ook op zijn naam. Plots duikt Arnoldur'- vader op en hij gaat in Denemarken studeren. Als student mislukt hij, maar als bol sjewist keert hij weer. Hem is de taak toever trouwd de omkeer in het rustige stadje te be werkstelligen Zijn succes is groot, maar de hem toegezegde beloning door de hoo den der bewe ging blijft uit. Hij volhardt in zijn poeen Salka voor zich te winnen en inderdaad geeft zij zich ten slotte aan hem over, maar nog immer be vreesd en terecht voor zijn ontrouw. Ont zaglijk is de strijd in Salka's gemoed tussen de drang naar ogenblikkelijk geluk en de vrees voor blijvende ellende in de toekomst, die naar ze voorziet onafwendbaar moet komen, daar in Arnoldur onuitroeibaar is de lust naar telkens nieuwe sensatie ook op amoureus gebied. Alleen in het absolute offer kan ze ten laatste vrede vinden: In Arnoldur's portefeuille heeft ze het portret ontdekt van een Amerikaansche commu niste. naar wie zijn hart heimelijk uitgaat, dat weet ze met zekerheid. Maar Arnoldur mist de middelen om naar Amerika over te steken. Salka's met moeite verdicnoe kapitaaltje is voldoende .hem de reis over de Oceaan te doen maken. Dit offert zi, en daarmee gaat Arnoldur op reis Wel is Salka gestruikeld, ja gevallen zelfs, maar zij richt zich op en ze eindigt met de zege. Het goede en waardevolle van dit boek ligt naar mijn mening in de prachtige en overtui gende uitbeelding van de strijd tegen erfelijke belasting. Tegen alle moderne theorieën ln, weet Salka Valka zich te handhaven, ondanks dei laaghar- tigste verleiding die haar lokt en ondanks de allerongunstigste omstandigheden, waarin ze ver* keert. Haar krachtige aversie van laagheid en onreinheid blijft ongerept; zelfs in haar vallen in haar verhouding met Arnoldur overwint haar wii tot zuiverheid. Ze geeft zich aan hem, alleen om hem te redden van de ondergang, al blijkt dan ook naderhand, dat haar offer niet groot genoeg is en dat ook daardoor de dierlijke draug niet blijvend wordt bedwongen. Na al hetgeen ik over de inhoud heb gezegd, lijkt het mij overbodig er de nadruk op te leggen, dat Salka Valka naar mijn mening geen boek is dat in ieders handen mag komen. De vele en veel soortige sexuele uitspattingen, die er in voor komen maken het ongeschikt voor personen die nog een eigen en stevige overtuiging missen en die zo ze al ooit moeten worden in kennis ge bracht met de vele ruwheden des levens deze liever niet via de roman moeten leren kennen. Mijn bezwaren gelden intussen alleen het mate riële; de modus quo treft naar mijn mening geen blaam; nergens wordt ook maar enigermate ge speculeerd op het opwekken van de lagere harts tochten. Ten slotte wil ik nog meedelen dat de uitgever voor iederen koper van het boek de gelegenheid heeft opengesteld op een in het boek aanwezig formulier zijn oordcel over de roman kenbaar te maken. Een jury zal de ingekomen antwoorden beoordelen als eerste prijs wordt een bedrag van 100 uitgeloofd. Dr J. KARSEMEYER. Uw belangstelling waard;) 't Restaurant bij den Wartburq Bij den Wartburg, het kasteel, waar Lubher als ridder George geleefd heeft, is ook een restaurant. Op de wanden van dit lokaal staan naar Duit- sche gewoonte snedige versjes geschilderd. Hier volgen er eenige: Wie drinkt zonder dorst en eet zonder honger, Sterft laardoor des te jonger. Er drinken zicht duizenden den dood Tegen één, die door dorst komt in stervensnood. Zoo wie zijn mond in breidel houdt, Die wordt allicht met eere oud. Scherpe zwaarden snijden zeer; Scherpe tongen nog veel meer Menschengunst en luitenklank Klinken wel schoon, maar duren niet lang. Narrenhanden Bekladden disch en wanden. Drink en eet; God niet vergeet! Vlieflbommen in 1812 Het beschieten van vijandelijke stellingen door middel van luchtvaartuigen is geen militaire vin ding van den nicuwsten tijd en ook niet in dett laatste oorlog voor de eerste maal practisch ge probeerd. Uit de in 1824 verschenen en toen veel gelezen „Geschiedenis van den Russischen veldtocht in het jaar 1812" van eraaf Segur, die als adjudant aan Napoleons tochten deelnam, blijkt, dat reeds keizer Alexander I op het idee gekomen was, luaht6cho- pen ter beschikking van het leger te stellen. Hij gaf opdracht, een luchtschip te bouwen, dat bui tengewoon zware lasten moest kunnen dragen en in staat zou zijn, langen tijd in de lucht 'e blijven. De ballon moest dan over de Fransche linies vlie gen, ze nauwkeurig verkennen en op de belang rijkste punten een „regen van vuur en ijzer" laten neervallen. De ballon werd gebouwd, deed werkelijk met gun stig weer zijn eersten tocht en vloog in dc nabij heid van Moskou ver do vijandelijke stellingen over. Vergeleken met de ontzettende gevaren, waaraan de bemnnring van het luchtschip blootstond, had! óe tocht te weinig resultaat, dan dat men de proef neming geslaagd zou kunnen noemen en zoo wep» d«n dp i>ogingcn dan ook, na nog eenige nuttelooze tochten, op bevel van den keizer gestaakt. 502 De Appeldief door Mina 3) Jan begon te huilen, maar durfde niets te zoggen. „Nu, komt er nog wat?" vroeg Vader. Maar Jan zei niets. „Ga dan maar naar boven, en als je uitgehuild bent dan kom je alles maar eerlijk vertellen. En nu uit m'n ogen," zei Vader streng. Dat was een straf voor Jan.Langzaam klom hij de trap op. Toen hij op z'n kamer kwam, viel hij languit op z'n bed neer en snikte het uit. O, wat had hij nu een spijt. Hij zou nooit meer stelen. .Toen hij wat gekalmeerd was, kleedde hij zich uit Hij zou nu maar naar bed gaan, want naar beneden durfde hij toch niet. Toen hij z'n broek uitgetrokken had, zag hij pas wat voor een groote scheur er in was. Maar gauw onder de wol, dan kon hij misschien wel slapen. Maar de dekens waren te warm en hij gooide ze weer vlug van zich af. Toen hij nog een poosje had stilgelegen, hoorde hij de trap kraken. Dat was Moeder zeker. Hij zou zich maar slapende houden, dat was het be6te. Of zou hij het nu maar zeggen? Nee hoor, nog niet De kamerdeur ging open en Moeder kwam binnen. Ze keek naar Jan, die met z'n ogen dicht lag en ze dacht, dat hij sliep. De broek haalde ze van de stoel af, want die moest nog versteld worden, want anoers zou Jan morgen zijn Zondagse aan moeten en die wilde Moeder er liever niet aan wagen. Zachtjes ging ze weer naar beneden. Toen Moeder weg was, deed Jan z'n ogen weer open. Nu had hij zijn Moeder ook nog bedrogen, doordat hij zich slapende had gehouden. Hij voelde zioh zo vreemd van binnen. Waarom had hij het nu niet gezegd? Morgen vroegen ze er toch weer naar en dan moest hij het wol zeg gen, want jokken durfde hij niet meer. Hij begon weer zachtjes te huilen. Hij kon niet in slaap komen, want het was net of hij wat vergeten was. O ja, nu wist hij het Hij had niet gebeden. Maar 'nu durfde hij niet, want de Heere luistert immers niet naar ondeugende kinderen. Hij kon het ln bed niet uithouden, 't Was buiten nog zo licht Hij keek eens wat uit 't raam en daar zag hij zijn vriendjes spelen. Zij hadden veel pret en hij moest zich maar alleen hier vervelen. Zou hij een boek halen en wat gaan lezen? Misschien vergat hij dan alles wel. Hij ging naar de boe kenkast pn zocht een boek uit. Maar lezen ging toch ook niet erg, de letters begonnen hem voor de ogen te dansen. Hij klapte het boek weer dicht Hè, wat was het stil beneden. Zou Moeder uit zijn? Och nee, Moeder was immers bezig zijn broek te naaien en daar had ze alle aandaoht wel bij nodig. Buiten sloeg de torenklok acht uur. Zoo laat ging hij anders naar bed en nu was hij al een hele tijd boven. Hij zou nog maar eens proberen te slapsn. Het lukte echter niet. Hij had al weer een poosje stil epingpr. toen hii beneen deur hoorde gaan. O, nu kwamen Vader en Moeder zeker ook al gauw naar bed. Zou hij het nu gaan zeggen? Even weifelde hij. Nee, nu nog niet Moeder kwam nog even naar hem kijken en hing de broek weer over de stoel. Vader stond bij de deur en vroeg: „Slaapf hij?" ,,'k Geloof het wel. Hij schijnt niet veel goeds uit gevoerd te hebben, want z'n ogen zijn rood van 't huilen. Hij heeft er zeker al spijt van gehad," zei Moeder en drukte nog een zoen op Jans voor hoofd. Toen ze weg waren liepen de waterlanders alweer over zijn wangen. Hij had zich met moeite kun nen goed houden, toen Moeder hem zoende. Wat had hij zo toch een verdriet gedaan, maar Moe der wist nog niet eens liet ergste: dat hij gestolen had. Had hij het nu straks maar gezegd, dan had Moeder wel met hem gebeden en was 't weer goed tussen hen geweest. Zou hij nu nog maar even gaan? In een wip was hij bij de deur en op weg naar de slaapkamer van Vader en Moeder. De deunknop had hij al in z'n hand. Tooh durfde hij niet goed. Als ze al 9liepen.... Hij ging weer terug en keek eens uit 't raam. *t Was donker buiten. De sterren stonden aan de hemel. Jan ging maar weer in bed en deed z'n ogen dicht. Eindelijk viel hij in slaap. De volgende morgen was hij weer vroeg op. Eerst was hij nog wat suf, maar opeens was hij klaar wakker. Wat was er toch gisteren gebeurd? O ja, hij wist het al weer. Hij luisterde eens aan de trap of Moeder al be- neoen was. Hij dacht, dat hij al wat gohoord had. Nu zou hij maar niet langer wachten. Zijn hart bonsde, toen hij de trap afging. Voorziohtig deed hij de kamerdeur open. Daar stond Moeder. Hij wou nu wel weer hard weglopen, maar dat ging niet meer. Hij kon zich niet meer goed houden cn snikte: „O, Moeder, 'k hob gisteren appels ge stolen bij boer Harmsen en daardoor komt het, dat m'n broek gesoheurd is, want lk moest over het hek klimmen". Toen Jan hortend en stotend Nog een leg-puzzle s Heb je veel plezier gehad met de leg-puzzle ln onze vorige Kinderkrant? Hier is er weer een. Het bovenste kruis netjes op een stuk karton tekenen en uitsnijden. Niks aan hè. Neen, maar nu komt de moeilijkheidt Hoe dit kruis met twee rechte sneden zó te verdelen, dat de stukken, als je ze samenvoegt, een vierkant vormen, 'k Ver- moed dat je menig avondje zult kunnen denken en menig kruis versnijden zult, vóór je de op lossing hebt. 'k Gun je dat zoeken van harte, maar k wil je toch niet met de gebakken oe.en laten zitten en gaf in figuur II aan, hoe 'e nefi kruis in stukken snijdt en in figuur III, hoe jo van de stukken het vierkant legt. Je probeert het natuurlijk ook te doen, ronden naar de tekenineen te zien. alles verteld had, zei Moeder: „Jongen, dat had ik niet van je gedacht. Heb je den Here al om vergeving gevraagd? Nee? Dan zullen we het samen doen. Ze knielden beiden neer en Moeder had hardop. Jan schaamde zioh wel een beetje, maar voelde zich nu toch heel wat rustiger. Toen Moeder „amen" gezogd had, lcustc hij haar óp beide wan gen en zei: „Zo iets doe ik nooit meer." Hij voelde zich nu heel wat prettiger. Moeder schonk thee voor hem in en nu was het tussen hen beidjos weer in orde. Nu moest Jan ook nog een nieuwe pijp voor Vader kopen en het met boer Harmsen in orde gaan maken. Ja>n vond het wel erg vervelend, maar het moest. Maar dan zou ook alles weer goed zijn. „Jan", vroeg Moeder, „heb je vannacht wel goed geslapen?" „Nee Moe, niet erg", zei Jan. „Maar toen ik gisteravond bij je kwam, sliep je toch wel, is 't niet?" „Nee Moe, toen heb ik mijn ogen stijf dicht ge houden, want ik durfde het u niet te vertellen." „O," zegt Moe, „dat is erg ««tout van je geweest, maar ik hoop, dat het nooit meer voorkomt Ga je nu maar gauw wassen en dan kun je komen tien, want vóór schooltijd moet je nog naar den boer toe om te zeggen, dat je er epijt van hebt." Het was nu heel wat rustiger bij Jan geworden. Toen Jan klaar met eten was, zei Moeder: „Nu moet je maar vast gaan." Jan gaf Moeder een zoen en ging weg. (Slot volgt) RAADSELS I. InvulraadseL Vul in dezo 16 vakjes 2 A; 2 E; 2 O; 3 D; 1 H; 2 N; 1 M; 3 R. Zóó dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: le. een lichaamsdeel; 2e. iets wat wij in menigte in ons lichaam hebben; 3e. een hóndennaum; 4e. een ander woord voor menigte. II. Verborgen gebouwen. In elk der onderstaande zinnetjes is de naam van een gebouw verborgen. De letters moeten achter elkaar volgen maar behoren tot meer dan één woord. Eindelijk erkende zij gejokt te hebben. Verkoopt dc oude Musch uurwerken van verschil lenden prijs? Wat kan kleine Jantje Visch oolijk kijken! Moeder zei reeds: „Frits Jéhu is zeker ziek". III. Wie zon dat zijn? Welke bestuurder wordt een natuurverschijnsel wanneer men hem van zijn staart ontdoet? IV. Wie weot dat? Welke buitenlandso badplaats wordt zowel dcor den tuinman als den landbouwer gebruikt? OPLOSSING van de raadsels in de vorige Kinderkrant. I. E Enkhulzen Ans deken aschbak Enkhnizen gezicht bezem vet n II. Nikkel, sikkel, bikkel. III. Een appel (in het voorjaar de appelbloesem)» IV. woord, oor. GRAPJES De weddenschap Een boerin stond pannekoeken te bakken, toen er een marskramer binnen kwam. Deze had veel zin in een paar pannckoeken en maakte allerlei toespelingen, maar durfde niet rechtstreeks om een te vragen. Eindelijk bedacht hij een list. ,tVoor hoeveel mensen is nu zon stapeltje?" ze| hij, wijzende op een schaal, die heel hoog opge* stapeld was. „Voor een man ol zee", zegt de boerin. ,Die paar kan ik alieen wel op", snoeft de mars kramer. „Dat kan niet!" valt de boerin uit. „Wedden om een dubbeltjel" „Goed", zegt de boerin. De marskramer eet nu zoveel hij kan, geelt dfl boerin een dubbeltje en zegt: „Ik heb het eerlijkl verspeeld, hier heb je het geld". De boerin was er echter helemaal niet blij mee ca begreep dat ze lelijk voor de mal gehouden was» Waarom schreit mijn broeder 7 Twee Indiaanse aanvoerders waren bij den Presi dent van Amerika aan tafel genood. Ze zaten naast elkaar en beiden waren zeer nieuwsgierig naar de wonderlijke spijs die het mosterdpotje, dat voor hen stond bevatte. De eerste kon ten slotte zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en nam ongemorkt een grote hap. De tranen rolden hem toen over de wangen. Zijn buurman die diti bemerkte, vroeg hom: „Waarom schreit mijn broeder?" „Ik denk", gaf deze ten antwoord, „aan mijn vader, die verleden jaar in de Hudson-baai verdronken is". Enkele ogenblikken later kon echter de ander Indiaan zich ook niet meer beheersen en nam eveneens een flinke hap mosterd, met hetzelfdei gevolg. „En waarom weent mijn broeder?" vroeg nu do eerste Indiaan enigszins ironisch. „Ik ween", zei de ander toen, omdat ik er aan denk, hoe jammer het is, dat ook jij verleden joon niet in de Hudson-baai verdronken bent!" Ze was blauw Aan het ontbijt in zeker hotel zat een der gasten te vertellen, dat wanneer een koe in de weide boterbloemen ar. haar melk daardoor een geel achtige kleur kreeg. „Maar, als dat waar is", antwoordt hem zijn over buurman, hem zijn glas molk toonende, „dan heeft de koe. waar deze melk van is. vprireet-mij-nietjea gegeten." 511

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12