OnskoHve i"haa
Het portretje
door M. Martien
Toen Flippie één jaar was geworden, hadden
Henk en Jet een portretje van 'm laten maken.
En leuk dat hot geworden was! De trotsche
ouders konden er maar niet genoeg van krijgen
om er naar te kijkien. 't Was me toch ook zoo'n
lieve krullebol.
De heelc familie mocht en moest deelen in de
.vreugd. De beide omoe's natuurlijk in de eerste
plaat», dan de ooin9 en tantes van den kleinen
Flip, ja zelfs de oude tante Cato, die eigenlijk
heelemaal geen tante was,' werd niet vergeten.
Tante Cato was jarenlang huisnaaister geweest
bij Henks ouders; dertig, veertig jaar geleden was
ze al tante Cato geweest en tot op den huidigen
dag was ze het gebleven. In hartelijk meeleven
met de verschillende families, waarmee ze door
naald en draad in stcê van door bloedverwant
schap verbonden was, beschaamde ze menige
echte tante.
Jet had er niet zoo dadelijk aan gedacht om tante
Cato ook een portretje te geven, maar Henk zei,
dat ?e er natuurlijk een moest hebben. Ze zou er
wat blij mee wezen. u
Nou en of tante Cato er blij mee was.
Henk had het haar zelf gebracht en *t had z'n
vaderhart veel deugd gedaan. Zie je, tante Cato
nam er den tijd voor om zoo'n foto'tje eens goed
te bekijken. Andere tantes zeiden alleen maar:
„Ja zeg, wat leuk hè! Nou, hoor, hij staat er reuze
goed op". En dan gingen ze praten over andere
dingen, het portretje werd ergens neergelegd zon
der dat ze het goed hadden bekeken. En dan
moest je ze zelf nog op allerlei kleinigheden
attent maken. „Zie je wel, hoe duidelijk die krul
letjes er op staanvind je niet, dat hij dat
hondje grappig vasthoudt? moet je eens naar
dat handje kijken, 't pinkje houdt hij altijd zoo
omhoog, leuk hè?"
Bij tante Cato behoefde je zulke opmerkingen
niet te maken. Die zag zelf al die kleinigheden
en ze praatte er over of beter gezegd ze jubelde
er over, aan één stuk door.
„Wat een stevige baas toch, dat zie je niet vaak
zoo, een kind van pas een jaar. En wat wijs kijkt
ie al, precies zooals jij vroeger kijken kon, Henk.
Nou die krullen heeft ie ook van geen vreemde,
jij was ook zoo'n krullebol vroeger. Trouwens, hij
lijkt heelemaal op jou. 't Neusje ook, precies zoo.
En wat een paar rechte beentjes heeft ie al. Dat
zal niet lang meer duren, of hij loopt je al tege
moet op straat, 'k Zal hem eerst eens oen paar
dagen hier op de schoorsteenmantel zetten, dan
k. .i 'k er zoo nu en dan nog eens naar kijken,
i dan komt ie bij m'n andere schatten, 'k Heb
er al een paar doozen vol. Ja, ja, 't is in de loop
van de jaren al een heele connectie geworden."
Ilenk glimlachte vergenoegd en liet nu maar in
't midden of tante Cato collectie of connectie be
doelde. Eén ding was zeker, wie tante Cato een
foto vereerde, behoefde over waardeering niet te
klagen.
Een paar dagen later kwam tante Cato naar de
Laarstraat om Flippie in eigen persoon te bewon
deren en om nóg iets.
„Kijk nou es", zei ze, haar taschje opnemend,
„kijk nou es, wat ik hier heb."
En zo toonde Henk en Jet een ouderwetsch kin
derportretje: een kindje van ongeveer een jaar;,
'n krullebol zittend op een witte vacht.
„Is me dat nou niet casueel? 'k Heb m'n heele
portrettenvoorraad es nagesnuffeld, 'k wou es
kijken, of 'k ook nog een portretje van jou had,
Henk. En toen 'k het gevonden had en es naast
dat van kleine Flippie lei, dacht ik, nou dat 's
toch casueel, zoo'n gelijkenis. En daarvoor ben
'k nou eigenlijk hier heen gekomen, 'k Wou 't je
gauw laten zien. 't Kan wezen dat je Moeder d'r
ook nog wel een heeft, maar jullie ben nog al
een keertje verhuisd en 't kon weggeraakt zijn,
is 't niet waar?"
,,'k Kan me tenminste niet herinneren 't ooit ge
zien ie hebben", merkte Henk op.
„Nou 'k vind 't leuk, dat u het ons brengt. We
mogen 't zeker wel houden hè?" vroeg Jet.
„Maar natuurlijk mag je 't houden, 't Is juist
zoo'n aardigheidje voor jullie, vind je ook niet?
Vader en zoon op denzelfden leeftijd."
De twee portretjes werden naast elkaar gehouden
en vergeleken. Henk en Jet moesten het Tante
Cato toegeven: 't was casueel, 't Portretje van
den éénjarigen Henk deed, dat spreekt van zelf,
wat ouderwetsch aan. Het jurkje met strookjes
en strikjes was echt iets voor dien tijd. een kleine
dertig jaar geleden. Maar afgezien van dergelijke
kleine uiterlijkheden, alleen gelet op 't guitige
gezichtje van den gefotografeerde, moest wel
ieder toegeven, dat er tusschen de Henkie van
toen en de Flippie van nu groote gelijkenis be
stond.
Tante Cato wees op de vorm van de neusjes, de
houding der voetjes, 't gespreid staan van de vin-
gertjes.
't Was casueel.
Den volgenden dag hingen de twee portretjes in
één fijn, artistiek lijstje waarvoor Henk in een
duren kunsthandel maar eventjes 2.90 had
neergelegd op de meest opvallende plaats aan
de muur.
De buren van links en van rechts moesten het
bewonderen.
De buurman van links, die onderwijzer was, vond
de gelijkenis frappant. Zijn vrouw, die erg luid
ruchtig en nog heel jong was, vond het om te gil
len. De deftige buurman van rechts, die uit Den
Haag kwam, oordeelde het geval uniek en zijn
ega zei, dat het buitengewóón interessant was.
Tante Dien en oom Frits, Herman, Gerrit en An
ton zeiden, dat ze het reuze leuk of reuze aardig
of gewoon leuk $n aardig vonden.
Koosje, Henks oudere zuster, herinnerde zich
nog, dat ze vroeger dat kiekje van Henk wel eens
gezien had. Moeder zou 't misschien nog wel
ergens bewaard hebben.
Henk was zoo in z'n schik met dit zeldzame
Gelijk een hert
schreeuwt naar de
waterstroomen, alzoo
schreeuwt mijne ziel
tot U. o God!
Psalm 42
bezit, dat hij 't na een paar dagen mee nam naar
't kantoor om 't aan een paar tollega's, van wie
hij wist, dat ze oog hadden voor zulke dingen*
te laten zien. Ook daar klonken de verbaasde uiU
roepen ernstig gemeend.
„Kerel, wat aardig is dat."
„Je zou zeggen, dat je tweelingen voor je hebt,11
Omoe, Henks moeder, kwam van haar familie
bezoek in Friesland, dat een paar weken geduurd
had, terug. Eien brief vap Koosje had haar reeds
omtrent tante Cato's vondst ingelicht
Omoe kwam en zag.
JLijkt Flippie niet sprekend op mij, Moeke?,'
vroeg Henk.
„U zal zeker ook nog wel dat foto'tje van Henk;
hebben, niet Moeder?" zei Jet.
„Breng me m'n bril es even; hij zit in m'n taschje
en dat hangt aan de kapstok", zei Omoe.
De bril kwam en Omoe koek. Ze keel heel nauw
keurig.
„Nou", zei ze eindelijk, ,,'t leek me al heel raar,
toen Koos me dat schreef verleden week. Van,
Herman heb ik wel een portretje van toen hij
klein was, maar 'k kon er me niks van herin
neren, dat er van jou ook een bestond. Maar dit
is een ding dat zeker is: dit ben jij niet, Henkl*
Wat dat Henk niet? Maar wist Moeke dat wel
heel zeker? 't Leek tooh zoo sprekend op Flippie..*
„Ooh, jongen, daar kan je niks van op aan. Kin
diers van dien leeftijd lijken zoo gauiw op elkaar,
vooral als ze dan nog wat krullen hebben."
Henk en Jet zagen verbijsterd naar de oude
vrouw, die zoo heel stellig was in haar beweringen.
„Moet je eens goed naar die ooren kijken," ging
Omoe voort, „zulke groote ooren heb jij niet, jon
gen. En die heeft Flippie tooh ook niet. Als je 't
goed bekijkt lijkt het niet eens zoo veel op elkaar.
Zal ik je 's zeggen, wie 't wel kan wezen? Otto
van tante Sien. De kinders van tante Sien heb
ben allemaal zulke flap-ooren en Otto is de eenige,
die krulhaar had, toen ie klein was."
Moeke's scherpe oog bleek goed gezien te hebben,
't Wèa Otto, de pedante neef, dien ze geen van
allen graag mochten lijden. Als 't nou nog een
ander geweest was! Maar neef Otto!
Het unieke fotopaar, dat drie weken lang de frap
pante gelijkenis tusschen vader en zoon had
moeten demonstreeren, werd na dien niet meec
vertoond.
Flippie kreeg een lijstje voor zich alleen.
Neef Otto's jeugdbeeld verdween. Waarheen? Dftt
zou 'k u niet kunnen zeggen.
't Luidruchtige onderwijzersvrouwtje kon nog
eens want 't geval lekte helaas uit de kreet
slaken: ,,'t Is om te gillenl"
Spiegelraadsel
De nieuwe woorden van de linkerspiegel weer
spiegelen in de rechterapiegel, waardoor zij een
andere beteekenis krijgen.
Zijn de woorden links en rechts goed gevonden,
dan moet de tweede stapel van de linksohe woor
den van l>oven naar beneden gelezen, een woord
vormen, dat „uitsluitend recht" beteekent en
everazoo de derde stapel rechts.
De woorden links beteekenen:
1. voortecken (Lat.); 2. smak; 3. vlug; 4. waar de
natuurboter van gemaakt wordt; 5. klodder, 6*
zang; 7. steeg; 8. stoot; 9. strook.
De woorden rechts beteekenen:
1. niemand; 2. iemand die voor beschaafd en ontwik
keld wil doorgaan; 3. soort harpoen; 4. neger; 5.
kegelvormig toeloopend; 6. wat uit de schoorsteen
komt; 7. lichaamsdeel; 8. teeken van instemming;
9. vrucht
496
De verdeeling
van het Wapenschild
Uit het arsenaal der heraldiek
De oudste wapen® zijn zeer eenvoudig van samen
stelling. De Burggraven van Leiden voerden in
(blauw een gouden dwarsbalk, de graven uit het
fHollandsdhe Huis in goud een rooden leouw,
•Vlaanderen in goud een zwarte leeuw, een zwarte
ieeuw in zilver voerden de heeren van der Bocck-
*1 gedeeldII doorsneden; III gevierendeeld; IV
geschuindV links geschuind; VI schuins gevie
rendeeld; VII met hartschild; VIII gevierendeeld
"met hartschild.
horst en Van Alkemade, Heerman van Oegstgeest
in goud een rood ankerkruis, Van Cralingen in
goud een roode achtpuntige ster, Van Arkel in
zilver twee beurtelings gekanteelde rooae dwars
balken, enz. enz.
Door huwelijk, gebiedsuitbreiding, verdragen en
allerlei verdere omstandigheden kon het evenwel
noodzakelijk zijn, het wapen uit te breiden.
Men voegde er dan, zooal® de heraldieke term
luidt, een of meer nieuwe kwartieren aan toe.
Het lijkt mij het beste toe, dat ik dit even aangeef
door een stelletje teekeningen, die alles duidelij
ker zeggen dan een omschrijving.
De cijfers geven de volgorde van de belangrijk
heid dezer kwartieren aan, met dien verstanue,
dat in gevierendeelde wapens de vakken 1 en 4
belangrijker zijn dan 2 en 3.
Verder moet ik nog even opmerken, dat schuin
gevierendeelde wapens in ons land zeer weinig,
in Spanje, Zuid-Frankrijk en Italië zeer veel
voorkomen.
En nu wil ik eenige practisahe voorbeelden geven
.van kwartier vermeerdering.
HENEGOUWEN
I en IV in blauw, goud
en leliën, met een
schildioom van rood en
zilver. (Nieuw-Bour-
gondië).
II. gedeeld:
a. geschuinbalkt van
goud en blauw van zes
stukken. (Oud-Bourgon-
'dië).
'b. in zwart een gouden
leeuw (Brabant).
III. a. Oud-B our gondii.
b. in zilver een roode
leeuw (Limburg).
Hartschild: in goud
een zwarte leeuw
Xyiaanderen).
In 1299 stierf met Jan I het Hollandsóhe Huls
uit. Het Henegoufwsche volgde op met Jan van
Avennes. De Henegouwsohe graven moesten nu
de roode leeuw van Holland aan hun wapen
verbinden. Zij konden daartoe eenvoudig hun
wapen deelen: I in goud de zwarte leeuw, II m
goud de roode leeuw van Holland.
Doch meestal voerden zij een gevierendeeld wa
pen. I en IV«als zijnde voor hen oorspronkelijk
en het belangrijkst Henegouwen, II en III, Hol
land. Doch in 1345 toen Willem IV zijn overmoe
dige tocht naar Friesland ondernam en smadelijk
zijn einde vond onder de knuppels der Friesc'ne
boeren, volgde zijn zuster Margaretha op, die ge
huwd was met Lodewijk van Beieren. Enkele
jaren later werd zij vervangen door haar zoon
Willem van Beieren.
Het wapen van Beieren was schuins links geruit
van zilver en blauw. Dit wapen werd nu gevie
rendeeld, zoodat I en IV Beieren aangaven, ter
wijl de kwartieren II en III beide de samenstel
ling Henegouwen-Holland te zien gaven. Deze
kwartieren waren dus opnieuw gevierendeeld.
We kennen het leven der ongelukkige gravin
Jacoba van Beieren en hoe zij tenslotte al haar
bezit af moest staan aan Philips van Bourgondië.
De Bourgondische voreten schenen echter Holland
en Henegouwen, gezwegen van Beieren waar zij
niets hadden te zeggen, niet belangrijk genoeg te
vinden om in hun toch al zoo samengestelde
wapen op te neimen. Zij namen blijkbaar Vlaan
deren, in goud een zwarte leeuw, als symbool voor
de lage landen bij de zee, dooh gaven dit dan
ook in het hartschild een eereplaats.
En als we dan later het wapen van den vorst uit
het Oosten rij ksche Huis Karei V onder oogen
krijgen, ontdekken we hierop een samenstelling
van elf kwartieren, de meeste betrekking hebbend
op Spaansch en Oostenrijksch bezit, terwijl de
Nederlanden vertegenwoordigd zijn door Brabaut
en Vlaanderen.
Aan deze voorbeelden ziet men, hoe de opvolging
der vorstenhuizen gedurende den grafelijken tijd
in ons land zich in de wapens afspiegelt.
Zoo is de wapenkunde geen ijdel spel, doch een
zeer wezenlijk en bcteekemisvol onderdeel der ge
schiedenis. Hoe in onzen tijd dezelfde beginselen
weer zeer logisch worden toegepast, zoodat zich
b.v. in het wapen van H.K.H. Prinses Juliana en
in dat van Z.K.H. Prin® Bernhard een dynastieke
gasohiedenis kenbaar maakt, hopen wij ook nog
wel eens aan te toonen.
N. J. S.
Slellendamsche visschers kiezen zee
Een Schot, die er een gewoonte van maakt om niet
meer woorden te gebruiken, dan strikt noodzake
lijk is, komt op bezoek bij kennissen.
„Een kop thee?" vraagt de vrouw des huizes.
,D&i*k u, geen thee."
„Een kop koffie?"
„Dank u, geen koffie".
„Een glas wijn met spuitwater?"
„Dank u, geen spuitwater."
Altijd dezelfde
Politieagent (uit de hoogte tot straatmuzikant)a
„U wilt me wel even begeleiden?"
Straatmuzikant: „Zeker! Wat wilde u zingen?"
Arme hond
Met wie heeft je vrouw eigenlijk gisteravond
zoo'n geweldige ruzie gemaakt?
Mijn vrouw ruzie? Ooooochniets bijzon
ders... dat is natuurlijk tegen den hond geweest!!
De arme hond! Wij hoorden duidelijk, dat zij
het arme dier dreigde het nóóit weer den huis
sleutel te gevtsn!
WAT DEZE WEEK
DE AANDACHT TROK
DONDERDAGAVOND
IN DE DAGEN DER OUDE SPELLING
toen men ons nog lastig viel met enkele en
dubbele e's en o's moet er onderscheid geweest
zijn tusschen beren en b e er en; in het ecne
geval waren het de echtgenooten der zeugen
en in 't andere onbetaalde „rekeningen"; 't
kan ook omgekeerd zijn, dat moeten de aristo
craten van de V. d- te W. maar uitmaken;
die alles zoo precies weten cn deswege zoo
als ik onlangs constateerde meeren in plaats
van meren schreven naar de regel dat het
vroeger meiren geweest moet zijn.
Thans is het anders: als men nu over de beren
in Arlis spreekt, dan kan men evengoed de
schulden als de dieren bedoelen, want beiden
bezorgen de bestuurders groote zorg. De eene
beer het dier zal straks nog voor de
ands.re beer, de schuld, verkocht moeten wor
den: want men spreekt over een faillissement.
Nu zal het zoover wel niet komen, want men
kan de heren niet naar de steun sturen en
ze eve in in vrijheid stellen. Het is dus een
zeer penible geval. Men zit met het gedierte
verlegen als met een huisdat door de olifant
op zolder door zijn hypotheek heen gezakt is.
Men kan er niet meer af komen.
Zóó mst zit de S.D.A.P.niet aan de „Sociaal-
Democraat". dat is het veertiendaagsch discus
sie-orgaan van de partij. Want nu blijkt, dat
er haast geen behoefte meer bestaat aan pu
blieke discussie de Friezen b.v. debatte.eren
niet meer, maar worden opstandiq gaat men
deze periodiek opheffen.
Het een met het ander levert stof voor een
nieuwe puzzle: Wat is het onderscheid tusschen
de Arits-beren en de roode beer, welke Sociaal-
Democraatheet? Antwoord: ah men de eerste
loslaat, bijt hij; als men de tweede aan zijn
lot overlaat, bijt hij juist niet meer.
Och, er valt niet veel meer te bijten voor 'Jc
S.D.A.P. Men windt zich nog wel eens wat
op, maar dat gebeurt meer fatsoenshalve, 'jij
moet dat vooral niet te tragisch opnemen. Om
in de stijl te blijven: het is een leeuw in een
kooi; men kan ook zeggen: Simson met alge
sneden haardut vroeger rood en ruiq was.
Jammer, dat men er liefst nog zoo vaak om
heen praat. Zoo pas in de Haagsche raad de
75-jarige die in beleefde woorden eigenlijk
zei: de Koningin gedraagt zich ambtelijk zi-i
keurig, dat wij ons wel wat verbonden voelen
aan ons Vorstenhuis. „Heel aangenaam", zou
de: we willen zeggen, „maar was dat in 1918
dan anders?" Is de Koningin meer constitutio
neel of zijn de sociaal-democraten meer gou-
vernementeel geworden? Och, met de sociaal
democraten valt tegenwoordig wel te praten:
[he is alleen maar zoo vreemd, dat ze nooit
■ongelijk erkennen en blijkbaar een vreeselijke
afschuw hebben van „het boetekleed der ver
gissingen". Want het is b.v. werkelijk van be
teekenis, dat in een conferentie van jeugdlei
ders naast elkaar ieder met eigen begin
sel optreden: een roomsch-katholiek, een
sociaal-democraat en een man van Gerefor
meerde belijdenis; en dat daarna de roode
pers schrijft, dat zij zich gaarne naast den laatst
genoemde schaart.
Het moet u evenwel niet verbazen, wanneer ge
straks in diezelfde pers leest, dat de verrui
ming van de brandsloffentoeslaq. de dertig
millioen voor het Werkfonds en de invoering
■van de „wandelwcek" te danken zijn aan htt
initiatief en de actie der sociaal-democraten; -
en dat daartegenover de toename der werk
loosheid met 16000 man vergeleken met eind
September aan de Regeering te wijten is. In
zelf verhef fingswaan vindt de S.D.A.P. niemand
haars gelijke.
Naast de brandstoffentoeslag komt als elk iaai
weer de Kersttoelage, en iets wordt er dus wei
gedaan voor de werkloozen, al is verhooging
der steunnormen om verschillende redenen niet
mogelijk. Het is wel zeer te betreuren, dat iit
seizoeninvloeden van zooveel beteekenis zijn.
maar we mogen toch met dankbaarheid can-
stateeren, dat er einde October van dit jaar
54.000 werkloozen minder waren dan in 19-%
en we moeten er ook op wijzen, dat in 1935
de vermeerdering door seizoeninvloeden precies
even groot was als nu. 't Vorig jaar was het
slechts 4000, doch dat was vlak na de deva
luatieals men het zoo noemen wil.
Gelukkig is er nog in enkele bedrijven ople
ving, zooals bii Kromhoutmotoren en de Kon.
Shell gaf ook weer een order van 18 millioen
aan de Nedcrlandsche scheepsbouw. Dat zijn
'eenige lichtpunten in*dcze dagen van mist op
elk gebied.
493