TUINBOUW Ons Praatuurtje De draaihartigheid bij kooi POKON AGENTEN GEZOCHT WOENSDAG U NOVEMBER 19S7 No. ilO Voorgestelde middelen na ernstig onderzoek De praktijk moet meehelpen De Noord-Hollandsche tuinbouw heeft met groote moeilijkheden te kampen. Een van de belangrijkste daarvan is \vel het veelvuldig voorkomen van een lastige ziekte waaraan het hoofdproduct de kool lijdt. Deze kwaal is zóó erg, dat de JTijkstuinbouw-consulent voor Noord- Holland in 1936 in een rapport aan den Directeur-Generaal van den Landbouw als zijn meening kenbaar maakte, dat de oplossing van het vraagstuk der draaihartigheid van de kool de moeilijke economische omstandigheden, waaron der de koolteiers werkzaam zijn onge twijfeld zou verbeteren. Na de sterke aantasting in 1935, achtte ook het Hoofd van den Plantenziektenkundigen Dienst te Wageningen de toestand zoodanig, dat ook door hem werd aangedrongen op een grondig onderzoek. Het onderzoek vindt thans plaats onder leiding van dr. Leefmans. Het werd noodig geacht de voorloopige resultaten feeds thans te publiceeren. Gevolg daarvan is het ver schijnen van het geschrift: „de draaihartig heid van de kool" dat als no. 1 van de Me- dedeelinnen van de Tuinbouwvoorlichtings- dienst bij de Algemeene Landsdrukkerij is uitgekomen. De voorloopige conclusies waartoe de rap porteur kwam luiden: Een vangmethode voor de muggen werd uitgewerkt, waardoor het mogelijk zal zijn iederjaar vast te stellen wan neer de muggen beginnen te vlie gen, zoodat in verband daarmede bestrijdingsmiddelentijdig kun nen worden begonnen. Het zal raadzaam zijn eenige jaren met 't bepalen der vluchten door te gaan, en wel in verband met regenval en temperatuur en zoo zal het wellicht mogelijk zijn op de duur ook zonder muggenvangsten te weten te ko men, wanneer de muggenvlucht kan worden venvacht, eventueel in verband met regen val en temperatuur. Doordat we kunnen vaststellen wanneer de muggen beginnen te vliegen, kunnen we reeds met bestrijding beginnen, kort voor dat zich hij sluitkool de draaiers gesloten hebben en kunnen we beproeven die bestrij ding te richten tegen de eieren en jonge larven, welke dan nog grooten- deels bereikbaar zijn. Daar de muggen bij laboratoriumproeven gevoelig bleken voor derrispoeder en insec tenpoeder (pyrethum). kan doelmatiger dan tevoren, namelijk op tijd, in verband met de muggenvluoht, beproefd worden dit stadium te bestrijden. De gegevens inzake de verpopping, geven aanleiding rot het toetsen van grondbe werkingsmethoden ter vermindering van het aantal muggen. Indien de vlucht dit jaar weer ongeveer zoo valt als in 1936. bestaat de mogelijkheid, door het uitplanten van gejond plantgoed. 6 tot 10 dagen later dan gebruikelijk, het veld, de e erste muggenvlucht en daarmede ook de volgende vluch ten, te ontgaan bij bloemkool in de Streek. Dit zou moeten worden georganiseerd over 40 c per Hes Draaihartigheidsmug met uitgestoken eier- legbuis. Ware grootte is 1%. mm. een groot oppervlak, anders worden de ak kers van degenen, die de verlatingsmethodeD toepassen, geïnfecteerd door degenen, die daarin nalatig zijn, of zich blind staren op een vroeg, (maar dan ook zeer waarschijn lijk zwaar aangetast) gewas. Ten slotte dit: Het is volkomen begrijpelijk, dat de bou wers zeggen: w ij willen kool verbou wen z o o a 1 s w ij d a t w i 11 e n, maar men vergete niet het volgendel Een zoogenaamde monocultuur brengt op den duur groeve nadeelen mede en de feiten hebben al geleerd, dat onder zulke omstan digheden veel ziekten en plagen optreden, waarmede men rekening moet hóuden. De draaihartigheid is er daar één van, en een ernstige! Nu zeggen debouwers wel wat ik hierboven aanhaalde, maarin de prakt ij k zijn zealvoor het nietige mugje geretireerd! En in de bloemkoolstreek zijn zij hiermede het verst gegaan! Vroege bloemkool wordt er niet meer ver bouwd en verder heeft men zich daar door het mugje min of meer laten dwingen reu- zenbloemkool te planten, omdat die minder 1. Sterk vergroot ei van de draaihartigheids- mug: de larve staat op het punt uit te komen. 2. Ei met staartje, dat de meeste eieren ver- toonen. 3. Bloemkoolknop met eierhoopje. 4. Pop sterk vergroot; ware grootte is als het streepje ernaast. gevoelig is dan de Lecerf. Wil de verlating die door de praktijk uit voerbaar geacht wordv, effect hebben, dan moet ze over een groot oppervlak, liefst over de geheele linie, worden toegepast. De be spui tingsmethode voor bloemkool heeft niet bevredigd. Er wordt doorgegaan met hev zoeken naar andere middelen, maar men be seft, dat bespuiting kostbaar en lastig is. Verlating brengt mede extra-verzorging van plantgoed. Daaraan zijn voor grond-desin- fectie wav kosten verbondén, maar dat zal niet veel wezen. Een eenmaal gave aanplant van bloemkool brengt iets zeer be langrijks mede, te weten, dat het ter rein vrij is of practisch vrij is van draaihaiv tigheid, en dav dus in het daarop volgend voorjaar weer vroege bloemkool kan worden geplant. Men overwege het idee dus wel rij pelijk; het is dat waard. Er zitten groote voordeelen en slechts een gering of geen risico aan vast. Zooals men weet, wordt de sfudie van het vraagstuk ook dit seizoen voortgezet. De Plantenziektenkundigen Dienst en de Tuinbouwvoorlichtingsdienst hopen daarbij op de medewerking van de zijde der bouwers te mogen rekenen. y Aan hef zeer moeilijke vraagstuk wordt grondig en serieus gewerkt. Alleen door diepgaande studie is er kans het vraag stuk op te lossen. Alle „wilde" proeven c ten dus ernstig worden afgeraden. de clivia. F.n in deze rusttijd wordt do i voorbereid. Voor de goede bloei is goede rusttijd noodig. Geef dus geen L en weinig water. Zóó weinig water, dat do grond slechts iets vochtig is. Gehee1 uitdrogen is niet goed. Laat dé plant waar hij is. Vèel verplaat n is voor geen enkele kamerplant goed Staat, ze dus in een warme kamer laat de daar Maar in zoo'n kamer is ook in ie rusttijd meer. water noodig, dan in een koude, kamer. Een te kou e kamer is niet goed. Men gaat weer water geven als de bloem steel al aardig omhoog komt en ongeveer 12 a 15 c.m. lang is geworden. Geeft men Ie vroeg water, dan blijft de bloemsteel soms kort. Felle zon is niet goed voor de plant- geefi, gele bladeren dat ook door te koude omgeving kan komen. Toch moet de plant veel licht hebben en de zonnestralen behoe- DE CLIVIA (Clivia miniata) Hoewel we reeds meermalen iets over d^ Clivia hebben eeschreven, nog heel binnen kort in het Praatuurtje enkple raadgeviu- gen omtrent deze fraaie kamerplant gaven, willen we, op heel dringend verzoek, nog eens min of meer uitvoerig over 'dez< velen zeer geliefde plant handelen. 'Deze plant is altijd decoratief door fraaie gladde, donkergroene, bladeren, die bij de variëteit r o b u s t a zeer breed zijn terwijl deze variëteit ook donkere, oran'e- kleurige bloemen heeft De Clivia komt uit Zuid-Afrika en b» hoort tot het geslacht der Amaryllissen en is een heel dankbare kamerplant omdat ze als eenige voorzorgsmaatregelen genomen worden heel gemakkelijk goed is te hou den gedurende vele iaren en alle jaren weer zich tooit met de prachtige bloemen, die lang blijven bloeien en uitgroeit tot eo<j zeer groote bossige plant. Dit laatste be hoeft niet en een alleen staande plant i1 ook zeer mooi. Als de plant goed tiert komen elk jaar zij scheuten uit de grond die later bloemen leveren. Men kan deze ook weg nemen en afzonderlijk oppotten. De grond die de clivia het liefst heeft is een mengsel van twee deelen bladaarde en een deel tuingrond. Als men goede humus rijke aarde heeft is half om half ook goed. Wat grof zand er door mengen is aan te bevelen en vooral wat oude verteerds koemest. Deze grond geeft men, dat spreek* vanzelf, ook bij eventueel verpotten, wat 't best kan geschieden in het voorjaar als de plant de bloei achter de rug heeft. De dik ke, vleezige wortels van de clivia groeien vaak boven de pot uit. Dat is meestal nic4 erg, doch als het wat al te bar wordt, wat een gevolg is van een te kleine pot, dan moet een iets groote re pot gegeven worden. Maar een groote pot is niet goed. Men ka* beter een kleine pot houden en geregelc goed voeden met, kamerplantenmest. Vake1 dan om de twee of drie jaar verplanten i; in geen geval aan te bevelen. Men moet dit altijd doen zooals we aangaven nl. dadelijk na de bloei. De Clivia moet, in tegenstelling met som mige andere planten niet rusten né. der» bloei, doch wel er vóór. Na de bloei geeft men regelmatig zooveel water, dat de grond steeds matig vochtig blijft en zorg voor een gqede bemesting, Dit, doet men tot ongevec October-November. Dan komt de usttijd De Plantenzicktenkunidige Dienst heeft :h van een en ander ter dege rekenschap geven, en een groot aantal gevallen onder zocht en vergeleken. Als resultaat v>an dit onderzoek kan worden medegedeeld, dat 't waarschijnlijk geacht moet. worden, dat elite winter en het ongunstige sproei- daf gedurende vrijwel de geheele sproeiperiode heeft geheerscht, en de daar in vele gevallen gepaard gaande on tijdige ontwikkeling der knoppen de be langrijkste oorzaken van deze minder gun stige resultaten zijn geweest. i wijziging van do lijst der door den Dienst bruikbaar bevonden carbolineum- en. waarvan de constantheid van sa menstelling gecontroleerd wordt, is daarom et noodig gebleken: Naar verbetering van de producten in en zin, dat ook onder minder gunstige omstandigheden gunstige resultaten ver zekerd zijn, wordt gestreefd. Door een geringe verandering van de sa- enstelling zal de kans op beschadiging reeds aanmerkelijk verminderd kunnen den, zonder dat de werkzaamheid daardoor achteruit gaat. Met klem wordt aangeraden de zoo vele jaren reeds zeer nuttig en rendabel gebleken bespuiting met vruchtboom- carbolineum ook in het a.s. seizoen weer te doen uitvoeren. Het verdient daarbij alle aanbeveling deze bespui ting met zorg te verrichten en goed op de weersomstandigheden te letten. Vroege bespuitingen leveren over het algemeen minder gevaar op dan de late Men dfient daarom gunstige sproeida- gen in Januari te benutten. Slechts zal men in boomgaarden, waar wintervlin- ders (trekmade) ernstig optreden na de vroege bespuiting lijmbanden moeten, 'Clivia ven niet' angstvallig vermeden te worden. Ze l:an er best tegen een gedeelte van den in te zon te staan. Liefst echter niet als de zon op het hoogst staat. Als de plant is uitgebloeid wordt de bloemsteel zoo diep mogelijk weggesneden. Men lette er daarbij op de bladeren niet to beschadigen. Het is ook mogelijk zaad van de bloemen te krijgen, wat voor vele een aardigheid is doch... het bevordert het opnieuw in bloei komen piet. De plant lijdt er door, doch kan in dit opzicht wel een stootje hebben. Wil men zaad dan neemt men van de bloeiende plant een paar bloemen waarvan de stamper rijp is, wat zich openbaart door een vochtige stempel. Men doet hierop flinik wat stuifmeel, over de geheele stem pel te verspreiden, van een andere bloem, liefst van een andere plant. Het best doet men dit door rijpe meeldraden te neme het stuifmeel op de stamper te betten. Men doet dit het liefst midden op de dag, als de zon schijnt. Van de uitgebloeide bloem zal het vrucht beginsel als de bestuiving goed is geweest, dan blijven groeien eerst tot, een groote groene bes. die later rood wordt. Hierin bevindt zich het doorschijnend gele raad, soms één, soms meer. Pas na één. vaak na twee jaar is het zaad rijp. Dit is het geval als de roode bes begint te schrompelen. Men gaat het zaad dan dadelijk zaaien en plaatst op de bloempot waarin gezaaic" glasruit tot het zaad opkomt. Het duurt drie of vier jaar vóór de jonge plan-ten bloeien gaan. Ensoms zijn de jonge planten niet zoo mooi als de moederplant. BESPUITING VAN VRUCHTBOOMEN Garbolineumbespuiting gaf soms slechte resultaten De winterbespuiting met vruchtiboomcar- bolineum heeft zich sinds jaren een vaste plaats in het sproeisohema voor vrucht boom en veroverd, omdat dit middel steeds zeer gunstige resultaten bij de bestrijding van verschillende insecten en bij het z' ren der boomen van mossen eoi wieren heeft opgeleverd. Het vorige seizoen (19361937) zijn de resultaten echter niet algemeen gunstig ge weest en op verschillende plaatsen waren zij zelfs slecht te noemen. Niet alleen was de insectendoodende werking soms onvol doende, maar ook zijn er meer knopbescha- digingen opgetreden, dan in andere jaren het geval was. voor den verkoop van onza T O I N-, BLOEM- en LANDBOÜWZADEN FA. GEBR, OUDIJK - WADDINXVEEN Als men genoodzaakt is de bespuiting laat uit te voeren, zal men voorzichtig heidshalve, vooral in een zachte, voch tige winter, een iets zwakkere oplos sing dienen te gebruiken. Men moet voor de bespuitin gen heldere, maar vorefvrij e dagen kiezen; zoolang het hout nat is mag niet met spui ten worden begonnen en men dient niet te laat in den mid dag te eindigen, zoodat de boo men vóór den avond opge droogd kunnen zijn. Naar gebleken is, wordt er thans in ons land propaganda gemaakt voor een Fransch middel, Etimolos, dat het vruohtbooomcarbo- lineum zou kunnen vervangen. Aangezien de resultaten van door den Plantenziektenkun digen Dienst gecontroleerde proefnemingen met Etimolos niet voldaan hebben aan de verwachtingen, kan door den P. D. Eti molos tervervangingvanvrucht- boomcarbolineum nog geensz worden aanbevolen. Uitvoering beepuitingen op ruimer schaal en als ver vanging van carbolineum kan de P. D. op grond der in het vorige jaar waargenomen resultaten niet aanbevelen. „Winterflora" 'Bloemententoonstelling te Haarlem, Over eenige maanden zal in het Krelage- huis te Haarlem een belangrijke en inte ressante tentoonstelling wonden gehouden. Bloemenliefhebbers en bloemenkweekers zullen hier hun hart op kunnen halen. Van"" 11 tot 18 Februari zal aldaar inge richt worden een tentoonstelling van ia bloei getrokken bolgewassen. Iets soortgelijks dus als in Februari 1931. Evenals toen zal men demonstreeren het hooge peil dat be reikt is bij het in bloei trekken van hyacin then, narcissen en tulpen, waarin ook sedert 1931 door toegenomen vakbekwaamheid als door toepassing van wetenschappelijke cul tuurmethoden, zooveel vooruitgang is be reikt» Deze vooruitgang is eenerzijds veroor zaakt door de komst van mendeltulpen en triumftulpen, anderzijds door do toepassing van temperatuurbehandelingen op de dro ge bollen als voorbereiding voor vroegen winterbloei. De tentoonstelling zal haar be langrijkheid voor oen niet gering deel ont- leenen aan de nieuwste aanwinsten en de toepassing van de meest moderne cultuur methoden. De naam winterflora bedoelt de gedach ten heen te leiden naar de bijzondere eigen schap der bolgewassen om hun schoonheid te ontplooien in het hgrtje van den winter BELASTINGZAKEN - BOEKHOUDEN Voor ALBLASSERWAARD is Uw aangewezen adres J. VAN HOVEN SLIEDRECHTi Tel. 271 - D 15 (bij de Tolsteeg)] Centrale Boekhouding voor alle bedrijven, RAAMLIJSTEN SYSTEEM ..NYHOF" 5 punten waar het om gaat; Speciale ruitenhouder. Stalen hoeken. Koperen nagels. Langere levensduur, Goedkooper in 't gebruik Wie ze gebruikt, bestelt na. Vraagt vrij* blijvend inlichtingen: J. BAK, H. BAK DE JONG EENDRIK-IDO-AMBACHT - Telef. S Als het waard is vee goed te voereng dan is het zeker waard OHa VOEDERS. te koopenl gegarandeerd mét Ti-vitaminen en Okra-Salts (minrealen) Van O ij en's Handels-Mij. N.V. Postbox 48 VENLO (L.) schuren bergen: ciiimxm-iÉ» Kwaliteit Hennen en Eenden ind f 1.25, 6M: mnd f 1.35 p. st.; Bh. Isl Red, n Barnevelders f, mnd f 1.40. mnd fï.50 p. Patrijs L&gh. 6 mnd f 1.40 p. st.: gekruis- hennen, goed voor de boerderij 5% mnd 1.20 P st.: Khakie Camb. eenden, reeklem- ige, mnd 80 ct, 6% mnd 90 ct p. st. end. remb. verp. vrij, v.af 12 st. fr. station. G. v. ASSELT, Geervreg 3, en zal mogelijk tevens herinner!) .gen op* roepen aan die Flora van 1935, die echteü met den natuurlijken bloeitijd der bolge* wassen samenviel. WAT IK HOORDE EN ZAG, LAS EN DACHT. OP REIS EN THUIS Het is gewoonte aan het begin van ver gaderingen bijzondere gebeurtenissen, die korter of langer tijd geleden voorvielen, te gedenken. In overeenstemming met deze gewoonte wil ik mijn wekelijksch praatjie aanvangen met hier geluk te wenscben den PIONJER VAN ONS WETEN SCHAPPELIJK LANDBOUW ONDERWIJS, Prof. Dr. JOHAN OTTO FRANZ PITSCH die Zaterdag den respectabelen leeftijd van 95 jaar bereikte. De uit Duitschland door dr. Staring, den eveneens bekenden landbouwkundige, naar ons land geroepen landbouwgeleerde, heeft in ens land' buitengewoon veel gedaan voor de landbouwwetenschap en dus voor de la-'.dbouw zelf. Uit de Duitsche landbouw voortgekomen, en de landbouwhoogeschool te Poppelsdorf gevolgd hebbende, promoveerde hij te Heidel- berg summa cum laude in de natuur wetenschap. Werd toen wandel-leeraar van de landbouwkundige vereeniging in de Rijnprovincie, doch twee jaar later ontsla gen, omdat hij in een voordracht over het systeem der boerenleenbanken, het prin cipe van Schultze Delitzsch had geprezen boven dat van Raiffeisen, en de commissie van toezicht od landbouwleeraren was vóór de laatste. Toen hij vernam, dat de Hol landsche geoloog W. C. H. Staring iemand zocht die in Duitschland bekend was, schreef hij aan Staring, 't Gevolg was dat dr. Pits in ons land' kwam en hier een groote rol heeft gespeeld voor de ontwikke ling van on> landbouw-onderwijs. Eerst gaf hij les aan de driejarige R H.B.S. te Warfum waaraan een vierde jaar speciaal voor landbouw werd toegevoegd. Twee jaar later werd hij eveneens voor landbouw benoemd te Wageningen en reisde toen heen en weer tusschen Warfum en Wageningen. Dit duurde tot 1S76. Toen kwam uit de H.B.S. te Wageningen de Rijkslandibouwschool voort, waaraan dr. Pitsch zijn krachten geheel gaf. Later kwamen er meer leeraren en kon hij zich voor een deel van zijn tijd geven aan wetenschappelijk werk. In 1910 werd het Instituut voor VEREDELING DER LANDBO UW GEWASSEN geopend en werd dr. Pitsch tot directeur benoemd, als belooning voor het vele dat hij voor de totstandkoming van dit Instituut deed. Bij de verheffing van de Wagening sche school tot hoogeschool was hij te oud om nog tot hoogleeraar benoemd te worden (hij was toen 76 jaar) doch de regeering eerde hem voor zijn vele arbeid, die hij verricht had voor het wetenschappelijk landbouwonderwijs in ons land, door hem tot buitengewoon hoogleeraar te benoemen. Hij heeft ook praktische beteekenis vooi de landbouw gehad, daar zijn werk aan het veredelen van onze landbouwgewassen goede resultaten heeft gehad. De Imperiaal- tarwe, een van onze oude bekende tarwe- soorten is van hem, evenals de Millïoen- tarwe. Ook de indertijd goed bekende Castorgerst en de Krügerrogge waren resul taten van zijn veredelingswerk. Den grijzen landbouwgeleerde van hier onze hartelijke gelukwenschen en onze warme hulde voor alles wat hij voor onze landbouw heeft beteekend. En nu, na deze welgemeende woorden gaan we over tot de orde van den avond. In de eerste plaats willen we dan even wijzen op het feit. dat uit de ellende van den een, voordeel van den ander kan ont staan. Dat heet in de dagelijksche omgangs taal: de eene z'n dood is den ander z'n brood. Dat blijkt thans voor de zooveelste maal Nu uit het feit, dat ONZE EIEREXPORT NAAR SPANJE groote omvang aanneemt Het bleek de vorige week o-a. uit het wekelijksch over zicht omtrent de NederlancLsche eierexport Daarin stond zoo doodgewoon vermeld, na de cijfers van de export naar Engeland en naar Duitschland: naar andere landen ruim 8 millioen eieren. Men leest daar licht over heen zonder na te denken, doch als men eens informeert wat dat in dit geval betcekent, dan zal men vernemen, dat deze 8 millioen eieren naar Spanje zijn gegaan. Reeds eerder gin gen groote zendingen naar dit land, dat bezig is zich zelf te verwoesten, na dat het enkele jaren geleden bezig was zich een plaats in de wereldnatiën te veroveren, die het beste voor de toekomst van dit land deed hopen. Maar voor de oorlogvoerende burgers is voedsel noodig, zijn ook eieren noodig en daar ze dit zelf niet meer kunnen leveren, komen ze voor zoover dit mogelijk is op de wereldmarkt en dus ook bij ons. Dat is voor onze eierleveranciers wel aan genaam, want we kunnen nog wel wat missen en extra vraag brengt ook altijd extra prijzen mee. Maar hier komt nog iets bij. Wij hebben veelal moeite met de kleine eieren. Die kunnen we niet bij onze gewone afnemers kwijt en ook niet in het binnenland. En juist deze kleine eieren worden door Spanje gevraagd. Voor onze eierhandelaren is dus de oorlog in Spanje voordeelig. Maar een voordeel, als men er goed over doordenkt, om van te sidderen. Dezelfde oorlog heeft indirect ook onze uien op een zeer hooge prijs gebracht. OMDAT SPANJE GEEN UIEN MEER LEVERDE WERDEN DE ONZE VEEL GEVRAAGD. Engeland moet uien hebben. Moet veel uien hebben. En die koopt dit land in Egypte, in Spanje en ook voor een gedeelte in ons land, met name van de eilanden, waar veel uien verbouwd worden. Maar in de laatste jaren waren de prijzen zeer slecht Tot Spanje, door de oorlog, zich zelf als uienleverancier uitschakelde en er groote vraag naar onze uien ontstond. Reeds in Augustus was de prijs hoog te noemen, toen toch noteerden ze f 2.50 per 100 k.g- en sedert liep de prijs geweldig op. Zoo hoog, dat in October de prijs van f 7.50 per h.l. werd bereikt. Maar later liep deze buitengewoon hooge prijs weer terug tot f 4.50. Dit laatste was een gevolg van aan voeren uit andere landen op de Engelsche markt en ook omdat door speculatie de prijs hier te hoog was opgevoerd. Uien zijn altijd een speculatief artikel geweest en groote prijsschommelingen komen vaak voor, maar zoo groot als nu zal het wel niet vaak voorkomen. En wat zal de uien- handel nog laten zien?! Met spanning wordt afgewacht hoe de uien, die bewaard werden voor winter- en voorjaarslevering zich zullen houden. De kwaliteit was over het algemeen genomen niet slecht, doch in September viel buiten gewoon veel regen en het is de groote vraag nu wat de gevolgen van deze abnormale hoeveelheid water voor de houdbaarheid van de uien zijn geweest. Of Duitschland ook nog van ons uien zal betrekken hangt van verschillende omstan digheden af. Door belanghebbenden worden, naar we vernemen, pogingen gedaan bij onzen minister om de uienhandel op Duitsch land weer vrij te geven. Majar dan ook zóó vrij, dat ieder exporteur deze handel kan voeren, en niet enkele d'aar voor aange wezenen. Na Nieuwjaar zal Duitschland werd ons verzekerd, beslist om onze uien vragen. En dat zal buiten de clearing-over eenkomst om zijn werd er bij gezegd. Niet door de eerste de beste, doch door een zeer bekende exportfirma, die ook uien ver handelt en goed op de hoogte schijnt te zijn. Wij zullen afwachten, wat dit weer geeft. Als hierbij de eerlijkheid betracht wordt zal het een reden zijn om zich opnieuw over de groote uien vraag te verblijden Maai we gevoelen er heel veel voor om de export vrij te geven en niet zichzelf te be voorrechten en anderen uit te schakelen. Maar nu zou ik toch al te uiig worden en daarom gauw over iets anders. En waar we nu eenmaal met een sterk ruikend gewas bezig zijn, zullen we maar over andere gewassen, die ook sterk ruikend zijn, beginnen. Zoo is er ook een luchtje aan de VERBOUW VAN GENEESKR UI DEN. In de dubbele beteekenis van het woord. De meeste geneeskruiden zijn nog al geurig van aard. Maar de verbouw ervan is figuurlijk gesproken niet al te geurig. Men heeft in de Dolder een geneeslcruidentuin gehad, doch de afzet was te gering om er veel van te ver wachten. Ook elders is het wel eens be proefd. Meestal bepaalt men zich tot hier en daar een bepaald gewas te laten verbouwen. Veel is het in elk e-eval nooit geworden en menigeen heeft alles behalve prettige herin neringen aan geneeskruiden. In de laatste tijd is de aandacht er weer op gevallen. Nog door minister Deckers is een commissie ingesteld voor de teelt, de handel en de verwerking van geneeskrach tige, aromatische en aanverwante gewassen; De voorzitter dier commissie is prof. dr. W. C. de Graaf te Utrecht. Een van de leden dezer commissie is de rijkstuinbouwconsu- lent te Leeuwarden ir. C. M. v. d. Slikke, die zich vooral voor de teelt van geneeskruiden interesseert. Zijn eerste pogingen, waarbij vooral Valeriaan verbouwd werd, mislukten: de buitenlandsche afnemers lieten de teler* met de oogst zitten. Daarna is deze zaak nog eens onder de oogen gezien en goed voorbe reid en kwam de geneeskruidentuin te Bui tenpost tot stand. Daar is men op kleine schaal begonnen met de volgende gewassen- Angelica officinalis; Valeriana officinalis; Mentha piperita (pepermunt); Taraxum of ficinalis: Lavandula: Datura stramonium en Pyrethrium cine rariae folium. Ook wordt een proef met Ghineesche rabarber genomen. Voor de teelt van pyrethrium werd zaad uif Duitschland verkregen, terwijl ook nog zaad uit Dalmatië zal worden betrokken. De heer v. d. Slikke meent, dat in de teelt van deze gewassen wel „iets zit" maar voor* al ale nevenbedrijf. Maar dan moet de teelt goed aangepakt worden en een prima artikel' in een goed kwantum aangeboden kunnen' worden. Dat het tot dusver niets is geweest met deze geneeskruiden teelt komt omdat van deze gewassen zoo weinig bekend wasj en men niet over cte vóór alles noodige ham delsrelaties beschikte. We hopen, dat deze teelt, in nieuwe banen geleid, voordeelen voor de kweekers zal brengen. Er zit wel eenig perspectief in naar het ons voorkomt. Dat er in het kunstmestgebruik wat zit heeft men thans in Italië ook door. ITALIË WIL ZELF ZIJN KUNSTMEST F AB RICE EREN. Dat zijn geruchten, die al lang de ronde de* den, doch zekerheid daaromtrent is er nog niet. De minister der corporaties zal nog be slissingen moeten nemen in deze zaak. Zoo gemakkelijk is deze zelfvoorziening niet. Zoo b.v. zal de kalivoorziening naar het ons voorkomt wel bezwaren meebrengen; Het gemakkelijkst zal het met de stikstof- behoefte gaan. Die wordt tegenwoordig voör een goed deel uit de lucht gefabriceerd eti dat kan in Italië ook geschieden. Ook daar bestaat de lucht voor 80 pet. uit stikstof; Maar met kali en ook met fosforuur is hei wat anders. Er is nu een commissie bezig om te onder* zoeken hoeveel stikstof de Italiaansche land* bouw noodig heeft. En naar aanleiding vaiï dit onderzoek zal aan de fabrikanten mede* gedeeld worden, hoeveel stikstof ze hebbefl te prOduceeren. Men rekent er reeds op dat alle bestaanda fabrieken van synthetische stikstof hun pro ductie moeten uitbreiden en dat er meerdere fabrieken bij zullen komen. Bij mijn praatje zal vanavond niets meer bijkomen. Ik sluit. Tot de volgende week. PRAATJESMAKER,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 10