Algemeene Beschouwingen gesloten
Vondels grootheid en vroomheid
Feestelijke herdenking
te Amsterdam
DONDERDAG 18 NOVEMBER 1937
TWEEDE BLAD PAG. 5
Rijksbegrooting 1938
Nog eens:Vrijz. Democraten
en Liberalen
Het Isolement van de S.D.A.P.
Overzicht
Replieken zijn maar replieken heeft wij
len Mr. Heemskerk eens gezegd.
We willen dat woord indachtig zijn en er
rekening mee houden, dat essentieel op de
zen repliekendag, waarop tevens oe algemee
ne beschouwingen konden worden beëindigd,
niet veel nieuws meer te berde gekomen is.
Met genoegen maken we er melding van,
dat de heer Albarda zijn misplaatste en on
democratische uitlating omtrent den inhoud
van liberale blaoen en het vloeien van bloed
langs de straten, terugnam. Alleen hij
moge thans in eigen pers eens aandacht
gaan schenken aan ietwat meer gekuisohte
taal en minder denigreerende kwalificaties
voor niet soc. deun. in de parlementaire
overzichten in de arbeiderspers.
Het ruzietje, dat de soc. oera. leider met
N.S.B. en communisten maakte, kunnen we
laten voor wat het is. Alleen zij de heer
Albarda wat voorzichtig met het woord
democratie. In zijn kringen is deze voorheen
ook vereenzelvigd met dictatuur en het is
nog niet zoo lang geleden, dat uit zijn gele
deren het betoog vernomen we ra: democra
tie goed, maar zoo lang ze ons nuttig is;
kan ze ons niet meer dienen, dan zijn ook
andere methoden aanvaardbaar (Bonger).
Ook met de vrijz. dem. werden nog eenige
woorden gewisseld over oemocratische poli
tiek. Dacht de heer Albarda wel voldoende
aan zijn artikel vlak na den uitslag der ver
kiezingen, waarin hij o.a. aandaoht schonk
aan de mogelijke samenstelling van een
z.g.n. democratisch kabinet, dat doelbe
wuste welvaartspolitiek zou voeren?
De heer Oud herhaalde daartegenover zijn
afwijzing van samenwerking met de soc.
dem. Deze komen hierdoor in volslagen po
litiek isolement. Slechts de heer Van Houten
hangt hun aan de jaspanden, terwijl de com
munisten zich plegen schuldig te maken
aan hinderlijk volgen.
De heer Oud kreeg het over dit zelfde
onderwerp nog even te kwaad met den heer
Schouten. Deze herinnerde aan een artikel
,van Mr Joekes van 11 Juni 1937, waarin
deze samenwerking met de soc. oem. be-
geerenswaardig achtte. Reeds een week
eerder zoo voegen we er bij had dezelfde
voorman der vrijz. dem. den kabinetsforma
teur eenige aanwijzingen gegeven op deze
wijze: het is wenschelijk dat de
kabinetsformateur tracht een
kabinet te vormen op zoo
breed mogelijken grondslag.
Dat klinkt anders dan de verklaring van
tien heer Oud op jl. Vrijdag, onze instem
ming er mee is er intusschen niet ge
ringer om.
Over hetgeen op de kabinetsformatie be
trekking heeft, mogen we verder kort zijn.
Nieuwe gezichtspunten zijn niet opgedo-
ien, al deed de heer Oud wanhopige pogin
gen zelfs Groen werd door hem in den
strijd gevoerd om zijn afwijzing van den
„positief christelijken" kabinetsgrondslag te
rechtvaardigen. Dit ondernemen moest mis
lukken. Dr Colijn heeft dat later kort en
helder nog eens uiteengezet, onder opmer
king, dat indien „positief leerstellig be-
teekenen moet, ook van samenwerking vam
anti-rev. en chr. hist, met katholieken geen
sprake zou kunnen zijn.
Over Leeuwarden sprak de heer Oud wij
selijk weinig meer.
De heer Bierema bracht nog de poging van
tien heer v. Lidth op het tapijt om door een
andere formuleering van den grondslag
overeenstemming te zoeken, ook al was het
den formateur na de persdiscussie toen niet
gemakkelijk meer in die richting iets te
doen.
Ook op dit punt schonk de minister-pre
sident klaren wijn.
De zaak was toen reeds zoo
grondig verknoeid, dat de heer
Oud of een ander vrijz. dem. volkomen was
uitgeschakeld niet alleen, maar de wensch
der liberalen om drie vrijzinnige plaatsen
was onaannemelijk, evenals wijziging der
formule na alles wat van vrijzinnige zijde
tegen den grondslag was aangevoerd. Er
behoorde toch ook rekening te worden ge
houden met wat andere richtingen, die voor
deelneming waren aangezocht, op dit punt
dachten. De route kon niet door de vrijzin
nigen met hun bezwaren tegen positief
christendom worden voorgeschreven.
Met een waarschuwing tegen sentiments-
politiek begon de heer Schouten zijn repliek.
Daarna heeft hij duidelijk gemaakt, dat de
formule van 1933, waarop de heer Oud
wilde terugvallen, essentieel verschilt
van wat Dr Colijn in Tweede en Eerste Ka
mer heeft gezegd. Inderdaad. „Rekening hou
den met" is iets anders dan gericht zijn
op" en „bevestigen" van de christelijke
grondslagen van ons volksleven.
Het kernpunt der kwestie is door den heer
Oud ook steeds ontweken.
Openbaring als^norm aan wel het eigen
innerlijk licht? ziedaar de vraag waarom
het gaat. De vrijzinnigen kiezen kennelijk
voor het laatste, maar camoufleeren dat
'door met het woord „positief" een tegenstel
ling: calvinisme-humanisme naar voren te
schuiven. Door daaraan de opmerking te ver
binden, dat men bij verschillend dogmatisch
uitgangspunt toch tot practische overeen
stemming kan komen voor staatkundige pro
blemen, toonde echter de heer Oud aan hoe
zeer hij en anderen steeds het zwaartepunt
.verkeerd gelegd hebben.
Vermoedelijk heeft hij en hebben ook de
liberalen achteraf wel eenig oog^ voor de
door hen gevolgde volmaakt onjuiste tac
tiek. Maar gedane zaken nemen geen keerl
Het debat is nu gesloten en een aantal
begrootings-hoofdstukken, benevens de in
stelling van het departement van Algemeene
Zaken, zijn reeds goedgekeurd.
Na afloop der vergadering schoot Mr Oud
op Dr Colijn af.. Achter de ministerstafel
zetten ze zich in een zetel, staken een siga
ret op en begonnen een geanimeerd vriend
schappelijk na-discours.
Geen rancune.
Zoo behoort het.
Verslag
In de vergadering: van de Tweede Kamer van
gistermiddag werden voortgezet de algem. be
schouwingen over de Rijksbegrooting 1938.
De heer Albarda (s.d.) komt ln de eerate
plaats terug op een uitlating zijnerzijds, waar-
In Spr. wees op de slechte gevolgen die zekere
artikelen ln de groote pers zouden kunnen oe-
vorderen. De onjuiste wijze waarop Spr. zich
heeft uitgelaten, kan aanleiding geven tot mis
verstand Men had gemeend, dat Spr. tot eenige
geweldpleging had aangezet. Spr. stelt er prijs
op. te verklaren dat uitlokking va« of aanspu-
'ng tot gewelddadig optreden niet de bedoe-
ng was. De bedoeling was alleen, te waar
schuwen tegen artikelen, die de gemoederen
aan weerszijden noodeloos kunnen verbitteren.
Spr. verklaart tegenover den heer De Mar-
chant et d'Ansembourg, dat de geldmiddelen
s.d.a.p. ln orde en openbaar zijn. Kan dat
vui. de N.S.B. ook worden gezegd? De geldmid
delen 'der communisten zijn ook grootendeels
geheim. (Protesten van den heer L. de Visser).
Spi. wijst er voorts op. dat van vrijheid voor
Individu en gezin ln Dultsohland noch ln Rus
land veel ls overgebleven.
In Rusland ls alleen Stalln als dictator
overgebleven. De anderen stonden hem ln den
weg De kogel, gevangenis. SlberlB, zijn de
machtsmiddelen der communistische dictatuur
Wat de vrijzinnig-democraten aangaat,
vraagt spr. of deze soms eigenlijk den linker
vleugel der rechterzijde vo men.
Teleurgesteld Is spr. door de redevoeringen
der ministers Colijn en de Wilde. Moeten alle
noodon ongelenlgd, alle b hoeften onbevredigd
blijven? Voor dringende cultureele en sociale
nooden geen geld. voor de defensie meer dan
de laatste gulden.
Spr. wijst op de enorme vermindering van
het aantal aanbestedingen.
Ons parlement werkt ernstig en hard. maar
ook de regeering kan het parlementaire stelsel
doen dalen ln de achting van het volk. Als de
regeerlng alleen haar wil wenscht te doen
doorzetten en niet rekent met anderer wensch"
dan helpt het hen die het pariemental
hopen te vernietigen. VerdrHf dr
en het parlementaire stelsel -
grondslagen zullen
Spr. betoogt, dat -
blnet niet ls een Kabinet met een stellig Chris
tendom. doch met een leerstellig Christendom
Deze formule van den formateur verscherpt
slechts de tegenstellingen Er la veel religie
huiten de rechtsche partijen. Bö hen. die tot
de rechtsche partijen niet willen worden ge-
rCVooral staat spr. tegenover dit Kabinet, om
dat het met voorbilgaan van de nooden des
volks één ding. de defensie, op den _vo°r^o"a
stelt si ls deze ook nog zoo'n waardevol goed
De heer de Merchant et dAnsem-
bourg (N.SB.) zegt. dat bö d*ze bespreking
van de begrooting weer onnoodlg veel ^"k
Is en wordt verricht. Spr heeft medelijden
gevoeld met de bewindslieden, die naar aller
hande redevoeringen moeten luisteren
Het Is Jammer, dat de publieke tribunes
niet grooter zijn. zoodat niet meer volksgenoo-
ten de besprekingen kunnen bijwonen.
Hetgeen spr nu gedurende veertien dagen
In het parlement heeft meegemaakt, versterkt
hem In de hoop. dat het volk van dit stelsel
genoeg zal krijgen.
De positie van den minister-president
ls daarom zoo bijzonder. omdat het
volk in hem een tweeden Mozes zag, die
het volk door de Roode Zee zou voeren.
De N.S.B. zal Inzage geven ln haar boeken,
als de andere partijen hiertoe eveneens over-
g In Vllegens „Dageraad der VolksbevrUdlng"
kan men lezen, dat de socialisten ook wel eens
geld uit het buitenland kregen.
Als de heer de Marohant et d'Ansem
bourg de Kamerleden toespreekt als,
„mijne volksgenooten", gaat een luid
gelach op.
Voor hetgeen ln Dultschland ls geschied, Is
de N.S.B. niet aansprakelijk. Het Dultsche en
het Nederlandsche fascisme mogen niet op alle
punten met alkaar worden vergeleken.
De heer de Qeer (C.H.) heeft de redevoe
ringen van de beide ministers over het alge
meen met Instemming aangehoord.
j stelsel
werkloosheid
de christelijk
beveiligd worden, zegt spr
posltlef-Chrlstelljk Ka-
Spr. is bereid, mee te werken tot
handhaving van de Begrafeniswet en
spreekt zijn vreugde uit over het feit,
dat aangedrongen ls op handhaving van
do Zondagsrust en de bepalingen om
trent echtscheiding Uitbreiding van de
gronden voor echtscheiding ls onge-
wenscht. Handhaving van de betreffende
wetsartikelen ls ln Nederland eerste
eisch, omdat ons land ten aanzien van
dit punt een ongunstige plaats Inneemt.
Een nl&uwe Zondagswet ls noodlg. De
oude ls geworden tot een witgepleisterd
gebouw. Als de wet-1815 ln het gebruik
niet meevalt, hoopt spr., dat de Regee
ring nog ln deze zitting met een voor
stel voor een nieuwe wet zal komen.
Spr. hoopt, dat de natlonaal-sociallstlsohe
Kamerleden zooveel mogelllk met het parle
ment zullen meewerken ln het belang van het
land.
De heer Bierema (11b.) komt terug op de
Kabinetsformatie. H(j wil een duidelijke uit
eenzetting geven van den gang van zaken. Ge
heel kan hü zloh begrijpen, dat de heer Oud
In zUn rede te Leeuwarden tot de bekende uit
latingen kwam.
Het betoog van den heer Colijn moet den In
druk vestigen, dat de onderhandelingen met
den heer Oud en den heer van Lldth de Jeude
parallel liepen. Toch was dat niet het geval.
Hoe het mogelijk ls geweest, dat publlcatl»
van het program ln „De Standaard" mogelijk
was? Dat ls een van de mysteries, want de
gegevens, daarin verwerkt, moeten tooh af
komstig zUn van de Ingewijden.
De heer van Lldth de Jeude heeft verklaard,
dat ht) zijn bezwaren tegen den grondslag
heeft gehandhaafd en daaraan heeft hij den
elsch toegevoegd van drie vrijzinnige zetels.
Dit was noodlg, om het gemengde karakter van
het kabinet voldoende tot uiting te doen ko
men. Ook de heer de Graeff stelde zich op dit
standpunt.
Bovendien wilden de liberalen ten opzichte
van den heer Oud volkomen loyaal blijven
hem een plaats laten In het te vormen kabinet.
De heer van Lldth de Jeude heeft nooit gewei
gerd In een dergelijk kabinet zitting te nemen
Sinds deze besprekingen hebben de liberalen
niets meer vernomen, totdat ze ln de bladen
de samenstelling van het nieuwe kabinet
lazen.
Spr. zou op zichzelf geen bezwaar hebben
tegen de combinatie „posltlef-chrlstelijk". In
dien deze combinatie geen geschiedenis had.
Om deze reden moest men bezwaar maken
tegen den grondslag, door den formateur ge-
wenscht Het kabinet vestigt den Indruk, alsof
het het monopolie van christendom heeft.
De liberalen zullen het kabinet loyaal tege
moet komen, maar ze verwachten dan ook. dat
de Regeering de tegenstellingen niet zal toe
spitsen, en deze tegenstellingen worden toe
gespitst als de Zondagswet-1815 ln haar hul
digen vorm wordt toegepast
De heer van Houten (Chr. Dem.) dringt
aan op vermindering van den laat der dlrecto
belastingen. Het standpunt van de Regeering
ten aanzien van de verschillende desiderata ls
teleurstellend. Spr. dringt nogmaals aan op
verlaging van de leerllngenschaal. In de ge
zamenlijke actie van de onderwijzers ziet spr.
een verbindend teeken.
De defensieplannen van de Regeering zijn
ontstellend. Het staat vast. dat deze plannen
voor langen tijd zullen binden. Ze bedoe-
1 e n slechts verdediging Maar de Indruk
wordt gevestigd, alsof meegewerkt wordt aan
den bouw yan een groot lijkenhuis. De C.D.U.
handhaaft haar bezwaren tegen oorlogstoerus
ting. waarin gebrek aan Godsvertrouwen tot
uiting komt. Wie het met God waagt voor het
recht, komt nooit bedrogen uit.
De heer Teullngs (K.K.) Is het eens, piet
het beginselstandpunt dat de Regeering voor
het financieel beleid heeft ingenomen.
De flnanclcele toestand Is Inderdaad ongun
stig. maar Intrinsiek toch gunstiger dan uit
de Mlllloenennota zou kunnen worden afgeleid.
Verder verdedigde de beer Teullngs zijn cij
fermateriaal uit eerste termijn; we moeten
niet b|j de pakken neerzitten.
Het ls van psychologische beteekenls. dat
aan het volk blljke dat naast de defensie ook
n de volkskracht zorg besteed wordt.
De heer Schouten (A.R.) heeft met ge
noegen kennis genomen van de verklaring
van de Regeering. die t.a.v. ..de wapenen uit
het economische tuighuis" een bevredigend
antwoord bevat. Hl) zal niet Ingaan op de op
merkingen van den heer Teullngs, die gespro
ken heeft over „psychologisch", „sentimenten"
Ten opzichte van dergelijke uitlatingen
past groote soberheid. Als het erom gaat, aan
te dringen op „volhouden", „geen gebrek aan
ioed toonen", enz., dan doet spr gaarne mee
m den wedstrild. Hier past het echter een
Ingaan op de zaken zelf. Wie zijn roeping met
goeden moed vervult, mag hopen op slagen
Spr. uit de verwachting, dat de minister
nog zal zoeken naar versobering van d
staatsorganisatie.
Tot den heer de Geer zegt de heer
Schouten, dat bö spreken over de Zon
dagsrust niet alleen gelet moet worden
op de woorden van art 6 van het
A.R_ Beginselprogram, doch niet minder
op den geest van het artikel.
Handelend over eventueele samenwerking
tusschen socialisten en vrijz.-democraten, leest
de heer Schouten een artikel ln „De Vrtlz
Democraat" van de hand van den heer Joekes'.
waarin staat, dat de samenwerking met de
socialisten niet bö voorbaat wordt afgewezen.
Naar aanleiding van een desbetreffende op-
ierklng van den heer Oud zegt de heer
Schouten, dat de antl-rev. over de waardeering
van de Fransche revolutie steeds geltjk hebben
gedacht. Als er dienaangaande In de vorige
eeuw meenlngsverschll ls geweest, was het
tusschen contra-revolutionairen en anti-revo-
lutlonalren. De gevolgen kunnen zegenrijk z(1n
geweest, maar de revolutie zelf was geheel l
verwerpen.
Vervolgens betoogt de heer Sohou-
ten, dat tusschen de formuleertngen
van de verklaringen van den heer Colijn
In 193S en 1937 geen essentieel verschil
bestaat.
Als men zegt. dat het kabinet het mono
polie van het christendom opelscht, verlegt
men het zwaartepunt van de kwestie, zonder
dat men overgaat tot een betoog over de zaak
zelf. De betreffende exclamaties hebben niet
veel waarde.
De vraag, hoe de mensch komt tot kennis
van God. is een vraag, niet alleen van dogma
tisch belang, doch die voor het belang van het
land eerste elsch Is.
De heer Oud (V.D.) zegt, dat de heer
Schouten ongelijk heeft, als hij meent een te
genstelling te zien tusschen uitlatingen vai
den heer Joekes en spr. In het artikel van
den heer Joekes werd gehandeld over een
eventueel kabinet, waarin ook de socialisten
zitting zouden hebben.
De heer Schouten: Uw bezwaren golden
elke samenwerking tusschen socialisten
vrljz.-democraten
De heer Oud zegt. dat de heer Schouten
geen verkeerden Indruk mag vestigen omtrent
hetgeen door spr. ls betoogd.
De socialisten verwachtten tot vlak vöór de
verkiezingen e- débacle voor de vrUz.-demo-
craten. Nu echter spreekt de heer Albarda ge
heel anders.
Spr. zegt daarop tot den heer Albarda,
dat hö ook wel eens op zUn pers mag
letten, die ten aanzien van het vorige
kabinet heeft gesproken van een „volks
vijandig kabinet".
Komend tot de rede van den heer Colijn zegt
hU, dat de formatie van dit kabinet daarom
zoo bedenkelijk was. omdat ze niet ln de UJn
lag van het constltloneel stelsel.
De grief van spr. ls, dat de positie vat.
A.R. Partij ln de verkiezingen zoodanig was.
Wel heeft vroeger de heer Colijn niet
over de kabinetsformatie gesproken,
maar wel heeft hö Ideeön geopperd, en
hierop zön de kiezers afgegaan.
Ook ls het onjuist te onderschelden
tusschen georganiseerde en ongeorgani
seerde kiezers, want staatsrechtelijk
staan alle kiezers gelük.
De formateur heeft de redenen aan
gegeven welke tot een formatie van een
brcede basis konden lelden. Daarbü heeft
hö den indruk gevestigd, alsof een
aantal door hem ontvangen brieven ge-
lök zou staan met de stemming ln het
land.
Spr herinnert eraan, dat de heer Colön ln
de Éérste Kamer heeft gezegd, dat het kabi
net van 1933 ln zön werk zeker niet minder
christelijk ls geweest dan de vroeger rechtsche
kabinetten.
Het woord „positief ln „positief
christendom" heeft een vaststaande be
teekenls en wordt steeds gebruikt tegen
over „vrözlnnlg". Zoo zag ook Groen
van Prinsterer het reeds ln 1851, die posi
tief christendom en leerstellig christen
dom gelök stelde, gelük de heer Oud ln
een uitvoerig citaat uit een Kamerrede
van den heer Groen aantoonde.
Het standpunt van den heer Oud la,
dat het verband tusschen godsdienst en
politiek niet mag worden ontkend, maar
dat verschillend uitgangspunt leidt tot
ulteenwükende staatkunde.
Is nu de homogeniteit van hst kabinet zoo
iterk? Een verklaring van den heer Colijn ln
zake de handelspolitiek liet het wel anders
zien.
Spr. neemt terstond aan, dat hö In het
neiuwe kabinet niet slechts als „vakminister"
zou zön opgenomen, maar wel zou aan anderen
een dergelijke functie zön toegekend.
Waarom moesten de vrözlnnlge minis
ters op deze enge formule worden ge
vangen? Op dit moellöke punt is voor
spr. niet voldoende licht gevallen.
Spr. veronderstelt wel. dat een ander kabinet
niet kon worden gevormd, maar dat had toch
eerst moeten blöken. De weg was vrö voor
een nieuwe opdracht.
Spr. acht het na de vierjarige samenwerking
niet prettig, dit te moeten zeggen, maar ht)
acht de samenstelling van dit kabinet con
stltloneel minder juist, en bet ls zön plicht,
zulks op te merken.
De heer de Visser (comm.) zegt. dat de
geldmiddelen van zijn partö voortkomen uit
de offers der arbeiders. De communistische
partö staat principieel op de basis der demo
cratie.
Spr beströdt vervolgens den heer Albarda
en de Regeering Hü betoogt, dat het vertrou
wen op het leger niet te groot mag zön. Onbe
trouwbare elementen moeten daaruit worden
verwijderd. In het hoogere kader j-ün fascisti
sche elementen.
Mevrouw De V r 1 e sB r u 1 n s licht haar
betoog ten aanzien van de gehuwde vrouw
nader toe en stelt enkele vragen aan den
minister-president.
De heer DECKERS (R.K.) zegt. dat niet al
leen voor de weermacht gelden beschikbaar
gesteld behooren te worden maar dat de zorg
voor de volkskracht daarbü niet ten achter
mag worden gesteld.
De Regeering wil aan belde zaken denken.
Zü heeft daarmee een Juist standpunt Inge
nomen. Zü kent de desiderata der Katholieken,
waarover zü zich kan beraden. Bö de behan
deling der hoofdstukken kan blöken. wat van
de onderschelden ministers Is te verwachten.
Gehoopt wordt, dat de medewerking zoo zal
zön, dat met het verleenen van steun aan het
Kabinet kan worden voortgegaan.
Er moet komen doelbewuste bemoeiing van
de Regeering met de leiding onzer volkshuis
houding. totdat de wending ln de economische
omstandigheden zich zal hebben voltrokken.
Anti-Romanitls heeft den heer Kersten aan
getast. De ziekte schünt echter ongeneeslük.
ROFFELRIJMEN
DOE WAT!
Acht dagen na de tweede lente
Van dit verwonderlijke jaar
Wordt Nederland de koude adem
Van Koning Winter weer gewaar.
Ik moet het openlijk erkennen,
't Is waar, hoezeer ik me ook schaam3
Ik durf wel Majesteit?' te zeggen,
Maar niet „bizonder aangenaam".
We grijpen naar de dikke jassen
En mantels met een randje bont,
En sturen zoo ons kroost naar buiten;
De frissche vrieslucht is gezond!
We stoken onze knusse haarden
En kachels warm, gezellig rood.
En zeggen prettig tot elkander;
't Genot des winters is ook groot!
Ja ja! maar als je nu geen mantel
En warme jas hebt in de kast,
En als je kolenkistje leeg is.
De kolenboer voor poffen past,
En als je schrale kinders rillend
En bibberend naar buiten gaan,
Wat denk je: kan je menschlijk masker,
Dan ook zoo stralend zonnig staan
Nee, 'k zeg niet: schrijf-er-is een stukje,
Vol jammerklachten in de krant.
Maar: laat je gulle hart eens spreken%
En dóé watmet je eigen hand!
Schrijf, als je schrijven wilt, een
Lpostcheque^
Doe, als je wat wilt doen, een daad
En toon je eens je broeders hoeder
Die echt z?n tijd en taak verstaat.
(Nadruk verboden) LEO LENS
Het Vondelgedicht van
Albert Verweij
Ten besluite van de plechtigheden op
Vondels geboortedag is gisteravond in den
Stadsschouwburg te Amsterdam een feeste
lijke herdenking georganiseerd, waarbij
Prof. Dr. N. A. Donkersloot de feest
rede hield.
Vondels grootheid en vroomheid
Het is moeilijk een volk te noemen
aldus prof. Donkersloot dat, klein als het
Nederlandsche, een zoo rijke poëzie bezit
als wij. Maar ik vrees, dat ook niet licht de
onbekendheid dier poëzie bij eigen volk ge
ëvenaard wordt. Wij we,en het maar al te
goed, dat onze dichters groot zijn. Sinds de
schoolbanken weten wij het eens en voor
altijd, zoodat wij er verder niet meer naar
behoeven om te zien, wij gelooven het ver
der weL
Men zou Vondel, zei spr., als dat niet
misverstaan wordt, ook een groot journalist
kunnen noemen: geep verslaggever dan.
maar een vlammend hoofdartikelschrijver.
een die voor beginselen streed, hartstochte
lijk. partijdig, maar vervuld van een groote
idee. Vondel schreef in verzen het geschied
boek van zijn tijd, van Oldenbaraeveldt tot
Johan de Witt. Hij schreef het album
amicorum zijner tijdgenooten. de familie
kroniek zijner levensjaren, de maatschap
pelijke, politieke, godsdienstige kroniek van
zijn eeuw, de stedelijke van Amsterdam, de
kroniek van zeevaart en welvaart. Van zulk
een dichter zou men een lange en blijvende
populariteit verwachten. Waarom dan is
die populariteit er niet meer?
Vondel is een moeilijk dichter, daar hij
vervuld werd door één groote idee.
Al wat hij schreef, wees in één richting.
Het kwam uit het Christendom, het ging
tot de Christenheid
Vondel voerde in zijn gedichten al
's werelds gebeurtenissen, ook het zooge
naamde actueele „wereldgebeuren" naar een
ander, moeilijker plan, hij mat ze af aan
een hooger oorsprong, hij zag ze leiden tot
een hooger doel- Zoo was het ook in zijn
dramatiek. Alle overlevering, alle levens
geschiedenis werd onder zijn oog Gods
geschiedenis. Dat onttrekt ze aan het vlak,
waarin nien zich gewoonlijk bij voorkeur
beweegt, aan dat der gewone wereldsche
horizontale zienswijze der enkele spannende
feitelijkheid. Juist datgene wat Vondels
grootheid uitmaakt, kon hem geen groot en
geestdriftig publiek verwerven.
Spr. lichtte dit toe, met een beschouwing
over Vondels drama's, gedramatiseerde sym
bolen en getuigenissen van den strijd van
groote krachten en ideeën. Het is spannen
der den aardschen strijd der Shakespeariaan-
sche hartstochten te volgen dan den onge-
lijken strijd van God en den mensch, die
het gegeven is van Vondels drama's.
Maar er zijn nog andere belemmeringen
voor het verstaan en beleven van Vondels
werk. Spr. noemde o.a. de mythologische
versiering van zijn vers als zulk een be
lemmering en wees vervolgens op de strenge
karakter-vastheid van den dichter, waar
door zijn persoon en zijn dichterschap des
te bewonderenswaardiger zijn. Talent,
karakter en geest hebben aldus op uitzon
derlijke wijze samengespannen tot het tot
standkomen van dat hymnische gehee'.
tegelijk poëzie en lofzang in den besten zin
des woords, dat Vondels werk is. Altijd op
het goddelijk gericht, is het toch door het
rijke leven der zinnen zoo vervuld, voor het
aardsche en wereldsche zoo open, dat hel
door zijn hooge steile doelstelling niet in
boet aan gewone, natuurlijke menschelijk-
heid, of het moes* zijn aan de dramatische
spanning der aardsche menschelijke con
flicten, die hier altijd in een anders gerichte
en geaarde spanning, van aanbidding, van
ootmoed, zijn opgelost
Deze man, die bij het doorleven zijner
drama's de wereld branden zag en in God
bleef gelooven aldus eindigde spr., na
een uitvoerige beschrijving van Vondels
groote werken, was een eenzelvig en
ernstig burger van zijn stad, Amsterdam.
Die stad was met hem groot geworden, in
zijn lang leven dat bijna een eeuwtij besloeg
Haar welvaart was begonnen omstreeks het
jaar van zijn geboorte. Bij zijn leven was
Vondelherdenking in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Overzicht tijdens de rede van dr. Ludwig uit Vondels geboorte-
stad Keulen. Links (ln uniform) de vertegenwoordiger van H. M. de Koningin, jhr. mr. dr. W. F. Röell: voor de microfoon
dr. Ludwig. burgemeester dr. W. de Vlugt en geheel rechts de minister van Onderwijs dr. J. R. Slotemaker de Bruine en de
Commissaris der Koningin in de provinc ie Noord-Holland, A. Röell.
haar bevolking meer dim verdubbeld. Hij
zag haar stijgende grootheid met trots en
welgevallen. In deze stad leefde Vondel.
Van hieruit zag hij de wereld. Het had voor
hem een diepe beteekenis, een burger te
zijn; een goed burger wilde hij zijn van zijn
stad, een goed burger van de stede Gods.
de civitas Dei. Ook zijn burgerschap richtte
zich naar hetzelfde goddelijk doel, dat hij
aan het begin en eind van alle dingen zag-
In deze bijeenkomst is nog het woord ge
voerd door den voorzitter van het Amster-
damsche Vondelcomité, wethouder Drs. E.
Boekman.
Aan het Vondelgedicht, dat Prof. Albert
Ve r w e y kort voor zijn dood maakte,
werd voor het eerst bekendheid gegeven.
De voordrachtskunstenaar P a u 1 H u f en
de Haarlemsche Motet- en Madrigaal-ver
eeniging, onder leiding van Sem Dres
den, verleenden hierbij hun medewerking.
Het gedicht vangt aldus aan:
Xoi ember was de maand, de dag vos aan
gebroken
toen ik langs d'Amstel ging,
de stad en de rivier nog in de mist verdoken
die mij ook klam omving.
De nevel scheurde niet, maar scheen zich te
vergaren,
sloeg als een sluier uit:
een hoge vrouw stond voor me: een kroon
omsloot haar haren,
en een bekend geluid
hief aan: „ik ben de stad die ge in uw jeugd
beminde
die ge daarna verliet,
en soms maar, als een vreemdschoon dan
een welgezinde,
bezocht, maar dient haar niet".
Na de stedemaagd te hebben bezongen
vraagt de dichter haar:
Weet ge waarom ik kom? Hoef ik de maand
te noemen,
de dag en t zalig jaar,
toen aan de Rijn een kind waarop we nu
nog roemen
geluid sloeg en gebaar
„Vondel". Zij zei 'f niet luid, maar innig
klonk 't gefluister
„Vondel". Spreek mij van hem.
Als ik zijn naam maar hoor, gedenk ik de
oude luister.
Spreek en ik hoor zijn stem".
Toen sprak ik haar van hem, herdacht zijn
eerste komen.
Herzong zijn eerste zang.
De zon brak door en de rivier scheen nu te
stromen
met vreugdevoller 'drang.
Want ik herdacht de tijd, toen Amsterdam
naar Oosten
en Westen vloot op vloot
uitzond die schatten bracht, die nochtans
t volk niet troostten
in twist en oorlogsnood.
Zijn liedren stemde ik aan. De kunstvolle
gewrochten,
Romeins en Grieks van snit,
gedacht ik, waar zijn dromen zich tot vormen
vlochten.
■voor altijd ons bezit.
En Verwey eindigt zijn schoon herden
kingsvers dan met de strofe:
Lachend en schreiend stond ze ook nu: de
laatste nevel
was heen, maar nu ook zij.
Ik ging alleen naar stad en zocht langs
markt en 'ev»l
naar Vondels burgerij...
De Katholieken willen met Calvinisten en an
deren het eene en ondeelbare Nederlandsche
volk
Dr COLIJN REPLICEERT
Het woord ls hierna aan den MINISTER
PRESIDENT. Dr COLIJN.
Over verschillende details van geuite wen-
schen kan meent spr. het beste bö de
afzonderlijke hoofdstukken gesproken worden.
De lön van de algemeene regeerlngspolltlelc
zal daarbö ln het oog worden gehouden.
De continuïteit ln den arbeid brengt mee,
dat met de aanstelling van ongehuwde vrou
wen eenige voorzichtigheid moet worden be
tracht Ze blöven ln den regel slechts voor
enkele jaren.
Den heer v. Houten over de formatie te kun
nen bevredigen verwachtte de minister niet.
Als de heer Albarda gesproken heeft, legt de
heer v. Houten er altüd nog een schepje op.
Met den heer Albarda ls geen overeenstem-
Ing bereikbaar; nog minder dus met den
heer v. Houten.
Het ls verspilling van woorden om met den
heer v. Houten over de landsverdediging to
spreken.
In de rede van den heer De Marchant et
d'Ansembourg werd spreker vergeleken met
Mozea Maar wat moet hö dan met den heer
Mussert doen?
In zake handelspolitiek ls het Kabinet
homogeen. Voor protectie kunnen Tarlefmach-
tlglngsvvet en Crisisinvoorwet niet worden ge
bruikt Zou dat gebeuren, dan zou de homo
geniteit worden verbroken.
Het mag verbazen, dat de heer Kersten
durft vragen uitwerping en bestrüdlng van
de Katholieken door de Regeering. Hoe
staat hö toch met zijn eed op de Grond
wet?
EEN STEM: Die kan hem niets schelen!
De MINISTER wöst er op, dat de Grondwet
dezelfde rechten aan alle burgers waarborgt,
Hoe kan men dan met dergelüke waanzinnige
elschen voor den dag komen?
Komende tot
de Kabinetsformatie
moet spr. herhalen, dat anallseerlng van de
stem van de kiezers volkomen speculatief ls.
Spr. ontkent niet, dat hö steeds voor nationale
eenheid gepleit heeft. Dat kan hem stemmen
hebben bezorgd. Maar beteekent dat, dat bil
Kabinetsformatie alleen een Kabinet op breede
basis zou mogen worden gevormd?
Spr. moet dat afwijzen.
Waarom stond ge op dat woord
„positief"?
vroeg de heer Oud. En hö beriep zich In dit
verband op Groen om te bewüzen, dat positief
cn leerstellig elkaar dekkende begrippen zön.
Maar ln 1857 was de situatie gansch anders.
En bovendien: als positief leerstellig betee
kent. dan zou ook het samen in één Kabinet
zitten van Katholieken en Calvinisten on
denkbaar zijn.
Het ging er alleen om uit te drukken,
dat de groote grondbeginselen van het
Christendom grondslag voor rcgeerbeleld
zouden vormen.
Het staat zoo, dat de R.K. bö geen enkele
combinatie voor kabinetsformatie kunnen wor
den voorbögegaan. Dat moet men bedenken.
Er kon toch niet ln zee worden gegaan met
6 V.D. en 4 Liberalen? Met de wenschen van
andere groepen moest toch ook rekening wor
den gehouden!
Aan benoeming van menschen als ..vakminis
ter" heeft spr. nimmer gedacht. Hö ls begon
nen met twee politieke figuren uit de Unker-
züde uit te noodlgen. Eerst later ls van Iets
anders sprake geweest, nl. toen de heer Oud
ten opzichte van den grondslag zön bezwaren
niet kon loslaten en spr. ook geen ander stand
punt kon Innemen. Toen ls aan den heer Oud
gevraagd- wat zoudt ge denken van een ander,
vrüz.-democraat?
Van liberale züde ls gepoogd ten aan
zien van de formule
een brug
te slaan, toen het te laat was. Toen wil
den ze tevens 3 vrijzinnigen ln het Kabi
net; dat was nadat gebleken was, dat noch
de heer Oud, noch een ander vrüz.-dem.
beschikbaar was. De zaak nu toen reeds
volkomen bedorven.
Voor het wözlgen van de formule was geen
aanleiding; op staatkundig terrein was z(J
voor vrijzinnigen volkomen aanvaardbaar. Te
meer, omdat de liberalen Cort v. d. Linden en
v. Houten thans niet meer als representatief
beschouwen. Daarom kon het verkrijgen van
overeenstemming zooveel gemakkelijker zöu.
Sociale politiek
Maar er gebeurt meer dan ln eenlg
ander land. De werkloosheid ln Amerika
ls, ondanks de uitgegeven milUarden. groo
ter dan ergens elders. Met „Inspuitingen"
komt men er niet.
Het ls thans onmogelök om maar eentgszlns
de richting af te bakenen, waarin moet wor
den gehandeld. Onze eerste zorg moet zön be
houden wat we hebben. Het ls een prestatlo
geweest, wat we in het verleden hebben ge
daan.
Men verwacht van het Inspuiten van mlllloe-
nen wonderen. Het zou echter een ramp zön,
dat te doen bö de onzekere omstandigheden,
die er zijn
Voor sociale uitgaven staat voor 1938 7.2
mllltoen meer op de begrooting. bulten de 2.3
mlllloen. die minister Romme reeds meer heeft
uitgegeven voor 1937. De millloenen groeien
ons niet op den rug.
Spr. noemt het een dwaasheid, dat van ach
ter de Regeerlngstafel het volk In twee deelen
verdeeld zou worden, waarvan de groepen van
rechts het betere deel zouden uitmaken
Spr Is bereid. eer dan de ro| Vnn Vn' Fsrl-
zeeSr ln te nemen, zich ln de positie van den
tollenaar te stellen.
De nerandslaglngen werden gesloten.
Z.h st. werden vervolgens goedgekeurd de
begrotingshoofdstukken I en II, de Instelling
van een
departement van Algemeene Zaken
en de hoofdstukken IIA. VILA, cn VTU be
nevens de Wet op de Middelen.