De geschiedenis van Dolly, de jonge olifant door B. Brandt-Bos Slot) „Dolly is zoo kwaad niet, als zij er uit ziet," zei de kapitein. „Niet waar, Dolly." Hij klopte haar zo stevig op haar dikke huid, dat het stof er af vloog. Eindelijk brak de dag aan, waarop de directeur vond dat Dolly en Polly samen naar het voor- verblijf moesten gaan. De zon wierp gouden stralen door de kleine ruit jes, en nu was het prettig licht in het anders zo donkere olifantenhuis. Dolly stond reeds bij het hek en kreeg koekjes van blijde schaterende kin dertjes. Toch keerde zij zich om, toen de oppasser een voor een de bouten van Polly's stal wegtrok", om het jonge diertje gelegenheid te gewen haar buiten te komen. „O, het jonkie, het jonkie!" jubelden do kinderen, Dolly in den steek latend om naar Polly te flad deren. Dolly bleef stokstijf staan, 'n beetje geërgerd, 'n beetje bedroefd, 'n beetje nieuwsgierig. Ja, ja, zij zag het wel, de kinderen kenden Polly al even goed als haar, en het kittige diertje boog het slurfje almaar naar buiten om nog meer lekkers. Wat het niet lustte, gooide het olifantje weg; een stuk aardappel en een sinaasappelschil. Daar wierp een jongen een groot stuk roggebrood voor Polly neer. Dolly schrok er van. Want dat mocht Polly volstrekt niet eten! De grote olifant trad een paar stappen nader,, stak haar lange slurf uit, net precies vóór Polly pakte zij het harde stuk roggebrood weg. Nu stond Dolly al een heleboel' dichter bij hot KRUISWOORDRAADSEL Deze week geven we in de Kinderkrant geen raadsels zoals we dat gewoon zijn, maar een Kruiswoordraadsel. Dat zullen jullie wel leuk vinden, denk ik. Aan oen kruiswoordraadsel kun je best met z'n drieën of vieren meedoen. Bij een erg lastig woord wil misschien vader of je grote broer wel helpen. Ilicr volgt de opgave; volgende week geven we de oplossing. Horizonta&l: 1. Je hangt je kleren aan 'n 2. koukenvijl; 3. zangspel; 4. het van Handel; 5. andere naam voor klinknageltje; G. lage vrouwenstem; 7. zetmeel poeder; 8. landstreek waar veel tabak groeit, op Sumatra; 9. zang- of danskoor; 10. slot; 11. afkorting voor: aanstaan de; 12. kermen; 13. bekend voorzetsel; 14. afge perkte ruimte voor vee bij de Kaffers; 15. 'n is 'n wedergroet waard! lü. opgewekt; 17. schoeisel; 18. boomsoort; 19. stuk weefsel; 20. kinderachtig, dwaas; 21. landbouwwerktuig; 22. niet wild, mak; 2d dwarshout a. d. mast van vaartuigen; 24. broeikas, veranda; 2."». wat vele kinderen graag doen; 26. akelig; 27. laatste woord van een preek; 28. opstel ter vertaling; 29. heffing van gelden op afschriften, contracten enz.; 30. samenstel van katrollen; 31. voorzetsel; 32. zangnoot; 33. wat wo op school en thuis graag doen; 34. geschreeuw. Vertikaal: 35. Naam van een dag; 1. onge schonden; 36. de Amsterdamsche dierentuin; 37. naam van een riviertje; 38. reeds; 39. met elkaar; 40. soort van soepgroente; 41. ruimte direct onder 't dak; 42. uiteinde eener spier; 43. tint; 44. de bloemenstad van België; 6. vlaktemaat; 45. zeker metaal uit Indië; 46. plat, Frieech vaartuig; 47. aanvankelijk; 48. fluweelige, wollen stof; 49. zachte loeren lap; 14. jammeren; 50. zangnoot; 15. afkor ting voor: gram; 51. vroegere Russische heereers; 16. witte vlek aan het voorhoofd van een paard; 52. bewoner van Arabfë; 53. vóórnemen; 54. gauw; 55. toestel om de beweging te vertragen; 56. stand graad; 57. delfstof; 25. niet vroeg; 58. grafsteen; 59. kasteel; GO. nauw straatje; 61. plaatsje in de omgeving van 't Loo; 62. ieder; 63. bloeiwijze bij sommige planten; 64. dorp in Gelderland; 65. aan eenschakelend voegwoord; 66. aldus wordt in de spreektaal de Gouverneur-Generaal van Indië aangeduid. Smidsliedje De smidse, leve de smidse! Daar hijgen en razen De balgen oefhei! Ze proesten en blazen In 't haardvuur oefhei! En sproeien De gloeien de sintels Als tintels In vurige dauw Omhoog in de donkere Krater der schouw. Ringking! In de smidse, zwart als roet, In de 6midse, in de smidse, Als de felle vonken flitsen Uit de rosse kolengloed, In de smidse, daar is het goed. De smittee, leve de smidse! Daar zingen de hamera- Hun brave ringking En beuken de staven Op 't aambeeld, ringking! Die laten Tot platen Zich rekken En strekken En buigen gedwee Bij 't lied van de hamers, En 't aanbeeld zingt mee: Ringking! In de smidse, zwart als roet, In de smidse, in de smidse, Als de felle vonken flitsen Uit de rosse kolengloed, In de smidse, daar is het goed. De smidse, leve de smidse! Daar roeren zich armen Kloekhandig en sterk, Daar wrochten de spieren Hun machtige werk. Wij, hreede Gezellen, Wij smeden en wellen Hard ijzer en staal En kneden als deesem Het stugge metaal, Ringking! In de smidse, zwart als roet, In de smidse, in de smidse, Als de felle vonken flitsen Uit de rosse kolengloed, In de smidse, daar is het goed. De smidse, leve de smidsel G. W. LOVENDAAL. \lcine beestje. De dame, die de kinderschaar rondleidde, riep al de kleuters samen, en spoedig triptrapte het grut weg uit de ruimte voor de tralies, terwijl achter de tralies Dolly almaar do kleine Polly stond aan te kijken. De oppasser verloor de twee jonge olifanten goen oogenblik uit het oog, hij moest nu opletten of de een de ander geen kwaad zou doen. In dat geval had hij Dolly met een lekker hapje spoe dig genoeg naar achteren gelokt. Maar Dolly deed het kleine olifantje geen kwaad. Polly kwam heel langzaam nuar haar toegelopen, snuivend, hot slurfje iets omhoog. En toen het diertje vlak naast Dolly stond schuurde het kleine ding langs haar dikke poten, net als Dolly altijd bij haar eigen moeder deed. „Arm klein dier," dacht Dolly. „Ik wou dat ik je een beotje blij kon maken." Itustig liet zij het toe dat Polly zich tegen haar aan nestelde. „Het gaat best, het gaat prachtig," dacht de op- passer en hij wreef vergenoegd in z'n handen. „Zij zullen niet vechten, heus niet. Dolly zal eeu goed kameraadje voor Polly zijn." In het begin zagen ze elkaar 's morgens niet veel. Polly moest geborsteld en gevoerd worden; onge duldig stond Dolly dan aan de bouten te rukken cn te trekken, en met de slurf tegen het hout van de afscheiding to slaan. Maar 's middags wa ren zo altijd samen, en dan vertroetelde Dollj; 374 DONDERDAGAVOND Wat reeds lang te voorzien was cn dan ook meermalen in ons blad is voorspeld, is thans een niet langer te weerspreken feit geworden, het samengaan van Duitschland, Japan cn Italië in een nieuwen driebond. Ruim een' jaar geleden ondertcekenden de beide eerstgenoemde landen een overeenkomst, die als een anti-Komintern verdrag werd gekenschetst, en die uitsluitend do strekking zou hebben, den politieken invloed van het communisme in de wereld door onderling overleg tegen te gaan. Reeds toen werd deze go- beurtenis met een algemeen wantrouwen begroet. Men gevoelde heel goed, dat daarachter iets meer stak dan een gemeenschappelijke antipathie tegen het Russische staatkundige stelsel, al kon men niet bewijzen, dat Tokio cn Berlijn het tezamen ook eens zouden zijn geworden over zulke dingen als militaire samenwerking bij een eventueel nieuw wereldconflict, of over een dee ling van invloedssferen. Doch daar het rijk van tien mikado en Hitiers Derde Rijk hierin over eenkwamen. dat zij behoefte aan expansie had den, gevoelden de zgn. „bezittende" mogendheden zeer goed, dat de omzetting van keizer Wilhelms „gele gevaar" in oen nieuwe vriendschap voor hen iets dreigends moest hebben. Deze dreiging is thans geweldig toegenomen, doordat Italië, Duitschlands compagnon door dik en dun, zich nu met deze heide anderen in óén belangen gemeenschap heeft geplaatst. Want thans nog minder dan ooit laat men zich in West-Europa door dit gemeenschappelijk front, wat zijn strek king betreft, om den tuin leiden. Wat hebben drie zoozeer in aard en wezen uiteenloopende bondgenooten voor werkelijke belangen in een gemeenschappelijk front tegien de Komintern, de groote internationale communistische organisa tie? Heeft de communistische idee ook maar ecnige kans, in Japan veld te winnen, of in Italië en Duitschland het \erlorcn terrein op nieuw te overmeesteren? Mag men Hitiers en Mussolini's over-zelfverzekerde uitspraken bij zoo menige gelegenheid gelooven, dan heeft immers hun zwaargelaarsde hiel reeds lang den kop van den Russischcn draak verplet? Het eerste dat aan dezen bond iets meer dan fictieve waarde geeft is de veronderstelling, dat men in Berlijn, Rome en Tokio Komintern cn Sovjet-Russisch bewind vereenzelvigt iets, waarin men overi gens lang geen ongelijk heeft. De spits van dezen afweer-driehoek is derhalve in wezen op Rusland gericht, een land, waarmede met name Duitsch land en Japan wel eens gaarne finale afrekening zouden willen houden. Elk dier beiden heeft daarbij zijn eigen belangen, die met elkander zeer wel in evenwicht kunnen worden gebracht. Het is algemeen bekend, dat Duitschland aan zijn oostgrenzen diverse, voor de rust m de wereld zeer gevaarlijke verlangens koestert De republiek Tsjecho-Slowakijc, met zijn zeer sterke Duitsche minderheid, en zijn daartegen voorloo- pig nog opwegenden Sovjet-Russischcn invloed, wdt door deze expansiedrang in haar voort, bestaan zelf bedreigd. Elke aanle.ding, hier don druk van zijn massale overmacht te doen gevoe len, zal vermoedelijk Berlijn welkom zijn, mitsdo internationale constellatie van tevoren goede kansen van welslagen belooft. Een zeer »n&riJ tijdens het jongste avontuur to «Un hide" «allen vallen en voor een aanzienlijk deel al in zijn mUitaire macht zijn geraakt 1Jet staat je ten nnmp, Groot-Brittannië en de veroemguu Staten zteh zooveel van Nippon zouden laten welgevallen - de herhaalde incidenten toonon liet nan, indien do nieuwe „anti-Komintern- formulo", dio reeds lang in do lucht hing, ni zoo dreigend-bezwerend had gewerkt. Tenslotte rest dan nog Italië, welks verlangens, tijdens den loop van de 'wee oorlogen die liet heeft ondernomen, in Abcssinic cn Sjmnje, g norgzaam aan den dag getreden zijn. Ilomo droomt van niet anders dan een hersteld Ro- meinsch imperium, met groote machtsontplooiing aan de oever van Roodc cn Middellandsclie Zee. Het is er niet voor teruggedeinsd, daartoe de geheele Arabische wereld door middel van zijn propaganda-dienst in rep en roer te brengen. Buifeiilaindscli Qverziclir Spanje moet fascistisch worden, opdat het zich bij het nieuwe blok zal kunnen aansluiten, en zoo den sluitsteun kan leveren voor Italië's mari tieme positie in de omgeving van Balearen en straat van Gibraltar. De waag-en-win-nianoeu- vres van Duitschland en Italië hebben tot op heden een aanmerkelijk succes gehad. Dit zal zeker niet minder worden nu oen derde zich als partner aansluit bij hun gevaarlijk kanssnel. <7 De hierboven geschetste situatie weerspiegelt zich momenteel zoowel in de Spaansche als in de Chineesche vraagstukken. Wat Spanje betreft, zoo gaat Groot-Brittannië de geneigdheid vertoo- ncn, met Franco wat beter vrienden te worden. Er wordt, zeer tot ongenoegen van Parijs, tus- schen Burgos en Londen druk onderhandeld over het uitwisselen van „handelsagenten", die geen officieele status zullen hebben, doch intusschen do gemeenschappelijke commercieele cn andere belangen tusschen beide landen zullen herstellen. Tusschen deze étappe en de volgende, een erken ning van Franco-Spanje „de jure", is de afstand niet meer zoo onoverbrugbaar groot. Ook Italië ziet zulks cn maakt zich daarover thans reeds zijn zorgen; het wenscht den buit ongedeeld voor zich te houden. Wat de volksfrontregeering in Frankrijk belangt, die verkeert zoo langzamerhand in een uiterst pijnlijke situatie. Haar sympathieën *ijn nog immer ongedeeld voor het linksche Spanje, maar tevens ontgaat haar niet, dat de militaire kansen van dit laatste, sinds de ineenstorting van het Asturische front, er maar bedroevend voorstaan. Moet men nu den huik maar naar den wind han gen, en ook probeeren, contact met Franco c.s. te bewerkstelligen? Het zou in Frankrijk zelf bijna als een verraad worden gevoeld. Ter andere zijde ziet het er wel naar uit, dat het er toch eenmaal toe zal moeten komen. Kan men Spanje blijven ignoreeren, ook als dit eenmaal geheel -echtsch zal zijn? Dit zou zoowel onvoordeelig als j.n zeker opzicht riskant wezen. Vandaar dat Delbos aarzelt cn meer dan ooit met Eden overlegt. Hij is als een man, die op twee steunvlakken staat, met een vrij groote mate van zekerheid, dat een van beide hem zal ontglippen. handen vol aan de krijgsvoering in China en de daaraan gepaaid gaande inwendige economische reorganisatie, die dezen oorlog tot een succes zal moeten maken. Daarbij heeft het blijkbaar het besef, dat de westmachten voor de voltooiing van zijn plannen geen risicofactor van beteekenis vormen. De eerste uitnoodiging, om aan de Paci- fic-conferentie deel te nemen, heeft het dan ook hooghartig naast zich neergelegd. De reactie van Washington, Londen cn Parijs daarop is heel merkwaardig geweest. Men heeft met omzichtig heid een tweede invitatie opgesteld, in zeer gladde en welwillende vormen, in de hoop dat Tokio ditmaal wel zoo goed zal willen zijn, tot een gedachtenwisseling te komen. Mocht de Ja- pansche regeering ook een tweede maal dezelfde ongeneigdheid aan den dag loggen, wat zullen de diplomaten in Brussel dan doen? Hier rijst een overgroot vraagteeken. Er is momenteel niemand, die dit sfinxenraadsel vermag op te lossen. Geen dio er in ernst aan denkt, inderdaad anti-Japan- sche maatregelen te treffen, zij het van militairen of louter economischen aard. De huidige politieke weersgesteldheid is er niet naar, zich bloot te geven; de atmosfeer is daartoe te geladen; het zwerk te dreigend bewolkt. De Brusselsche con ferentie loopt ernstige kans, in een moeilijke impasse te geraken... <5 Bruseel is druk doende met confereeren over de aangelegenheden van het Verre Oosten. Berlijn heeft zich afzijdig gehouden, getrouw aan zijn stelregel om zich niet te mengen in aangelegen heden, waarbij het voorloopig nog geen zijde spinnen kan. Men hoopt daar op oen ontwikke ling van zaken als tijdens den Abessijnschen oorlog, toen de verwarring een prachtige aanlei ding gaf, het Rijnland te hernemen. Ook Tokio bleef van verre staan. Het heeft voorshands de Het plotseling overlijden van den .Britschen staatsman James Ramsay MncDonald heeft nog eens, voor het laatst, de algemeene aandacht samengetrokken op deze merkwaardige figuur, die een tijdlang de Britsche binnen- en buiten- landsche politiek heeft gedomineerd. Afwisselend met Baldwin was hij de aanvoerder van kabinet ten, die op de Labourpartij steunden, d' groote arbeiderspartij, die voor een belangrijk deel aan dezen groobcn Schot haar kracht cn organisatie dankte. Zij is hem in moeilijke tijden niet trouw gebleven. Zij verloochende haar leider, toen deze in de critieke dagen van 1914 zijn pacifistisch beginsel handhaafde en een philippica hield tegen Engelands deelnemen aan den wereldoor log. Zij liet hem een tweede maal, nog smade- lijker, in den steek, toen MacDonald ingrijpende bezuinigingen moest invoeren, ten einde de Brit sche staatshuishouding te sanecren. Dat hij toen loonen en werkloozen-uitkeeringen heeft durven aan te tasten, heeft zij hem nimmer vergeven. Zoo werd deze merkwaardige Schot, wiens idealen van wereldvrede en volkenbondspolitiek achter eenvolgens schipbreuk leden, een tragische ver laten figuur, die juist daaraan iets grootsch ont leende. Hij stierf merkwaardigerwijze al even eenzaam, midden op de zee, die hij, de zoon van een visscher, in zijn jeugd niet had willen be varen. Hij was een van die opmerkelijke, self made figuren, die in de historie van hun tijd een boeiende, belangrijke bladzijde vullen. Steeas verder dringen de troepen van Franco coor in Asturië, waar dorp i leger valt. De intocht der nationale troepen in het dorp La Fe'guera. dorp in de handen van het oprukkende 367,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13