De officieele Gedachtenisviering in het Concertgebouw
KUYPER-NUMMER van 9e V ijl SamenwerEen9e Cfiristelijlcë Dagtta3en DINSDAG 2 NOVEMBER 1937 BLZ. 42
De Ochtendvergadering
DE plechtige herdenking van Dr A. Kuyper
in het Concertgebouw te Amsterdam, op
Vrijdag 29 October, droeg een eenigszins ander
karakter dan de samenkomst der vrouwen den
dag te voren in de Apollohal. Men zou deze
laatste vergadering de officieuse herdenking kun
nen noemen in de wijde ruimte van de feestelijk
aangekleede Apollohal. De grootere bewegelijkheid
der vrouw kwam er meer tot uiting. Men was vrij
gul met het applaus en er heerschte een gemoe
delijke sfeer, die vooral in de meer feestelijke
avondsamenkomst op gelukkige wijze tot uiting
kwam.
rijdag was het de officieele gedachtenisviering,
die inderdaad 't beoogde plechtige karakter droeg.
De rustige, voorname zaal van het Concertge
bouw leent zich vooral tot het houden van ver
gaderingen als wij er op den geboortedag van
Dr. Kuyper een hebben genoten.
Geweldige belangstelling
De groote zaal van het Concertgebouw, langs den
rand van het podium feestelijk versierd met oranje
dahlia's en bonte hulst, was tot in de uiterste
hoeken bezet en nóg waren er vele tcleurge-
stelden en hadden, behalve de familieleden van
Dr Kuyper, zeer vele autoriteiten plaats genomen.
Onder hen merkten we op de ministers van
Buuren, van Dijk, Geseling, Patijn, Slotemaker de
Bruine, Weiter en De Wilde (de ministers Van
Boeijen en van Steenberghe waren verhinderd);
de commissaris der Koningin in Gelderland, mr. S.
Baron van Heemstra, de vice-president van den
Raad van State, Jhr. Beelaerts- van Blokland en
de leden dr. Rutgers, mr. dr. Kooien, mr. Kan en
mr. dr. Schokking; burgemeester dr. de Vlugt cn
de wethouders Baas en Rustige namens het
gemeentebestuur van Amsterdam, de voorzitter
van de Eerste Kamer Baron de Vos van Steenwijk,
de voorzitter van de Tweede Kamer, Prof. mr.
Aalberse, de vrijwel complete A.R. Tweede Kamer
fractie. de A.R. Eerste Kamerleden, Jhr. van Cit-
ters, Jhr. mr. van Asch van Wijck, prof. mr.
Anema, prof. mr. Diepenhorst, prof. dr. Woltjer, de
gezant van Zuid-Afrika, dr van Broekhuyzen, mr.
dr. De Vries en mr. Verdam, namens het Cura
torium der Vrije Universiteit, mr. van Beeck Cal-
koen, mr. Grosheide en Wolzak, namens het
directorium van de V.U.; de oud-min. van Schaik
en Bongaerts; le minister van Staat mr. Fock,
den rector-magnificus en den secretaris van de
Senaat van de Technische Hoogeschool te Delft;
prof. dr. Eerdmans, namens de Senaat van de
Rijksuniversiteit te Leiden; het oud-Kamerlid mr.
Baron van Wijnbergen; oud-min. mr. Verschuur;
weth. mr. Kropman en prof. dr. Steger, namens
de Kath. Eerste Kamerfractie; jhr. mr. de Savornin
Lohman en J. ter Haar namens de Chr. Hist.
Eerste Kamerfractie; jhr. mr. D. J. De Geer, mcj.
mr. Frida Katz en Tilanus, namens de Chr. Hist.
Tweede Kamerfractie; burgemeester mr. Schwartz,
namens het gemeentebestuur van Maassluis;
Snoeck Henkemans en prof. dr, de Zwaan, namens
het hoofdbestuur van de Chr. Hist. Unie; prof. dr.
den Hartogh, hoogleeraar aan de Theol. School te
Kampen; Maris en Bergmeijer, namens de Oir.
Staatk. Partij in Ned.-Indië; Ds. Schouten en Ds.
Meijster, namens 't Curatorium van de Theol.
School te Kampen; Ds. Schouten en Dr. Keizer,
praeses en scriba van het moderamen van de
jongste Gen. Synode der Geref. Kerken; prof. dr.
Noordtzij uit Lausanne; een deputatie van het
bestuur van den Ned. Journalistenkring, de senpat
van het Studentencorps der Vrije Universeiteit;
alle leden van het Centraal Comité van A.R. Kies-
vereenigingen; alle leden van den Raad van Be
heer van de dr. A. Kuyperstichting; het bestuur
van de Geref. Studenten vereen. S.S.R.; namens den
Senaat van het Studentencorps van de Theol.
School te Kampen de heeren A. Veldman en R.
de Vries; de besturen van de Bonden van Jonge-
lings- en Meisjesvereenigingen op Geref. grondslag
en tenslotte alle organisaties, welke een afgevaar
digde in het comité hebben.
In de middaguren kwamen nog de Commissaris
van de Koningin in de prov. Noord-Holland, mr.
dr. A. Baron Roëll en Staatsraad mr. J. Limburg.
Op de voorste rijen hadden plaats genomen
Douair. Rammelman ElsevierKuyper, de 90-ja
rige zuster van wijlen Dr. Kuyper, de kinderen
van Dr. Kuyper: prof. dr. H. H. Kuyper, Dr. A.
Kuyper Jr. en burgemeester G. Kuyper, de dames
J. H. Kuyper en mej. C. M. E. Kuyper en verschil
lende kleinkinderen.
Al deze officieele personen werden bij de ingang
van het Concertgebouw ontvangen door een com
missie, bestaande uit de heeren F. L. v. d. Bom,
dr. C Beekenkamp en jhr. nir A. F. de Savornin
Lohman.
De opening der samenkomst.
Door de aanwezigheid van zoovele grooten en
voortreffelijken, die zich niet spoedig door geest
drift laten vervoeren, droeg de vergadering een
bepaald deftig karakter, hetgeen met het doel der
bijeenkomst, „om te doen gedenken", zeker niet
in 6trijd Was.
Toch kwam de groote vergadering uit de plooi,
toen te kwart vóór elf dr H. Colijn met de
sprekers en de leden van het herdenkingscomité
de zaai binnentraden. Een warm applaus weer
klonk en zweeg eerst, toen de leider der vergade
ring, dr. Colijn, zich achter het spreekgestoelte
plaatste.
Wonderschoon waren de oogenblikken, toen de
forsche, donkere zang van deze grootendeels uit
mannen bestaande vergadering, begeleid door den
organist Jac. Kort, op het sublieme orgel, weer
klonk Psalm 6S 1G, het „Gij, Koninkrijken, zingt
Gods lof", een der gewijde liederen, door Calvi
nisten gaarne op de lippen genomen, leent zich
bij uitstek voor een gedachtenisviering als deze.
Na het lezen van Psalm 91 ging dr. Colijn voor
in gebed.
't Eerste werk van den president was nu woorden
van welkom te spreken tot de talrijke aanwezigen,
in de eerste plaats tot de familie Kuyper. Twee
kinderen van Dr. Kuyper, aldus dr. Colijn. zijn
door den dood weggenomen. Voor .hen, die in
leven mochten blijven, zal het een bijzondere ge
waarwording zijn te bemerken, hoezeer de gedach
tenis aan Dr. Kuyper is blijven voortleven.
Inzonderheid richtte Spr. zich tot de zuster van
dr. Kuyper, douairière Rammelman Elsevier, dia
den 90-jarigen leeftijd overschreden en toch dit
uur in volle gezondheid mag medeleven.
U hebt, ging dr. Colijn voort, het leven en den
arbeid van dr. Kuyper van 1867 af, toen U den
leeftijd van 20 jaar hadt, met bewustheid mogen
volgen. Welk een voorrecht moet het voor U zijn
dezen dag nog te mogen beleven. Ik ben er van
overtuigd, dat Uw diepste dank uitgaat tot Hem,
in Wiens hand ons leven is.
In de tweede plaats verwelkomde Spr. hier Dr. van
Broekhuizen, den gezant van Zuid-Afrika, wiens
tegenwoordigheid meer dan een beleefdheid is. In
Uw land, zei Spr. wonen geestverwanten van hen,
die hier nu bijeen zijn.
Vervolgens begroette dr. Colijn dc leden der
Regeering, den burgemeester van Amsterdam en
andere Overheidspersonen. Eerbeid voor de Over
heid betaamt ons, zei Spr., deze is ons met den
paplepel ingegeven (hilariteit).
Een bijzonder woord van welkom richtte Spr. tot
de voorzitters van de beide Kamers en tot hen,
die nog getuige zijn geweest van dr. Kuyper's
arbeid op politiek gebied.
Tot slot noemde de president onder de vele auto
riteiten den vertegenwoordiger van de Leidsche
Universiteit, door Kuyper bezocht en aan welke
academie hij is gepromoveerd; alsmede den voor
zitter en den secretaris van den Delftschen Senaat,
van de Technische Hoogeschool, welke dr Kuyper
het doctoraat honoris causa heeft vereerd.
»Dr Kuyper als
Nationale figuur«
Herdenkingsrede van Dr H Colijn
Daarna betrad de Minister-President Dr. H.
Colijn, het spreekgestoelte voor het houden van
zijn rede, die tot titel droeg: „Dr. Kuyper als
nationale figuur",
DEMAGOOG, scheurmaker, versplinteraar van
de Nederlandsche volkseenheid, exclusief par
tijman, partijdig regeerder!
Zoo aldus ving Dr Colijn aan luidde het oor
deel van een groot deel onzer landgenooten over
Dr Kuyper in het laatste kwart der 19de en in de
eerste decennia der 20ste eeuw. Inoien er nu en
dan dan ook voor waardeering plaats was, dan
gold die de universeele gaven van den man, die
tegelijk wijsgeer, theoloog, groot-redenaar, staats
man en journalist genoemd mocht worden. Die
waardeering hield echter op zoodra het ging om
de beoordeeling van den titanenarbeid door dezen
volksleider verricht
Eer was men geneigd hem, zoo mogelijk, buiten
de natie te plaatsen, dan dat men hem als expo
nent van nationale kracht zou beschouwen.
In deze herdenkingssamenkomst aldus spr., wil
len wij juist den nadruk er op leggen, dat zijn le
venswerk voor ons nationale leven van bijzondere
waarde is geweest en hij zelf daarom een nationale
figuur van eminente beteekenis mag worden ge
noemd.
De herleving van den Calvinistischen volksgeest
Is in zeer bijzondere mate vrucht van den arbeid
van Dr Kuyper en daarin schuilt het geheim van
zijn beteekenis als nationale figuur.
Spr. schetste vervolgens hoe dc partijschappen in
de lSde eeuw geleid hadden tot het verlies van
onze nationale zelfstandigheid en men na de her
wonnen volkseenheid door een ziekelijke be
duchtheid voor herleving van feilen partijstrijd
gedreven werd bij het optreden jegens de eerste
ritselingen van een herlevend Calvinisme. Dat was
het geval toen het ging om de houding tegenover
de Afgescheidenen; maai' het was ook nog zoo 30
40 jaar daarna, toen Groen zijn politieken strijd
te voeren had.
Groens vrees voor de verzwakking der nationale
eenheid deed hem pleiten voor de naar gezindhe
den gesplitste Overheidsschool. Niet schei
ding ui t, maar zuivering van de Hervormde
kerk was zijn doel.
Op de schouders van Groep staat Kuyper.
Groen heeft den akker beploegd en beëgd. Daar
om kan men over Groen niet zwijgen als men
over Kuyper spreken wil.
Het doel was bij beiden hetzelfde.
Hoe wordt de invloed van het Christelijk volksdeel
weer tot gelding gebracht? Hoe wordt de geeste
lijke kracht van het Gereformeerde volksdeel be
vorderd? Hoe wordt, indien het Nederlandsch Cal
vinisme eenmaal weer tot hernieuwd leven ge
wekt is, die nieuwe nationale kracht in ons volks
leven weer tot gelding gebracht? Hoe wordt het
tekort aan burgerlijke vrijheid voor een groot
deel van het gewone volk opgeheven?
Ziedaar vier vragen, waarvoor Groen zijn leven
lang geplaatst was geweest en waarop hy tot 1871
het antwoord had trachten te geven door saam
werking met hen, die als het ware instinctmatig
steeds geijverd hadden voor het ongerept behoud
ecner volkseenheid en die even instinctmatig af-
keerig waren van een scheiding van het toch wel
wezenlijk onvereenigbare; die zulk een scheiding
zelfs als diabolisch hadden uitgekreten.
In de methode was er verschil van optreden bij
Groen en Kuyper.
Men is achteraf licht geneigd aan deze dingen van
tweede orde gelijke beteekenis toe te kennen als
aan de meer gewichtige zaken van de eerste orde.
Zoo heeft Kuypers latere saamwerking met Rome
wel getoond, dat het samengaan met anderen met
een bepaald doel door de stringente formu
leering van vroeger tijd niet werd uitgesloten. En
zoo kunnen er zich zeer wel omstandigheden voor
doen, die een andere methode van optreden dan
door Kuyper voorgestaan zouden rechtvaardigen.
Splitsing in het leven van een volk kan ook zóó
ver gaan, dat de nood van den tijd er weer om
roept aan de volkseenheid zeer bijzondere aan
dacht te schenken. Vooral wanneer men leeft in
een periode, waarin die eenheid met zooveel
warmte en geestdrift wordt bepleit in de richting
van den totalitairen Staat, kan er aanleiding be
staan om geen brandstof te leveren voor de
kachel waarop deze spijs te vuur staat.
Bij de beantwoording van de eerste vraag behoefde
„Kuyper .over het antwoord niet te aarzelen. Voor
hem stond het vast, dat de bewustwording van
hare roeping ten aanzien van ons volksleven
slechts behoefde bevorderd te worden om het be
geerde doel te bereiken. Daarvoor was allereerst
noodig een directe band tusschen hen die de ge
formuleerde beginselen lief hadden, was onver
mijdelijk een afzonderlijke organisatie van de
directe geestverwanten, was noodig ook een ge
regelde en principieele voorlichting.
Die voorlichting werd verschaft door Heraut
en Standaard en dat op een wijze, die tot nu
toe niet geëvenaard kon worden. Wie let op onze
groote dagbladen, op den kring dien ze bestrijken,
op de hulpmiddelen waarover ze beschikken en
dan zich realiseert, dat het aantal abonné's op
Standaard en Heraut gedurende Kuypers
tijd de 5000 niet overschreed, die vraagt zich niet
zonder verwondering af, hoe het mogelijk is ge
weest, dat met zoo geringe hulpmiddelen zooveel
bereikt is kunnen worden. Ook bereikt is, dat
thans, wat de circulatie betreft, de Standaard
gerekend mag worden tot de groote bladen en
naast dit orgaan een ander groot dagblad onzen
kring bestrijkt, terwijl daarnevens een niet te ver
onachtzamen provinciale pers aan deze voorlich
ting medewerkt.
De verklaring voor Kuypers succes ligt niet al
leen in zijn talent. De oorzaak ligt ook hierin, at
Kuyper dichter bij het eenvoudige Gereformeerde
volk stond dan met Gro en het geval is geweest.
Groens liefde voor het Calvinisme was vooral
voortgekomen uit zijn historische waardeering er
van; uit de waardeering van de groote beteekenis,
die het voor ons volksleven had gehad, uit de er-
ln het Concertgebouwt waar de officieele Kuyper-herdenking plaats had
Dr. Colijn houdt zijn groote rede over Dr. Kuyper als nationale figuur,
kenning van de krachtbron waaruit wij In de
XVIe en XVIIe eeuw hadden geput. Ook Kuyper
mangelt het allerminst aan waardeering voor
deze zijde van het Calvinisme.
Het Calvinisme werd echter voor hem een zaak van
beleven, het ging uit boven de waardeering van
een begrip. Daardoor ook werd Kuypers taal, hoe
verzorgd ook naar den vorm, tevens zuivere volks
taal. Hij gaf vorm aan de gedachten van het
eenvoudige volk; als zij Kuyper lazen was het
alsof zij zichzelf hoorden. En daardoor nu werd
die mystieke band gelegd, die aan Kuyper het
zedelijk gezag verschafte om een band in het le
ven te roepen tusschen gelijkgezinde belijders, om
te komen tot een organisatie van directe geest
verwanten, een organisatie waarover met Groen
bij herhaling overleg was gepleegd, doch die eerst
in 1878 tot stand kwam.
Daarmee was de poort ontsloten van den weg,
die leiden moest tot 't weer tot gelding brengen
van de Christelijke levensbeginselen in Staat en
Maatschappij. Het volgend jaar zal het 60 jaar
geleden zijn, dat de organisatie der A.R. partij
haar beslag kreeg. Dat werk is Kuypers werk ge
weest; hij was de meester, die 't werktuig ver
vaardigde, waarmee ook wij te arbeiden hebben.
Met diepe dankbaarheid valt te getuigen: wij zijn
gewassen in dit land en onze invloed op den gang
van 's Lands zaken is in 1937 heel wat belang
rijker dan in 1877 toen de eerste helft van dien
eeuwkring werd afgesloten en de tweede helft een
aanvang nam.
Doch meer was noodig, dan organisatie. Wilde
de historische volkskracht tot herleving worden
gebracht, wilde men de inwerking daarvan op ons
geheele volksleven bevorderen, dan moest de
Christelijke geest ook de gelegenheid ontvangen
zich wetenschappelijk te bezinnen op de groote
levensvragen. Die gelegenheid bestond aan de
Rijksuniversiteit vóór het openbaar optreden
van Dr Kuyper nagenoeg niet. De idee van de
Staatsschool had ook bij het Hooger Onderwijs tot
een exclusivisme geleid, dat aan den invloed der
Christelijke levensbeginselen den weg versperde.
Daarom moest ook het academisch onderwijs wor
den vrijgemaakt van de knellende Staatsmacht
en moest derhalve Universiteitsstichting ter hand
worden genomen.
Deze gedachte van Kuyper is in zijn levenswerk
ongetwijfeld de stoutste geweest.
Zoo dan het allerhoogste niet of nog niet is be
reikt, wel mag worden getuigd, dat de geestelijke
en intellectueele kracht van het Gereformeerde
volksdeel door de Vrije Universiteit in bijzondere
mate versterkt is. Was Groen een veldheer
zonder leger, had Kuyper een leger zonder ge
schoolde officieren, wij Anti-Revolutionairen van
1937 hebben ook dit laatste. En dat danken we
aan Kuypers scheppende daad van 1880.
Wat hij voor het nationale leven beoogde was
niet onduidelijk gezegd. De krachten, die in onze
gouden Eeuw vruchten voortbrachten, kunnen,
met inachtneming van gewijzigde omstandigheden,
ook nu nog den hartslag van het nationale leven
krachtiger doen kloppen, zoo oordeelde Kuyper;
zoo zeggen wij het hem na.
In den oorsprong zijn we een nationale partij om-
.dat wij ons laven uit dezelfde bron als de vaderen.
Hun kracht toch is ook de onze. Nationaal zijn we
ook als we er op aandringen reeds op de lagere
school ernst te maken met onze volkshistorie.
Nationaal denken en voelen we als het gaat om
behartiging van 's Lands weermacht. Dat is ge
toond door de ministeries,- die door A. R. werden
geleid.
In dit alles schuilt geoorloofde werfkracht voor
het beginsel zelf. Kuyper heeft het gezien, wij
moeten het zoo b 1 ij ven zien, dat een partij-groe
peering temidden van ons volk alleen dan waar
deering verwerven en op den duur slechts behou
den kan, wanneer zij haar nationale taak onder
alle omstandigheden blijft voorop stellen,
wanneer zij hare roeping niet Verwaarloost uit
vrees voor impopulariteit. Of het nu gaat om een
spoorwegstaking als in 1903, om het weerstaan
van een bedreiging als in de Novembermaand
1918, om het sluitend maken van een budget als in
1923 en 1924, om bestrijding van de crisis als in de
laatste jaren, om het afwijzen van onvervulbare
verlangens als in de jaren 19371941 in menigte
geuit zullen worden, steeds mag alleen het
nationale belang, het belang van het volk als ge
heel gelden. Partijbelang in den engeren zin van
het woord mag nooit meetellen. Of eigenlijk moet
ik het zoo zeggen: naarmate een politieke partij
meer en krachtiger met 't nationale belang in den
hoogsten zin van het woord rekent, naar dezelfde
mate zal de natie op den duur meer waardeering
toonen voor de partij die zich door deze beginselen
laat leiden.
Daarom leidt de weg tot het tot gelding brengen
van de hernieuwde levenskracht van het Neder
landsche Calvinisme ten bate van het vaderland
niet via de vervulling van allerlei nesterij aan eert
politieke rommelwinkel ontleend, maar langs het
op breede wijze dienen van het vaderland in zijn
grootste, hoogste en diepste nationale belangen.
Zoo heeft Kuyper het ook altijd gezien. De man,
die sprak van een „Christendom van groote keur",
was niet tevens de man van kleinzielige geniepig
heden, door partijzucht gedreven, gelijk vele zijner
tegenstanders 't niet ongaarne deden en soms nog
doen voorkomen. Men beroept zich dan vooral op
de jaren 19011905 toen Kuyper de leiding had
van het Kabinet dat zijn naam draagt. Het merk
waardige feit doet zich voor, dat Kuyper zelf in
zijn lange loopbaan nooit sterker dan toen zich
bewust is geweest van zijn nationale roeping.
Voor het wetgevend beleid zeker, want als
regent heeft hij den grondslag gelegd voor de
waardeering in den boezem des volks van de ge
schiktheid van Antirevolutionairen om deel te
nemen aan de regeering des lands.
Minder gelukkig is, van algemeen nationaal
standpunt gezien, zijn optreden geweest in den
strijd over de voorstellen-Tak tot uitbreiding van
het kiesrecht, wijl leidend tot een breuk in de,
ondanks alle moeilijkheden op kerkelijk terrein,
tot dan gehandhaafde eenheid.
Al kan men stellen, dat de breuk tusschen de
geestelijke nakomelingschap van het Réveil en
de meer starre Calvinisten waarschijnlijk op den
duur toch gekomen zou zijn, zeker is dit niet
en in elk geval was het niet wenschelijk zulk
een breuk te forceeren, omdat men gelijk de
uitkomst heeft getoond door het uiteen gaan
voedsel gaf aan latente tegenstellingen op ander
gebied. Na de scheiding van 1894 hebben kerke
lijke opvattingen, meer dan goed en noodig is,
invloed geoefend op de staatkundige groe
peeringen.
Overziet men echter het geheel van de gevoerde
actie vanaf 1878, dan mag, ondanks een enkele
struikeling, toch worden getuigd, dat men er ooor
volhardend beleid in geslaagd is de door het her
leefde Calvinisme nieuw gewekte krachten dienst
baar te maken aan de waarachtige belangen van
land en volk.
Niet het minst blijkt dit als we de vierde vraag
in bespreking brengen, hoe nl. het tekort aan
burgerlijke vrijheid voor een groot deel van ons
volk, in den loop der jaren, mede door de actie j
van Dr Kuyper voor goed is opgeheven. In de
eerste helft der 19de eeuw hebben wij in Neder
land gezucht onder de verheerlijking van de Staats
macht.
Wanneer Kuyper dan ook pleit voor de volledige
vrijheid der Kerk, wanneer hij met Lohman,
Schaepman en anderen den strijd voert voor
de vrijheid van de school, dan handhaaft hij daar
in de traditiën van den besten Calvinistischen tijd.
Te merkwaardiger is deze periode van strijd om
dat men tegelijkertijd tegenover diezelfde Overheid
die men om meerdere vrijheid vroeg, die zich op
menig punt aan gezagsaanmatiging schuldig
maakte en die de rechtmatige volksvrijheden be
knotte, ook het pleidooi had te voeren voor een
krachtige handhaving van het gezag aan de
Overheid van Godswege toegekend.
Wel een bewijs hoe de beginselen der Fransche
revolutie alle verhoudingen hebben omgekeerd en
hoe noodzakelijk het is voor een gezond volks
leven, voor onze burgerlijke vrijheden, dat de
Antirevolutionaire beginselen een sterk tegenwicht i
leveren.
Als men dit alles nu overziet, als men 1837 of wil j
men 1887 vergelijkt met het jaar 1937, als men het
oog niet moedwillig sluit voor de groote verande
ringen die, niet het minst door Kuypers arbeid, in
ons volksleven zijn ingetreden, kan er dan ook
maar een oogenblik twijfel bestaan over ons recht
om van Kuyper te gewagen als van een nationale
figuur? Een nationale persoonlijkheid niet on
danks, maar krachtens het feit dat hij de leider
eener partij was, die begeert te leven uit de
krachten die eens onze natie hebben groot ge
maakt. Wij eeren een Co en, een De Ruyter
en zooveel andere rasechte Calvinisten die ons
vaderland hielpen groot maken. Zou men dan
niet als nationale figuur mogen eeren hem, die in i
het Nederland der 19e eeuw geworsteld heeft om
herwinning der geestelijke krachten, die eens tot j
zoo kloeke daden in staat stelden? We weten het
wel: het Calvinisme is niet de eenige factor van
staatsvormende kracht in ons land geweest. Ook I
geheel andere invloeden hebben bijgedragen tot
de vorming van ons volkskarakter en van ons
nationale leven. Maar niemand ontkent, dat aan
het Calvinisme een overwegende beteekenis moet f
worden toegekend.
Partijman, zeker! Maar daardoor verwekker van
krachten, die eens de roem van ons volk waren, j
(Zie vervolg op blz. H)