Herdenking door Senaat en Studenten der V.U. Feestelijke samenkomst in de Apollohal KUYPER-NUMMER van 'de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen DTNSDXG 2 NOVEMBER 1937 BLZ. 41 De Openbare Senaatszitting DE openbare Senaatszitting die te half vier aan ving, was niet zóó druk bezocht als de samen komsten van 's morgens en 's avonds, maar toch waren circa 2500 personen aanwezig. De zitting werd van de zijde der V.U. bijgewoond door de hoogleeraren in ambtsgewaad, door direc teuren en curatoren, vertegenwoordigers van de Commissie van toezicht namens de Regeering en Prof. Dr. H. A. van Bakel, rector-magnificus van de Gemeentelijke Universiteit. Met het lezen van Psalm 90 en gebed is de zitting geopend door den rector-magnificus der V.U., 1 Prof. Dr. G. J. Sizoo, die er in een inleidend woord op wees, dat de naam van Dr. Kuyper ge noemd wordt als een der grootsten onder de groo- ten. In het zoo veelzijdig leven van dezen groo- ten Nederlander nam de V.U. een centrale plaats in. Vandaar dat de Senaat in het beleggen dez-^r openbare zitting een eigen taak heeft gezien. Bede Prof. Dr F. W. Grosheide Daarna heeft Prof. Dr. F. W. Grosheide een rede gehouden over het onderwerp „Kuypers ge loofsstuk". Het is zeer merkwaar dig, dat Dr Kuyper zeer bepaald de Vrije Uni- [versiteit een geloofs stuk heeft genoemd. Men mag vragen, waar-' ;om hij dat woord juist [van deze Hoogeschool gebruikt heeft. Wel loopt men bij de beantwoording van die vraag de kans, dat mefi tmeer eigen kijk op het ;werk van Kuyper geeft dan dat men de mee ting weergeeft, die hij persoonlijk koesterde; de beantwoording der vraag is daarom nog niet ongeoorloofd. Wij mecnen te kunnen zeggen, dat Kuyper bij de stichting van de Vrije Universiteit een aantal groote teleurstellingen, die in zijn leven op te merken zijn, heeft overbrugd. Op drie zulke tegen stellingen kan worden gewezen. De eerste is deze, dat Kuyper als wetenschappelijk theoloog de oude Gereformeerde theologie weer ingang wilde doen vinden en dat hij toch tege lijkertijd een vernieuwing van de godgeleerdheid begeerde. Die tegenstelling is bij de stichting der Vrije Uni versiteit zoo verzoend, dat Kuyper door deze Hoogeschool het middel verkreeg, zoowel om de oude als om de nieuwere theologie beter te laten bestudeeren, terwijl hij van te voren vast geloofde, dat er, uitgaande van het oude en rekening hou dende met het nieuwe, een Schriftuurlijke godge leerdheid kon worden opgebouwd. De tweede tegenstelling is deze: Kuyper is onte genzeggelijk man van wetenschap, maar hij is ook kunstenaar, zeer bepaald taalvirtuoos. Als man van wetenschap heeft Kuyper zich be wogen op allerlei gebied, maar toch bepaald op dat der theologie. Wanneer men echter de vraag stelt, waardoor Kuyper invloed heeft geoefend, dan is het zeker niet alleen door zijn theologische vertoogen, maar niet minder door zijn gloedvolle taal en de bijzonderheid van zijn optreden. Het is immers niet juist, dat door het Gereformeerde volk alle gedachten van Kuyper zonder meer zijn overgenomen. Niettemin heeft hij dat volk weten te bezielen en onder zijn in vloed weten te brengen. Juist daardoor is de stichting van óe Vrije Universiteit mogelijk ge worden; want Kuyper heeft door het beslag, dat hij als kunstenaar op het volk wist te leggen, de menschen weten te brengen tot de stichting en het onderhoud van een school der wetenschap. Eindelijk een derde tegenstelling. Kuyper is eener- zijds de man van het universeele, bij wiens gan- sche optreden een universiteit behoort, maar Kuyper is aan de andere zijde de man, die midden in de practijk van het leven staat en die een uni versiteit noodig had om zijn plannen te volvoe ren. Dat laatste heeft bij vele vrienden van de Universiteit wel het meest op den voorgrond ge staan. Kuyper heeft ook deze tegenstelling in het De Dag der Calvinistische Vrouwen '(Vervolg en slot van blz. 38) Hoen wij echter inderdaad onder in waardeering ,voor onze vrouwen? Wie eert de vrouw het meest? Hij, die haar tracht wijs te maken, dat zij volko men gelijkwaardig is aan den man en er naar moet streven dezelfde betrekkingen als hij te ver overen? Of hij, die oog heeft voor hare bestemming, bij Scheppingsordinantie haar gegeven? Wij lezen nog altijd in de Heilige Schrift, dat God de vrouw schiep tot een hulpe voor den man. Die Uitspraak geldt voor ons als een onveranderlijk Grondwetsartikel. En daarom hebben theorieën, aan het dwalend menschelijk brein ontsproten, op ons geen vat. Al zou het alleen maar zijn op gronden aan de praktijk des levens ontleend, dan nog moet men erkennen, dat onze opvatting juist is, niet dat de vrouw minder is dan de man, maar dat zij naar lichaam en ziel en geest geheel anders is en daar om ook recht heeft op een eigen plaats in het leven, die met haar aard en aanleg in overeen stemming is. Gevoelen onze vrouwen zich minder gelukkig bij ons? 't Mocht wat! Hebben wij onze vrouwen minder lief, achten wij ze minder hoog dan in de kringen der wereld? Och kom! Sluiten wij ze op in de huiskamer met een brei kous? Er zullen misschien wel vreemde gasten zijn ondei- onze Gereformeerde huisvaders, maar dan dwalen ze en vergeten het vermaan van den Apos tel, dat een man zijn vrouw moet liefhebben als zijn eigen vleesch en dat hij het zwakke vat alle eer moet geven. En dat opsluiten in de huiskamer doen die kleine tirannen ook niet hun eigen vleesch en het is ook niet de meest juiste manier om alle eer aan het zwakke vat te bewijzen. Ik heb onbegrensde eerbied voor die schaar van Gereformeerde vrouwen, die hunne huiskamers verlaten hebben en in moeizame volharding een kapitaal van ruim drie ton bijeengezameld hebben ter uitbreiding der exacte faculteiten aan onze Vrije Universiteit! Zijn ze daarmee niet buiten hun vrouwelijk terrein getreden? Het moet gezegd: met mannenmoed hebben ze dit kranige werk verricht, doch ze heb ben daarbij niets van hun vrouwelijke zachtheid en teederheid, waarin zij zoo uitbloeien boven ons, mannen, ingeboet. Heen, ze zijn op eigen- terrein gebleven! Zij zijn de eerste en voornaamste opvoeders der jeugd. Niets overtreft in teederheid de moederlijke liefde. Geen paedagoog verstaat het beter godsvrucht in het kinderlijk gemoed aan te kweeken dan de moeder. Zij ziet de gevaren, die haar kind bij het op groeien bedreigen; zij weet, hoe vooral de studie het kinderlijk geloof in den huiselijken kring ge kweekt, bedreigde. Toen dan ook Kuyper zijn genialen greep deed op het gebied van het onderwijs en de Vrije Univer siteit stichtte, vond hij weerklank in Gereformeer de moederharten! Is het dan wonder, dat die moeders, dat die vrou wen het bestaan dier Universiteit mee wilden hel pen verzekeren; dat zij in stilte rondgaande om duizenaen kleine gaven in te zamelen, zich wel bewust waren aan een heilige zaak mede te ar beiden ten bate van hun eigen kroost? Het besturen der Vrije Universiteit, het doceeren aan die Universiteit, het toezicht houden op het onderwijs, dat er gegeven wordt, is feitelijk man nenarbeid; misschien dat in latere dagen ook nog wel eens een buitengewoon wetenschappelijke of mannelijke vrouw in een der colleges zitting zal nemen wie weet? maar de regel zal wel zijn, dat deze terreinen voor de mannen gereserveerd blijven. Maar wat is er niet veel arbeid te ver richten, waarin die mannen een hulpe voor en tegenover zich behoeven! En wat zien ze allen niet met trots neer op die schare van kloeke hel pende vrouwen, die in die hulp zoo volkomen in haar sfeer, door God bij haar schepping voor haar bestemd, zijn gebleven? Wat? Achten wij onze vrouwen minder hoog? Schittert de vrouw in het Parlement, aan de balie? Ik verheug mij telkens als een politieke of een juridische vrouw in het huwelijk treedt en dan het openbare pad verlaat. En ik ben nog blijder, als ik dan merk, dat ze ook in staat is een man duurzaam gelukkig te maken en hem een gezel- ligen huiselijken haard te bereiden. Vrouwen van de busjes-actie! Gij hebt een mooi werk verricht. Wij, mannen zijn trotsch op U. Als President-Curator der Vrije Universiteit dank ik U voor Uw werk, God zegene U er voor! Wij, Gereformeerde mannen hebben in het bizon der het recht en den plicht, ziende op onze vrou wen, het den Duitschen dichter na te zeggen: Ehret die Frauen! Sie flechten und weben Himmlisohe Rosen Ins irdische Leben. Toespraak Rector-Magnificus Een laats-te woord werd gesproken door jProf, Br. G. J. Sizoo als rector-magnificus, die de vol gende korte rede hield: Gaarne maak ik ge bruik van de mij ge boden gelegenheid om ^ËiiiiiB^BBBflB als Rector een kort woord te spreken na- mens den Senaat der llllf Vrije Universiteit. Bij S|||^HBB het gebeuren van dezen ggÉBKEgg morgen is de Senaat |!;0| s weliswaar slechts toe- 1||» tk schouwer, maar dan sBnk toch een zeer belang- stellend en een zeer meelevend toeschouwer. BBjBHÉ Het ligt niet op mijn IIBB^b weg een rechtstreeksch woord van dank te rich- ^^^^BUBBH ten tot't Vrouwencomité tot versterking der medische- en wis- en natuur kundige faculteiten en de door dat comité ver tegenwoordigde spaarsters. Het voorrecht dit tè mogen doen komt, naar de orde onzer organisatie, slechts toe aan het college van Directeuren, aan wie het gespaarde bedrag werd aangeboden. Maar wel is het mij vergund uiting te geven aan de ge voelens van blijdschap, van hooge waardeering en diepe erkentelijkheid, die den Senaat bij het ge tuige zijn van deze aanbieding hebben vervuld. Het practische vooropstellend, constateert de Senaat met blijdschap, dat de exacte faculteiten, dank zij het ter beschikking van Directeuren ko mende bedrag, wat ruimer zullen kunnen adem halen en zich wat breeder zullen kunnen ont plooien dan tot heden het geval was. Voor het nu juist tien jaar geleden door de ledenvergadering genomen besluit om aan de bestaande faculteiten een vierde, en wel een wis- en natuurkundige toe te voegen, die dan tevens de basis voor de medi sche zou moeten worden, weet de Senaat zich, door het door hem gegeven advies, mede verant woordelijk. Het was den Senaat, bij het uitbren gen van zijn advies, geenszins onbekend, dat deze toevoeging van de vrienden der Universiteit hooge financieele offers zou eischen. Ook was het den Senaat niet ontgaan, dat in het rapport, waarover zijn advies werd gevraagd, de opmerking voor kwam, dat de ontworpen bezetting der verschil lende vakken zoo poover was. dat men eenige be spotting zelfs te duchten heeft. Toch heeft de Senaat, wien uiteraard de wetenschappelijke stan ding der Universiteit zeer na aan het hart ligt, een gunstig advies uitgebracht, in het vertrouwen, dat de vrienden der Universiteit deze jonge loot aan den ouden stam, zoo zij levensvatbaar bleek, piet door gebrek aan voedsel zouden laten .ver- Prof. Dr. H. H. Kuyper onthult de gedenksteen, aangeboden door het Studenten corps, in het ge bouw der Vriie Universiteit. Wij ouderen, zei Spr., zijn machtiger onder den Indruk gekomen van Dr. Kuypers uiteenzetting der Calvinistische beginselen. Spr. hoopte, dat ook onder de tegenwoordige studenten Dr. Kuy per en zijn werk zou voortleven. Tot slot bood Spr. het Corps een Kuyper-medaille aan,, gesla gen ter gelegenheid van Dr. Kuypers zeventigsten verjaardag. Toespraak J. Schouten Namens directeuren aanvaardde de heer J. Schouten den gedenksteen. Alles wat her innert aan Kuypers levenswerk, zei Spr., wordt door directeuren met groote sympathie begroet; vandaar dat deze daad van de studenten hem goed doet. Als in het Studentencorps wordt verstaan dat de wetenschappelijke beoefening moet geschieden in het geloofsvertrouwen en in de geloofskracht, waarin Kuyper als de stichter der V.U. heeft uit geblonken, dan zullen ook directeuren met meer lust en liefde hun arbeid verrichten. Dat geloof zal in rijke vruchten openbaar worden. Hiermede was de plechtigheid geëindigd. geloof weten te overbruggen, want het stond voor hem vast, dat een betere beoefening van de ge- heele wetenschap de komst van het Koninkrijk Gods zou bevorderen. Indien de Vrije Universiteit veel arbeidt in het spoor van haar stichter en zij geloofsstuk blijft, dan zal zij ook voortaan theoretisch en practisch de zaak des Heeren kunnen dienen. De Gedenksteen van de Studenten NA deze Senaatszitting is in 't gebouw der V.U. 'n gedenksteen onthuld ter nagedachtenis aan Dr. Kuyper, aangeboden door het Studentencorps aan Directeuren. Deze plechtigheid werd bijgewoond door heel den universitairen kring, alsmede de familie Kuyper. Toespraak Dr. H. Colijn Dr. H. C o 1 ij n zeide in oen toespraak vooraf, dat hij het jammer zou vinden, indien alleen deze steen onder de studenten de herinnering aan Dr. Kuyper zou levendig houden. Willen we hem waarlijk eeren, dan moeten ook de studenten zich er op toeleggen zijn werken in zich op te nemen. Daardoor blijft het karakter der V.U. bewaard en komt nooit het oogenblik, waarvan Kuyper vroe ger eens heeft gesproken: Mocht de V.U. haar levensbeginsel ontrouw worden, dan zal ik de eerste zijn om haar af te breken. Verdiep U, aldus richtte Spr. zich tot de studen ten, in de werken, die Dr. Kuyper heeft nagelaten opdat gij straks zijn werk moogt voortzetten. Toespraak G. van Andel Nadat het „Integer Vitae" gezongen was, sprak de rector van het Studentencorps N.D.D.D., de heer G. van Andel. Na de aanwezige genoodigden voor hun tegen woordigheid te hebben dank gezegd, wees spr. erop, dat in het feit, dat Dr A. Kuyper het eerelid maatschap van het corps heeft bekleed, reeds een reden lag voor het corps om hem officieel te herdenken. Echter kwamen daar nog andere re denen bij, waarbij spr. een oogenblik de aandacht wil bepalen. In 1897 heeft het corps aan Dr Kuyper de eerebul uitgereikt. Het erkende daarmee, dat er tusschen hem en het corps bijzondere banden bestonden. Niet alleen, omdat hij de stichter der Universiteit was, maar ook omdat hij den Gereformeerden student gedwongen heeft te zoeken naar eigen levensvormen. Dit belangrijke punt moet ons aldus spr. nog altijd bezig houden. Spr. wijst op de moeilijkheid om tegenwoordig studie te blijven maken van Dr Kuypers werken, door het vele, dat daarna gekomen is, maar zegt, dat de wensch om op zijn fundamenten te bouwen, blijft leven. Een tweede punt, waarop spr. wil wijzen, is, dat door deze wijze van herdenking het studentencorps de Vrije Universiteit erin betrekt. In de dagen van de oprichting der Universiteit was het een ge loofsdaad er zich als student te laten inschrijven. Nu dat niet meer zoo is wil het studentencorps door deze herdenking van Dr Kuyper toonen te weten, dat het een bevoorrechte positie inneemt. Temeer, waar elders steeds grooter aanvallen óp de jeugd worden gedaan. Na de wensch te hebben uitgesproken, dat het stu dentencorps een werkelijk deel moge zijn en blij ven van de Vrije Universiteit, verzoekt spr. Prof. Dr H. H. Kuyper tot oe onthulling van de ge denksteen te willen overgaan. Toespraak Prof. Dr H. H. Kuyper Prof. Dr. H. H. Kuyper sprak na de onthulling woorden van dank namens de familie Kuyper. IN de avondbijeenkomst was wederom een groote menigte in de Apollohal aanwezig, 'n Enthou siaste stemming heerschte onder de duizenden die de enorme ruimte tot in alle hoeken vulden. Bij het binnenkomen van den president-directeur Dr. H. C o 1 ij n met de overige vooraanstaande dames en heeren, w.o. wederom Minister de Wilde, klonken wederom salvo's toejuichingen. De samenkomst werd geopend met het zingen van twee verzen uit het bekende Te Deum en gebed. Toespraak Prof. Dr A. Gosling a Als eerste spreker trad op Prof. Dr. A. Gos ling a, door Dr. Colijn als spreker aangekondigd in verband met de verschijning van het boek werk, bevattende de correspondentie tusschen Groen van Prinsterer en Dr. Kuyper. Het zijn 500 brieven, die wij, zei Spr., thans hier voor ons hebben. Groen van Prinsterer het blijkt uit deze correspondentie had groote bewondering voor de enorme werkkracht van den jongen Kuy per, die geregeld met den ouden staatsman in briefwisseling stond. Met waardeering maakte spr. gewag van de medewerking van Prof. Dr. C. Gerretson en van de Dr. Kuyperstichting. Door middel van de nu gepubliceerde brieven leeren wij de beide groote mannen beter kennen. Als voorbeeld noemde Spr. de brieven over Thorbecke. Vooral den jongen Kuyper leeren wij er meer door ver staan. In 1S72 noemde Kuyper zichzelf „een bevend riet", maar zijn vertrouwen was op den Machtige Israëls. Kuyper wachtte in die dagen in belangrijke zaken op de bestiering Gods, die hij in het gebed afsmeekte. Tusschien beide mannen bestond een hartelijke verhouding, die met name gebleken is toen deze verbroken werd, getuige Kuypers brief vóór zijn gedwongen heengaan naar Zwitserland, waarna Groen zijn jongen vriend vertroost met te wijzen op de leidingen Gods in het leven. dorren. Wat de Senaat niet had durven hopen, noch kunnen verwachten, namelijk dat aan deze jongo loot de bijzondere belangstelling en zorgen van de vriendinnen der Universiteit zou ten deel val len, is waarheid geworden. Deel uitmakend van de jongste der zusterfaculteiten, is het mij een bijzonder voorrecht namens den geheel en Senaat te mogen verklaren, dat hij zich over dit feit van harte heeft verheugd. Dat de jonge faculteit van het begin af aan een bevredigend aantal studenten wist te trekken, was den Senaat een aanwijzing, dat zijn destijds ge geven advies, voor wat betreft het bestaansr echt, dezer faculteit geen misgreep was. De spontane vorming van het Vrouwen-comité ter versterking der medische- en wis- en natuurkundige facultei ten was den Senaat een aanwijzing, dat zijn ver trouwen in de bestaansmogelijkheid niet zou worden beschaamd. En zoo verheugt de Senaat er zich dan thans over, dat door de aanbieding van het belangrijk bedrag aan Directeuren een verdere ontplooiing dezer faculteiten mogelijk wordt gemaakt, waardoor het wetenschappelijk peil van onderwijs en onderzoek in deze faculteiten beter dan voorheen kan worden gewaarborgd, en waardoor het belang der Universiteit in haar ge heel wordt bevorderd. Echter ook afziende van het directe practisch be lang, dat twee faculteiten bij het gebeuren van hedenmorgen hebben, is er voor den Senaat reden tot dankbaarheid en blijdschap, om de groote be langstelling voor de Universiteit in haar geheel, die daarin tot uiting kwam. Dat deze belangstel ling ditmaal in het bijzonder van de zijde der vrouwen komt, geeft haar een zeer apart cachet en verhoogt haar waarde. .Ging het bij onze Universiteit om de opleiding tot maatschappelijke beroepen zonder meer, of om de beoefening der wetenschap om haars zelfs wil, dan zou zij op zulk een breede belangstelling uit alle geledingen van ons Nederlandsche volk niet kun nen bogen, zeker zou haai' dan niet de eer te beurt vallen, dat meer dan 30.000 vrouwen vijf jaar lang voor haar sparen. Die breede belangstelling, die stille toewijding van vrouwen kan alleen wor den begrepen door wie beseft, dat 't bij de stichting onzer Universiteit ging, en bij haar instandhou ding nog altijd ten diepste gaat om Gods eer. Voor de Universiteit, die op dezen dag haar stichter ge denkt, is het een reden tot groote blijdschap te mogen constateeren, dat dit besef nog altijd onder ons levendig is. Het klaar aan den dag treden van dit besef in de toewijding der vrouwen is den Senaat een hernieuwde aansporing om in dit be sef met de volle maal van zijn kracht te werken aan de Universiteit, die ons allen om haar begin sel lief is. Prof. Dr F. W_. Grosheide houdt zijn herdenkingsrede in de openbare Senaatszitting. Toen Groen heenging, juichte de vijand. Een libe raal schrijver vond Kuyper „een dominee zonder geld" en niet geschikt voor de leiding der A.R. partij. „Dat troepje raakt dus vanzelf van de baan", luidde de eindconclusie, die echter onder Gods voorzienig bestel is gelogenstraft. De Gereformeerde vrouwen hebben ons, zei Spr. ten slotte, vanmorgen een goudberg aangeboden, in dit boek ligt een goudmijn verborgen en Spr. bood het nu Dr. Colijn, als voorzitter van de Kuy- perstichting, aan als een herinnering aan de bei de groote mannen onzer partij, Groen en Kuyper (applaus). Dr. C o 1 ij n aanvaardde het boekwerk en dankte Prof. Goslinga voor dezen arbeid, waaraan Spr. een woord van dank aan Prof. Gerretson verbond. Hierna trad op de heer B. Faber, administra teur van de V.U., die in dichtmaat vertelde van de ervaringen in en bij de busjesactie opgedaan. De heet B. Faber over de busjes-actie Hij wees op de buitengewoon gunstige ontvangst van de plannen voor deze actie, op de spontane medewerking van de „hoofden", helpsters en spaarsters, vertelde eenige aaidige gevallen van misverstand en wekte op tot medewerking aan de actie. Toespraak tot „de hoofden" De secretaresse, mej. A. C. van Oversteeg, richtte hierna hartelijke woorden tot de 1200 bus- hoofden, die zij haar lieve vriendinnen noemde. Genoeglijkheid en intimiteit kenmerkte de actio gedurende de vijf jaren, al vielen er wel eens een paar driftige woorden. De reusachtige admini stratie, die door den heer Faber en zijn mede werkers namens Directeuren geschiedde, gaf Spr. aanleiding tot woorden van dank. Het nieuwe plan „Vrouwen-V.U.-hulp" beval Spr. nu bij de aanwezigen op prettige, humoristische en toch ook weer ernstige wijze aan. Spr. wekte de hoofden op, een voorbeeld te nemen aan mevr. Colijn, die haar echtgenoot trouw ter zijdc staat. Spr. prees de V.U. op eenige gronden aan; een wetenschappelijke causerie, zeide zij, kan ik hier voor niet houden, „daar heb ik mijn 23 profes soren voor" (luid gelach en applaus). Haar geestige speech, waarvoor de spreekster aan het slot een geestdriftige ovatie ontving, besloot mej. van Oversteeg met de opwekking: „mogb de gloed der liefde voor de V.U. brandende blijven!" Dr. Colijn heeft als president der vergadering mej. van Oversteeg hartelijk bedankt voor haar toespraak en voor haar arbeid, waarbij zij de voetstappen.van haar gewaardeerden vader drukt. De sluiting Na korte toespraken van de heeren G. van Andel, rector van he* Studentencorps „N.D.D.D.", J. Schouten, directeur van de V.U., Prof. De J. Waterink, Ds T. Ferwerda en Mi H, B ij 1 e v-e 1 d, werd nog gezongen Psalm 68 10, 5va§>'D C o 1 ij ii in dankzegging voorging.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 15