Herdenking door Senaat en Studenten der V.U.
Feestelijke samenkomst in de Apollohal
KUYPER-NUMMER van 'de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen DTNSDXG 2 NOVEMBER 1937 BLZ. 41
De Openbare
Senaatszitting
DE openbare Senaatszitting die te half vier aan
ving, was niet zóó druk bezocht als de samen
komsten van 's morgens en 's avonds, maar toch
waren circa 2500 personen aanwezig.
De zitting werd van de zijde der V.U. bijgewoond
door de hoogleeraren in ambtsgewaad, door direc
teuren en curatoren, vertegenwoordigers van de
Commissie van toezicht namens de Regeering en
Prof. Dr. H. A. van Bakel, rector-magnificus
van de Gemeentelijke Universiteit.
Met het lezen van Psalm 90 en gebed is de zitting
geopend door den rector-magnificus der V.U.,
1 Prof. Dr. G. J. Sizoo, die er in een inleidend
woord op wees, dat de naam van Dr. Kuyper ge
noemd wordt als een der grootsten onder de groo-
ten. In het zoo veelzijdig leven van dezen groo-
ten Nederlander nam de V.U. een centrale plaats
in. Vandaar dat de Senaat in het beleggen dez-^r
openbare zitting een eigen taak heeft gezien.
Bede Prof. Dr F. W. Grosheide
Daarna heeft Prof. Dr. F. W. Grosheide een
rede gehouden over het onderwerp „Kuypers ge
loofsstuk".
Het is zeer merkwaar
dig, dat Dr Kuyper zeer
bepaald de Vrije Uni-
[versiteit een geloofs
stuk heeft genoemd.
Men mag vragen, waar-'
;om hij dat woord juist
[van deze Hoogeschool
gebruikt heeft.
Wel loopt men bij de
beantwoording van die
vraag de kans, dat mefi
tmeer eigen kijk op het
;werk van Kuyper geeft
dan dat men de mee
ting weergeeft, die hij
persoonlijk koesterde;
de beantwoording der vraag is daarom nog niet
ongeoorloofd.
Wij mecnen te kunnen zeggen, dat Kuyper bij
de stichting van de Vrije Universiteit een aantal
groote teleurstellingen, die in zijn leven op te
merken zijn, heeft overbrugd. Op drie zulke tegen
stellingen kan worden gewezen.
De eerste is deze, dat Kuyper als wetenschappelijk
theoloog de oude Gereformeerde theologie weer
ingang wilde doen vinden en dat hij toch tege
lijkertijd een vernieuwing van de godgeleerdheid
begeerde.
Die tegenstelling is bij de stichting der Vrije Uni
versiteit zoo verzoend, dat Kuyper door deze
Hoogeschool het middel verkreeg, zoowel om de
oude als om de nieuwere theologie beter te laten
bestudeeren, terwijl hij van te voren vast geloofde,
dat er, uitgaande van het oude en rekening hou
dende met het nieuwe, een Schriftuurlijke godge
leerdheid kon worden opgebouwd.
De tweede tegenstelling is deze: Kuyper is onte
genzeggelijk man van wetenschap, maar hij is ook
kunstenaar, zeer bepaald taalvirtuoos.
Als man van wetenschap heeft Kuyper zich be
wogen op allerlei gebied, maar toch bepaald op
dat der theologie. Wanneer men echter de vraag
stelt, waardoor Kuyper invloed heeft geoefend, dan
is het zeker niet alleen door zijn theologische
vertoogen, maar niet minder door zijn gloedvolle
taal en de bijzonderheid van zijn optreden.
Het is immers niet juist, dat door het
Gereformeerde volk alle gedachten van Kuyper
zonder meer zijn overgenomen. Niettemin heeft
hij dat volk weten te bezielen en onder zijn in
vloed weten te brengen. Juist daardoor is de
stichting van óe Vrije Universiteit mogelijk ge
worden; want Kuyper heeft door het beslag, dat
hij als kunstenaar op het volk wist te leggen, de
menschen weten te brengen tot de stichting en
het onderhoud van een school der wetenschap.
Eindelijk een derde tegenstelling. Kuyper is eener-
zijds de man van het universeele, bij wiens gan-
sche optreden een universiteit behoort, maar
Kuyper is aan de andere zijde de man, die midden
in de practijk van het leven staat en die een uni
versiteit noodig had om zijn plannen te volvoe
ren. Dat laatste heeft bij vele vrienden van de
Universiteit wel het meest op den voorgrond ge
staan. Kuyper heeft ook deze tegenstelling in het
De Dag der Calvinistische Vrouwen
'(Vervolg en slot van blz. 38)
Hoen wij echter inderdaad onder in waardeering
,voor onze vrouwen?
Wie eert de vrouw het meest?
Hij, die haar tracht wijs te maken, dat zij volko
men gelijkwaardig is aan den man en er naar
moet streven dezelfde betrekkingen als hij te ver
overen?
Of hij, die oog heeft voor hare bestemming, bij
Scheppingsordinantie haar gegeven?
Wij lezen nog altijd in de Heilige Schrift, dat God
de vrouw schiep tot een hulpe voor den man. Die
Uitspraak geldt voor ons als een onveranderlijk
Grondwetsartikel.
En daarom hebben theorieën, aan het dwalend
menschelijk brein ontsproten, op ons geen vat.
Al zou het alleen maar zijn op gronden aan de
praktijk des levens ontleend, dan nog moet men
erkennen, dat onze opvatting juist is, niet dat de
vrouw minder is dan de man, maar dat zij naar
lichaam en ziel en geest geheel anders is en daar
om ook recht heeft op een eigen plaats in het
leven, die met haar aard en aanleg in overeen
stemming is.
Gevoelen onze vrouwen zich minder gelukkig bij
ons? 't Mocht wat!
Hebben wij onze vrouwen minder lief, achten wij
ze minder hoog dan in de kringen der wereld?
Och kom!
Sluiten wij ze op in de huiskamer met een brei
kous?
Er zullen misschien wel vreemde gasten zijn
ondei- onze Gereformeerde huisvaders, maar dan
dwalen ze en vergeten het vermaan van den Apos
tel, dat een man zijn vrouw moet liefhebben als
zijn eigen vleesch en dat hij het zwakke vat alle
eer moet geven.
En dat opsluiten in de huiskamer doen die kleine
tirannen ook niet hun eigen vleesch en het is ook
niet de meest juiste manier om alle eer aan het
zwakke vat te bewijzen.
Ik heb onbegrensde eerbied voor die schaar van
Gereformeerde vrouwen, die hunne huiskamers
verlaten hebben en in moeizame volharding een
kapitaal van ruim drie ton bijeengezameld hebben
ter uitbreiding der exacte faculteiten aan onze
Vrije Universiteit!
Zijn ze daarmee niet buiten hun vrouwelijk terrein
getreden? Het moet gezegd: met mannenmoed
hebben ze dit kranige werk verricht, doch ze heb
ben daarbij niets van hun vrouwelijke zachtheid
en teederheid, waarin zij zoo uitbloeien boven ons,
mannen, ingeboet.
Heen, ze zijn op eigen- terrein gebleven! Zij zijn
de eerste en voornaamste opvoeders der jeugd.
Niets overtreft in teederheid de moederlijke liefde.
Geen paedagoog verstaat het beter godsvrucht in
het kinderlijk gemoed aan te kweeken dan de
moeder.
Zij ziet de gevaren, die haar kind bij het op
groeien bedreigen; zij weet, hoe vooral de studie
het kinderlijk geloof in den huiselijken kring ge
kweekt, bedreigde.
Toen dan ook Kuyper zijn genialen greep deed op
het gebied van het onderwijs en de Vrije Univer
siteit stichtte, vond hij weerklank in Gereformeer
de moederharten!
Is het dan wonder, dat die moeders, dat die vrou
wen het bestaan dier Universiteit mee wilden hel
pen verzekeren; dat zij in stilte rondgaande om
duizenaen kleine gaven in te zamelen, zich wel
bewust waren aan een heilige zaak mede te ar
beiden ten bate van hun eigen kroost?
Het besturen der Vrije Universiteit, het doceeren
aan die Universiteit, het toezicht houden op het
onderwijs, dat er gegeven wordt, is feitelijk man
nenarbeid; misschien dat in latere dagen ook nog
wel eens een buitengewoon wetenschappelijke of
mannelijke vrouw in een der colleges zitting zal
nemen wie weet? maar de regel zal wel zijn,
dat deze terreinen voor de mannen gereserveerd
blijven. Maar wat is er niet veel arbeid te ver
richten, waarin die mannen een hulpe voor en
tegenover zich behoeven! En wat zien ze allen
niet met trots neer op die schare van kloeke hel
pende vrouwen, die in die hulp zoo volkomen in
haar sfeer, door God bij haar schepping voor haar
bestemd, zijn gebleven?
Wat? Achten wij onze vrouwen minder hoog?
Schittert de vrouw in het Parlement, aan de balie?
Ik verheug mij telkens als een politieke of een
juridische vrouw in het huwelijk treedt en dan
het openbare pad verlaat. En ik ben nog blijder,
als ik dan merk, dat ze ook in staat is een man
duurzaam gelukkig te maken en hem een gezel-
ligen huiselijken haard te bereiden.
Vrouwen van de busjes-actie! Gij hebt een mooi
werk verricht. Wij, mannen zijn trotsch op U.
Als President-Curator der Vrije Universiteit dank
ik U voor Uw werk, God zegene U er voor!
Wij, Gereformeerde mannen hebben in het bizon
der het recht en den plicht, ziende op onze vrou
wen, het den Duitschen dichter na te zeggen:
Ehret die Frauen!
Sie flechten und weben
Himmlisohe Rosen
Ins irdische Leben.
Toespraak Rector-Magnificus
Een laats-te woord werd gesproken door jProf, Br.
G. J. Sizoo als rector-magnificus, die de vol
gende korte rede hield:
Gaarne maak ik ge
bruik van de mij ge
boden gelegenheid om ^ËiiiiiB^BBBflB
als Rector een kort
woord te spreken na-
mens den Senaat der llllf
Vrije Universiteit. Bij S|||^HBB
het gebeuren van dezen ggÉBKEgg
morgen is de Senaat |!;0| s
weliswaar slechts toe- 1||» tk
schouwer, maar dan sBnk
toch een zeer belang-
stellend en een zeer
meelevend toeschouwer. BBjBHÉ
Het ligt niet op mijn IIBB^b
weg een rechtstreeksch
woord van dank te rich- ^^^^BUBBH
ten tot't Vrouwencomité
tot versterking der medische- en wis- en natuur
kundige faculteiten en de door dat comité ver
tegenwoordigde spaarsters. Het voorrecht dit tè
mogen doen komt, naar de orde onzer organisatie,
slechts toe aan het college van Directeuren, aan
wie het gespaarde bedrag werd aangeboden. Maar
wel is het mij vergund uiting te geven aan de ge
voelens van blijdschap, van hooge waardeering en
diepe erkentelijkheid, die den Senaat bij het ge
tuige zijn van deze aanbieding hebben vervuld.
Het practische vooropstellend, constateert de
Senaat met blijdschap, dat de exacte faculteiten,
dank zij het ter beschikking van Directeuren ko
mende bedrag, wat ruimer zullen kunnen adem
halen en zich wat breeder zullen kunnen ont
plooien dan tot heden het geval was. Voor het nu
juist tien jaar geleden door de ledenvergadering
genomen besluit om aan de bestaande faculteiten
een vierde, en wel een wis- en natuurkundige toe
te voegen, die dan tevens de basis voor de medi
sche zou moeten worden, weet de Senaat zich,
door het door hem gegeven advies, mede verant
woordelijk. Het was den Senaat, bij het uitbren
gen van zijn advies, geenszins onbekend, dat deze
toevoeging van de vrienden der Universiteit hooge
financieele offers zou eischen. Ook was het den
Senaat niet ontgaan, dat in het rapport, waarover
zijn advies werd gevraagd, de opmerking voor
kwam, dat de ontworpen bezetting der verschil
lende vakken zoo poover was. dat men eenige be
spotting zelfs te duchten heeft. Toch heeft de
Senaat, wien uiteraard de wetenschappelijke stan
ding der Universiteit zeer na aan het hart ligt,
een gunstig advies uitgebracht, in het vertrouwen,
dat de vrienden der Universiteit deze jonge loot
aan den ouden stam, zoo zij levensvatbaar bleek,
piet door gebrek aan voedsel zouden laten .ver-
Prof. Dr. H. H.
Kuyper onthult
de gedenksteen,
aangeboden door
het Studenten
corps, in het ge
bouw der Vriie
Universiteit.
Wij ouderen, zei Spr., zijn machtiger onder den
Indruk gekomen van Dr. Kuypers uiteenzetting
der Calvinistische beginselen. Spr. hoopte, dat
ook onder de tegenwoordige studenten Dr. Kuy
per en zijn werk zou voortleven. Tot slot bood
Spr. het Corps een Kuyper-medaille aan,, gesla
gen ter gelegenheid van Dr. Kuypers zeventigsten
verjaardag.
Toespraak J. Schouten
Namens directeuren aanvaardde de heer J.
Schouten den gedenksteen. Alles wat her
innert aan Kuypers levenswerk, zei Spr., wordt
door directeuren met groote sympathie begroet;
vandaar dat deze daad van de studenten hem
goed doet.
Als in het Studentencorps wordt verstaan dat de
wetenschappelijke beoefening moet geschieden in
het geloofsvertrouwen en in de geloofskracht,
waarin Kuyper als de stichter der V.U. heeft uit
geblonken, dan zullen ook directeuren met meer
lust en liefde hun arbeid verrichten.
Dat geloof zal in rijke vruchten openbaar worden.
Hiermede was de plechtigheid geëindigd.
geloof weten te overbruggen, want het stond voor
hem vast, dat een betere beoefening van de ge-
heele wetenschap de komst van het Koninkrijk
Gods zou bevorderen.
Indien de Vrije Universiteit veel arbeidt in het
spoor van haar stichter en zij geloofsstuk blijft,
dan zal zij ook voortaan theoretisch en practisch
de zaak des Heeren kunnen dienen.
De Gedenksteen
van de Studenten
NA deze Senaatszitting is in 't gebouw der V.U.
'n gedenksteen onthuld ter nagedachtenis aan
Dr. Kuyper, aangeboden door het Studentencorps
aan Directeuren.
Deze plechtigheid werd bijgewoond door heel den
universitairen kring, alsmede de familie Kuyper.
Toespraak Dr. H. Colijn
Dr. H. C o 1 ij n zeide in oen toespraak vooraf, dat
hij het jammer zou vinden, indien alleen deze
steen onder de studenten de herinnering aan Dr.
Kuyper zou levendig houden. Willen we hem
waarlijk eeren, dan moeten ook de studenten zich
er op toeleggen zijn werken in zich op te nemen.
Daardoor blijft het karakter der V.U. bewaard en
komt nooit het oogenblik, waarvan Kuyper vroe
ger eens heeft gesproken: Mocht de V.U. haar
levensbeginsel ontrouw worden, dan zal ik de
eerste zijn om haar af te breken.
Verdiep U, aldus richtte Spr. zich tot de studen
ten, in de werken, die Dr. Kuyper heeft nagelaten
opdat gij straks zijn werk moogt voortzetten.
Toespraak G. van Andel
Nadat het „Integer Vitae" gezongen was, sprak de
rector van het Studentencorps N.D.D.D., de heer
G. van Andel.
Na de aanwezige genoodigden voor hun tegen
woordigheid te hebben dank gezegd, wees spr.
erop, dat in het feit, dat Dr A. Kuyper het eerelid
maatschap van het corps heeft bekleed, reeds een
reden lag voor het corps om hem officieel te
herdenken. Echter kwamen daar nog andere re
denen bij, waarbij spr. een oogenblik de aandacht
wil bepalen.
In 1897 heeft het corps aan Dr Kuyper de eerebul
uitgereikt. Het erkende daarmee, dat er tusschen
hem en het corps bijzondere banden bestonden.
Niet alleen, omdat hij de stichter der Universiteit
was, maar ook omdat hij den Gereformeerden
student gedwongen heeft te zoeken naar eigen
levensvormen. Dit belangrijke punt moet ons
aldus spr. nog altijd bezig houden. Spr.
wijst op de moeilijkheid om tegenwoordig studie
te blijven maken van Dr Kuypers werken, door het
vele, dat daarna gekomen is, maar zegt, dat de
wensch om op zijn fundamenten te bouwen, blijft
leven.
Een tweede punt, waarop spr. wil wijzen, is, dat
door deze wijze van herdenking het studentencorps
de Vrije Universiteit erin betrekt. In de dagen van
de oprichting der Universiteit was het een ge
loofsdaad er zich als student te laten inschrijven.
Nu dat niet meer zoo is wil het studentencorps
door deze herdenking van Dr Kuyper toonen te
weten, dat het een bevoorrechte positie inneemt.
Temeer, waar elders steeds grooter aanvallen óp
de jeugd worden gedaan.
Na de wensch te hebben uitgesproken, dat het stu
dentencorps een werkelijk deel moge zijn en blij
ven van de Vrije Universiteit, verzoekt spr. Prof.
Dr H. H. Kuyper tot oe onthulling van de ge
denksteen te willen overgaan.
Toespraak Prof. Dr H. H. Kuyper
Prof. Dr. H. H. Kuyper sprak na de onthulling
woorden van dank namens de familie Kuyper.
IN de avondbijeenkomst was wederom een groote
menigte in de Apollohal aanwezig, 'n Enthou
siaste stemming heerschte onder de duizenden
die de enorme ruimte tot in alle hoeken vulden.
Bij het binnenkomen van den president-directeur
Dr. H. C o 1 ij n met de overige vooraanstaande
dames en heeren, w.o. wederom Minister de
Wilde, klonken wederom salvo's toejuichingen.
De samenkomst werd geopend met het zingen van
twee verzen uit het bekende Te Deum en gebed.
Toespraak Prof. Dr A. Gosling a
Als eerste spreker trad op Prof. Dr. A. Gos
ling a, door Dr. Colijn als spreker aangekondigd
in verband met de verschijning van het boek
werk, bevattende de correspondentie tusschen
Groen van Prinsterer en Dr. Kuyper. Het zijn 500
brieven, die wij, zei Spr., thans hier voor ons
hebben. Groen van Prinsterer het blijkt uit
deze correspondentie had groote bewondering
voor de enorme werkkracht van den jongen Kuy
per, die geregeld met den ouden staatsman in
briefwisseling stond.
Met waardeering maakte spr. gewag van de
medewerking van Prof. Dr. C. Gerretson en
van de Dr. Kuyperstichting. Door middel van de
nu gepubliceerde brieven leeren wij de beide
groote mannen beter kennen. Als voorbeeld
noemde Spr. de brieven over Thorbecke. Vooral
den jongen Kuyper leeren wij er meer door ver
staan. In 1S72 noemde Kuyper zichzelf „een
bevend riet", maar zijn vertrouwen was op den
Machtige Israëls. Kuyper wachtte in die dagen
in belangrijke zaken op de bestiering Gods, die
hij in het gebed afsmeekte.
Tusschien beide mannen bestond een hartelijke
verhouding, die met name gebleken is toen deze
verbroken werd, getuige Kuypers brief vóór zijn
gedwongen heengaan naar Zwitserland, waarna
Groen zijn jongen vriend vertroost met te wijzen
op de leidingen Gods in het leven.
dorren. Wat de Senaat niet had durven hopen, noch
kunnen verwachten, namelijk dat aan deze jongo
loot de bijzondere belangstelling en zorgen van de
vriendinnen der Universiteit zou ten deel val
len, is waarheid geworden. Deel uitmakend van
de jongste der zusterfaculteiten, is het mij een
bijzonder voorrecht namens den geheel en
Senaat te mogen verklaren, dat hij zich over dit
feit van harte heeft verheugd.
Dat de jonge faculteit van het begin af aan een
bevredigend aantal studenten wist te trekken, was
den Senaat een aanwijzing, dat zijn destijds ge
geven advies, voor wat betreft het bestaansr echt,
dezer faculteit geen misgreep was. De spontane
vorming van het Vrouwen-comité ter versterking
der medische- en wis- en natuurkundige facultei
ten was den Senaat een aanwijzing, dat zijn ver
trouwen in de bestaansmogelijkheid niet
zou worden beschaamd. En zoo verheugt de Senaat
er zich dan thans over, dat door de aanbieding
van het belangrijk bedrag aan Directeuren een
verdere ontplooiing dezer faculteiten mogelijk
wordt gemaakt, waardoor het wetenschappelijk
peil van onderwijs en onderzoek in deze faculteiten
beter dan voorheen kan worden gewaarborgd, en
waardoor het belang der Universiteit in haar ge
heel wordt bevorderd.
Echter ook afziende van het directe practisch be
lang, dat twee faculteiten bij het gebeuren van
hedenmorgen hebben, is er voor den Senaat reden
tot dankbaarheid en blijdschap, om de groote be
langstelling voor de Universiteit in haar geheel,
die daarin tot uiting kwam. Dat deze belangstel
ling ditmaal in het bijzonder van de zijde der
vrouwen komt, geeft haar een zeer apart cachet
en verhoogt haar waarde.
.Ging het bij onze Universiteit om de opleiding tot
maatschappelijke beroepen zonder meer, of om de
beoefening der wetenschap om haars zelfs wil, dan
zou zij op zulk een breede belangstelling uit alle
geledingen van ons Nederlandsche volk niet kun
nen bogen, zeker zou haai' dan niet de eer te
beurt vallen, dat meer dan 30.000 vrouwen vijf jaar
lang voor haar sparen. Die breede belangstelling,
die stille toewijding van vrouwen kan alleen wor
den begrepen door wie beseft, dat 't bij de stichting
onzer Universiteit ging, en bij haar instandhou
ding nog altijd ten diepste gaat om Gods eer. Voor
de Universiteit, die op dezen dag haar stichter ge
denkt, is het een reden tot groote blijdschap te
mogen constateeren, dat dit besef nog altijd onder
ons levendig is. Het klaar aan den dag treden
van dit besef in de toewijding der vrouwen is den
Senaat een hernieuwde aansporing om in dit be
sef met de volle maal van zijn kracht te werken
aan de Universiteit, die ons allen om haar begin
sel lief is.
Prof. Dr F. W_. Grosheide houdt zijn herdenkingsrede in de openbare Senaatszitting.
Toen Groen heenging, juichte de vijand. Een libe
raal schrijver vond Kuyper „een dominee zonder
geld" en niet geschikt voor de leiding der A.R.
partij. „Dat troepje raakt dus vanzelf van de
baan", luidde de eindconclusie, die echter onder
Gods voorzienig bestel is gelogenstraft.
De Gereformeerde vrouwen hebben ons, zei Spr.
ten slotte, vanmorgen een goudberg aangeboden,
in dit boek ligt een goudmijn verborgen en Spr.
bood het nu Dr. Colijn, als voorzitter van de Kuy-
perstichting, aan als een herinnering aan de bei
de groote mannen onzer partij, Groen en Kuyper
(applaus).
Dr. C o 1 ij n aanvaardde het boekwerk en dankte
Prof. Goslinga voor dezen arbeid, waaraan Spr.
een woord van dank aan Prof. Gerretson verbond.
Hierna trad op de heer B. Faber, administra
teur van de V.U., die in dichtmaat vertelde van
de ervaringen in en bij de busjesactie opgedaan.
De heet B. Faber over de busjes-actie
Hij wees op de buitengewoon gunstige ontvangst
van de plannen voor deze actie, op de spontane
medewerking van de „hoofden", helpsters en
spaarsters, vertelde eenige aaidige gevallen van
misverstand en wekte op tot medewerking aan
de actie.
Toespraak tot „de hoofden"
De secretaresse, mej. A. C. van Oversteeg,
richtte hierna hartelijke woorden tot de 1200 bus-
hoofden, die zij haar lieve vriendinnen noemde.
Genoeglijkheid en intimiteit kenmerkte de actio
gedurende de vijf jaren, al vielen er wel eens een
paar driftige woorden. De reusachtige admini
stratie, die door den heer Faber en zijn mede
werkers namens Directeuren geschiedde, gaf Spr.
aanleiding tot woorden van dank.
Het nieuwe plan „Vrouwen-V.U.-hulp" beval Spr.
nu bij de aanwezigen op prettige, humoristische
en toch ook weer ernstige wijze aan. Spr. wekte
de hoofden op, een voorbeeld te nemen aan mevr.
Colijn, die haar echtgenoot trouw ter zijdc staat.
Spr. prees de V.U. op eenige gronden aan; een
wetenschappelijke causerie, zeide zij, kan ik hier
voor niet houden, „daar heb ik mijn 23 profes
soren voor" (luid gelach en applaus).
Haar geestige speech, waarvoor de spreekster aan
het slot een geestdriftige ovatie ontving, besloot
mej. van Oversteeg met de opwekking: „mogb de
gloed der liefde voor de V.U. brandende blijven!"
Dr. Colijn heeft als president der vergadering
mej. van Oversteeg hartelijk bedankt voor haar
toespraak en voor haar arbeid, waarbij zij de
voetstappen.van haar gewaardeerden vader drukt.
De sluiting
Na korte toespraken van de heeren G. van
Andel, rector van he* Studentencorps „N.D.D.D.",
J. Schouten, directeur van de V.U., Prof. De
J. Waterink, Ds T. Ferwerda en Mi H,
B ij 1 e v-e 1 d, werd nog gezongen Psalm 68 10,
5va§>'D C o 1 ij ii in dankzegging voorging.