Het Dagblad, een Gave Gods
Dr Kuyper en het Verzekeringswezen
1807-1937
HOLLANDSCHE SOCIËTEIT
VAN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.
A2 1807
Sluit Uw Levensverzekering,
Lijfrente of Pensioenverzekering
bij de OUDSTE Nederlandsche
Levensverzekering - Maatschappij
4
KL!YPER-NUMMER van 'de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen
29 OCTOBER 1937
DE dagbladpers, vroeger ook in onzen kring
zoo vaak geminacht en onder den schimp
naam van couranten-geschrij f teruggedrongen, is
mij reeds van mijn jonge jaren geweest, niet een
uitvinding van menschen, veel min een instru
ment van den Booze, maar een gave van God
aan ons geslacht in deze negentiende eeuw,
een gave, die ik niet aarzel met de uitvinding van
de boekdrukkunst op één lijn te stellen.
Wat is de dagblad-pers?
Onze vaderen hebben ze niet gekend. Wanneer die
streden, streden ze met blauwboekjes, saai van
inhoud en taai van vorm, en in hun vrije uren,
die soms meer voortkropen dan voortvlogen, heb
ben zij zich möt die langdradige blauwboekjes be
holpen. Maar thans is het leven geheel iets an
ders geworden. Door de gansche omwenteling die
op technisch gebied tot stand kwam, is de ge
meenschap tusschen mensch en mensch in onze
eeuw dierwijze versneld dat het leven aan den
man van onze dagen in één enkel uur meer tril
lingen, machtiger opeenstapeling van gewaarwor
dingen, dichter vlucht van aandoeningen brengt,
dan in de dagen onzer vaderen vaak op een halve
dag.
Dit snellere leven nu maakt dat het leven min
der gedempt, in het gemoed schuilt, en klaarder
op wil waken in het bewustzijn. En dat klaarder
opwaken in het bewustzijn éischt natuurlijk, dat
van alles wat er omgaat en voorvalt, ons kennis
en wetenschap worde aangebracht, en dat die
kennis en wetenschap van wat er omgaat, ons met
de snelste snelheid bereike.
Daaruit is de vraag naar de dagbladpers opge
komen en aan die behoefte kon alleen de dagblad
pers voldoen. Het was dan ook dezelfde God, die
door allerlei technische uitvindingen geheel ons
leven versnelde, en die ter voldoening aan de
daaruit opgekomen behoefte het dagblad in het
leven riep. Want ook vroeger waren er wel cou
ranten bekend, maar toch eerst in onze eeuw is
die oude courant verheven tot die macht in de
maatschappij, waartoe ze thans als Koningin der
aarde is opgeklommen.
Nog een ander hooger bedoelen school hierin. In
dat dagblad toch is ons van Godswege het middel
geschonken om, waar te groote vrijheid en zelf
standigheid ons tegenwoordig geslacht den weg
van het individualisme opdreef en er alzoo toe
leidde om onze levenskringen te ontbinden in de
gewaarwordingen van ons bewustzijn weer een
heid te brengen. Immers wie een dagblad leest,
weet hoe op datzelfde oogenblik door duizenden
anderen op dienzelfden avond of op dienzelfden
morgen in hetzelfde vaderland gelijke toespraak
van het blad wordt afgelezen en hoe daardoor de
zelfde aandoeningen ook bij hen worden gewekt,
dezelfde gedachten ook bij hen insluipen, en de
zelfde overtuiging ook bij hen wordt aangekweekt.
En dit nu, dat heitellen van het gemeenschap-
Een korte beschouwing- van Dr Kuyper over
de Dagbladpers.
pelijke in ons bewustzijn te midden van ons in
dividualistisch uiteenloopend leven, dat is het,
waarvoor God de I-Ieere ons het dagblad als mid
del schonk.
Dat dagblad heeft niet minder gekweekt wat men
te noemen pleegt de public spirit, den publieken
geest, of wat ik op mijn beurt liever noemen zou:
de terugkeer tot het standpunt der aloude profe
ten. Immers die profeten in Israël hielden de vro
men in Israël niet uitsluitend bezig met wat in
hun eigen dorp of vlek of stad gebeurde, maar zij
handelden met die eenvoudige vromen in Israël
over de koningen van Egypte, over de koninkrij
ken van Babylonië en Assyrië, over Moab en Edom
over Perzen en Grieken; en juist door de profeten
werden de vromen in Israël rusteloos gedwongen,
om met heel de wereldhistorie rekening te hou
den, en in de wereldhistorie Gods bestel te be
spieden, en dat, datzelfde nu is het wat ook het
dagblad in onze eeuw moet doen.
Zie, er zijn er onder de kinderen der menschen,
die nog geen anderen levenskring kennen dan
hun eigen huis; zoodat het hun nauwelijks aan
gaat wat er omgaat in hun dorp. Anderen maak
te God de Iieere reeds wijder van inzicht; die
mengen zich althans in de aangelegenheden van
hun dorp of hun stad. Dan zijn er wederom an
deren die van de belangen van dorp en stad tot
de veel gewichtiger belangen van het vaderland
opklimmen.
Van het vaderland schuiven dan weer anderen
over de grenzen, om ook op de lotgevallen en
worstelingen der volken in Europa m Azië, Ame
rika en Afrika te merken, en zoo omvangt ten
slotte menschelijke belangstelling alle historie der
menschen, waarin God Zijn machtig werk vol
voert; alle historie der volken waarin Zijn raad
en Zijn plan verwerkelijkt wordt.
En is het nu niet het dagblad dat juist niet over
uw huis, maar over uw stad, over uw land, over
de volken 'n Europa en in andere werelddeelen,
u komt toespreken, en u alzoo dwingt kennis te
nemen ook van wat buiten u, aan breeder hori
zont, voorvalt, opdat alzoo uw gezichtskring ver
ruimt, uw enghartigheid en kleinzieligheid losge
wrongen worde, en ook gij mede moogt leven in
het groo+e en machtige werk Gods.
Dat dagblad eindelijk, het geeft aan den publieken
geest leiding. Maar al te zeer was in vroeger
eeuwen de publieke meening een scheepke dat
zwalkte zonder stuur en thans is het juist de
dagbladpers, die de heilige, hooge roeping ont
ving, om, waar denkbeelden en zienswijzen zich
beginnen te vormen, het spoor te trekken waar
langs zij zich voort kunnen bewegen, opdat de
gang door het leven zich in het bewustzijn duide
lijk afteekene.
Dank zij het dagblad blijft nu niet een ieder met
zijn eigen denkbeelden op zichzelf staan, maar
wie een overtuiging bezit in het Noorden komt on
gemerkt als in telephonische aanraking met geest
verwanten van gelijke overtuiging in het Zuiden.
Opiniën sluiten zich aan opiniën, harten aan har
ten, en zoo ontstaan er samenbindingen; en uit die
samenbindingen en groepeeringen wordt de
macht geboren, om het u heilig beginsel tot een
macht te maken in het land.
Of is het- niet de dagbladpers, die als een van God
gegeven bazuin het beginsel onder de schare uit
roept: ze om dat beginsel saam schaart en ver
zamelt; en ze straks als in één slagorde voor dat
beginsel met onweerstaanbare kracht den strijd
doet opnemen.
Zij aldus u rekenschap gegeven van mijn over
tuiging, dat de dagbladpers waarlijk niet was een
uitvinding uit den booze, maar dat ze is een gave
Gods aan ons geslacht.
Een ellendige naam maar een heerlijke zaak
MEER dan een van onze lezers heeft ongetwij
feld gelijk de schrijver van dit artikel de
dierbare herinnering bewaard aan een vrome
moeder, die haar hoop ook voor dit leven, alleen
op God en niet op eenige „verzekeringsmaat
schappij" wilde stellen en dus noch van brand-,
noch van huisraad-, noch van vee-, noch veel
minder van levensverzekering iets wilde welen.
De kinderen hebben die overtuiging aanvankelijk
uit eerbied overgenomen en verder verbreid, maar
velen hebben door Dr. Kuyper een andere kijk op
deze dingen gekregen en zijn wellicht al dan niet
bezoldigde propagandisten voor het assurantiewe
zen geworden. Lang is het hun bijgebleven, dat
„levensverzekering" eigenlijk een ellendige naam
is, want zij weten, dat men in wezen noch 'jn
leven, noch zich een onbezorgde toekomst kan
verzekeren: als God er in blaast is alles verloren;
maar zij kwamen wel tot de overtuiging dat in
het zorgen voor elkander een groote zegen ligt; ja,
dat een assurantie eigenlijk de vervulling is van
het apostolische vermaan: draagt elkanders las
ten en vervult alzoo de wet van Christus.
Zeker, door die grondgedachte laten velen zich niet
leiden, overal waar geld een rol speelt, laat zich
ook het egoïsme gelden en wordt de naastenliefde
achteruit geduwd: en toch is de assurantie de
beste en meest eerlijke methode om elkanders las
ten te dragen.
Sparen is een goed ding; op die wijze kan men
zorgen voor zijn oude dag, voor tijden van werk
loosheid, ziekte en invaliditeit.
Maar verleidt sparen niet tot zonde? Geeft het
geen aanleiding tot gierigheid, tot schrapen, tot
onttrekking aan de plicht om den arme Christe
lijke handreiking te doen?
En bovendien: is iedereen in staat om te sparen?
De ziekte overvalt hem voor hij een behoorlijke
reserve heeft opgelegd. Hij sterft, voordat genoeg
zaam kapitaal bijeen verzameld is om vrouw en
kinderen behoorlijk verzorgd achter te laten. Nie
mand kan zeggen hoeveel jaren hij lichaamlijk en
geestelijk kracht zal hebben om zijn arbeid te ver
richten.
Het ligt dus voor de hand dat men een spaarsys
teem zocht, dat rekening houdt met het ongewisse
in 's menschen bestaan. Kan dat? Ja, dat kan. Wij
weten, dat wij allen sterven moeten, doch hoofd
voor hoofd weten wij niet wanneer. Wij weten,
dat branden," ongevallen enz. aan de orde van de
dag zijn, doch we weten niet wiens huis, wiens
schip het treffen zal.
Toch hcerscht ook ten aanzien van deze dingen
een zekere regelmaat.
Alle9, zei Salomo, heeft zijn bestemde tijd. D.w.z.
voor het wereldgebeuren heeft God een vaste lijn
getrokken. Naarstige beschouwing kan ons lee-
ren, hoe die lijn door de geschiedenis loopt en
daaruit kunnen wc voor de toekomst gevolgtrek
kingen maken. Dat is de wetenschap der statistiek,
welke nog van betrekkelijk jonge datum is. en die
nog maar over een deel der menschheid loopt,
doch die over verschillende dingen reeds een ver
rassend licht deed opgaan. Of, om met Dr. Kuyper
te spreken:
„Wie oud en wie jong zal sterven, weet niemand;
maar wel weten we, dat God jaar in jaar uit onge
veer een gelijk aantal menschen oproept van on
derscheiden leeftijden. Hierdoor heeft men kunnen
uitrekenen voor hoeveel menschen er reeds op 30
jarigen, en voor hoeveel menschen pas op 70-jarige
leeftijd enz. pensioen zou te betalen zijn. En dit
nu wetende, kon men bijna precies vaststellen,
hoeveel ieder elk jaar betalen moet om door oud en
jong stervenden gemeenschappelijk de last te
laten dragen. Wie dan vroeg sterft, betaalt weinig,
wie oud sterft betaalt veel, meer dan hij zelf door
te sparen betaald zou hebben, maar hij heeft ook
het genot van liet langer leven. De langer levenden
betalen dan de pensioenen voor d0 weduwen van
wie vroeg stierven. En zoo wordt ook deze schade
des lijdpns gemeenschappelijk gedragen".
Zoo leeft, door Gods gemeeno gratie ook de massa,
die naar God niet vraagt, toch naar zijn gebod:
Draagt elkanders lasten.
Hoe kan dit nu op zichzelf goddeloos en zondig
zijn? Leert de assurantie den Christen, dat hij zijn
vertrouwen mag stellen op geld en goed en dat
hij zich zonder God in deze wereld redden kan?
Integendeel, hij aanbidt en verheerlijkt Gods be
stel, die alles zoo wijs beschikte, dat de mensch
in heel de schepping Gods gangen kan speuren en
daaruit levenslessen kan leeren. En hij weet het
maar al te goed, dat geen enkele verzekering hem
kan vrijwaren voor persoonlijk lijden, voor tegen
spoed, welke God hem rechtstreeks zendt. Hij is er
diep van doordrongen, dat zelfs de beste assuran
tie hem slechts het geldelijke nadeel kan vergoe
den van rampen en slagen, die hem treffen.
„God heeft, aldus Dr. Kuyper weer, drie dingen
gedaan.
Hij heeft vooreerst op vaste onveranderlijke wijze
bepaald welk gemeenschappelijk lijden elk jaar,
op allerlei manier, op de menschheid zou neer
komen, en ook wien dat treffen zou. Ten tweede
heeft Hij verborgen gehouden wie in zeker jaar
door lijden en dus ook door schade getroffen zou
worden. Maar ook ten derde heeft God wel ge
openbaard (de statistiek zegt het) welk lijden, in
welke mate, in hoeveel gevallen, elk jaar de ge
meenschappelijke menschheid treffen zou, en welke
geldelijke schade dit elk jaar zou opleveren. Die
laatste openbaring nu is goedertierenheid Gods.
Het is een stuk van zijn gemeene gratie. Zonder
die openbaring toch zou elke assurantie ondenk-
Dr H. Colijn tijdens een radiorede, die hij
uitsprak in het Kuyperliuis te Den Haa<j.
baar zijn. Door die openbaring is ze gegrepen ei
mogelijk geworden. En hieruit volgt.dat verachtig
van het assurantiewezen een verwaarloozing is vai
deze door God ons gegeven openbaring".
De assurantie, zoo slaat het, is in zich zelf slecht
van stoffelijken aard. Zij kan niet meer doen dai
het geldelijk verlies vergoeden. Zij vermag niet t
troosten in het lijden dat het hart raakt. Ook lij
den, dat het gevolg is van persoonlijke zonden, kaï
niet door haar gelenigd worden. Zij wil dat ooi
niet en vergoedt daarom niet de schade als iemani
moedwillig de brand in zijn huis en goederei
steekt. Na zelfmoord geeft zij geen uitkeering aai
de nabestaanden. Hoe breed vertakt het assuran
tiewezen ook is, het blijft beperkt. Maar het help
waar tengevolge van ramp of ongeval, ouderdon
of invaliditeit geldelijke nood heerscht.
Is dat zulk een geringe zaak? Weet men dan nie
hoe vaak in vroeger dagen er ook nu nog, wan
neer lijf en goed niet verzekerd zijn, allerlei onge
val tot pauperisme leidde cn hoezeer armoed
geestelijke verwording in de hand werkt.
Tegen het verzekeringswezen heeft men vaak aan
gevoerd dat assurantie de aandacht van onz
eeuwige toekomst afleidt en ons bij het stoffelijk
bepaalt. Dit gevaar is niet denkbeeldig.
En daarom is het noodzakelijk ook deze zaak
bezien in het licht der Schrift en te vragen
Heere, wat wilt gij dat ik hiermee doen zal?
Maar men zie niet over het hoofd, dat pauperisme
alles vernielende verarming tot ontaarding leidl
van God afvoert en onze geestelijk voelhorens at
stompt.
De bede van Agur is zoo menschelijk mogelijk
Rijkdom of armoede geef mij niet, opdat ilc rij!
zijnde, U niet verlate en armoe lijdend, niet stele
voed mij met het brood van mijn bescheiden dee
Dit Christelijk ideaal kan niet bereikt doch w<
benaderd worden door een verzekeringswezen da
zoo ver mogelijk om zich heen grijpt cn zoo algf
meen mogelijk werkt. Wij Christenen weten maa
al te goed, dat eenige maatschappelijke weistan
hoe sober ook schier onmisbare voorwaarde is 01
menschen Gods te zijn tot alle goed werk volmaai
telijk toegerust,
Hoofdkantoor: AMSTERDAM (C)
Heerengracht 473-475 - Telef. 49100 (3 lijnen)
Directeuren;
Mr. G. W. BEEGER
Prof. Dr. M. VAN HAAFTEN
Secretaris der Directie:
Mr. P. A. VOUTE
130 jaar ondervinding geeft U den besten waarborg
Auteur en Uitgever (Slot)
dan 53 jaargangen! Kan iemand bij be
nadering vaststellen hoeveel arbeid, hoeveel
studie deze ,53 jaargangen van Dr. Kuyper
hebben gevergd?
Daarbij kwam De Standaard! Het lijf
blad, de luidspreker van onzen machitgen lei
der. De hoofdredactie van De Standaard heeft
Dr. Kuyper gevoerd van 1872 tot 1919, dat is 47
jaren. Hoe heeft hij met zijn krachtige hoofd
artikelen en met zijn tallooze, steeds puntige
drie-starren als getooverd in den zwaren
strijd tegen alles wat in strijd was met de
eeuwige beginselen van Gods Woord, waar
voor hij op zoo zeldzame wijze het zwaard
wist te voeren. Zou iemand bij benaoerinp;
kunnen zeggen, hoeveel zorg, hoeveel corres
pondentie, hoeveel conferenties Dr. Kuyper
daaraan heeft ten koste moeten leggen?
Het tekstregister op al de Bijbeltek
sten welke Dr. Kuyper in zijn tot 1906 uitge
geven werken heeft behandeld, vormt een
kwarto boekdeel, van 342 pagina's.
En het Titel-register op De Heraut van al
de artikelen, welke Dr. Kuyper daarin
schreef, is een kwarto boek van ongeveer 80
pagina's.
Vnepen we daarbij nog wat Dr. Kuyper ge
durende zijn leven in buitenlandsche bladen
en periodieken over tal van belangrijke we
tenschappelijke onderwerpen of over allerlei
vraagstukken van actueelen aara, heeft ge
schreven, en overzien wij dan dat alles teza
men als in vogelvlucht, denken wij ons even
in den omvang en de beteekenis van dat
alles, wel, dan moet ieder mensch, wie het
ook is, wel met verwondering dezen arbeid
overzien, en met bewondering opzien tegen
dien éénen mensch, die dit alles gedurende
een menschenleven heeft tot stand mogen
brengen.
Dat heeft Dr. Kuyper alleen kunnen doen.
gestaald en gesterkt door zijn geloofs
kracht, door de hulp hem van God ge
schonken. Dat heeft hij alleen kunnen doen,
omdat hij zich voor zijn taak van God ge
roepen achtte.
Een jaar na elkaar, bijna op denzelfden dag,
zijn er in ons land twee volksleiders over
De een was Ds. F. Domela Nieuwenhuis, de
eigenlijke stichter der S.D.A.P., de felle volks
agitator, de man van de revolutie-idee.
IS November 1919 is hij door den dood, na
een veelbewogen leven, weggenomen. En
enkele dagen daarna werd zijn stoffelijk
overschot door zijn getrouwen naar zijn
laatste rustplaats gebracht. Zijn lijk werd
ïangevoerd aan het Weesperpoortstation te
Amsterdam en de stoet trok dwars door heel
\mstex-darn, naar het Centraal station.
Ik was dien dag der begrafenis in Amster
dam en stuite op een'der grachten tegen deze
1 ijk-stoet. De kist, overdekt door een groote
vuur-roode vlag, werd op de schouders ge
dragen door een aantal forsche, stoere boot
werkers uit Rotterdam, die elkaar daarvoor
aflosten. En daarachter bloemen, bloe
men, en kransen en dan een lange stoet van
vereenigingen, corporaties, groepen, mannen
en vrouwen, jongens en meisjes, allen met
i'oode vaandels en allerlei roode banieren.
't Was alles rood, rood
Korten tijd daarna ging ik met de tram naar
het Centraal station en daar was inmiddels
de kop van den stoet aangekomen. De lijk
baar, als een vlammend roode plek, werd
langzaam en plechtig den linker opgang
naar het perron opgedragen, om in den trein
geplaatst te worden waarmede het stoffelijk
overschot van den overleden volksleider
naar Westerveld zou worden vervoerd, om
daar verbrand te worden.
En toen de trein zich langzaam in beweging
stelde, hief die duizend-koppige menigte haar
strijdlied aan: de Internationale. En met dat
lied, meermalen genoemd het lied van den
haat, namen zijn getrouwen afscheid van
hun leider.
Die ontzaglijke opeengepakte menigte,
dat tegen de muren van het station terugf
roljend gezangdie tallooze vuurroode,
opgeheven banieren en in den wind wappe
rende vlaggen
Een jaar later, op Maandag 8 November des
middags om 5 uur, ontsliep Dr. Kuyper. Om
ringd door zijn kinderen en zijn beste,
trouwste vrienden.
Ook een volksleider. Oók een man, die als
Predikant zijn arbeio was begonnen.
Maar welk een verschil.
Ds. Domela Nieuwenhuis had het Nederland
sche volk gelukkig willen maken door de
revolutie, en daarvoor gaf hij zijn leven
en verteerde hij zijn krachten.
Dr. Kuyper heeft zijn gansche leven, zijn to
tale werkkracht, al zijn gaven en al zijn ta
lenten gegeven om het Nederlandsche volk
ten zegen te zijn door het Evangelie, en
het te leiden onder de banier van h e t
Kruis.
Domela Nieuwenhuis, de leider, die alles van
den mensch verwachtte, van de menschelijke
rede, het menschelijke verstand en de men
schelijke kracht. Alle hoop stellende op den
t ij d.
Kuyper, de leider, die, volkomen afziende
van den mensch, zijn gansche vertrouwen
alléén op God had gesteld, alles alleen van
Hem verwachtte en die als leider „zijn men
schen" alleen wilde doen voortvaren en op
bouwen naar de eeuwige beginselen van
Gods Woord. Eeuwigheid s-v ruchten ver
wachtende.
Het bloed der revolutie, tegenover het reini
gende bloed van Golgotha.
Vrijdag 12 November 1920 werd het stoffelijk
overschot van dezen groote des volks naai
zijn rustplaats gebracht.
Duizenden en duizenden waren uit alle dee-
len des lands opgekomen, om van hun zoo
diep betreurden Leider, hun Mozes, afscheid
(e nemen.
Grootsch, plechtig, vol eerbied was deze be-
>d <1
of rij
grafenis. Op verzoek der familie
uiterlijke praal weggelaten; Geen bloemstl
of palmtak dekte kist. Alleen het rood
het goud van de. heide Koninklijke Hofr.
tuigen, waarin de vertegenwoordigers de
beide Koninginnen waren gezeten, brak he
sombere zwart.
En in alle straten, waardoor de lijkstoet ziel
bewoog, stonden de menschen geschaard,
grooten eerbied voor dezen doode.
Zoo trok de stoet door de stad naar Loosdui
nen, naar Oud Eik-en-Duinen.
En toen het kerkhof bereikt was, stond
een ontelbare schare in breeden kring om d
geopende groeve geschaard. Eerbiedig. Me
ontroerde harten en bewogen gezichten. Ooi
met dankende harten voor den onpeilbaa
grooten zegen, welken God ons land en voll
in dezen eenen man, dezen zoo innig
den doode, had geschonken.
Aan de geopende groeve is ook openlijk Go
gedankt. Gods trouw geloofd, Gods verbon
in het licht gesteld. Niet de mensch, maa
God werd verheerlijkt.
En ook wij hebben daar ten slotte afschei
genomen van onzen Leider met ons „strijd
lied", het lievelingslied van dezen doode, da
hij zoo menigmaal in zijn leven als vertol
king van zijn geloófs-overtuiging de grooti
scharen op de lippen had gelegd, en dat wi
daar aan die open groeve hebben aangehe
ven op verzoek van den Heer Idenburg, dei
meest intiemen en meest vertrouwden boe
zemvriend van den overledene:
Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van
hunne kracht
Uw vrije gunst alleen wordt d' eere toe
gebracht
Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen
d'eerkroon dragen
Door U, door U alleen, om 't eeuwig
Want God is ons ten schild in 't strijdperk
van dit leven
En onze Koning is van Israels God gegeven
Machtig golfde het lied van de duizendtallei
over den akker der dooden.
En toen daalde de kist onder doodsche stilt
in de groeve, waar deze doode rusten zal to
de bazuin van de opstanding ook hem wek
ken zal.
Maar dit was nog het einde niet. Want voo
wij deze groeve verlieten, hebben wij uitinj
gegeven aan wat ons aller hart vervulde ei
we hebben met elkaar gezongen:
Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen;
Men loov' Hem vroeg en spfi.;
De wereld hoor', en volg mijn zangen,
Met Amen, Amen, na.
Zóó werd Dr. Kuyper door zijn getrouwen be
graven.
En toen zijn we huiswaarts gegaan. W
hebben niet veel gesproken onder elkaai
Maar wel veel gedacht.