Het Dagblad, een Gave Gods Dr Kuyper en het Verzekeringswezen 1807-1937 HOLLANDSCHE SOCIËTEIT VAN LEVENSVERZEKERINGEN N.V. A2 1807 Sluit Uw Levensverzekering, Lijfrente of Pensioenverzekering bij de OUDSTE Nederlandsche Levensverzekering - Maatschappij 4 KL!YPER-NUMMER van 'de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 DE dagbladpers, vroeger ook in onzen kring zoo vaak geminacht en onder den schimp naam van couranten-geschrij f teruggedrongen, is mij reeds van mijn jonge jaren geweest, niet een uitvinding van menschen, veel min een instru ment van den Booze, maar een gave van God aan ons geslacht in deze negentiende eeuw, een gave, die ik niet aarzel met de uitvinding van de boekdrukkunst op één lijn te stellen. Wat is de dagblad-pers? Onze vaderen hebben ze niet gekend. Wanneer die streden, streden ze met blauwboekjes, saai van inhoud en taai van vorm, en in hun vrije uren, die soms meer voortkropen dan voortvlogen, heb ben zij zich möt die langdradige blauwboekjes be holpen. Maar thans is het leven geheel iets an ders geworden. Door de gansche omwenteling die op technisch gebied tot stand kwam, is de ge meenschap tusschen mensch en mensch in onze eeuw dierwijze versneld dat het leven aan den man van onze dagen in één enkel uur meer tril lingen, machtiger opeenstapeling van gewaarwor dingen, dichter vlucht van aandoeningen brengt, dan in de dagen onzer vaderen vaak op een halve dag. Dit snellere leven nu maakt dat het leven min der gedempt, in het gemoed schuilt, en klaarder op wil waken in het bewustzijn. En dat klaarder opwaken in het bewustzijn éischt natuurlijk, dat van alles wat er omgaat en voorvalt, ons kennis en wetenschap worde aangebracht, en dat die kennis en wetenschap van wat er omgaat, ons met de snelste snelheid bereike. Daaruit is de vraag naar de dagbladpers opge komen en aan die behoefte kon alleen de dagblad pers voldoen. Het was dan ook dezelfde God, die door allerlei technische uitvindingen geheel ons leven versnelde, en die ter voldoening aan de daaruit opgekomen behoefte het dagblad in het leven riep. Want ook vroeger waren er wel cou ranten bekend, maar toch eerst in onze eeuw is die oude courant verheven tot die macht in de maatschappij, waartoe ze thans als Koningin der aarde is opgeklommen. Nog een ander hooger bedoelen school hierin. In dat dagblad toch is ons van Godswege het middel geschonken om, waar te groote vrijheid en zelf standigheid ons tegenwoordig geslacht den weg van het individualisme opdreef en er alzoo toe leidde om onze levenskringen te ontbinden in de gewaarwordingen van ons bewustzijn weer een heid te brengen. Immers wie een dagblad leest, weet hoe op datzelfde oogenblik door duizenden anderen op dienzelfden avond of op dienzelfden morgen in hetzelfde vaderland gelijke toespraak van het blad wordt afgelezen en hoe daardoor de zelfde aandoeningen ook bij hen worden gewekt, dezelfde gedachten ook bij hen insluipen, en de zelfde overtuiging ook bij hen wordt aangekweekt. En dit nu, dat heitellen van het gemeenschap- Een korte beschouwing- van Dr Kuyper over de Dagbladpers. pelijke in ons bewustzijn te midden van ons in dividualistisch uiteenloopend leven, dat is het, waarvoor God de I-Ieere ons het dagblad als mid del schonk. Dat dagblad heeft niet minder gekweekt wat men te noemen pleegt de public spirit, den publieken geest, of wat ik op mijn beurt liever noemen zou: de terugkeer tot het standpunt der aloude profe ten. Immers die profeten in Israël hielden de vro men in Israël niet uitsluitend bezig met wat in hun eigen dorp of vlek of stad gebeurde, maar zij handelden met die eenvoudige vromen in Israël over de koningen van Egypte, over de koninkrij ken van Babylonië en Assyrië, over Moab en Edom over Perzen en Grieken; en juist door de profeten werden de vromen in Israël rusteloos gedwongen, om met heel de wereldhistorie rekening te hou den, en in de wereldhistorie Gods bestel te be spieden, en dat, datzelfde nu is het wat ook het dagblad in onze eeuw moet doen. Zie, er zijn er onder de kinderen der menschen, die nog geen anderen levenskring kennen dan hun eigen huis; zoodat het hun nauwelijks aan gaat wat er omgaat in hun dorp. Anderen maak te God de Iieere reeds wijder van inzicht; die mengen zich althans in de aangelegenheden van hun dorp of hun stad. Dan zijn er wederom an deren die van de belangen van dorp en stad tot de veel gewichtiger belangen van het vaderland opklimmen. Van het vaderland schuiven dan weer anderen over de grenzen, om ook op de lotgevallen en worstelingen der volken in Europa m Azië, Ame rika en Afrika te merken, en zoo omvangt ten slotte menschelijke belangstelling alle historie der menschen, waarin God Zijn machtig werk vol voert; alle historie der volken waarin Zijn raad en Zijn plan verwerkelijkt wordt. En is het nu niet het dagblad dat juist niet over uw huis, maar over uw stad, over uw land, over de volken 'n Europa en in andere werelddeelen, u komt toespreken, en u alzoo dwingt kennis te nemen ook van wat buiten u, aan breeder hori zont, voorvalt, opdat alzoo uw gezichtskring ver ruimt, uw enghartigheid en kleinzieligheid losge wrongen worde, en ook gij mede moogt leven in het groo+e en machtige werk Gods. Dat dagblad eindelijk, het geeft aan den publieken geest leiding. Maar al te zeer was in vroeger eeuwen de publieke meening een scheepke dat zwalkte zonder stuur en thans is het juist de dagbladpers, die de heilige, hooge roeping ont ving, om, waar denkbeelden en zienswijzen zich beginnen te vormen, het spoor te trekken waar langs zij zich voort kunnen bewegen, opdat de gang door het leven zich in het bewustzijn duide lijk afteekene. Dank zij het dagblad blijft nu niet een ieder met zijn eigen denkbeelden op zichzelf staan, maar wie een overtuiging bezit in het Noorden komt on gemerkt als in telephonische aanraking met geest verwanten van gelijke overtuiging in het Zuiden. Opiniën sluiten zich aan opiniën, harten aan har ten, en zoo ontstaan er samenbindingen; en uit die samenbindingen en groepeeringen wordt de macht geboren, om het u heilig beginsel tot een macht te maken in het land. Of is het- niet de dagbladpers, die als een van God gegeven bazuin het beginsel onder de schare uit roept: ze om dat beginsel saam schaart en ver zamelt; en ze straks als in één slagorde voor dat beginsel met onweerstaanbare kracht den strijd doet opnemen. Zij aldus u rekenschap gegeven van mijn over tuiging, dat de dagbladpers waarlijk niet was een uitvinding uit den booze, maar dat ze is een gave Gods aan ons geslacht. Een ellendige naam maar een heerlijke zaak MEER dan een van onze lezers heeft ongetwij feld gelijk de schrijver van dit artikel de dierbare herinnering bewaard aan een vrome moeder, die haar hoop ook voor dit leven, alleen op God en niet op eenige „verzekeringsmaat schappij" wilde stellen en dus noch van brand-, noch van huisraad-, noch van vee-, noch veel minder van levensverzekering iets wilde welen. De kinderen hebben die overtuiging aanvankelijk uit eerbied overgenomen en verder verbreid, maar velen hebben door Dr. Kuyper een andere kijk op deze dingen gekregen en zijn wellicht al dan niet bezoldigde propagandisten voor het assurantiewe zen geworden. Lang is het hun bijgebleven, dat „levensverzekering" eigenlijk een ellendige naam is, want zij weten, dat men in wezen noch 'jn leven, noch zich een onbezorgde toekomst kan verzekeren: als God er in blaast is alles verloren; maar zij kwamen wel tot de overtuiging dat in het zorgen voor elkander een groote zegen ligt; ja, dat een assurantie eigenlijk de vervulling is van het apostolische vermaan: draagt elkanders las ten en vervult alzoo de wet van Christus. Zeker, door die grondgedachte laten velen zich niet leiden, overal waar geld een rol speelt, laat zich ook het egoïsme gelden en wordt de naastenliefde achteruit geduwd: en toch is de assurantie de beste en meest eerlijke methode om elkanders las ten te dragen. Sparen is een goed ding; op die wijze kan men zorgen voor zijn oude dag, voor tijden van werk loosheid, ziekte en invaliditeit. Maar verleidt sparen niet tot zonde? Geeft het geen aanleiding tot gierigheid, tot schrapen, tot onttrekking aan de plicht om den arme Christe lijke handreiking te doen? En bovendien: is iedereen in staat om te sparen? De ziekte overvalt hem voor hij een behoorlijke reserve heeft opgelegd. Hij sterft, voordat genoeg zaam kapitaal bijeen verzameld is om vrouw en kinderen behoorlijk verzorgd achter te laten. Nie mand kan zeggen hoeveel jaren hij lichaamlijk en geestelijk kracht zal hebben om zijn arbeid te ver richten. Het ligt dus voor de hand dat men een spaarsys teem zocht, dat rekening houdt met het ongewisse in 's menschen bestaan. Kan dat? Ja, dat kan. Wij weten, dat wij allen sterven moeten, doch hoofd voor hoofd weten wij niet wanneer. Wij weten, dat branden," ongevallen enz. aan de orde van de dag zijn, doch we weten niet wiens huis, wiens schip het treffen zal. Toch hcerscht ook ten aanzien van deze dingen een zekere regelmaat. Alle9, zei Salomo, heeft zijn bestemde tijd. D.w.z. voor het wereldgebeuren heeft God een vaste lijn getrokken. Naarstige beschouwing kan ons lee- ren, hoe die lijn door de geschiedenis loopt en daaruit kunnen wc voor de toekomst gevolgtrek kingen maken. Dat is de wetenschap der statistiek, welke nog van betrekkelijk jonge datum is. en die nog maar over een deel der menschheid loopt, doch die over verschillende dingen reeds een ver rassend licht deed opgaan. Of, om met Dr. Kuyper te spreken: „Wie oud en wie jong zal sterven, weet niemand; maar wel weten we, dat God jaar in jaar uit onge veer een gelijk aantal menschen oproept van on derscheiden leeftijden. Hierdoor heeft men kunnen uitrekenen voor hoeveel menschen er reeds op 30 jarigen, en voor hoeveel menschen pas op 70-jarige leeftijd enz. pensioen zou te betalen zijn. En dit nu wetende, kon men bijna precies vaststellen, hoeveel ieder elk jaar betalen moet om door oud en jong stervenden gemeenschappelijk de last te laten dragen. Wie dan vroeg sterft, betaalt weinig, wie oud sterft betaalt veel, meer dan hij zelf door te sparen betaald zou hebben, maar hij heeft ook het genot van liet langer leven. De langer levenden betalen dan de pensioenen voor d0 weduwen van wie vroeg stierven. En zoo wordt ook deze schade des lijdpns gemeenschappelijk gedragen". Zoo leeft, door Gods gemeeno gratie ook de massa, die naar God niet vraagt, toch naar zijn gebod: Draagt elkanders lasten. Hoe kan dit nu op zichzelf goddeloos en zondig zijn? Leert de assurantie den Christen, dat hij zijn vertrouwen mag stellen op geld en goed en dat hij zich zonder God in deze wereld redden kan? Integendeel, hij aanbidt en verheerlijkt Gods be stel, die alles zoo wijs beschikte, dat de mensch in heel de schepping Gods gangen kan speuren en daaruit levenslessen kan leeren. En hij weet het maar al te goed, dat geen enkele verzekering hem kan vrijwaren voor persoonlijk lijden, voor tegen spoed, welke God hem rechtstreeks zendt. Hij is er diep van doordrongen, dat zelfs de beste assuran tie hem slechts het geldelijke nadeel kan vergoe den van rampen en slagen, die hem treffen. „God heeft, aldus Dr. Kuyper weer, drie dingen gedaan. Hij heeft vooreerst op vaste onveranderlijke wijze bepaald welk gemeenschappelijk lijden elk jaar, op allerlei manier, op de menschheid zou neer komen, en ook wien dat treffen zou. Ten tweede heeft Hij verborgen gehouden wie in zeker jaar door lijden en dus ook door schade getroffen zou worden. Maar ook ten derde heeft God wel ge openbaard (de statistiek zegt het) welk lijden, in welke mate, in hoeveel gevallen, elk jaar de ge meenschappelijke menschheid treffen zou, en welke geldelijke schade dit elk jaar zou opleveren. Die laatste openbaring nu is goedertierenheid Gods. Het is een stuk van zijn gemeene gratie. Zonder die openbaring toch zou elke assurantie ondenk- Dr H. Colijn tijdens een radiorede, die hij uitsprak in het Kuyperliuis te Den Haa<j. baar zijn. Door die openbaring is ze gegrepen ei mogelijk geworden. En hieruit volgt.dat verachtig van het assurantiewezen een verwaarloozing is vai deze door God ons gegeven openbaring". De assurantie, zoo slaat het, is in zich zelf slecht van stoffelijken aard. Zij kan niet meer doen dai het geldelijk verlies vergoeden. Zij vermag niet t troosten in het lijden dat het hart raakt. Ook lij den, dat het gevolg is van persoonlijke zonden, kaï niet door haar gelenigd worden. Zij wil dat ooi niet en vergoedt daarom niet de schade als iemani moedwillig de brand in zijn huis en goederei steekt. Na zelfmoord geeft zij geen uitkeering aai de nabestaanden. Hoe breed vertakt het assuran tiewezen ook is, het blijft beperkt. Maar het help waar tengevolge van ramp of ongeval, ouderdon of invaliditeit geldelijke nood heerscht. Is dat zulk een geringe zaak? Weet men dan nie hoe vaak in vroeger dagen er ook nu nog, wan neer lijf en goed niet verzekerd zijn, allerlei onge val tot pauperisme leidde cn hoezeer armoed geestelijke verwording in de hand werkt. Tegen het verzekeringswezen heeft men vaak aan gevoerd dat assurantie de aandacht van onz eeuwige toekomst afleidt en ons bij het stoffelijk bepaalt. Dit gevaar is niet denkbeeldig. En daarom is het noodzakelijk ook deze zaak bezien in het licht der Schrift en te vragen Heere, wat wilt gij dat ik hiermee doen zal? Maar men zie niet over het hoofd, dat pauperisme alles vernielende verarming tot ontaarding leidl van God afvoert en onze geestelijk voelhorens at stompt. De bede van Agur is zoo menschelijk mogelijk Rijkdom of armoede geef mij niet, opdat ilc rij! zijnde, U niet verlate en armoe lijdend, niet stele voed mij met het brood van mijn bescheiden dee Dit Christelijk ideaal kan niet bereikt doch w< benaderd worden door een verzekeringswezen da zoo ver mogelijk om zich heen grijpt cn zoo algf meen mogelijk werkt. Wij Christenen weten maa al te goed, dat eenige maatschappelijke weistan hoe sober ook schier onmisbare voorwaarde is 01 menschen Gods te zijn tot alle goed werk volmaai telijk toegerust, Hoofdkantoor: AMSTERDAM (C) Heerengracht 473-475 - Telef. 49100 (3 lijnen) Directeuren; Mr. G. W. BEEGER Prof. Dr. M. VAN HAAFTEN Secretaris der Directie: Mr. P. A. VOUTE 130 jaar ondervinding geeft U den besten waarborg Auteur en Uitgever (Slot) dan 53 jaargangen! Kan iemand bij be nadering vaststellen hoeveel arbeid, hoeveel studie deze ,53 jaargangen van Dr. Kuyper hebben gevergd? Daarbij kwam De Standaard! Het lijf blad, de luidspreker van onzen machitgen lei der. De hoofdredactie van De Standaard heeft Dr. Kuyper gevoerd van 1872 tot 1919, dat is 47 jaren. Hoe heeft hij met zijn krachtige hoofd artikelen en met zijn tallooze, steeds puntige drie-starren als getooverd in den zwaren strijd tegen alles wat in strijd was met de eeuwige beginselen van Gods Woord, waar voor hij op zoo zeldzame wijze het zwaard wist te voeren. Zou iemand bij benaoerinp; kunnen zeggen, hoeveel zorg, hoeveel corres pondentie, hoeveel conferenties Dr. Kuyper daaraan heeft ten koste moeten leggen? Het tekstregister op al de Bijbeltek sten welke Dr. Kuyper in zijn tot 1906 uitge geven werken heeft behandeld, vormt een kwarto boekdeel, van 342 pagina's. En het Titel-register op De Heraut van al de artikelen, welke Dr. Kuyper daarin schreef, is een kwarto boek van ongeveer 80 pagina's. Vnepen we daarbij nog wat Dr. Kuyper ge durende zijn leven in buitenlandsche bladen en periodieken over tal van belangrijke we tenschappelijke onderwerpen of over allerlei vraagstukken van actueelen aara, heeft ge schreven, en overzien wij dan dat alles teza men als in vogelvlucht, denken wij ons even in den omvang en de beteekenis van dat alles, wel, dan moet ieder mensch, wie het ook is, wel met verwondering dezen arbeid overzien, en met bewondering opzien tegen dien éénen mensch, die dit alles gedurende een menschenleven heeft tot stand mogen brengen. Dat heeft Dr. Kuyper alleen kunnen doen. gestaald en gesterkt door zijn geloofs kracht, door de hulp hem van God ge schonken. Dat heeft hij alleen kunnen doen, omdat hij zich voor zijn taak van God ge roepen achtte. Een jaar na elkaar, bijna op denzelfden dag, zijn er in ons land twee volksleiders over De een was Ds. F. Domela Nieuwenhuis, de eigenlijke stichter der S.D.A.P., de felle volks agitator, de man van de revolutie-idee. IS November 1919 is hij door den dood, na een veelbewogen leven, weggenomen. En enkele dagen daarna werd zijn stoffelijk overschot door zijn getrouwen naar zijn laatste rustplaats gebracht. Zijn lijk werd ïangevoerd aan het Weesperpoortstation te Amsterdam en de stoet trok dwars door heel \mstex-darn, naar het Centraal station. Ik was dien dag der begrafenis in Amster dam en stuite op een'der grachten tegen deze 1 ijk-stoet. De kist, overdekt door een groote vuur-roode vlag, werd op de schouders ge dragen door een aantal forsche, stoere boot werkers uit Rotterdam, die elkaar daarvoor aflosten. En daarachter bloemen, bloe men, en kransen en dan een lange stoet van vereenigingen, corporaties, groepen, mannen en vrouwen, jongens en meisjes, allen met i'oode vaandels en allerlei roode banieren. 't Was alles rood, rood Korten tijd daarna ging ik met de tram naar het Centraal station en daar was inmiddels de kop van den stoet aangekomen. De lijk baar, als een vlammend roode plek, werd langzaam en plechtig den linker opgang naar het perron opgedragen, om in den trein geplaatst te worden waarmede het stoffelijk overschot van den overleden volksleider naar Westerveld zou worden vervoerd, om daar verbrand te worden. En toen de trein zich langzaam in beweging stelde, hief die duizend-koppige menigte haar strijdlied aan: de Internationale. En met dat lied, meermalen genoemd het lied van den haat, namen zijn getrouwen afscheid van hun leider. Die ontzaglijke opeengepakte menigte, dat tegen de muren van het station terugf roljend gezangdie tallooze vuurroode, opgeheven banieren en in den wind wappe rende vlaggen Een jaar later, op Maandag 8 November des middags om 5 uur, ontsliep Dr. Kuyper. Om ringd door zijn kinderen en zijn beste, trouwste vrienden. Ook een volksleider. Oók een man, die als Predikant zijn arbeio was begonnen. Maar welk een verschil. Ds. Domela Nieuwenhuis had het Nederland sche volk gelukkig willen maken door de revolutie, en daarvoor gaf hij zijn leven en verteerde hij zijn krachten. Dr. Kuyper heeft zijn gansche leven, zijn to tale werkkracht, al zijn gaven en al zijn ta lenten gegeven om het Nederlandsche volk ten zegen te zijn door het Evangelie, en het te leiden onder de banier van h e t Kruis. Domela Nieuwenhuis, de leider, die alles van den mensch verwachtte, van de menschelijke rede, het menschelijke verstand en de men schelijke kracht. Alle hoop stellende op den t ij d. Kuyper, de leider, die, volkomen afziende van den mensch, zijn gansche vertrouwen alléén op God had gesteld, alles alleen van Hem verwachtte en die als leider „zijn men schen" alleen wilde doen voortvaren en op bouwen naar de eeuwige beginselen van Gods Woord. Eeuwigheid s-v ruchten ver wachtende. Het bloed der revolutie, tegenover het reini gende bloed van Golgotha. Vrijdag 12 November 1920 werd het stoffelijk overschot van dezen groote des volks naai zijn rustplaats gebracht. Duizenden en duizenden waren uit alle dee- len des lands opgekomen, om van hun zoo diep betreurden Leider, hun Mozes, afscheid (e nemen. Grootsch, plechtig, vol eerbied was deze be- >d <1 of rij grafenis. Op verzoek der familie uiterlijke praal weggelaten; Geen bloemstl of palmtak dekte kist. Alleen het rood het goud van de. heide Koninklijke Hofr. tuigen, waarin de vertegenwoordigers de beide Koninginnen waren gezeten, brak he sombere zwart. En in alle straten, waardoor de lijkstoet ziel bewoog, stonden de menschen geschaard, grooten eerbied voor dezen doode. Zoo trok de stoet door de stad naar Loosdui nen, naar Oud Eik-en-Duinen. En toen het kerkhof bereikt was, stond een ontelbare schare in breeden kring om d geopende groeve geschaard. Eerbiedig. Me ontroerde harten en bewogen gezichten. Ooi met dankende harten voor den onpeilbaa grooten zegen, welken God ons land en voll in dezen eenen man, dezen zoo innig den doode, had geschonken. Aan de geopende groeve is ook openlijk Go gedankt. Gods trouw geloofd, Gods verbon in het licht gesteld. Niet de mensch, maa God werd verheerlijkt. En ook wij hebben daar ten slotte afschei genomen van onzen Leider met ons „strijd lied", het lievelingslied van dezen doode, da hij zoo menigmaal in zijn leven als vertol king van zijn geloófs-overtuiging de grooti scharen op de lippen had gelegd, en dat wi daar aan die open groeve hebben aangehe ven op verzoek van den Heer Idenburg, dei meest intiemen en meest vertrouwden boe zemvriend van den overledene: Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht Uw vrije gunst alleen wordt d' eere toe gebracht Wij steken 't hoofd omhoog, en zullen d'eerkroon dragen Door U, door U alleen, om 't eeuwig Want God is ons ten schild in 't strijdperk van dit leven En onze Koning is van Israels God gegeven Machtig golfde het lied van de duizendtallei over den akker der dooden. En toen daalde de kist onder doodsche stilt in de groeve, waar deze doode rusten zal to de bazuin van de opstanding ook hem wek ken zal. Maar dit was nog het einde niet. Want voo wij deze groeve verlieten, hebben wij uitinj gegeven aan wat ons aller hart vervulde ei we hebben met elkaar gezongen: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov' Hem vroeg en spfi.; De wereld hoor', en volg mijn zangen, Met Amen, Amen, na. Zóó werd Dr. Kuyper door zijn getrouwen be graven. En toen zijn we huiswaarts gegaan. W hebben niet veel gesproken onder elkaai Maar wel veel gedacht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 38