mm TELEGRAM Wë- ALS KAF VAN DEN DORSCHVLOER 10 WOORDE BINNENLAND/ KORTER HOE MEER GEWIN KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 28 Een meditatie van Dr A. Kuyper Daarom zullen zij zijn als eene mor genwolk, en als een vroeg komende dauiv. die henengaat; als kaf van den dorschvloer, en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd. Hosea 13 3. ER ligt een onbeschrijfelijk diepe ernst in dat zeggen der Schrift, dat een mensch, die Jezus niet toebehoort, als kaf op den dorschvloer is. Kaf is niet onnut, vuil, noch weg te vagen stof. Veeleer is kaf eens bloeiend groen aan den halm geweest. Er wierd in de opgeploegde voren tarwegraan door den zaaier gestrooid en de egge trok de voren weer glad. En toen broeide de zaadkor rel in 'den bodem der aarde; en uit die korrel sproot de kiem op; en die kiem schoot .tot een halm omhoog; en aan den top van dien halm botte de aire uit, en in die aire geelde het kos telijk graan. Daarna is de maaier op dat goudgeel graan in gegaan, en sloeg er den sikkel in, en bond het in schooven. En zoo kwam de schoove op den dorschvloer, en de dorscher sloeg er de graan korrels uit de hulzen. Toen lag het daar onderscheidenlijk, los de graankorrels, en daar om hetgeen van aire en halm was overgebleven en dat overgeblevene was het kaf. Siraks komt de wanne, en kaf en koren liggen voor het laatst vereenigd op de gespannen vacht; en op die wanne blijft dan het wichtig graan liggen en wordt in de korenmaat opgevangen: maar het kaf is te licht bevonden, en verstuift bij het schudden op den wind, of wordt straks in een hoek weggeworpen. Eens heeft datzelfde kaf dus tier en sap ge. had. Eens groende het aan den halm rijk en weelderig, en stal veel meer het oog dan het graan, dat in de huls verborgen zat. o, Hoe scheen, wat nu kaf wierd. toen schoon en sierlijk! En nu. waartoe anders is het nut, dan om te verstuiven op den adem des winds, of met vuur verbrand te worden? Er is meer nog. Wat op den dorschvloer als kaf wegstuift, was aanvankelijk met het tarwegraan zoo innig door eengevlochten. Ge kondt niet zeggen, waar het kaf uitschee en het tarwegraan begon. Het was al aan één halm; saam één plante. En niets scheen>aan te duiden, dat het met kaf en koren een zoo geheel onderscheiden afloop zou heb ben. Ze schenen lotgemeen; en toch op den dorschvloer heeft dat een einde. Dan komt er onherroepelijke schifting, en gaat het koren in de schuur en is het kaf voor het vuur. Dr A. Kuyper Deze opname werd gemaakt kort na zijn SOe verjaardag. Zooals Jezus het van die twee op den akker zei: „Twee zullen op den akker zijn. En de een zal aangenomen, en de ander zal verlaten worden!" Dat is de schriklijke schifting tusschen koren en kaf. Die twee waren misschien een vader en een zoon; een dochter en haar moeder. Twee. die bijeenhoorden; die elkaar liefhadden en om strengelden; die elkaar hielpen en gesteund hadden. Juist zooals het kaf het koren doet. Want, merk er op. het kaf is de moeder en het koren de dochter. Eens heeft die huls en spriet en halm het koren, het sap uit de aarde toege voerd: dat koren geschut voor de felle zonne stralen. En toch, zooals Jezus zei: ,,De eene wordt aan. genomen, en de andere zal verlaten worden", zoo ook gaat het op den dorschvloer. De dor scher neemt het koren aan en brengt het in zijn voorraadschuur, en het kaf laat hij. Het kaf is voor den wind. Of als het voor den wind te wichtig is, wordt het straks een prooi der vlammen. Toen de Heere bij Hosea van dat ..kaf op den dorschvloer" sprak, gold zijn zieldoordringend woord dan ook niet den Kanaanïet, noch den Tyriër, maar Israël. Lieden, die het bondszegel droegen, gesproten uit Abraham, en die bi) Dans en Bethels altaren nog zeer vromelijk voor den Heere Jehovah op de knieën vielen, ook al symboliseerden ze Hem in een minatuur- rund van goud. Denk dus niet: het kaf slaat op de wereld en het koren zijn wij. Van de wilde massa, die zichzelve op goddelooze paden verliest, is hier geen sprake. Lieden, die brutaal-goddeloos zijn, kunnen geen kaf heeten; want het kaf zit met het koren dooreengevlochten, en de ruwe, wilde wereld woont op mijlen afstands van de tente, waar de aanbidders van Jehovah samenkomen. Kaf en koren doelt altoos op menschen. wier leven dooreengestrengeld is; aan wie men het zoo niet aan kan zien, dat de eene koren is en de andere kaf. En het sterkst doelt dus dat vreeslijke zeggen van het „kaf op den dorsch vloer" op de hypocrietisch-vromen, die onder de echte vromen vermengd en verstrengeld zijn. Die mannen uit Israël, op wie Hosea in Jeho- vahs naam dat brandmerk van „kaf op den dorschvloer"-zette, waren dan ook nog aanbid ders van Jehovah, alleen, ze dienden er den Baal bij. Wel den Heere dienen,maar een aantrek. kelijken afgod er bij. Gedeelde harten; gesplitste zielen, tweeslach tige en daarom huichelachtige naturen. Neen, niet Jehovah geheel verlaten. Jehovah ook. Maar natuurlijk, dan moest Baal er bij geduld worden. En Baal nu, dat is de dienst van den lust, van het vleesch, van het geld, van al wat ijdel is en bekoort in de wereld. En die zoo knielt voor Jehovah en toch zoo Baal nahunkert, die is kaf. Vlak bij het koren. Er meê dooreengevlochten. Tot het op den dorschvloer komt. En dan komt er de onnutheid van aan het licht. Dan gaat het ten vure! Kaf en koren! Het legt de vraag van uw eeuwig in Christus verkoren zijn zoo snijdend aan uw hart. Van der Groe gaf eens zijn Toetssteen uit der valsche en ware genade, om de onzekerheid weg te nemen. Hij zag tweeërlei gevaar. Tob bende zielen, die altoos vreesden kaf te zijn, en die den troost der verlossing dierven, daar ze toch koren waren. Maar ook anderen, die er vast op gingen koren te zijn, en toch zoo vree zen deden, dat ze kaf op den dorschvloer zou den blijken. o, Het gezelschap der gezaligden in den hemel zal zoo veelszins anders zijn saamgesteld dan wij het ons hadden ingebeeld. Er zal er zoo menig een bij zijn, van wie wij het nooit gedroomd hadden. Vooral uit de vroeg gestorven lieve lingen zullen we bloemen ontloken zien, aan wier geur we ons nooit hadden verkwikt. Maar Ook, er zal zoo njeer dan één gemist worden, op wie wij bergen gebouwd hadden. Als de Heere schift, is het zoo heel anders dan naar de schifting der menschen. De zeven dui zend onder Achab, van wie Elia nooit iets ge merkt had. Och, wie zal zeggen, wat er soms, bij reeds geloken oogen, nog tusschen het Eeuwige Wezen en de stervende ziel, eer ze stierf, omging! Maar maant dit dan niet de gerusten in Sion. om weer telkens de verfrissching van hun zegel te zoeken? Maant het niet. om onder uw huis den grond, waarop het staat, eens nauwkeurig te bezien, of het wel de Rotssteen is, en niet de bedriegelijke zandgrond, die, als er waterstroo- men komen, wegkruit, afslaat en verzinkt? Ge zij.t aan de plante vast; wel u, maar dat was ook het kaf eens. Ge leeft dicht bij de vromen, maar doet dat ook het kaf niet bij het koren? Ge beschut Gods kerke; maar eilieve, heeft ook het kaf met zijn huls en spriet het koren niet gedragen? o, Denk toch aan den dorschvloerl Dagen, weken, maanden lang tiert het stil en rustig op den akker. De sikkel ligt te roesten, de dorschvlegel is opgeborgen, de wanne is vol stofs. Het schijnt aan geen dorschen toe te komen. Maar eindelijk, eindelijk breekt de dag des oogstes toch aan. En nu verandert opeens alles op den akker van gedaante. De rust heeft uit. De sikkel doet de halmen buigen. En in haaste dragen de maaiers schoof bij schoof uit. En nu viert de dorschvloer zijn triomf, en de schijn van het kaf heeft uit, en het koren wordt uitgescheiden, en het kaf verliest alle waardij. Bij busselen vol gaat het ten vure. De dorschvloer der geesten nu komt even wis, als ook deze velden hun vrucht zullen voldra gen hebben. Dan is het de ure des oordeels. En dan zal de Zoon des menschen staan met de wanne in de hand, om zijn dorschvloer te doorzuiveren. Lezer! hebt ge grond, vasten grond voor uw zekerheid, dat gij dan geen kaf op den dorsch vloer. maar koren op de wanne zult zijn? Kernwoorden uit Dr Kuyper's geschriften ./eest mannen, mijne broeders, niet door onge voelig te worden en uw hart toe te sluiten, maar mannen in Christus, door eerst f ij n e r dan de wereld elke aandoening in u op te vangen, maar dan ook in uw Heiland sterker dan de wereld elke aandoening die u vermeesteren zou. te be dwingen in den geest tot ze dienen wil voor Jezus' glorie. (Honig uit den Rotssteen II) X In dit herdenkingsnummer mocht een artikel van Dr Kuyper zélf niet ontbreken. Maar wat daarvoor te kiezen De geeste- lijke nalatenschap van dezen, veelschrijver" beslaat bijkans een geheele bibliotheek Ten slotte kozen we een meditatie. Want 't is zooals Dr A. Kuyper Jr op eert V- andere plaats in dit herdenkingsnummer zegt: „Het is door die meditaties dat Dr Kuyper zoo groote invloed heeft uil- geoefend en zoo velen totzegen isgeweest". We willen inzonderheid onze jongere lezers aanradenLeest deze meditatie eens heel aandachtig 'ris ongeveer 50 jaar geleden, dat Dr Kuyper haar schreef. Maar heeft ze iets van haar zeggenskracht, van haar actualiteit ver loren X Dp meditaties van Dr Kuyper kunnen nóg voor velen tot rijken zegen zijn I De Geest van Christus is geen droppel olie die op den waterspiegel drijft, maar een al-doordrin gend vocht, dat eiken droppel van den stroom uws levens doortrekken moet. (Conservatisme en Orthodoxie) De bedienaren des Woords zijn niet de men gers der goddelijke artsenij. De Heere zelf heeft die voor zijn kranken gemengd, en al wat zij mogen doen is stipt naar de wijze door den goddelijken Medicijnmeester verordend, de medicijn aan de kranken toedienen. (De verborgen dingen voor den Heere onzen God) Ieder mensch is geroepen God te dienen in elke betrekking des levens. (Onze gedragslijn) Elke morgen ligt er een taak voor onze rekening die God wil dat we af zullen werken. (Gomer voor den Sabbath) Van onze gezinnen, van ons kerkelijk, ja van elk Christelijk vereenigingsleven. altijd moet de wereld getuigen kunnen: ..Zie hoe lief'ze el kander hebben". r (E Voto IV) De Heilige Schrift is een kleinood aan dag- looner en hoogleeraar gemeen. (Hedendaagsche Schriftcritiek) Auteur en Uitgever Vervolg van blz. 26) toen ik ongeveer een uur bezig was, een kellner aan de deur klopte met de vraag of ik ook iets gebruiken wilde. Dr. Kuyper had hem opgedragen dat te doen! Op zichzelf niets bijzonders, maar het teekent de zocg- v u 1 d i g h e i d waarmede Dr. Kuyper alles Toen ik me echter begon in te werken, zag ik dadelijk, dat dit maar geen kwestie van enkele uren zou zijn, en dat ik bovendien vele andere gegevens noodig had, welke ik alleen thuis kon vinden. Toen Dr. Kuyper des middags dan ook terug kwam. deelde ik heni dit mede en stelde voor, dat ik alle paperassen mee naar huis zou nemen en hem dan binnen weinige da gen, zoodra ik gereed was, een schriftelijk uitgewerkt rapport zou ter hand stellen. Dat vond hij uitnemend. Dr. Kuyper haalde uit een kast een oud bruin-leeren koffertje, dat duioelijk de kenmerken droeg van lang- durigen trouwen dienst, en zeide: ,,Neem dat maar mee, dat kan ik wel missen". Alle paperassen werden daarin geborgen, en ik vertrok weer met spoed naar het dicht in de nabijheid gelegen station, zonder verder iets van Brussel gezien te hebben. Enkele dagen daarna belde ik des avonds om precies 8 uur weer aan in de Kanaal straat en overhandigde Dr. Kuyper hei rapport. „En wat ben ik je nu schuldig, Kok, voor je reiskosten en al -je moeite?", vroeg hij met zijn diep-volle stem, mij glunder aan ziend. Natuurlijk haastte ik mij te antwoorden: „Excellentie, laten we daarover niet praten. Waar U zoo ontzaglijk veel voor ons doet. acht ik het mij een voorrecht ook eens iets voor U te mogen doen, en als U me weer noodig heeft, kunt U over mij beschikken". Met een ernstig gezicht, hoofdknikkend, zeide Dr. Kuyper toen: „d&t dacht ik wel. .Wacht maar eens even". Dr. Kuyper ging toen in de andere werkkamer. Ik zag dat hij wat uit een lade nam en aan zijn bureau ging zitten. En dra kwam hij weer terug met oen groot portret, waarop hij een voor mij vwendclijke opdracht had geschreven, geda teerd 24 Januari 1913. en overhandigde mij dat met de woorden: „Daar hebben je kin deren later ook nog wat aan". Behalve dit portret, dat sindsdien op mijn kantoor een plaats heeft gekregen, bewaar ik aan den gedenkwaardigen dag welken ik in Brussel door bracht, altijd nog als een reliquie het oude, bruin-leeren koffertje. Zooals in alles was Dr. Kuyper ook even stipt bij do vaststelling zijner vacanties. Ge ruimen tijd tevoren was b.v. bepaald: 2 Juli ga ik op reis. En dan gebeurde dat ook. Pre cies als met zijn terugkomst, 'k Herinner me dat hij na zijn thuiskomst van de groote va cantie, welke hij, als zoo dikwijls, ook nu weer in het bekende Sanatorium „Weisser Hirsch" bij Dresden had doorgebracht, mij al spoedig met groote voldoening enkele inge vulde staten liet zien. Hij vertelde mij toen. dat de doctoren daar hadden geconstateerd dat hij, ver over den 70 jarigen leeftijd, een bloeddruk en een hartslag had als een mari op de middaghoogte van zijn leven. De dok ters hadden hem schertsend een „medisch phenomeen" genoemd. Dat gaf hem vreugde 'k Ben er zeker van dat Dr. Kuyper niet ver heugd was, omdat hij daardoor wellicht nog langer kon leven. Want aan het leven zelf hier op aarde zal hij ongetwijfeld niet zoo gehecht zijn geweest. Maar tot in het laatsi van zijn leven had Dr. Kuyper het gevoel dat zijn taak nog lang niet af en zijn werk nog niet voltooid was, dat hij dus nog niei gemist kon worden, en er nog zoo ontzaglijk veel voor hem te doen was. Het gaf hem daarom vreugde, dat hij zijn arbeid kon voortzetten. Dat was zijn blijdschap. Want eigenaardig was het (en het heeft mij meer malen getroffen), dat Dr. Kuyper op een eeftijd, waarvan wij als menschen moesten zeggen: 't zal nu toch wel op een einde aan gaan, Dr. Kuyper zelf nog steeds vol met groote plannen was en zich voorstelde die nog allen te kunnen afwerken. Zoo heeft hij mij. meermalen gezegd, dat hij nog een uit gebreide Dogmatiek geven wilde, zoomede een commentaar van enkele Bijbelboeken Wat helaas niet geschied is. Toen ik in het jaar 1915 weer eens met hem confereerde, beklaagde hij zich, dat hij feite lijk niet eens wist, hoeveel geschriften er in den loop zijner jaren wel van zijn hand ver schenen waren, ,,'k Heb er geen tijd vooi gehad, Kok, om dat ook bij te houden" 't Eene woord lokte het andere uit en 't slot was, dat ik op zijn verzoek hem beloofde de naast zijn werkkamer gelegen archief-kamer te zullen doorwerken, alles goed na te zien, en dan zou trachten een volledige lijst samen te stellen van alles wat hij in zijn leven had uitgegeven in brochure- en boekvorm, of in diverse binnen- en buitenlandsche bladen en periodieken geschreven had. Althans voot zoover deze laatsten aanwezig waren. Toen ik met dezen arbeid bezig was, deed ik echter een ontoekking! In die archief-kamer toch vond ik, behalve de boeken en brochures waarnaar ik zocht, ook diverse groote en kléine pakjes met...... geschreven copy! Daar keek ik van op. En mijn uitgevers-neus be gon ietwat te kriebelen. 't Bleek mij dat het voor 't grootste ge deelte volledig uitgeschreven preeken waren uit den tijd van Beesd, Utrecht en ook een deel van Amsterdam. En 't wondere van deze geschreven preeken voor mij, die het hand schrift van Dr. Kuyper zoo goed kende, was dat ze allen zóó zeldzaam keurig, regel matig en duidelijk geschreven waren, als ik in mijn leven nog maar zelden eenig hand schrift gezien hadl Wat moet Dr. Kuyper in zijn jonge jaren een prachtig handschrifi hebben gehad. Nadat ik alles nauwkeurig nagezien en ge catalogiseerd had, deed ik Dr Kuyper een voorstel, dat in mij geboren was door het zien van al die geschreven preeken, n.l. om uit deze collectie oude preeken een bundel L ij d e n s-p r e e k e n samen te stellen. Want ik had enkele van deze Lijdens-preeken door gelezen en ze hadden mij zeldzaam gepakt door taal en stijl niet alleen, maar bovenal door de warmte van geest, welke er uit straalde. Toen ik met het verzoek voor den dag kwam. fronste Dr. Kuyper zijn voorhoofd. Hij voelde er niet veel voor. Toch gelukte het mij 't zoo ver te brengen, dat hij mij toestond, dat zijn zoon Dr. A Kuyper te Rotterdam de geheele verzameling zóu nazien en er dan een keuze uit zou doen. En dan zou hij „nog wel eens zien" en definitief beslissen. Blij met het vooruitzicht dat deze bundel er toch misschien wel komen zou. stelde ik mij met Rotterdam in verbinding. Dr. Kuyper .Tr was bereid en toen de keuze was geschied, stelde ik me opnieuw met Dr. Kuyper Sr. in contact, om nog eens hel plan met hem te bespreken. Dr Kuyper ging echter niet over ijs van een nacht. En daarom luidde zijn antwoord dan ook: „Geef ze maar hier. Kok, dan zal ik ze wel eens inzien, en dan hoor je er wel meer Ik hoorde echter niets. Tot ik geruimen tijd later, bij een bezoek voor een ander doel. ook het gesprek weer op den bundel Lijdens-pree ken bracht, 't Antwoord kwam spoedig en., was afdoend. Met een handgebaar zeide Dr. Kuyper diep-ernstig: „Spreek er mij niet meer van, Kok. 'k Heb ze nog eens nagelezen, en ik heb me geschaamd dat ik in vroegere jaren zulke preeken heb kunnen houden. Ik heb nu zulk een ander inzicht in Gods Woord". Ik heb er ook niet meer over gesproken. Al wil ik niet ontveinzen, dat het een teleurstel ling voor mij was. Het aantal geschriften en boeken, dat Dr. Kuyper gedurende zijn geheele leven ter perse heeft doen leggen, is enorm. Er is wel eens gezegd: alles tezamen is 't een kleine bibliotheek op zich zelf. Hij heeft zelf ergens gezegd: „te doen aan onverbeterlijke veel schrijverij". Dr. Kuypers geniale geest heeft over tal van onderwerpen geschreven. Hij was inderdaad meester op alle wapens. Geen terrein was hem onbekend. Geen onoerwerp hem vreemd. En als hij schreef voor „zijn menschen", was alles even glas-helder. Wat Dr. Kuyper schreef over Theologie is bekend genoeg. Of het nu was over kerk recht, kerkhistorie, dan wel over dogmatiek, symboliek, enz.; zijn groote werken dwingen bewondering af, en zelfs zijn tegenstanders zullen dit moeten erkennen, al zullen ze het ook niet luidkeels verkondigen. Neem alleen maar zijn Encyclopaedie der Heilige Godge leerdheid, zijn Dictaten-Dogmatiek in 5 dee- len, Gemeene Gratie, E Voto Dordraceno, Pro Rege, enz. enz. Wat hij als Politicus heeft gedaan, van af den dag waarop zijn groote editie „Ons Pro gram" geboren wera, is bekend genoeg. En die zijn vier dikke deelen „Parlementaire Redevoeringen" voor zich ziet staan, moet wel bewondering koesteren voor dezen mach tigen geest, die de moeilijkste onderwerpen, kwesties en problemen met zulk een glan zende taal, in zulk een koninklijken stijl wist te behandelen, dat het een genot was er naar te luisteren, zelfs voor zijn meest vinnige tegenstanders. En wat Dr. Kuyper voor het Sociale leven heeft gedaan en direct of indirect tot stand heeft gebracht, drukt thans zijn ouiilelijken stempel nog op ons hedendaagsche leven. Maar ook op terreinen, buiten zijn eigenlijke' sfeer, wist hij als dit noodig was, bewonde renswaardig spoedig een zoodanig inzicht, te krijgen, dat specialisten op dit terrein een voudig verbaasd stonden. Hij had daarvoor blijkbaar een bijzonder instinct, evenals Voor de wijze waarop hij iet wist te vinnen, wanneer hij voor zijn studie in anderer lite ratuur iets zoeken moest. Er loopon daarover heel aardige „verhalen". Wanneer we al zijn geschriften, klein en groot, bij elkaar nemen, komen we tot liet ontzagwekkende cijfer van 127 brochures. 33 kleine populaire boeken. 10 wetenschappe lijke werken in één deel en 10 groote weten schappelijke werken elk van 2, 3, 4 of 5 dikke deelen, terwijl hij van een 20 tal werken (Calvijn, Voetius, Junius enz.) óf de uitgave zelfstandig bewerkte, óf er zijn medewerking aan verleende. In totaal ongeveer 200 w e r- Als we de bladzijden van al deze uitgaven zouden kunnen optellen, zouden we komen tot een inderdaad ontzaglijk cijfer. En dat alles heeft, nog eens, Dr Kuyper zelf met zijn pen geschreven! Maar naast dit groote getal geschriften komt ie's te staan, wat van niet minder beteeke- nis is. Ik bedoel zijn zuivere per s-a r b e i d. Dr. Kuyper heeft van 1869 tot 1873 vele hoofd- ariikelen in De Heraut geschreven, de hoofd-redactie van de geheele Heraut ver richt van 1877 tot 1901 en van 1906 tot zijn overlijden in 1920. Dat is dus niet minder

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 36