nederlandsche Handel-Maatschappij, n.v. Kleine voorvallen uit 't leven van een groot man AAN- EN VERKOOP VAN EFFECTEN ALLE BANKZAKEN SAFE DEPOSIT KOFFERKLUIS KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 28 ELDERS in dit gedenknummer gaven we reeds een vluchtige schets van den levensgang van den man, wiens honderdjarige geboortedag straks wordt herdacht. Hier geven we nog eenige anecdotes, waaraan 't leven van Dr. Kuyper zoo rijk was. De kleine politicus ik ben zoo vertelde Dr. Kuyper zelf eens een dagbladlezer en dagbladminnaar geweest van kleine jongen af. Mijn lieve vader keurde dat af, dat ik reeds als een jongen van tien, elf jaar op de courant als verzot was en verbood mij ten slotte meer een oog in de courant te slaan. Maar zóó sterk zat de journalistische hartstocht toen reeds in mij, dat ik, als ik even een courant machtig kon worden, er mede naar den zolder sloop, en daar zat ik dan als kleine jongen op een pakkist te lezen in de „Opregte Haarlemmer". Ik herinner het mij nog als de dag van gisteren, het was in 1S53, het jaar van Thorbecke's val. Ik was toen de felste anti-papist, die zich denken liet, en de Aprilbeweging maakte mij tot een anti-Thorbeckiaan van het heftigste soort. Immers, men had mij reeds lang verteld, ep ik was opgevoed in de gedachte, dat Thorbecke en de zijnen een mijn tegen dê eer en het gezag van het Huis van Oranje hadden aangelegd. En de liefde, de warme innerlijke verkleefdheid aan het Huis van Oranje zat mij reeds als jongen zóó diep In dq ziel, dat dit ééne gerucht op zichzelf reeds genoeg was om te maken, dat, toen eindelijk op den avond van 20 April, de tijding binnen Leiden kwam, hoe Thorbecke zijn ontslag had gekregen, ik als buiten mijzei ven van vreugde de trap op stoof, de kamer van mijn vader invloog, en als dronken van vreugde uitriep: „Vader, vader, Thorbecke is gevallen!" Met gelijke munt betaald Op het gymnasium behoorde Abraham Kuyper tot de beste leerlingen. Vooral zijn opstellen, die met zwierige oratorie werden voorgedragen, blonken Een naijverig mede-leerling, die hem hierover in een Fransch versje hekelde, kreeg dit krachtig bescheid van'den jongen Kuyper terug: Wie overal zijn mond in steekt, En telkens schiet met spek, Loopt kans dat hij zijn hersens breekt En wordt verklaard voor gek. „De schriever" Toen Dr. Kuyper predikant te Beesd was, noemde men hem daar weldra „de schriever" (de schrij ver). Als hij óp den Kerkeraad kwam, bracht hij altijd een tasch met brieven mede. Nadat hij den Kerke raad geopend had, begon hij dadelijk te schrijven, leidde den-Kerkeraad, gaf ieder op tijd antwoord, maakte nu en dan een grapje en schreef al maar door. Als de vergadering was afgeloopen, pakte Dr. Kuyper zijn tasch weer in en zeide: „Goeden avond, broeders, we zijn nuttig en aangenaam bij elkaar geweest. Wat doet U? Aan een jonge dame uit adellijke familie vroeg Dr. Kuyper eens: „En U, Freule, wat doet U?" „Niets", was het antwoord. „Niets?" herhaalde Dr. Kuyper verbaasd. „En er is zóóveel te doen!" Mevr. ÏL Kuyper-Huber. Ds V DE OUDERS VAN Dr 'A. KUYPER. Kuyper als student omstreeks 1860. Dat woord en de wijze waarop het gezegd werd, maakte zulle een indruk op haar, dat zij in de plaats harer inwoning aan 't werk toog en er o.a een Ghr. Bewaarschool oprichtte. Voor de Zondagsschoolklas Dr. Kuyper bracht eens een bezoek aan de Zon dagsschool te Katwijk a. d. Rijn, die onder leiding stond van baronesse J. A. H. van Wassenaar van Catwijck (geb. Hoffman), Hij vertelde aan de kinderen, dat hij aan 't strand had gestaan en in de verte een scheepje had ge zien, dat op 't strand aanstuurde. Op het strand stond ook een visschersvrouwtje te turen naar dat scheepje, en haar kleine jongen, die naast haar in 't zand speelde, vroeg haar of het vader was, die daar aankwam. „En zoo, lieve kinderen", zeide Dr. Kuyper tot de kinderen, „als de menschen op het strand uitkij ken of de scheepjes binnenkomen, zoo zien de engelen in den hemel uit naar ons allen hier op aarde. Naar u, lieve kinderen, en naar ons, groote menschen. Onze scheepjes zijn nog ver af van de haven in den hemel. Maar de engelen vragen: „Is die en die op weg naar de zaligheid"? En ze kij ken naar ons uit en wachten op ons, net zooals die moeder en dat kind op het strand". Van alle markten thuis Eens moest ten huize van Dr. Kuyper een canapé hersteld worden. De stoffeerders kwamen en deden h-in werk zoo goed als zij het verstonden. Maar de scherpe blik van den professor zag al ras, dat zij omslachtig werkten. En hoewel Dr. Kujlrper natuurlijk nooit het stoffeerdersvak beoefend had, zeide hij tot hen: „Mannen, ziet ge niet, dat ge op d i e manier niet opschiet? Geeft mij uw gereedschappen even". En hij toonde hun, hoe zij veel béter en met snel lere uitkomst op de manier konden arbeiden, die hij hun voordeed. „Ja mijnheer", antwoordden ze verbaasd „daar aan hebben we nooit gedacht". Een andere keer had de dienstbode de biefstuk laten aanbranden. Dr. Kuyper zelf spoedde zich naar de keuken en bracht weldra een nieuwe bief stuk boven, die hijzelf zóó voortreffelijk gebakken had als ooit de bekwaamste kok of keukenmeid 't heeft kunnen doen. Een merkwaardige veelzijdigheid van kennis Twee juristen van den allereersten rang stonden gereed om Dr. Kuyper een bezoek te brengen. De een, oud-minister van Justitie, met Dr. Kuyper van nabij bekend, verhaalde den andere, een lid van den Hoogen Raad, de meest ihiraculeuze din gen omtrent Kuyper's encyclopaedische kennis. Om hem te overtuigen, verzocht hij den nieuwe ling, die ietwat wantrouwend stond tegenover de lofprijzingen op den grooten man. een onderwerp te noemen, waaromtrent Dr. Kuyper's oordeel zou worden gevraagd. Deze ging daarop in en noemde als thema van gesprek het niet voor de hand lig gend onderwerp: de dans in de Grieksche oudheid. Het bezoek werd gebracht, het lid van den Hoo gen Raad werd voorgesteld en met fijnen tact wist al spoedig de oud-minister het gesprek te brengen op de antieke eurythmetiek. Het resultaat was verbluffend: een verhandeling werd door den gastheer geleverd over den dans in de Grieksche Oudheid, die om haar spranke lend vernuft en oorspronkelijkheid blijvenden in druk maakte. Nóg een voorbeeld, van omstreeks 1885. Dr. Kuy per ging uit opeen zijden japon voor zijn echtgenoote. De eigenares van de manufacturen zaak verhaalde over dit bezoek: „Dr. Kuyper ver toonde een verstand van zijde, en van de al of niet duurzaamheid der kwaliteit te bezitten, waar mijn zoon en ik nog van leeren konden. Men zou den ken met een zijde-fabrikant uit Lyon te spreken". De vader van H. S. S Mej. H. S. S. Kuyper kwam terug van een lezing, die zij te Utrecht gehouden had. Lachend zei ze tegen haar vader: „Dat 's wat moois! Op het aan plakbiljet. stond: „Lezing over de Amerikaansche vrouw, door de dochter van Dr. A. Kuyper"! Dat ik nu toch nooit eens mezelf mag zijn! Hadden ze nu toch eindelijk niet eens mijn eigen naam kunnen zetten? Ik ben en blijf toch maar altijd de dochter van Dr. Kuyper, die van vroolijken omgangstoon hield en altijd grapjes met geestigheden beantwoordde, zei: „Och kind, da's allemaal niets! De tijd zal komen als i k een lezing houd, dat ze advertee- ren: „Heden spreekt de vader van mej. H. S. S. Kuyper!" Fabius in Kuyper's pelsjas Er zijn dikwijls botsingen geweest 'tusschen de twee strijdbare reuzen Fabius en Kuyper. Van zoo'n botsing, die echter best afliep, vertelde wijlen mej. H. S. S. Kuyper eens het volgende: „Meer dan veertig jaar geleden. In den „goeden ouden tijd". De V. U. zeven jaar oud. De Dolean tie pas achter den rug. De Grondwetsherziening van 1SS7 had voor onzen politieleen strijd nieuwe mogelijkheden geopend. Er was een nieuwe dis- tricts-indeeling. Voor het eerst zou de „Kamer van honderd" worden gekozen. Druk werk aan den politieken winkel. Ook in de A.R. Partij. Een snerpend-koude dag in Februari 18S8, Fabius secretaris van het Centraal Comité; mijn vader voorzitter. Dus: botsingen, waarvoor drukke ar-* beid met overspanning altijd vruchtbaar terrein - Prof. Fabius kreeg een bureel te zijnen huize* Hoogte Kadijk, Verweyck werd zijn bureauchef* Wij woonden dichtbij, op de Prins Hendrikkade. Hard werd er gewerkt op 't bureel. Fabius zat soms tot diep in den nacht aan zijn schrijftafel. Op een middag komt er aan 't bureel op de Hoogte Kadijk een telegram met dringend verzoek dien zelfden avond een bekwaam spreker naar Ridder kerk te zenden voor debat met Goeman Borgesius. Fabius was niet thuis. Gaf college aan de V. U. Kon dus niet geraadpleegd worden. Verweyck wetende, dat er dien avond niemand beschikbaar was, besloot even naar de Prins Hen drikkade te stappen, en mijn vader om advies te vragen. „Fabius moet gaan", was het antwoord, kort en krachtig. „Onmogelijk, Professor", zei Verweyck. „Hij heeft zóóveel te doen, dat hij er geen halven dag zou kunnen uitbreken". „Zooveel te doen" dat was een bezwaar, dat mijn vader nooit teldel Vooral nu niet. „Wie zóóveel te doen heeft, komt tóch niet klaar! We hebben eenvoudig niemand anders. En Rid derkerk moet geholpen worden. Fabius moet Met het bevel van den generalissimus ging de bureauchef weer naar de Hoogte Kadijk, en wacht te de terugkomst van den secretaris af. En nu z i e ik die ontmoeting. Verweyck zoo vriendelijk, zoo beleefd mogelijk de pas ontvangen opdracht in- kleedend, bepleitend en de toenemende veront waardiging in gezicht, houding en ademhaling van den al onwilliger luisterenden FabiusDe pil was niet te verzilveren- Hard en hoog klonk het: „Heeft u de voorzitten dan niet gezegd, dat ik voor zoo iets onmoge» lijk tijd heb???" „Zeker, Professor", deed Verweyck nog eens erg zijn best. „Dat heb ik gezegd. Maar de voorzitten vond het tóch gewenscht, da' u naar Ridderkerk zou gaan". Ontploffing! Boos liep hij weg. Verweyck heef' me niet verteld, wat Fabius toen zeide. Maar ik weet het wel althans wat hij rWjit, Minstens ditj Was d&t een manier om hem te behandelen! Hem, Fabius, een man van zijn naam en positie! Hem zoo'n opdracht thuis te sturen, zoo maar, monde ling, door zijn ondergeschikte! Dat deed K''-->er zoo dikwijls! Wat verbeeldde hij zich wel zo autocraat zonder manieren! Maar hij, Fabius, liet zich niet behandelen als een kwajongen. Hij be dankte er voor. Hij ging niet Een half uur later wordt er aan de voordeur ge beld. Prof. Fabius, die juist in de benedengang was, deed de deur open. Wie stond daar? Dr. Kuyper's oudste zoon, toen; student aan de V. U., met een dikke pelsjas over zijn arm. „Ik kom u vader's pelsjas brengen, Professor", zei de student. „Vader is bang, dat het voor u te koud zal zijn op die reis naar Ridderkerk, en va der hoopt, dat u z'n pelsjas voor vanavond van' hem zal willen leenen". De warmte van die aangeboden pelsjas ontdooide plots de ijskorst om Fabius' hart. Een uur later vertrok Fabius in Kuypers pelsjas naar den debatavond in Ridderkerk. Zóó waren die twee sterke reuzen met hun haró'q vuisten: en hun kinderharten. HOOFDKANTOOR amsterdam AGENTSCHAPPEN IN NEDERLAND: ROTTERDAM 's GRAVENHAGE Amersfoort Deventer Helmond Oosterbeek Vlissingen Apeldoorn Doetinchem Hoogeveen Roermond Waalwijk Arnhem Ede Leeuwarden Sneek Wageningen Baarn Eindhoven Lochem Tiel Weert Bilthoven Eist (O.B.) Maastricht Tilburg Winterswijk Breda Groningen Meppel Utrecht Zeist Brielle Heerenveen Nijmegen Velp (Gld.) Zutphen Bussum Heerlen Venlo Zwolle 29 VESTIGINGEN IN NEDERLANDSCH-INDIE EN DE OVERIGE DEELEN VAN AZIË Auteur en Uitgever (Vcnolg »«n bh. 25) gevers ter perse waren gelegd, ook aange kocht, zoodat ik ten slotte al zijn geschriften in één fonds had ondergebracht. Er zijn over de wijze, waarop Dr. Kuyper zijn boeken samenstelde, allerlei „on-dits" in omloop. Feit is, dat het schier ongelooflijk genoemd mag worden dat één man, naast a 1 zijn anderen arbeid (en als men zich dien „an deren" arbeid eens goed wil realiseeren, zal men tot de conclusie komen dat alleen deze velerlei andere arbeid reeds een vol ledigen normale mensch opeischte) zoo enorm veel heeft kunnen schrijven als Dr. Kuyper in zijn leven gedaan heeft. En dat alles met zijn eigen pen! Tegenwoordig zijn er auteurs, met veel arbeid overlaaen, die hun copy dicteeren aan een steno-typiste, die het ge dicteerde dan direct in machine-schrift over typt. Maar Dr. Kuyper moest alles schrij ven. Geen wonder dat zijn schrift, in vroe gere jaren als „gedrukt" zoo fraai en duide lijk. geleidelijk zóóveel minder werd, dat het in 't laatst van zijn leven niet dan met groote moeite meer te lezen was. Ik wil wel eerlijk bekennen, dat menigmaal, als ik een uitvoerigen brief van Dr. Kuyper ontving, er héél wat voor noodig was, voorrik alles, goeo leesbaar, had overgeschreven. En bekend is dat er aan de drukkerij van de Standaard maar een enkele zetter, een der oud gedien den, was, die vele jaren met het geleidelijk minder wordende schrift „was meegegaan" en het handschrift van den Hoofdredacteur nog lezen kon! Er is wel eens gezegd, dat als een gewoon mensch alleen moest overschrijven wat Dr. Kuyper in zijn leven heeft doen drukken hij hard werk zou hebben om in een men schenleven gereed te komen! Naast eenige pverdrijving zit hierin toch ook zeker een kern van waarheid. Want indèrdaad het i s wonderbaar, dat Dr. Kuyper zooveel heeft kunnen doen drukken, als men bedenkt hoe veel er daarnaast nog geschreven werd, dat niet afzonderlijk werd uitgegeven. Ik kom op het aantal zijner geschriften en boeken straks nog even terug. Het geheim, dezen reusaohtigen arbeid te hebben kunnen volbrengen, kan alleen wor den verklaard uit het feit, dat Dr. Kuyper in héél zijn leven een bijna ongekende orde heeft weten te brengen. Alles, wat hij doen moest, liep langs vaste regelen van orde en regelmaat. En niet dan in de uiterste nood zakelijkheid week hij daarvan af. Alle uren van den óag waren geordend. Elke minuut had waarde. Dr. Kuyper wist precies welk werk hij op elk uur van den dag moest doen. Om zoo laat dit, om zoo laat dat En als hij met d i t bezig was, moest men hem niet storen om dat. Dr. Kuyper bezat blijkbaar de gave om b.v. van 910 zuiver aan de politiek te kunnen denken, en van 1112 een theologisch onder werp diep in te denken. Dr. Kuyper, voor zoover ik het kan beoordeelen, deed altijd maar één zaak. Maar dan ook gehéél. Als hij aan een bepaald werk bezig was, wisi hij precies te zeggen hoeveel uren per week hij daarvoor kon vrijmaken. Ik heb hierovei indertijd in het beekje „Levensavond van Dr Kuyper" op verzoek van de dames Kuypoi iets meer meegedeeld in verband met de uit gave van het groote boek „Antirevolutionaire Staatkunde", en ik wil, ter verduidelijkinp van wat ik bedoel, daarvan hier nog Iets overnemen. Ik schreef toen: ,,'t Was in het voorjaar van 1915, dat uw Vader mij liet komen om over deze uitgave te spreken. Ibi vertelde mij, voor dit omvangrijke boek he> wat speciale studie te hebben gemaakt, en dat er een kleine bibliotheek yoor werd aan-. geschaft. Toen alles, ook de omvang en de wijze van verschijning, geregeld was, vroeg ik, wanneer hij dacht dat het laatste gedeelte van het werk gereed zou kunnen zijn. „Dat zullen we eens even uitrekenen, Kok" was zijn antwoord. Uw Vader nam potlood en papier, en zacht- kens voor zich zelf sprekende, rekende hij eerst uit, hoeveel uren hij op de verschillen de dagen voor dit werk kon vrijmaken, 'k Hoorde hem zeggen: „Maandags zooveel, Dinsdags zooveel,dót is dus totaal zoo veel uren per week. Het geheele werk wordt zooveel pagina's, dat is dus zooveel pagina's sohrifts. Ik kan per uur schrijven zooveel pagina's dat is dusen na eenige bere keningen zeide uw Vader plotseling: „als ei dus geen verhindering komt, kan ik met de laatste copy nog net in December 1916 ge reed komen. Reken dus daar maar op, Kok", zoo zeide uw Vader letterlijk, 'k Weet me nog levendig te herinneren dat ik toen bij mij zelf zeide: nu, daar zal nog wel een paar maan den aan ontbreken. Doch 't kwam precies zoo uit. Geregeld als een klok vorderde het werk, en zelfs tijdens zijn vacantie in Dres den wilde hij ae drukproeven geregeld blij ven nazien". Deze tot ir de uiterste consequentie doorge dreven systematische dagveröeeling deed Dr. Kuyper rustig en geregeld werken, zondei gejaagd te worden. Maar men moest hem dan ook in de morgenuren, als hij met een zekeren arbeid bezig was, niet komen storen. Want dan ontving hij eenvoudig niet. 'k Heb het zelf eens ondervonden en di? ééne keer was meer dan voldoende voor mij! Als ik Dr. Kuyper spreken moest, kon ik altijd kome i óf des middags om 2 uur, óf des avonds om 8 uur, wanneer hij aan de correc tie van De Standaard begon. Maar precies om 2' uur óf 8 uur. Kwam ik, zooals in _'t be- gin, Wel eens KJ minuten voor 8, dan keek Dr. Kuyper bedenkelijk op zijn horloge, *.ag mij met zijn groote, donkere oogen ernstig aan, en zeide alleen: ,,'t is nog geen 8 uur, Kok". Later raste ik béter; op. Meermalen, als het nog. niet precies 2.of 8 uur-was, en ik wat vroeg was,_ heb ik het huizenblok van Dr. Kuypers huis enkele malen omgeloopen,' en ik belde niet aan'vóór dé klok'sloeg.'En ik merkte, dat Dr. Kuyper, de' mam die in alles zoo groote orde had, dat' prettig' vond^ 't Gebeurde echter éénmaal, dat ik 's mor gens in Den Haag was en Dr. Kuyper wel gaarne over een spoedzaak even wilde spreken, 'k Waagde het daarom aan te bel len en 'k werd werkelijk toegelaten. Maar hoe! Dr. Kuyper ontving mij staande, met een gezicht alsof hem iets-héel ernstigs was overkomen. En toen zeide hij, nadat ik mijn boodschap had gedaan, op diepen, ernstigen toon: „hoor eens Kok, 'k heb je nu nog ontvangen, maar je moet mij *s morgens niet meer storen in mijn' wérk; doé' mé dót verdriet nu niet meer aan". Toon én'wijze- waarop Dr. Kuyper deze laatste woorden sprak, waren zóó gevoelig,'dat ik hét nooi t1 meer geprobeerd heb," hém 's'mórgens lastig te vallen. Alleen door deze zoo uiterst conséquent'door gevoerde en strikt volgehouden uür- en dag- verdeeling voor den zoo verschillenden ar beid, welke door hem moest'worden verricht.. Uon Dr. Kuyper zooveel werk verzetten. Een gevolg van deze methode' was ook dat hij, als een architect zijn.bestek, ook den arbeid welke hem wachtte zóó 'kon regelen, dat hij' ook nooit op zijn copy liet wachten. Zijn. werk was altijd vóór den daarvoor bestem-, den tijd gereed. En daarbij kwam; dat hij de meest mogelijke zorg aan de copy besteedde. Dr Kuyper was een taal-kunstenaar en 't lag dan ook voor de hand, dat hij groote zorg wijdde aan, den vorm waarin hij beigeen hij zeggen wilde goot. Als ik het zoo zeggen mag: zooals een goudsmid edel-smeedkun^t beoefent, zoo deed Dr, Kuyper aan woord- smeedkunst. Bijzonder trof mij dat b.v. bij de uitgave van Dr. Kuypers redevoeringen voor de Deputa- tenvergadering. Wanneer die b.v. in Mei moest worden gehouden, was de'copy zeker een paar maanden van te voren in mijn bezit. Meestal in goed leesbaar schrift overgebracht door een der Standaard-Redacteuren, den Heer Baarbé, een stille kracht van de eerste orde, Dr. Kuyper stelde de beteekenis van de De- putaten-vergadering zéér hoog, en aan dien hoogtij-dag mocht niets ontbreken. Aller minst iets aan de rede, welke zou worden gehouden. De groote taai-kunstenaar had met de taal als geworsteld, om ze zóó te kneden en te vormen, dat ze deed wat de Auteur er van verlangde. Niet alleen echter de inhoud van de rede* maar zelfs de titel daarvan was hem een oorzaak van zorg en rijp beraad. Want ook daaraan hechtte Dr. Kuyper bijzondere waar* de. En hij rustte niet voor het hem gelukt' was, een naar zijn gedachten „pakkenden" titel te vinden. Zoo herinner ik mij b.v. met' wat een blijde voldoening hij in het voorjaar van 1913 mij mededeelde, dat de titel van, zijn a.s. Deputaten-rede zou zijn: „De Mei boom in de kap". D i e vondst schonk hem. blijkbaar echte blijdschap. De laatste Deputaten-rede, welke hij hield, was getiteld: „De kleyne luyden". Had hij een voorgevoel dat dit de laatste maal zou zijn, en wilde hij dit laatste woord „zijn menschen" wijden, voor wie hij zooveel ge* daan had? Wanneer dan ten slotte de laatste drukproef voor afdrukken gereed was afgegeven, werd er een afzonderlijk exemplaar als lees-exem- plaar gedrukt, op iets grooter formaat, met' wat meer wit tusschen de regels, en op wat zwaarder papier in losse bladen, zoooat de Spreker den tekst gemakkelijk lezen kon. In het laatst van zijn leven, toen behalve hst gehoor ook het gezicht wat. minder ging worden, werd er een afzonderlijk exemplaar gedrukt met wat grootere, nog beter leesbare letter. Dit lees-exemplaar moest ik hem op den dag der Deputaten-vergadering des mor* gens dan zelf in Tivoli ter hand stellen. Het was in het midden van de maana' Ja* nuari 1913, dat ik van Dr. Kuyper een tele* gram uit Brussel ontving, luidende: „Kunt gij morgen bij mij komen. HotelBrussel". Natuurlijk seinde ik direct terug: „Zal ko men". Des avonds vertrok ik naar Rotterdam, overnachtte daar en den volgenden ochtend kon ik mij bijtijds doen aandienen, 'k Weet me nog te herinneren, dat een leuke neger-, boy, met lachende oogen en benijdenswaar dige helder-witte tanden, mij door het groote hotel naar de kamer van Dr. Kuyper bracht. Een groote rustige kamer, aan de achterzijde gelegen en met een fraai uitzicht op een groot park. Dr.'Kuyper deelde mij mede, dat hij bezig was met het onderzoek van een zaak, welke voor een groot deel op mijn vak-terrein lag, waarvan hem evenwel niet alles duidelijk was, zoodat hij mij vroeg of ik als deskun dige bereid was de finesses nader te onder* zoeken en hem dan daarover rapport uit te brengen. Na de lunch zette mij Dr. Kuyper in zijn kamer, aan zijn bureau aan het werk. Hij legde mij een hoeveelheid bescheiden en paperassen voor en zeide toen: „Nu, Kok, ga je gang maar, ik ga wat wandelen en kom dan wel weer terug om te zien of je er licht in ziet". (Als een bewijs hoe nauwkeurig Dr. Kuyper -.elfjs in, kleinheden was, moge dienen," dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 34