nederlandsche
Handel-Maatschappij, n.v.
Kleine voorvallen uit 't leven
van een groot man
AAN- EN VERKOOP VAN EFFECTEN
ALLE BANKZAKEN
SAFE DEPOSIT KOFFERKLUIS
KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen
29 OCTOBER 1937 BLZ. 28
ELDERS in dit gedenknummer gaven we reeds
een vluchtige schets van den levensgang van
den man, wiens honderdjarige geboortedag straks
wordt herdacht.
Hier geven we nog eenige anecdotes, waaraan 't
leven van Dr. Kuyper zoo rijk was.
De kleine politicus
ik ben zoo vertelde Dr. Kuyper zelf eens een
dagbladlezer en dagbladminnaar geweest van
kleine jongen af. Mijn lieve vader keurde dat af,
dat ik reeds als een jongen van tien, elf jaar op de
courant als verzot was en verbood mij ten slotte
meer een oog in de courant te slaan.
Maar zóó sterk zat de journalistische hartstocht
toen reeds in mij, dat ik, als ik even een courant
machtig kon worden, er mede naar den zolder
sloop, en daar zat ik dan als kleine jongen op een
pakkist te lezen in de „Opregte Haarlemmer".
Ik herinner het mij nog als de dag van gisteren,
het was in 1S53, het jaar van Thorbecke's val. Ik
was toen de felste anti-papist, die zich denken
liet, en de Aprilbeweging maakte mij tot een
anti-Thorbeckiaan van het heftigste soort.
Immers, men had mij reeds lang verteld, ep ik
was opgevoed in de gedachte, dat Thorbecke en
de zijnen een mijn tegen dê eer en het gezag van
het Huis van Oranje hadden aangelegd. En de
liefde, de warme innerlijke verkleefdheid aan het
Huis van Oranje zat mij reeds als jongen zóó diep
In dq ziel, dat dit ééne gerucht op zichzelf reeds
genoeg was om te maken, dat, toen eindelijk op
den avond van 20 April, de tijding binnen Leiden
kwam, hoe Thorbecke zijn ontslag had gekregen,
ik als buiten mijzei ven van vreugde de trap op
stoof, de kamer van mijn vader invloog, en als
dronken van vreugde uitriep: „Vader, vader,
Thorbecke is gevallen!"
Met gelijke munt betaald
Op het gymnasium behoorde Abraham Kuyper tot
de beste leerlingen. Vooral zijn opstellen, die met
zwierige oratorie werden voorgedragen, blonken
Een naijverig mede-leerling, die hem hierover in
een Fransch versje hekelde, kreeg dit krachtig
bescheid van'den jongen Kuyper terug:
Wie overal zijn mond in steekt,
En telkens schiet met spek,
Loopt kans dat hij zijn hersens breekt
En wordt verklaard voor gek.
„De schriever"
Toen Dr. Kuyper predikant te Beesd was, noemde
men hem daar weldra „de schriever" (de schrij
ver).
Als hij óp den Kerkeraad kwam, bracht hij altijd
een tasch met brieven mede. Nadat hij den Kerke
raad geopend had, begon hij dadelijk te schrijven,
leidde den-Kerkeraad, gaf ieder op tijd antwoord,
maakte nu en dan een grapje en schreef al maar
door. Als de vergadering was afgeloopen, pakte
Dr. Kuyper zijn tasch weer in en zeide: „Goeden
avond, broeders, we zijn nuttig en aangenaam bij
elkaar geweest.
Wat doet U?
Aan een jonge dame uit adellijke familie vroeg
Dr. Kuyper eens: „En U, Freule, wat doet U?"
„Niets", was het antwoord.
„Niets?" herhaalde Dr. Kuyper verbaasd. „En er
is zóóveel te doen!"
Mevr. ÏL Kuyper-Huber. Ds V
DE OUDERS VAN Dr 'A. KUYPER.
Kuyper als student omstreeks 1860.
Dat woord en de wijze waarop het gezegd werd,
maakte zulle een indruk op haar, dat zij in de
plaats harer inwoning aan 't werk toog en er o.a
een Ghr. Bewaarschool oprichtte.
Voor de Zondagsschoolklas
Dr. Kuyper bracht eens een bezoek aan de Zon
dagsschool te Katwijk a. d. Rijn, die onder leiding
stond van baronesse J. A. H. van Wassenaar van
Catwijck (geb. Hoffman),
Hij vertelde aan de kinderen, dat hij aan 't strand
had gestaan en in de verte een scheepje had ge
zien, dat op 't strand aanstuurde.
Op het strand stond ook een visschersvrouwtje te
turen naar dat scheepje, en haar kleine jongen,
die naast haar in 't zand speelde, vroeg haar of
het vader was, die daar aankwam.
„En zoo, lieve kinderen", zeide Dr. Kuyper tot de
kinderen, „als de menschen op het strand uitkij
ken of de scheepjes binnenkomen, zoo zien de
engelen in den hemel uit naar ons allen hier op
aarde. Naar u, lieve kinderen, en naar ons, groote
menschen. Onze scheepjes zijn nog ver af van de
haven in den hemel. Maar de engelen vragen: „Is
die en die op weg naar de zaligheid"? En ze kij
ken naar ons uit en wachten op ons, net zooals
die moeder en dat kind op het strand".
Van alle markten thuis
Eens moest ten huize van Dr. Kuyper een canapé
hersteld worden. De stoffeerders kwamen en deden
h-in werk zoo goed als zij het verstonden. Maar
de scherpe blik van den professor zag al ras, dat
zij omslachtig werkten. En hoewel Dr. Kujlrper
natuurlijk nooit het stoffeerdersvak beoefend had,
zeide hij tot hen:
„Mannen, ziet ge niet, dat ge op d i e manier niet
opschiet? Geeft mij uw gereedschappen even".
En hij toonde hun, hoe zij veel béter en met snel
lere uitkomst op de manier konden arbeiden, die
hij hun voordeed.
„Ja mijnheer", antwoordden ze verbaasd „daar
aan hebben we nooit gedacht".
Een andere keer had de dienstbode de biefstuk
laten aanbranden. Dr. Kuyper zelf spoedde zich
naar de keuken en bracht weldra een nieuwe bief
stuk boven, die hijzelf zóó voortreffelijk gebakken
had als ooit de bekwaamste kok of keukenmeid
't heeft kunnen doen.
Een merkwaardige veelzijdigheid van kennis
Twee juristen van den allereersten rang stonden
gereed om Dr. Kuyper een bezoek te brengen. De
een, oud-minister van Justitie, met Dr. Kuyper
van nabij bekend, verhaalde den andere, een lid
van den Hoogen Raad, de meest ihiraculeuze din
gen omtrent Kuyper's encyclopaedische kennis.
Om hem te overtuigen, verzocht hij den nieuwe
ling, die ietwat wantrouwend stond tegenover de
lofprijzingen op den grooten man. een onderwerp
te noemen, waaromtrent Dr. Kuyper's oordeel zou
worden gevraagd. Deze ging daarop in en noemde
als thema van gesprek het niet voor de hand lig
gend onderwerp: de dans in de Grieksche oudheid.
Het bezoek werd gebracht, het lid van den Hoo
gen Raad werd voorgesteld en met fijnen tact
wist al spoedig de oud-minister het gesprek te
brengen op de antieke eurythmetiek.
Het resultaat was verbluffend: een verhandeling
werd door den gastheer geleverd over den dans
in de Grieksche Oudheid, die om haar spranke
lend vernuft en oorspronkelijkheid blijvenden in
druk maakte.
Nóg een voorbeeld, van omstreeks 1885. Dr. Kuy
per ging uit opeen zijden japon voor zijn
echtgenoote. De eigenares van de manufacturen
zaak verhaalde over dit bezoek: „Dr. Kuyper ver
toonde een verstand van zijde, en van de al of niet
duurzaamheid der kwaliteit te bezitten, waar mijn
zoon en ik nog van leeren konden. Men zou den
ken met een zijde-fabrikant uit Lyon te spreken".
De vader van H. S. S
Mej. H. S. S. Kuyper kwam terug van een lezing,
die zij te Utrecht gehouden had. Lachend zei ze
tegen haar vader: „Dat 's wat moois! Op het aan
plakbiljet. stond: „Lezing over de Amerikaansche
vrouw, door de dochter van Dr. A. Kuyper"! Dat
ik nu toch nooit eens mezelf mag zijn! Hadden ze
nu toch eindelijk niet eens mijn eigen naam
kunnen zetten? Ik ben en blijf toch maar altijd
de dochter van
Dr. Kuyper, die van vroolijken omgangstoon hield
en altijd grapjes met geestigheden beantwoordde,
zei: „Och kind, da's allemaal niets! De tijd zal
komen als i k een lezing houd, dat ze advertee-
ren: „Heden spreekt de vader van mej. H. S. S.
Kuyper!"
Fabius in Kuyper's pelsjas
Er zijn dikwijls botsingen geweest 'tusschen de
twee strijdbare reuzen Fabius en Kuyper.
Van zoo'n botsing, die echter best afliep, vertelde
wijlen mej. H. S. S. Kuyper eens het volgende:
„Meer dan veertig jaar geleden. In den „goeden
ouden tijd". De V. U. zeven jaar oud. De Dolean
tie pas achter den rug. De Grondwetsherziening
van 1SS7 had voor onzen politieleen strijd nieuwe
mogelijkheden geopend. Er was een nieuwe dis-
tricts-indeeling. Voor het eerst zou de „Kamer van
honderd" worden gekozen. Druk werk aan den
politieken winkel. Ook in de A.R. Partij.
Een snerpend-koude dag in Februari 18S8, Fabius
secretaris van het Centraal Comité; mijn vader
voorzitter. Dus: botsingen, waarvoor drukke ar-*
beid met overspanning altijd vruchtbaar terrein
- Prof. Fabius kreeg een bureel te zijnen huize*
Hoogte Kadijk, Verweyck werd zijn bureauchef*
Wij woonden dichtbij, op de Prins Hendrikkade.
Hard werd er gewerkt op 't bureel. Fabius zat
soms tot diep in den nacht aan zijn schrijftafel.
Op een middag komt er aan 't bureel op de Hoogte
Kadijk een telegram met dringend verzoek dien
zelfden avond een bekwaam spreker naar Ridder
kerk te zenden voor debat met Goeman Borgesius.
Fabius was niet thuis. Gaf college aan de V. U.
Kon dus niet geraadpleegd worden.
Verweyck wetende, dat er dien avond niemand
beschikbaar was, besloot even naar de Prins Hen
drikkade te stappen, en mijn vader om advies te
vragen.
„Fabius moet gaan", was het antwoord, kort
en krachtig.
„Onmogelijk, Professor", zei Verweyck. „Hij heeft
zóóveel te doen, dat hij er geen halven dag zou
kunnen uitbreken".
„Zooveel te doen" dat was een bezwaar, dat
mijn vader nooit teldel Vooral nu niet.
„Wie zóóveel te doen heeft, komt tóch niet klaar!
We hebben eenvoudig niemand anders. En Rid
derkerk moet geholpen worden. Fabius moet
Met het bevel van den generalissimus ging de
bureauchef weer naar de Hoogte Kadijk, en wacht
te de terugkomst van den secretaris af. En nu z i e
ik die ontmoeting. Verweyck zoo vriendelijk, zoo
beleefd mogelijk de pas ontvangen opdracht in-
kleedend, bepleitend en de toenemende veront
waardiging in gezicht, houding en ademhaling
van den al onwilliger luisterenden FabiusDe
pil was niet te verzilveren-
Hard en hoog klonk het: „Heeft u de voorzitten
dan niet gezegd, dat ik voor zoo iets onmoge»
lijk tijd heb???"
„Zeker, Professor", deed Verweyck nog eens erg
zijn best. „Dat heb ik gezegd. Maar de voorzitten
vond het tóch gewenscht, da' u naar Ridderkerk
zou gaan".
Ontploffing! Boos liep hij weg. Verweyck heef' me
niet verteld, wat Fabius toen zeide. Maar ik weet
het wel althans wat hij rWjit, Minstens ditj
Was d&t een manier om hem te behandelen! Hem,
Fabius, een man van zijn naam en positie! Hem
zoo'n opdracht thuis te sturen, zoo maar, monde
ling, door zijn ondergeschikte! Dat deed K''-->er
zoo dikwijls! Wat verbeeldde hij zich wel zo
autocraat zonder manieren! Maar hij, Fabius, liet
zich niet behandelen als een kwajongen. Hij be
dankte er voor. Hij ging niet
Een half uur later wordt er aan de voordeur ge
beld.
Prof. Fabius, die juist in de benedengang was,
deed de deur open.
Wie stond daar? Dr. Kuyper's oudste zoon, toen;
student aan de V. U., met een dikke pelsjas over
zijn arm.
„Ik kom u vader's pelsjas brengen, Professor",
zei de student. „Vader is bang, dat het voor u te
koud zal zijn op die reis naar Ridderkerk, en va
der hoopt, dat u z'n pelsjas voor vanavond van'
hem zal willen leenen".
De warmte van die aangeboden pelsjas ontdooide
plots de ijskorst om Fabius' hart.
Een uur later vertrok Fabius in Kuypers pelsjas
naar den debatavond in Ridderkerk.
Zóó waren die twee sterke reuzen met hun haró'q
vuisten: en hun kinderharten.
HOOFDKANTOOR amsterdam
AGENTSCHAPPEN IN NEDERLAND:
ROTTERDAM 's GRAVENHAGE
Amersfoort
Deventer
Helmond
Oosterbeek
Vlissingen
Apeldoorn
Doetinchem
Hoogeveen
Roermond
Waalwijk
Arnhem
Ede
Leeuwarden
Sneek
Wageningen
Baarn
Eindhoven
Lochem
Tiel
Weert
Bilthoven
Eist (O.B.)
Maastricht
Tilburg
Winterswijk
Breda
Groningen
Meppel
Utrecht
Zeist
Brielle
Heerenveen
Nijmegen
Velp (Gld.)
Zutphen
Bussum
Heerlen
Venlo
Zwolle
29 VESTIGINGEN IN NEDERLANDSCH-INDIE
EN DE OVERIGE DEELEN VAN AZIË
Auteur en Uitgever (Vcnolg »«n bh. 25)
gevers ter perse waren gelegd, ook aange
kocht, zoodat ik ten slotte al zijn geschriften
in één fonds had ondergebracht.
Er zijn over de wijze, waarop Dr. Kuyper zijn
boeken samenstelde, allerlei „on-dits" in
omloop.
Feit is, dat het schier ongelooflijk genoemd
mag worden dat één man, naast a 1 zijn
anderen arbeid (en als men zich dien „an
deren" arbeid eens goed wil realiseeren, zal
men tot de conclusie komen dat alleen deze
velerlei andere arbeid reeds een vol ledigen
normale mensch opeischte) zoo enorm veel
heeft kunnen schrijven als Dr. Kuyper in zijn
leven gedaan heeft. En dat alles met zijn
eigen pen! Tegenwoordig zijn er auteurs,
met veel arbeid overlaaen, die hun copy
dicteeren aan een steno-typiste, die het ge
dicteerde dan direct in machine-schrift over
typt. Maar Dr. Kuyper moest alles schrij
ven. Geen wonder dat zijn schrift, in vroe
gere jaren als „gedrukt" zoo fraai en duide
lijk. geleidelijk zóóveel minder werd, dat het
in 't laatst van zijn leven niet dan met
groote moeite meer te lezen was. Ik wil wel
eerlijk bekennen, dat menigmaal, als ik een
uitvoerigen brief van Dr. Kuyper ontving, er
héél wat voor noodig was, voorrik alles, goeo
leesbaar, had overgeschreven. En bekend is
dat er aan de drukkerij van de Standaard
maar een enkele zetter, een der oud gedien
den, was, die vele jaren met het geleidelijk
minder wordende schrift „was meegegaan"
en het handschrift van den Hoofdredacteur
nog lezen kon!
Er is wel eens gezegd, dat als een gewoon
mensch alleen moest overschrijven wat
Dr. Kuyper in zijn leven heeft doen drukken
hij hard werk zou hebben om in een men
schenleven gereed te komen! Naast eenige
pverdrijving zit hierin toch ook zeker een
kern van waarheid. Want indèrdaad het i s
wonderbaar, dat Dr. Kuyper zooveel heeft
kunnen doen drukken, als men bedenkt hoe
veel er daarnaast nog geschreven werd, dat
niet afzonderlijk werd uitgegeven. Ik kom
op het aantal zijner geschriften en boeken
straks nog even terug.
Het geheim, dezen reusaohtigen arbeid te
hebben kunnen volbrengen, kan alleen wor
den verklaard uit het feit, dat Dr. Kuyper in
héél zijn leven een bijna ongekende orde
heeft weten te brengen. Alles, wat hij doen
moest, liep langs vaste regelen van orde en
regelmaat. En niet dan in de uiterste nood
zakelijkheid week hij daarvan af. Alle uren
van den óag waren geordend. Elke minuut
had waarde. Dr. Kuyper wist precies welk
werk hij op elk uur van den dag moest doen.
Om zoo laat dit, om zoo laat dat En als
hij met d i t bezig was, moest men hem niet
storen om dat.
Dr. Kuyper bezat blijkbaar de gave om b.v.
van 910 zuiver aan de politiek te kunnen
denken, en van 1112 een theologisch onder
werp diep in te denken. Dr. Kuyper, voor
zoover ik het kan beoordeelen, deed altijd
maar één zaak. Maar dan ook gehéél.
Als hij aan een bepaald werk bezig was, wisi
hij precies te zeggen hoeveel uren per week
hij daarvoor kon vrijmaken. Ik heb hierovei
indertijd in het beekje „Levensavond van Dr
Kuyper" op verzoek van de dames Kuypoi
iets meer meegedeeld in verband met de uit
gave van het groote boek „Antirevolutionaire
Staatkunde", en ik wil, ter verduidelijkinp
van wat ik bedoel, daarvan hier nog Iets
overnemen. Ik schreef toen: ,,'t Was in het
voorjaar van 1915, dat uw Vader mij liet
komen om over deze uitgave te spreken. Ibi
vertelde mij, voor dit omvangrijke boek he>
wat speciale studie te hebben gemaakt, en
dat er een kleine bibliotheek yoor werd aan-.
geschaft. Toen alles, ook de omvang en de
wijze van verschijning, geregeld was, vroeg
ik, wanneer hij dacht dat het laatste gedeelte
van het werk gereed zou kunnen zijn. „Dat
zullen we eens even uitrekenen, Kok" was
zijn antwoord.
Uw Vader nam potlood en papier, en zacht-
kens voor zich zelf sprekende, rekende hij
eerst uit, hoeveel uren hij op de verschillen
de dagen voor dit werk kon vrijmaken, 'k
Hoorde hem zeggen: „Maandags zooveel,
Dinsdags zooveel,dót is dus totaal zoo
veel uren per week. Het geheele werk wordt
zooveel pagina's, dat is dus zooveel pagina's
sohrifts. Ik kan per uur schrijven zooveel
pagina's dat is dusen na eenige bere
keningen zeide uw Vader plotseling: „als ei
dus geen verhindering komt, kan ik met de
laatste copy nog net in December 1916 ge
reed komen. Reken dus daar maar op, Kok",
zoo zeide uw Vader letterlijk, 'k Weet me nog
levendig te herinneren dat ik toen bij mij zelf
zeide: nu, daar zal nog wel een paar maan
den aan ontbreken. Doch 't kwam precies
zoo uit. Geregeld als een klok vorderde het
werk, en zelfs tijdens zijn vacantie in Dres
den wilde hij ae drukproeven geregeld blij
ven nazien".
Deze tot ir de uiterste consequentie doorge
dreven systematische dagveröeeling deed Dr.
Kuyper rustig en geregeld werken, zondei
gejaagd te worden. Maar men moest hem
dan ook in de morgenuren, als hij met een
zekeren arbeid bezig was, niet komen storen.
Want dan ontving hij eenvoudig niet.
'k Heb het zelf eens ondervonden en di?
ééne keer was meer dan voldoende voor mij!
Als ik Dr. Kuyper spreken moest, kon ik
altijd kome i óf des middags om 2 uur, óf des
avonds om 8 uur, wanneer hij aan de correc
tie van De Standaard begon. Maar precies
om 2' uur óf 8 uur. Kwam ik, zooals in _'t be-
gin, Wel eens KJ minuten voor 8, dan keek
Dr. Kuyper bedenkelijk op zijn horloge, *.ag
mij met zijn groote, donkere oogen ernstig
aan, en zeide alleen: ,,'t is nog geen 8 uur,
Kok". Later raste ik béter; op. Meermalen,
als het nog. niet precies 2.of 8 uur-was, en ik
wat vroeg was,_ heb ik het huizenblok van
Dr. Kuypers huis enkele malen omgeloopen,'
en ik belde niet aan'vóór dé klok'sloeg.'En
ik merkte, dat Dr. Kuyper, de' mam die in
alles zoo groote orde had, dat' prettig' vond^
't Gebeurde echter éénmaal, dat ik 's mor
gens in Den Haag was en Dr. Kuyper wel
gaarne over een spoedzaak even wilde
spreken, 'k Waagde het daarom aan te bel
len en 'k werd werkelijk toegelaten. Maar
hoe! Dr. Kuyper ontving mij staande,
met een gezicht alsof hem iets-héel ernstigs
was overkomen. En toen zeide hij, nadat ik
mijn boodschap had gedaan, op diepen,
ernstigen toon: „hoor eens Kok, 'k heb je nu
nog ontvangen, maar je moet mij *s morgens
niet meer storen in mijn' wérk; doé' mé dót
verdriet nu niet meer aan". Toon én'wijze-
waarop Dr. Kuyper deze laatste woorden
sprak, waren zóó gevoelig,'dat ik hét nooi t1
meer geprobeerd heb," hém 's'mórgens lastig
te vallen.
Alleen door deze zoo uiterst conséquent'door
gevoerde en strikt volgehouden uür- en dag-
verdeeling voor den zoo verschillenden ar
beid, welke door hem moest'worden verricht..
Uon Dr. Kuyper zooveel werk verzetten. Een
gevolg van deze methode' was ook dat hij,
als een architect zijn.bestek, ook den arbeid
welke hem wachtte zóó 'kon regelen, dat hij'
ook nooit op zijn copy liet wachten. Zijn.
werk was altijd vóór den daarvoor bestem-,
den tijd gereed. En daarbij kwam; dat hij de
meest mogelijke zorg aan de copy besteedde.
Dr Kuyper was een taal-kunstenaar en 't lag
dan ook voor de hand, dat hij groote zorg
wijdde aan, den vorm waarin hij beigeen hij
zeggen wilde goot. Als ik het zoo zeggen
mag: zooals een goudsmid edel-smeedkun^t
beoefent, zoo deed Dr, Kuyper aan woord-
smeedkunst.
Bijzonder trof mij dat b.v. bij de uitgave van
Dr. Kuypers redevoeringen voor de Deputa-
tenvergadering. Wanneer die b.v. in Mei
moest worden gehouden, was de'copy zeker
een paar maanden van te voren in mijn bezit.
Meestal in goed leesbaar schrift overgebracht
door een der Standaard-Redacteuren, den
Heer Baarbé, een stille kracht van de eerste
orde,
Dr. Kuyper stelde de beteekenis van de De-
putaten-vergadering zéér hoog, en aan dien
hoogtij-dag mocht niets ontbreken. Aller
minst iets aan de rede, welke zou worden
gehouden. De groote taai-kunstenaar had
met de taal als geworsteld, om ze zóó te
kneden en te vormen, dat ze deed wat de
Auteur er van verlangde.
Niet alleen echter de inhoud van de rede*
maar zelfs de titel daarvan was hem een
oorzaak van zorg en rijp beraad. Want ook
daaraan hechtte Dr. Kuyper bijzondere waar*
de. En hij rustte niet voor het hem gelukt'
was, een naar zijn gedachten „pakkenden"
titel te vinden. Zoo herinner ik mij b.v. met'
wat een blijde voldoening hij in het voorjaar
van 1913 mij mededeelde, dat de titel van,
zijn a.s. Deputaten-rede zou zijn: „De Mei
boom in de kap". D i e vondst schonk hem.
blijkbaar echte blijdschap.
De laatste Deputaten-rede, welke hij hield,
was getiteld: „De kleyne luyden". Had hij
een voorgevoel dat dit de laatste maal zou
zijn, en wilde hij dit laatste woord „zijn
menschen" wijden, voor wie hij zooveel ge*
daan had?
Wanneer dan ten slotte de laatste drukproef
voor afdrukken gereed was afgegeven, werd
er een afzonderlijk exemplaar als lees-exem-
plaar gedrukt, op iets grooter formaat, met'
wat meer wit tusschen de regels, en op wat
zwaarder papier in losse bladen, zoooat de
Spreker den tekst gemakkelijk lezen kon. In
het laatst van zijn leven, toen behalve hst
gehoor ook het gezicht wat. minder ging
worden, werd er een afzonderlijk exemplaar
gedrukt met wat grootere, nog beter leesbare
letter. Dit lees-exemplaar moest ik hem op
den dag der Deputaten-vergadering des mor*
gens dan zelf in Tivoli ter hand stellen.
Het was in het midden van de maana' Ja*
nuari 1913, dat ik van Dr. Kuyper een tele*
gram uit Brussel ontving, luidende: „Kunt
gij morgen bij mij komen. HotelBrussel".
Natuurlijk seinde ik direct terug: „Zal ko
men". Des avonds vertrok ik naar Rotterdam,
overnachtte daar en den volgenden ochtend
kon ik mij bijtijds doen aandienen, 'k Weet
me nog te herinneren, dat een leuke neger-,
boy, met lachende oogen en benijdenswaar
dige helder-witte tanden, mij door het groote
hotel naar de kamer van Dr. Kuyper bracht.
Een groote rustige kamer, aan de achterzijde
gelegen en met een fraai uitzicht op een
groot park.
Dr.'Kuyper deelde mij mede, dat hij bezig
was met het onderzoek van een zaak, welke
voor een groot deel op mijn vak-terrein lag,
waarvan hem evenwel niet alles duidelijk
was, zoodat hij mij vroeg of ik als deskun
dige bereid was de finesses nader te onder*
zoeken en hem dan daarover rapport uit te
brengen.
Na de lunch zette mij Dr. Kuyper in zijn
kamer, aan zijn bureau aan het werk. Hij
legde mij een hoeveelheid bescheiden en
paperassen voor en zeide toen: „Nu, Kok, ga
je gang maar, ik ga wat wandelen en kom
dan wel weer terug om te zien of je er licht
in ziet".
(Als een bewijs hoe nauwkeurig Dr. Kuyper
-.elfjs in, kleinheden was, moge dienen," dat