Het Ministerie-Kuyper DrKuyper en het LagerOnderwijs JUYPER-NUMMER van 3e Vijf SametiwèrKende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 23 Dr Kuyper als minister-president. aan met 56 tegen 41 stemmen, men lette er op welk een groot getal kamerleden in die dagen aanwezig was, maar de Eerste Kamer die nog niet „om" was verwierp ze met 27 tegen 22 stemmen. Dr. Kuyper was er echter de man niet naar, om zich bij dit échec neer te leggen. De Regeering be sloot de Eerste Kamer te ontbinden. Wat aldus ge schiedde. Bij de nieuwe verkiezing van leden voor de Eerste Kamer kwam rechts in de meerderheid, waarna ook de nieuwe Eerste Kamer met 27 tegen 15 stemmen, op 20 Mei 1905, deze wet goedkeurde. Al wat het Ministerie-Kuyper verder voorstelde ter uitwerking van het regeeringsprogram, zooals dit voorkwam in de Troonrede van 19 September 1901, werd bestreden: de Lageronderwijsnovelle, de Ta rief wet, de Drankwet Het Ministerie-Kuyper kon geen goed meer doen. Kort voordat echter Kuyper werd weggewerkt werd ondanks felle tegenkanting, op 3 Juni 1905 aangenomen zijn „Onderwijsnovelle", waarbij be sturen der bijzondere scholen dezelfde vergoeding van Rijkswege voor de minima salarissen der onderwijzers zouden ontvangen, als de gemeenten reeds voor de openbare onderwijzers kregen, terwijl bovendien aan de christelijke onderwijzers een rijkspensioen werd toegekend. Een algeheele herziening van de Drankwet waar tegen de tappers zich danig verzetten, kwam even eens tot stand. Eenige ontwerpen van den Minister van Justitie Mr. J. A. Loeff w.o. een hoogst be langrijk voorstel betreffende de administratieve rechtspraak en een door den Minister van Finan ciën J. J. I. Harte van Tecklenburg ontworpen pro tectionistisch voorstel tot verhooging van het tarief van in- en uitvoerrechten, hebben, evenals een herziening van de Zondagswet, de openbare be handeling niet bereikt. Toen de Juni-gebeurtenissen van 1905 in zicht kwa men, werd tegen het Ministerie-Kuyper, maar vooral tegen Dr. Kuyper zelf, een geweldige hetze ontketend. De frontmakers trokken het land door om de goe gemeente door zonderlinge, dikwijls valsche, over dreven en onware voorstellingen van het Minis terie en van Dr. Kuyper afkeerig te maken. Dure klompen, (Tariefwet), snelvuurkanonnen en het Roomsche gevaar waren de verheven „leuzen" der Linkerzijde. Ieder speelde zijn eigen deuntje, dat refrein had: „Weg met Kuyper". Dr. Kuyper had evenals alle menschen zijn eigen aardigheden en zwakheden, maar zijn bekwaam heden en werkkracht bewezen toch wel, dat hij een staatsman was uit één stuk, wat ook trouwens niemand ontkende. De laster-campagne had succes. De linkerzijde be haalde de overwinning zoodat het ministerie-Kuy- per genoodzaakt was ontslag aan te vragen. Kort na de herstemmingen in 1905 richtte de liberale Prof. Dr. A. E. J. Holwerda, hoogleeraar te Leiden tot zijn partijgenooten een woord onder den titel: „Kunnen wij niet anders?" Hierin wijst hij er op dat Dr. Kuyper veroordeeld werd uit hartstocht, op vermoedens, op indrukken. Verder zegt hij „Slechts dom vooroordeel lacht om Dr. Kuyper en de kleine luiden". Door verschillende oorzaken kon Dr. Kuyper niet bereiken wat hij wjel gewenscht had. Stellen we nu het verkiezingsprogram van de Vrij zinnigen in 1905, dat we hierboven aanstipten tegenover dat waarmee het Ministerie-Kuyper in zee ging, dan kan het niet anders of men moet tot de erkenning komen, dat dit laatste het verreweg van het eerste wint. Veel pleizier heeft ons volk van het Ministerie-De Meester, waarvan Mr. Goe man Borgesius formateur was, dat het Ministerie- Kuyper opvolgde niet beleefd. Bij zijn eerste op treden vertoonde dit liberale kabinet reeds alle teekenen van zwakte en na 2y2 jaar trad het af, omdat de oorlogsbegrooting werd verworpen. Door dit gebeuren kwamen de kwaliteiten van Dr. Kuy per alsmede van het ministerie, dat zijn naam droeg weer duidelijk op den voorgrond te staan. Bij het eeuwfeest van Dr. Kuyper's geboorte past dank aan God, wat Hij ons in dezen rijkbegaafden man gaf. De beginselen, door hem met zooveel talent verde digd, zijn ook voor onzen tijd van groote betee- kenis. Mogen zij steeds krachtiger op ons volksleven inwerken. De vrucht daarvan zal zeker niet uitblijven. f""\E geschiedenis van 't Lager Onderwijs in Neder- land kan al evenmin beschreven worden als die van het Hooger zonder den naam van Kuyper in de lijst dergenen, die haar gangen mee gericht hebben. Niet alleen het devies van zijn groote streven: alle levensterrein beheerscht door de Koninklijke Wet, leidde hem daarheen; er was ook een recht der ouders van elke levensrichting, dat om erkenning vroeg en hem, den man van het recht, paraat vond, om den strijd aan te binden tegen hen, die het miskenden. En al is het niet alleen de naam van Kuyper, die boven het tijdperk van den schoolstrijd geschreven is hoe zouden we die van Groen van Prinsterer, Elout- van Soeterwoude, Mackay, Lohman en de Visser kunnen vergeten in volharding, slagvaardigheid, doorzicht en on wrikbaarheid was hij onovertroffen. Het zou onmogelijk zijn, in een bestek als van dit artikel, de figuur van Dr. Kuyper in den kamp om de vrije school met den bijbel, ten voeten uit te teekenen. Anderzijds moet bij een herdenking als thans nabij is, het volle licht vallen op den man, wien door zijn Schepper zoo uitzonderlijk talent van universeel zien, doorzien en overzien was toe bedeeld. Als hij in 1871 de naaste toekomst in het vizier neemt, dan schrijft hij (in de Heraut): „Het is ons niet de vraag, welken invloed we nu reeds, maar welke macht we over een halve eeuw kun nen uitoefenen". Als hij met Lohman na de aan bieding van het volkspetitionnement te Apeldoorn van Het Loo terugwandelt en de rijzige gestalte naast hem den pas vertraagt, omdat Kuyper ge sproken heeft over „onze niannen die aan de regeering komen", dan klinkt het hem legen als een slag op het aambeeld: „Ja, binnen 10 jaren zit gijlieden op de plaats der liberale partij." En als in 1894 de gedachte van kindervoeding (op school, dus de voorlooper van de schoolmelk) op komt, doorziet Kuyper (in de Standaard) onmid- delijk de consequentie: „We houden staande, dat de hulp niet op de school, maar thuis moet aange bracht. Wie het anders ziet, ontzet het huisgezin". Bij het staren op de figuur van Dr. Kuyper in de omlijsting van den strijd voor de vrije school, vooral voor de school met den bijbel, treffen ons twee trekken: zijn werkelijkheidszin en zijn veld heerstalent. Want al is de afstand tusschen het. levenswerk van Kuyper op dit terrein en onze tijd nog niet groot genoeg, om het volkomen objectief te meten, zijn gestalte maakt zich toch allengs los uit de sfeer van zijn tijd en teekent zich al scher per af tegen den onzen. Man van wetenschap en theoloog, staatsman en politicus maar een practicus? Man van de pen en van het woord als weinigen, werker èn bidder maar een strateeg? En zie, dan ontplooit zich dit buitengewone talent van het bouwen van groot- sche theorieën (was er één, die het woord „prin cipieel" zóóveel inhoud gaf?) tot een bouwen van werkelijkheden, groot genoeg om de landshistoric een eeuw lang te beïnvloeden. Toen Minister Ivappeyne op 7 Maart 1878 zijn be faamde schoolwet aanbood, leekende Kuyper haar met drie forsche lijnen: „Zij draagt het drievoudig merk op haar voorhoofd van: misbruik van macht, beduchtheid voor de eigen vrienden, gebrek aan overtuigingsmoed". Nietwaar, dat was het. tegen- treden met werkelijkheidszin van een ontwerp, dat Kuyper toch allermeest om z'n beginsel vreezen moest, daar het de oprichting van vrije scholen zoo goed als onmogelijk zou maken. En dan toont hij zijn veldheerstalent: nauwelijks is de wet aan genomen, of hij organiseert met Lohman en de Geer van Jutfaas het volksadres, waarop 305.000 ouders hadden geteekend voor het hoogste belang van bijna 115.000 kinderen. De Koning teekende nochtans „de scherpe resolutie" en Kuyper schreef (in de Standaard), dat „onze liefde voor Oranje niet vermindert", maar: „De wet is in letterlijken zin een partij wet". Uit den druk van deze jaren is voortgekomen de Unie; is voortgekomen dat op 15 Juli 1910 de dui zendste school met den bijbel (te Vreeland) kon. geopend worden; dat thans een net van Chr. scholen voor M.U.L.O., voor Middelbaar en Voorber. Hooger Onderwijs over ons land is uitgespreid; dat de rechtsgelijkheid en de financieele gelijkstel ling werkelijkheid zijn geworden. Altemaal vrucht van de onder Godes zegen gegroeide doorwerking van het hoog beginsel, waarmee Kuyper den strijd had ingezet, en waarvan hij in 1904, op het gouden feest der Chr. onderwijzers, de onvergetelijke tee- kening had gegeven met die bekende woorden: „Gij hebt met het schoolkind in- de armen de wacht betrokken bij het Kruis. Laat dat kind nooit los, en laat dat Kruis nooit los!" Ook in die phase van den Schoolstrijd welke aan ving na de herziening der Grondwet van 1887, gaf Dr. Kuyper weer schitterende bewijzen van zijn werkelijkheidszin en veldheerstalent. De voorspel ling, aan Lohman te Apeldoorn gedaan, was uit gekomen: het Ministerie-Mackay was er het bewijs was. Het zette al spoedig de nu volgende stap op den weg naar de financieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Met 71 tegen 27 stemmen bereikte de schoolwet-Mackay de haven, en reeds in die stemming immers met mede werking van de Roomschen heeft Kuypers zin voor de werkelijkheid getriomfeerd; de afstand tus schen Rome en' Dordt had zijn oog niet gesloten voor het gemeenschappelijk belang, een belang dat het recht der minderheden, maar ook den invloed van het Calvinistisch levensbeginsel op het gansche volk omvatte. Het is, nadat het gewijzigd Unierapport door Kuyper als „verouderd" was terzij geschoven, en de leerplichtwet van Goeman Borgesius het beeld van den schoolstrijd gewijzigd had, aan Dr. Kuyper gegeven geweest, zelf een deel van de overwinning te verwerkelijken, toen hij in 1901 aan het bewind kwam. In 1904 had hij de onder wijsnovelle gereed, welke opnieuw de haat tegen de Christelijke school deed oplaaien. Het wa6 het hoogtij der frontmakers. Maar Kuyper zette door; hef ontwerp werd wet en de bijzondere school schoof weer een eind verder op den weg naar haar rechtmatige positie. Ech ter, de verworven voordeelen brachten ook nieuwe eischen mee: zouden de minima der salarissen der bijz. scholen door het rijk worden uitgekeerd, dan stelde het rijk zijn voorwaarde: het aantal uren der verplichte vakken werd van 18 op 20 gebracht en het Bijbelsch onderwijs zou in gevaar komen. Het was Minister Heemskerk, die in 1913 ruimte bracht, zóózeer, dat Kuyper schreef: „In dit ont werp vind ik bijna letterlijk terug, wat steeds als de bede onzer begeerte en de wensch onzer hope gold: de vrije school regel in de grondwet en de staatsschool slechts intredend, waar de vrije school ontbrak." De veldheersblik van 1879 was juist gebleken. Want reeds volgde de Staatscommissie-Bos en in 1926 het bevredigingsrapport, waarvan de grond gedachte: financieele gelijkstelling, door Cort van der Linden in een nieuw wetsartikel verwerkelijkt werd. Aan Dr. de Visser was het gegeven, in 1920 den laatsten steen in te voegen in het gebouw, dat Kuyper bijna een halve eeuw geleden ontworpen had. Merkwaardige samenloop: datzelfde jaar 1920 was het sterfjaar van den man. op wiens nageoachtenis thans de aandacht van heel ons volk gericht is. Op den 8en November ontsliep Dr. Kuyper, en een tegenstander, die tien hoofden en honderd armen bezit", zooals Charles Boissevain hem eens ge noemd had. Honderdduizenden zeggen het anders, want in het licht der nog niet vervaagde historie van het lager onderwijs verschijnt de figuur van Kuyper niet als een veelhoofdig en veelarmig wondermensch, maar als een uit één stuk gegoten krachtmensch, die in de geschiedenis van zijn volk niet alleen diepe voren getrokken heeft, maar diepe sporen naliet, waarin nog geslachten treden zullen. Echter niet een krachtmensch zonder meer was Kuyper. Zonder eenige reserve heeft hij altoos het bezit en het gebruik van zijn geweldig talent toe geschreven aan den Almachtige, \»oor Wiens er kenning en eere zijn gansche levenswerk was in gezet. Oók, en zeker niet het minst, in den kamp voor de vrije school en de school met den Bijbel. Hoort hem in zijn driestar bij de opening der 1000e Chr. school: „Gode alleen de dankzegging en de aanbidding!" Of in die van 8 Maart 1878: „Kap- pcyne denkt, dat hij regeert, maar wij belijden met kalmen geloofsblik, dat ook hij alleen geregeerd wordt door den Alleenmachtige". In dit teeken heeft Kuyper .geworsteld „voor de ziel van het kind", en al verdeelt de lof van een dankbaar nageslacht zich over velen, die met hem gebeden, gestreden en geleden hebben, aan dezen, door God zeer bijzonder en veelzijdig begaafden ge loofsheld, blijft de onverwelkelijke eer, in 's Hee- ren kracht te hebben overwonnen tot een nóg in vollen bloei staand ideaal van ouden echt en kin derzegen. De wereld der dieren is een wondere wereld, ge schapen, zeker om ons te voeden: óók om ons te dienen: deels zelfs om ons te verkwikken door hun zang of door hun trouw: maar boven en bij dit alles ook bestemd, om ons te b e s c h a- m e n' .(Honig uit den Rotssteen II) Groepen uit de Tweede Kamer tijdens het ministerie-Kuyper, naar teekeningen van J. H. 1 sings opgenomen in „Onze politieke partijen" door C. E. van Koetsveld.) Verreweg de meeste politieke kopstukken van toen zijn reeds overleden, slechts enkele leven nog. Oudere lezers zullen zich de op de tekening vermelde namen nog levendig herinneren. k IA de herstemming voor de Tweede Kamer- verkiezingen, op Woensdag 28 Juni 1905, toen ast was komen te staan, dat de rechterzijde 58 op 48 was gedaald, werd in het link- iche kamp als een triomfkreet aangeheven: Kuy per is gevallen! En met Kuyper verdwijnt een be- ivind, dat onder zijn leiding een supprematie (on derdrukking) oefende; door zijn optreden, meer dan joit eenig ander de hartstochten heeft opgewekt en •deeldiheid onder ons volk gebracht. IVeg met het Kuyper-regimel was het wachtwoord de verkiezingen geweest en de aanval op het Ilinisterie-Kuyper, door de vrijzinnigen onderno- non. gelukte. )e uitkomst van deze verkiezingen zoo schreef nen in de linksche pers getuigt tegen den iuyper-koers; tegen partijdig bewind, belust op luit voor den overwinnaar; tegen wetgevende on- ruchthaarheid, die zich zoekt te bedekken onder choone beloften, voor welker verwezenlijking lands welvaart in gevaar zou worden gebracht; feen het aankweeken van geloofsverdeeldheid, en zalvende godzaligheid en eigengerechtig xclusivisme; tegen onwaarheid in wetgeving, be tuur en openbaar leven; tegen heel dat politiek- thristelijk systeem, dat principieel onverzoenbare dementen gelijk de linkerzijde in zich bergt, ge- lamenlijk tegen dit ministerie tot scherpst verzet leeft' gebracht. De leus door de linkerzijde in 1905 aangeheven bij Ie verovering van het Regeerkasteel, luidde: Door eenheid tot Vrijheidl" weg met alle partij- laatl En het program van de vrijzinnigen was, laar him zeggen, geheel onvereendgbaar met be- tendiging van het toenmalige regime. )r. Kuyper en het ministerie waaraan zijn naam pas verbonden, moeten wel een heel verkeerde De redevoeringen, die Dr Kuyper als Kamerlid, tn Minister heeft gehouden, zijn onder den titel Parlementaire redevoeringen" in vier zware ieelen bij de firma J. H. Kok te Kampen in druk verschenen. A'-srs hebben ingeslagen, dat ons land van het nofr,ede christelijke ministerie bevrijd moest "ee"'ede,i. ,e"c'e den honderdsten gedenkdag van Kuyper's ge- r*,nirte mag daarom in 't kort stilgestaan worden 95 den arbeid, die deze groote staatsman tijdens n ministerschap voor ons volk heeft verricht. Heit de ideeën van dezen grooten antirevolutionair iét strookten met de opvattingen der vrijzinnig- bWeirl laat zich gemakkelijk denken, want de strijd 1905 was toch in hoofdzaak gericht tegen de persoon van den premier en dit deed een Leidsch b'HigletuaamrSchrtjven; „zelden was in ons goede d een oppositie zoo laag en zoo klein als die egen Dr. Kuyper. Om een recht overzicht te krijgen wat de vrijzin nigen wilden, moet aangegeven worden, wat hun iiogi am van actie in 1905 inhield. Dit was aldus: ilet handhaving van de openbare school verheffing Van het peil van het Volksonderwijs in zijn ver schillende vertakkingen; Sociale hervormingen: Verzekeringswetten enz.: Hervorming van het defensiewezen in de richting van een volksleger; Ter voorziening in de financieele behoeften, ook Ier verkrijging van een betere verhouding tusschen de geldmiddelen van Rijk en Gemeente, bezuini ging op militaire en andere uitgaven en met hand- iaving van de vrijzinnige handelspolitiek, een neer rationeele regeling van de directe belastin gen enz-1 oor Zond*6 beveandere wetgevende arbeid hierbij be- iot-ï 1830 vete staan, wijziging van de Grondwet, ^Geervliet, dat aan den gewonen wetgever vol- .i 1834 deeid bij de regeling van het kiesrecht I Ds. Kuypeiend. ber, een zeim zou men~dus moeten concludee- j les in het Etfinisterie Kuyper al heel weinig had 11 gelukkig huvacht. I Te Maassluis!at dit kabinet in de Troonrede van pastorie Zuidl ontvouwde, was echter welvoor- r 1834 een docbl van dit Ministerie was, voort te kwam er een Ghristelijke grondslagen van ons schouwde huaast herziening van de Zondagswet, licht. (Hetjling van het arbeidscontract, vrijma- negfhet onderwijs, herziening van het tarief Jeugdinvoerrechten, 6tonden allerlei minder be- ^a£rijke punten op het program. Daarbij kwam nog, dat de erfenis van een vorig kabinet veel moeilijkheden gaf. Met veel tegenheden heeft Dr. Kuyper in deze periode te kampen gehad. Veel wat hij zich voorgesteld had te kunnen bewerken moest blijven rusten. De bemiddeling in den oorlog tusschen Engeland en Transvaal, de kwestie van de troonopvolging door het ernstig levensgevaar waarin onze Ko ningin in die dagen verkeerde, de Russisch-Ja- pansche oorlog, de Spoorwegstaking van 1903, de ontbinding van de Eerste Kamer, door de verwer ping van de Hooger Onderwijswet, waren alle oor zaken, die belemmerend in den weg traden voor een vlotte gang van zaken. Een der momenten waarop het Ministerie Kuyper wel het krachtigst naar voren trad en zijn gezag toonde was tijdens de Spoorwegstaking in het vroege voorjaar van 1903. De vraag toch was gesteld of Dr. Kuyper, als Mi nister, als leider van het door hem geformeerde Kabinet, wel van beteekenis zou zijn. Deze vraag bleef in zekeren zin tot Januari 1903 onbeantwoord. Wel werd door de Ghristelijke partijen en ook door velen van links waardeerend gesproken over de houding van het kabinet en dat er aan de re- geeringstafel meer durf getoond werd om aan het Socialisme te zeggen, waar het op stond, maar dat zijn leider zich op bijzondere wijze van zijn voor gangers onderscheidde was nog niet gebleken. En de leider van de oppositie, Mr. H. Goeman Borge sius, had er al duidelijk op gezinspeeld, dat heel het ministerschap van Dr. Kuyper op een teleur stelling voor de coalitie moest uitloopen. Voor links was het vanzelfsprekend al een teleurstelling. Spoedig zou Nederland echter de gelegenheid krij gen om te zien en te ervaren, dat hot rechtsche kabinet een president had, die van aanpakken en doortasten wist. Op Zaterdag 31 Januari 1903 ging als een loopend vuurtje door ons land de tijding, dat het spoorweg personeel in verschillende groote steden het bijltje er bij neergelegd had. In deze historie vond men in het linksohe kamp aanleiding, de Regeering en met name Dr. Kuyper ter verantwoording te roepen. Dit had voorkomen moeten worden. Het heette, dat het Ministerie-Kuy- pes „geen regeerkracht en zelfvertrouwen" bezat en dat men reikhalzend uitzag naar de Staatscourant, die ontslag van het Ministerie zou inhouden. Ook werd de vraag gesteld of het Ministerie nog den moed zou hebben om voor de Volksvertegenwoor diging te verschijnen. De teleurstelling over het stilzitten der Regeering duurde niet lang, want den volgenden dag Zondag 1 Februari was de spoorwegstaking door de ont wikkelde actie van het Ministerie, al geëindigd en als bij tooverslag sloeg de openbare meening ten gunste van het Ministerie-Kuyper om. Drie wets ontwerpen werden op Woensdag 25 Februari 1903 bij de Tweede Kamer ingediend, bedoelende 1ste in het Strafwetboek bepalingen op te nemen voor de vrijheid van den werkman, die niet staken wil en tegen het staken bij de middelen van verkeer, 2de een. spoorwegbrigade te vormen en 3de een com missie te benoemen tot onderzoek der misstanden onder het spoorwegpersoneel. Bij de indiening van deze drie ontwerpen van wet, waarvan Dr. Kuyper de ziel was, legde deze een verklaring namens de Regeering af, die ieders bewondering afdwong. Algemeen bracht men hulde aan het Ministerie. Als hoofd van het kabinet had Dr. Kuyper ge toond, het gezag en de vrijheid hoog te kunnen houden. Hij doorzag de misdadige woeling en het anarchis tisch avontuur direct als een politieke staking. 'Een van Hahn's vele geestige caricatuur-krabbels. In die dagen dankte allen God den Heere, dat een man als Dr. Kuyper het bewind in handen had. Dat Dr. Kuyper van doorzetten wist bleek ook bij zijn „vrijmaking van het onderwijs", een wettelijke regeling van het onderwijs in de drie takken (hoo ger, middelbaar en lager onderwijs), waarbij het mogelijk was de richting van dat onderwijs ge heel vrij te maken van den Staat. De ingediende Hoóger Onderwijswet (waarbij aan Vrije Universiteiten den effectus civilis werd ver leend) werd op schitterende en welsprekende wijze eerst in de Tweede Kamer en daarna in de Eerste Kamer verdedigd. De Tweede Kamer nam de wet Dr A. Kuyper. Mevrouw J. H. Kuyper-Schaalj. KWAM STEEDS OP VOOR GEZAG EN VRIJHEID

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 31