Het Ministerie-Kuyper
DrKuyper en het LagerOnderwijs
JUYPER-NUMMER van 3e Vijf SametiwèrKende Christelijke Dagbladen
29 OCTOBER 1937 BLZ. 23
Dr Kuyper als minister-president.
aan met 56 tegen 41 stemmen, men lette er op welk
een groot getal kamerleden in die dagen aanwezig
was, maar de Eerste Kamer die nog niet „om" was
verwierp ze met 27 tegen 22 stemmen.
Dr. Kuyper was er echter de man niet naar, om
zich bij dit échec neer te leggen. De Regeering be
sloot de Eerste Kamer te ontbinden. Wat aldus ge
schiedde. Bij de nieuwe verkiezing van leden voor
de Eerste Kamer kwam rechts in de meerderheid,
waarna ook de nieuwe Eerste Kamer met 27 tegen
15 stemmen, op 20 Mei 1905, deze wet goedkeurde.
Al wat het Ministerie-Kuyper verder voorstelde ter
uitwerking van het regeeringsprogram, zooals dit
voorkwam in de Troonrede van 19 September 1901,
werd bestreden: de Lageronderwijsnovelle, de Ta
rief wet, de Drankwet
Het Ministerie-Kuyper kon geen goed meer doen.
Kort voordat echter Kuyper werd weggewerkt
werd ondanks felle tegenkanting, op 3 Juni 1905
aangenomen zijn „Onderwijsnovelle", waarbij be
sturen der bijzondere scholen dezelfde vergoeding
van Rijkswege voor de minima salarissen der
onderwijzers zouden ontvangen, als de gemeenten
reeds voor de openbare onderwijzers kregen, terwijl
bovendien aan de christelijke onderwijzers een
rijkspensioen werd toegekend.
Een algeheele herziening van de Drankwet waar
tegen de tappers zich danig verzetten, kwam even
eens tot stand. Eenige ontwerpen van den Minister
van Justitie Mr. J. A. Loeff w.o. een hoogst be
langrijk voorstel betreffende de administratieve
rechtspraak en een door den Minister van Finan
ciën J. J. I. Harte van Tecklenburg ontworpen pro
tectionistisch voorstel tot verhooging van het tarief
van in- en uitvoerrechten, hebben, evenals een
herziening van de Zondagswet, de openbare be
handeling niet bereikt.
Toen de Juni-gebeurtenissen van 1905 in zicht kwa
men, werd tegen het Ministerie-Kuyper, maar
vooral tegen Dr. Kuyper zelf, een geweldige hetze
ontketend.
De frontmakers trokken het land door om de goe
gemeente door zonderlinge, dikwijls valsche, over
dreven en onware voorstellingen van het Minis
terie en van Dr. Kuyper afkeerig te maken. Dure
klompen, (Tariefwet), snelvuurkanonnen en het
Roomsche gevaar waren de verheven „leuzen" der
Linkerzijde. Ieder speelde zijn eigen deuntje, dat
refrein had: „Weg met Kuyper".
Dr. Kuyper had evenals alle menschen zijn eigen
aardigheden en zwakheden, maar zijn bekwaam
heden en werkkracht bewezen toch wel, dat hij
een staatsman was uit één stuk, wat ook trouwens
niemand ontkende.
De laster-campagne had succes. De linkerzijde be
haalde de overwinning zoodat het ministerie-Kuy-
per genoodzaakt was ontslag aan te vragen. Kort
na de herstemmingen in 1905 richtte de liberale
Prof. Dr. A. E. J. Holwerda, hoogleeraar te Leiden
tot zijn partijgenooten een woord onder den titel:
„Kunnen wij niet anders?" Hierin wijst hij er op
dat Dr. Kuyper veroordeeld werd uit hartstocht,
op vermoedens, op indrukken. Verder zegt hij
„Slechts dom vooroordeel lacht om Dr. Kuyper
en de kleine luiden".
Door verschillende oorzaken kon Dr. Kuyper niet
bereiken wat hij wjel gewenscht had.
Stellen we nu het verkiezingsprogram van de Vrij
zinnigen in 1905, dat we hierboven aanstipten
tegenover dat waarmee het Ministerie-Kuyper in
zee ging, dan kan het niet anders of men moet tot
de erkenning komen, dat dit laatste het verreweg
van het eerste wint. Veel pleizier heeft ons volk
van het Ministerie-De Meester, waarvan Mr. Goe
man Borgesius formateur was, dat het Ministerie-
Kuyper opvolgde niet beleefd. Bij zijn eerste op
treden vertoonde dit liberale kabinet reeds alle
teekenen van zwakte en na 2y2 jaar trad het af,
omdat de oorlogsbegrooting werd verworpen. Door
dit gebeuren kwamen de kwaliteiten van Dr. Kuy
per alsmede van het ministerie, dat zijn naam
droeg weer duidelijk op den voorgrond te staan.
Bij het eeuwfeest van Dr. Kuyper's geboorte past
dank aan God, wat Hij ons in dezen rijkbegaafden
man gaf.
De beginselen, door hem met zooveel talent verde
digd, zijn ook voor onzen tijd van groote betee-
kenis.
Mogen zij steeds krachtiger op ons volksleven
inwerken.
De vrucht daarvan zal zeker niet uitblijven.
f""\E geschiedenis van 't Lager Onderwijs in Neder-
land kan al evenmin beschreven worden als die
van het Hooger zonder den naam van Kuyper in de
lijst dergenen, die haar gangen mee gericht hebben.
Niet alleen het devies van zijn groote streven: alle
levensterrein beheerscht door de Koninklijke Wet,
leidde hem daarheen; er was ook een recht der
ouders van elke levensrichting, dat om erkenning
vroeg en hem, den man van het recht, paraat
vond, om den strijd aan te binden tegen hen, die
het miskenden. En al is het niet alleen de naam
van Kuyper, die boven het tijdperk van den
schoolstrijd geschreven is hoe zouden we die van
Groen van Prinsterer, Elout- van Soeterwoude,
Mackay, Lohman en de Visser kunnen vergeten
in volharding, slagvaardigheid, doorzicht en on
wrikbaarheid was hij onovertroffen.
Het zou onmogelijk zijn, in een bestek als van
dit artikel, de figuur van Dr. Kuyper in den kamp
om de vrije school met den bijbel, ten voeten uit te
teekenen. Anderzijds moet bij een herdenking als
thans nabij is, het volle licht vallen op den man,
wien door zijn Schepper zoo uitzonderlijk talent
van universeel zien, doorzien en overzien was toe
bedeeld. Als hij in 1871 de naaste toekomst in het
vizier neemt, dan schrijft hij (in de Heraut): „Het
is ons niet de vraag, welken invloed we nu reeds,
maar welke macht we over een halve eeuw kun
nen uitoefenen". Als hij met Lohman na de aan
bieding van het volkspetitionnement te Apeldoorn
van Het Loo terugwandelt en de rijzige gestalte
naast hem den pas vertraagt, omdat Kuyper ge
sproken heeft over „onze niannen die aan de
regeering komen", dan klinkt het hem legen
als een slag op het aambeeld: „Ja, binnen 10 jaren
zit gijlieden op de plaats der liberale partij." En
als in 1894 de gedachte van kindervoeding (op
school, dus de voorlooper van de schoolmelk) op
komt, doorziet Kuyper (in de Standaard) onmid-
delijk de consequentie: „We houden staande, dat de
hulp niet op de school, maar thuis moet aange
bracht. Wie het anders ziet, ontzet het huisgezin".
Bij het staren op de figuur van Dr. Kuyper in de
omlijsting van den strijd voor de vrije school,
vooral voor de school met den bijbel, treffen ons
twee trekken: zijn werkelijkheidszin en zijn veld
heerstalent. Want al is de afstand tusschen het.
levenswerk van Kuyper op dit terrein en onze tijd
nog niet groot genoeg, om het volkomen objectief
te meten, zijn gestalte maakt zich toch allengs los
uit de sfeer van zijn tijd en teekent zich al scher
per af tegen den onzen.
Man van wetenschap en theoloog, staatsman en
politicus maar een practicus? Man van de pen
en van het woord als weinigen, werker èn bidder
maar een strateeg? En zie, dan ontplooit zich
dit buitengewone talent van het bouwen van groot-
sche theorieën (was er één, die het woord „prin
cipieel" zóóveel inhoud gaf?) tot een bouwen van
werkelijkheden, groot genoeg om de landshistoric
een eeuw lang te beïnvloeden.
Toen Minister Ivappeyne op 7 Maart 1878 zijn be
faamde schoolwet aanbood, leekende Kuyper haar
met drie forsche lijnen: „Zij draagt het drievoudig
merk op haar voorhoofd van: misbruik van macht,
beduchtheid voor de eigen vrienden, gebrek aan
overtuigingsmoed". Nietwaar, dat was het. tegen-
treden met werkelijkheidszin van een ontwerp, dat
Kuyper toch allermeest om z'n beginsel vreezen
moest, daar het de oprichting van vrije scholen
zoo goed als onmogelijk zou maken. En dan toont
hij zijn veldheerstalent: nauwelijks is de wet aan
genomen, of hij organiseert met Lohman en de
Geer van Jutfaas het volksadres, waarop 305.000
ouders hadden geteekend voor het hoogste belang
van bijna 115.000 kinderen. De Koning teekende
nochtans „de scherpe resolutie" en Kuyper schreef
(in de Standaard), dat „onze liefde voor Oranje
niet vermindert", maar: „De wet is in letterlijken
zin een partij wet".
Uit den druk van deze jaren is voortgekomen de
Unie; is voortgekomen dat op 15 Juli 1910 de dui
zendste school met den bijbel (te Vreeland) kon.
geopend worden; dat thans een net van Chr.
scholen voor M.U.L.O., voor Middelbaar en Voorber.
Hooger Onderwijs over ons land is uitgespreid;
dat de rechtsgelijkheid en de financieele gelijkstel
ling werkelijkheid zijn geworden. Altemaal vrucht
van de onder Godes zegen gegroeide doorwerking
van het hoog beginsel, waarmee Kuyper den strijd
had ingezet, en waarvan hij in 1904, op het gouden
feest der Chr. onderwijzers, de onvergetelijke tee-
kening had gegeven met die bekende woorden: „Gij
hebt met het schoolkind in- de armen de wacht
betrokken bij het Kruis. Laat dat kind nooit los,
en laat dat Kruis nooit los!"
Ook in die phase van den Schoolstrijd welke aan
ving na de herziening der Grondwet van 1887, gaf
Dr. Kuyper weer schitterende bewijzen van zijn
werkelijkheidszin en veldheerstalent. De voorspel
ling, aan Lohman te Apeldoorn gedaan, was uit
gekomen: het Ministerie-Mackay was er het bewijs
was. Het zette al spoedig de nu volgende stap op
den weg naar de financieele gelijkstelling van
openbaar en bijzonder onderwijs. Met 71 tegen 27
stemmen bereikte de schoolwet-Mackay de haven,
en reeds in die stemming immers met mede
werking van de Roomschen heeft Kuypers zin
voor de werkelijkheid getriomfeerd; de afstand tus
schen Rome en' Dordt had zijn oog niet gesloten
voor het gemeenschappelijk belang, een belang
dat het recht der minderheden, maar ook den
invloed van het Calvinistisch levensbeginsel op het
gansche volk omvatte.
Het is, nadat het gewijzigd Unierapport door
Kuyper als „verouderd" was terzij geschoven, en
de leerplichtwet van Goeman Borgesius het beeld
van den schoolstrijd gewijzigd had, aan Dr.
Kuyper gegeven geweest, zelf een deel van de
overwinning te verwerkelijken, toen hij in 1901
aan het bewind kwam. In 1904 had hij de onder
wijsnovelle gereed, welke opnieuw de haat tegen
de Christelijke school deed oplaaien. Het wa6 het
hoogtij der frontmakers.
Maar Kuyper zette door; hef ontwerp werd wet en
de bijzondere school schoof weer een eind verder
op den weg naar haar rechtmatige positie. Ech
ter, de verworven voordeelen brachten ook nieuwe
eischen mee: zouden de minima der salarissen der
bijz. scholen door het rijk worden uitgekeerd, dan
stelde het rijk zijn voorwaarde: het aantal uren
der verplichte vakken werd van 18 op 20 gebracht
en het Bijbelsch onderwijs zou in gevaar komen.
Het was Minister Heemskerk, die in 1913 ruimte
bracht, zóózeer, dat Kuyper schreef: „In dit ont
werp vind ik bijna letterlijk terug, wat steeds als
de bede onzer begeerte en de wensch onzer hope
gold: de vrije school regel in de grondwet en de
staatsschool slechts intredend, waar de vrije school
ontbrak."
De veldheersblik van 1879 was juist gebleken.
Want reeds volgde de Staatscommissie-Bos en in
1926 het bevredigingsrapport, waarvan de grond
gedachte: financieele gelijkstelling, door Cort van
der Linden in een nieuw wetsartikel verwerkelijkt
werd. Aan Dr. de Visser was het gegeven, in 1920
den laatsten steen in te voegen in het gebouw, dat
Kuyper bijna een halve eeuw geleden ontworpen
had.
Merkwaardige samenloop: datzelfde jaar 1920 was
het sterfjaar van den man. op wiens nageoachtenis
thans de aandacht van heel ons volk gericht is.
Op den 8en November ontsliep Dr. Kuyper, en een
tegenstander, die tien hoofden en honderd armen
bezit", zooals Charles Boissevain hem eens ge
noemd had.
Honderdduizenden zeggen het anders, want in het
licht der nog niet vervaagde historie van het lager
onderwijs verschijnt de figuur van Kuyper niet als
een veelhoofdig en veelarmig wondermensch, maar
als een uit één stuk gegoten krachtmensch, die in
de geschiedenis van zijn volk niet alleen diepe
voren getrokken heeft, maar diepe sporen naliet,
waarin nog geslachten treden zullen.
Echter niet een krachtmensch zonder meer was
Kuyper. Zonder eenige reserve heeft hij altoos het
bezit en het gebruik van zijn geweldig talent toe
geschreven aan den Almachtige, \»oor Wiens er
kenning en eere zijn gansche levenswerk was in
gezet. Oók, en zeker niet het minst, in den kamp
voor de vrije school en de school met den Bijbel.
Hoort hem in zijn driestar bij de opening der 1000e
Chr. school: „Gode alleen de dankzegging en de
aanbidding!" Of in die van 8 Maart 1878: „Kap-
pcyne denkt, dat hij regeert, maar wij belijden met
kalmen geloofsblik, dat ook hij alleen geregeerd
wordt door den Alleenmachtige".
In dit teeken heeft Kuyper .geworsteld „voor de
ziel van het kind", en al verdeelt de lof van een
dankbaar nageslacht zich over velen, die met hem
gebeden, gestreden en geleden hebben, aan dezen,
door God zeer bijzonder en veelzijdig begaafden ge
loofsheld, blijft de onverwelkelijke eer, in 's Hee-
ren kracht te hebben overwonnen tot een nóg in
vollen bloei staand ideaal van ouden echt en kin
derzegen.
De wereld der dieren is een wondere wereld, ge
schapen, zeker om ons te voeden: óók om ons te
dienen: deels zelfs om ons te verkwikken door
hun zang of door hun trouw: maar boven en bij
dit alles ook bestemd, om ons te b e s c h a-
m e n' .(Honig uit den Rotssteen II)
Groepen uit de Tweede Kamer tijdens het ministerie-Kuyper, naar teekeningen van J. H. 1 sings
opgenomen in „Onze politieke partijen" door C. E. van Koetsveld.) Verreweg de meeste politieke
kopstukken van toen zijn reeds overleden, slechts enkele leven nog. Oudere lezers zullen zich de op de
tekening vermelde namen nog levendig herinneren.
k IA de herstemming voor de Tweede Kamer-
verkiezingen, op Woensdag 28 Juni 1905, toen
ast was komen te staan, dat de rechterzijde
58 op 48 was gedaald, werd in het link-
iche kamp als een triomfkreet aangeheven: Kuy
per is gevallen! En met Kuyper verdwijnt een be-
ivind, dat onder zijn leiding een supprematie (on
derdrukking) oefende; door zijn optreden, meer dan
joit eenig ander de hartstochten heeft opgewekt en
•deeldiheid onder ons volk gebracht.
IVeg met het Kuyper-regimel was het wachtwoord
de verkiezingen geweest en de aanval op het
Ilinisterie-Kuyper, door de vrijzinnigen onderno-
non. gelukte.
)e uitkomst van deze verkiezingen zoo schreef
nen in de linksche pers getuigt tegen den
iuyper-koers; tegen partijdig bewind, belust op
luit voor den overwinnaar; tegen wetgevende on-
ruchthaarheid, die zich zoekt te bedekken onder
choone beloften, voor welker verwezenlijking
lands welvaart in gevaar zou worden gebracht;
feen het aankweeken van geloofsverdeeldheid,
en zalvende godzaligheid en eigengerechtig
xclusivisme; tegen onwaarheid in wetgeving, be
tuur en openbaar leven; tegen heel dat politiek-
thristelijk systeem, dat principieel onverzoenbare
dementen gelijk de linkerzijde in zich bergt, ge-
lamenlijk tegen dit ministerie tot scherpst verzet
leeft' gebracht.
De leus door de linkerzijde in 1905 aangeheven bij
Ie verovering van het Regeerkasteel, luidde:
Door eenheid tot Vrijheidl" weg met alle partij-
laatl En het program van de vrijzinnigen was,
laar him zeggen, geheel onvereendgbaar met be-
tendiging van het toenmalige regime.
)r. Kuyper en het ministerie waaraan zijn naam
pas verbonden, moeten wel een heel verkeerde
De redevoeringen, die Dr Kuyper als Kamerlid,
tn Minister heeft gehouden, zijn onder den titel
Parlementaire redevoeringen" in vier zware
ieelen bij de firma J. H. Kok te Kampen in druk
verschenen.
A'-srs hebben ingeslagen, dat ons land van het
nofr,ede christelijke ministerie bevrijd moest
"ee"'ede,i.
,e"c'e den honderdsten gedenkdag van Kuyper's ge-
r*,nirte mag daarom in 't kort stilgestaan worden
95 den arbeid, die deze groote staatsman tijdens
n ministerschap voor ons volk heeft verricht.
Heit de ideeën van dezen grooten antirevolutionair
iét strookten met de opvattingen der vrijzinnig-
bWeirl laat zich gemakkelijk denken, want de strijd
1905 was toch in hoofdzaak gericht tegen de
persoon van den premier en dit deed een Leidsch
b'HigletuaamrSchrtjven; „zelden was in ons goede
d een oppositie zoo laag en zoo klein als die
egen Dr. Kuyper.
Om een recht overzicht te krijgen wat de vrijzin
nigen wilden, moet aangegeven worden, wat hun
iiogi am van actie in 1905 inhield. Dit was aldus:
ilet handhaving van de openbare school verheffing
Van het peil van het Volksonderwijs in zijn ver
schillende vertakkingen;
Sociale hervormingen: Verzekeringswetten enz.:
Hervorming van het defensiewezen in de richting
van een volksleger;
Ter voorziening in de financieele behoeften, ook
Ier verkrijging van een betere verhouding tusschen
de geldmiddelen van Rijk en Gemeente, bezuini
ging op militaire en andere uitgaven en met hand-
iaving van de vrijzinnige handelspolitiek, een
neer rationeele regeling van de directe belastin
gen enz-1 oor
Zond*6 beveandere wetgevende arbeid hierbij be-
iot-ï 1830 vete staan, wijziging van de Grondwet,
^Geervliet, dat aan den gewonen wetgever vol-
.i 1834 deeid bij de regeling van het kiesrecht
I Ds. Kuypeiend.
ber, een zeim zou men~dus moeten concludee-
j les in het Etfinisterie Kuyper al heel weinig had
11 gelukkig huvacht.
I Te Maassluis!at dit kabinet in de Troonrede van
pastorie Zuidl ontvouwde, was echter welvoor-
r 1834 een docbl van dit Ministerie was, voort te
kwam er een Ghristelijke grondslagen van ons
schouwde huaast herziening van de Zondagswet,
licht. (Hetjling van het arbeidscontract, vrijma-
negfhet onderwijs, herziening van het tarief
Jeugdinvoerrechten, 6tonden allerlei minder be-
^a£rijke punten op het program. Daarbij kwam
nog, dat de erfenis van een vorig kabinet veel
moeilijkheden gaf. Met veel tegenheden heeft Dr.
Kuyper in deze periode te kampen gehad. Veel wat
hij zich voorgesteld had te kunnen bewerken
moest blijven rusten.
De bemiddeling in den oorlog tusschen Engeland
en Transvaal, de kwestie van de troonopvolging
door het ernstig levensgevaar waarin onze Ko
ningin in die dagen verkeerde, de Russisch-Ja-
pansche oorlog, de Spoorwegstaking van 1903, de
ontbinding van de Eerste Kamer, door de verwer
ping van de Hooger Onderwijswet, waren alle oor
zaken, die belemmerend in den weg traden voor
een vlotte gang van zaken.
Een der momenten waarop het Ministerie Kuyper
wel het krachtigst naar voren trad en zijn gezag
toonde was tijdens de Spoorwegstaking in het
vroege voorjaar van 1903.
De vraag toch was gesteld of Dr. Kuyper, als Mi
nister, als leider van het door hem geformeerde
Kabinet, wel van beteekenis zou zijn. Deze vraag
bleef in zekeren zin tot Januari 1903 onbeantwoord.
Wel werd door de Ghristelijke partijen en ook
door velen van links waardeerend gesproken over
de houding van het kabinet en dat er aan de re-
geeringstafel meer durf getoond werd om aan het
Socialisme te zeggen, waar het op stond, maar dat
zijn leider zich op bijzondere wijze van zijn voor
gangers onderscheidde was nog niet gebleken. En
de leider van de oppositie, Mr. H. Goeman Borge
sius, had er al duidelijk op gezinspeeld, dat heel
het ministerschap van Dr. Kuyper op een teleur
stelling voor de coalitie moest uitloopen. Voor links
was het vanzelfsprekend al een teleurstelling.
Spoedig zou Nederland echter de gelegenheid krij
gen om te zien en te ervaren, dat hot rechtsche
kabinet een president had, die van aanpakken en
doortasten wist.
Op Zaterdag 31 Januari 1903 ging als een loopend
vuurtje door ons land de tijding, dat het spoorweg
personeel in verschillende groote steden het bijltje
er bij neergelegd had.
In deze historie vond men in het linksohe kamp
aanleiding, de Regeering en met name Dr. Kuyper
ter verantwoording te roepen. Dit had voorkomen
moeten worden. Het heette, dat het Ministerie-Kuy-
pes „geen regeerkracht en zelfvertrouwen" bezat en
dat men reikhalzend uitzag naar de Staatscourant,
die ontslag van het Ministerie zou inhouden. Ook
werd de vraag gesteld of het Ministerie nog den
moed zou hebben om voor de Volksvertegenwoor
diging te verschijnen.
De teleurstelling over het stilzitten der Regeering
duurde niet lang, want den volgenden dag Zondag
1 Februari was de spoorwegstaking door de ont
wikkelde actie van het Ministerie, al geëindigd en
als bij tooverslag sloeg de openbare meening ten
gunste van het Ministerie-Kuyper om. Drie wets
ontwerpen werden op Woensdag 25 Februari 1903
bij de Tweede Kamer ingediend, bedoelende 1ste in
het Strafwetboek bepalingen op te nemen voor de
vrijheid van den werkman, die niet staken wil en
tegen het staken bij de middelen van verkeer, 2de
een. spoorwegbrigade te vormen en 3de een com
missie te benoemen tot onderzoek der misstanden
onder het spoorwegpersoneel. Bij de indiening van
deze drie ontwerpen van wet, waarvan Dr. Kuyper
de ziel was, legde deze een verklaring namens de
Regeering af, die ieders bewondering afdwong.
Algemeen bracht men hulde aan het Ministerie.
Als hoofd van het kabinet had Dr. Kuyper ge
toond, het gezag en de vrijheid hoog te kunnen
houden.
Hij doorzag de misdadige woeling en het anarchis
tisch avontuur direct als een politieke staking.
'Een van Hahn's vele geestige caricatuur-krabbels.
In die dagen dankte allen God den Heere, dat een
man als Dr. Kuyper het bewind in handen had.
Dat Dr. Kuyper van doorzetten wist bleek ook bij
zijn „vrijmaking van het onderwijs", een wettelijke
regeling van het onderwijs in de drie takken (hoo
ger, middelbaar en lager onderwijs), waarbij het
mogelijk was de richting van dat onderwijs ge
heel vrij te maken van den Staat.
De ingediende Hoóger Onderwijswet (waarbij aan
Vrije Universiteiten den effectus civilis werd ver
leend) werd op schitterende en welsprekende wijze
eerst in de Tweede Kamer en daarna in de Eerste
Kamer verdedigd. De Tweede Kamer nam de wet
Dr A. Kuyper.
Mevrouw J. H. Kuyper-Schaalj.
KWAM STEEDS OP VOOR GEZAG EN VRIJHEID