Niv/
KOOLHOVEN-VLIEGTUIGEN
VLIEGT MET NEDERLANDSCH MATERIAAL
Leider en Volk
Verschaft werk aan ruim 500 Nederlandsche
arbeidskrachten en verzoekt de steun van
alle goede Vaderlanders
FABRIEK: VLIEGVELD WAALHAVEN. ROTTERDAM. TEL. 50550
KUITER -NUMMER van 3e Vijl Samenwerfcen3e Christelijlce Dagfila3eri
89 OCTOBER 1937 BLZ. 18
DR. Kuyper is vaak genoemd een groot leider
van een klein volk.
En tusschen deze beide bestond een scfhoone har
monie.
Telkens weer heeft men gebracht dat wondere ver
band in woorden weer te geven. De tegenpartij
was er altijd op uit Dr. Kuyper een biologeerende
macht toe te dichten, die van zijn volgelingen
slechts marionetten maakte. Maar met de grootste
beslistheid heeft Dr. Kuyper deze beschuldiging
van zich geworpen, en staande op een hoogtepunt
dqs levens heeft hij dit raadsel aldus opgelost: „Al
wat ik heb kunnen doen, 't was, pogen te vertolken
wat in uw eigen gemoed, in uw hart, in uwe over
tuiging omging, en tot dat vertolken ben ik alleen
daarom in staat geweest, omdat u w leven m ij n
leven was, en één ademtocht der ziel ons saam ge
meen was".
Zóó is het. En nóg, als we een werk van Dr. Kuy
per ter hand nemen, gevoelen we 't helder en
klaar, dat wat w ij niet onder woorden vermochten
te brengen, wat w ij geen vorm konden geven,
maar dat nochtans leefde in ons hart dat heeft
h ij als uit ons hart gegrepen, dat heeft h ij in
schoonen vorm de wereld ingedragen.
Leiders worden niet gemaakt, maar door God ver
wekt. 't Is voor een leider niet voldoende, dat hij
in geleerdheid en welsprekendheid boven al zijn
volgelingen uitsteekt Als hij niet méér is en niet
méér heeft dan is hij nóg geen leider.
Om werkelijk 1 e i de r te kunnen zijn, is vóór alle
dingen noodig, dat er contact bestaat tusschen
eigen overtuiging en de overtuiging van het volk,
waarvan men als leider optreedt
Ziedaar eenigszins het raadsel ontsluierd van de
wonderschoone harmonie tusschen een groot lei
der en een klein volk.
Maar zóó is 't dan ook te verstaan, dat de tegen
stander dat contact nóóit begrepen heeft en altoos
weer zocht naar andere motieven.
Dat geheimzinnig verband, die „mystieke unie"
heeft, ons volk altoos gevoeld; wanneer 't tegenover
Dr. Kuyper kwam te staan, voelde 't altijd: ddt is
onze man.
Een zeker schrijver vroeg eens te Amsterdam, hoe
het te verklaren was, dat de Gereformeerden in de
hoofdstad zich bij groote menigten onder den
dienst van Dr. Kuyper begaven, ofschoon hij in die
dagen hun standpunt niet geheel deelde; hij kreeg
ten antwoord: „Wij gevoelden in onze harten, dat
hij er komen zou".
Dat volk, immers meest „kleine luyden", was in
't gewoel van den strijd altijd kalm, wamt 't wist,
dat Kuyper de roerpen met vaste hand omkneld
hield) de meest-ingewikkelde vraagstukken bekeek
't rustig, want Kuyper zou straks wel een oplossing
geven; met schier-kinderlijke naïviteit zag 't tegen
zijn leider op, en Werd Kuyper in den strijd met
schimp en smaad overladen in de liefde en
trouw van zijn volk vond hij altijd weer ruim
schoots vergoeding.
Er bestond „geestelijke wisselwerking" tusschen
dezen grooten leider en zijn kleine volk, „onze
mensehen", zoóals hij ze in 't huiselijk gesprek
noemde. Zijn kracht lag in de worsteling van zijn
Aaron's en Hur's, lag in de binnenkamer van dui
zenden stillen in den lande, die dagelijks weer
hem droegen door hun smeeking.
Kuyper was voor dat volk tegelijk Mozes en Jozua:
hij leidde 't uit het harde diensthuis en hij voer
de 't aan tegen alle vijanden die zich tegen dat
volk keerden.
„Men" heeft zich wel eens „geërgerd" (zooals men
't dan noemde) aan de ontstuimig-geestdriftige
wijze, waarop dat volk altijd weer zijn leider be
groette. „Men" sprak dan van „Kuyper-vergoding".
Het was op één van de druk-bezochte Deputdten-
vergaderingen in Tivoli, dat Dr. Kuyper bij zijn
binnentreden met donderend applaus werd be
groet. Toen was er één, die de opmerking maakte:
„Als nu de Heere Jezus binnentrad, zou er dan
óók zoo geapplaudiseerd worden?" Onmiddellijk
wendde een ras-echte Calvinist het hoofd en ant
woordde: „Neen, m'n vriend, als de Heere Jezus
binnenkwam, zouden we allen op de knieën vallen
en Hem aanbidden!"
Nü beschouwen we de dingen zoo veelszins anders
als toen Dr. Kuyper nog leefde. Nu we hem sedert
lang missen moeten, gaan we pas eenigszins in
zien wat kostelijk geschenk we van God in dezen
man hadden ontvangen - nü blikken we met
dankbaarheid op de levens-momenten van dien
fel-gesmaade en rusteloos-bestookte, waarop zijn
trouwe volk hem den tol van dankbare hulde
bracht.
Wat Dr. Kuyper voor zijn volk, voor ons ge
weest is?
Zoo schoon werd 't bij zijn sterven door Idenburg
neergeschreven: „Het is wel de grootste genade,
die God ons door Dr. Kuyper deed toekomen, dat
het goud van het Calvinisme, dat verdonkerd was,
weder helder voor ons begon te glanzen. Nadat hij
persoonlijk voor ziel en leven de waarde van die
parel had leeren kennen, verstond hij wat leefde in
het innerlijkste van dat deel van ons volk, dat
niet groot was voor de wereld en dat niet aantrok
door soepelheid, maar dat door zijn geestelijke
kracht eertijds onze natie had vrijgemaakt, en nu
nog putte ilit dezelfde bron, die de vaderen laafde'".
Wat Dr. Kuyper voor zijn volk, voor ons geweest is?
Nimmer mogen en zullen wij 't vergeten!
Laten we ons 't nog eens oven trachten in te
denken.
Daar kampte een kleine schaar, schier uitgeputte
[mannen,
Door 's vijands overmacht omringd aan allen kant;
Toch drong hen t plichtsbesef de krachten in te
[spannen
En hield de kleine troep op d'oude veste stand.
Maar 't was een zware strijd, met ongelijke
[krachten,
Een worsteling, waarvan zich d'uitkomst ras liet
[raan;
De grijze Veldheer l) zag wat lot hen stond te
[wachten,
Als 6traks zijn arm niet meer de zijnen bij zou
[staan.
Een zucht ontsteeg zijn borst, een beê rees naar
[den hoogen:
„Zal niet de kleine stoet in ongelijken strijd
Bezwijken en vergaan? Hoe zal hij ooit vermogen,
Den vijand 't hoofd te biên, diens overmacht
[ten spijt?"
God hoorde en schonk hulp;
Daar rijst een kloeke held,
Ten strijde toegerust,
Die in de bres zich stelt
Hij grijpt de krijgsbazuln
En blaast op forschen trant
Den ouden geuzendeun
Zoo wel bekend in 't land.
Fier hief hij d' oude vlag,
Die nauw zich nog dorst toonen
E<n waait heur banen uit
Voor d' oude geuzenzonen.
Hij kiest zich 't oud devies,
En roept der vaadVen woord
Weer toe aan al hun kroost
Aan Rijn- en Schel de boord:
„De glorie onzes Gods,
Geen lage eigenbaat,
Geen zucht naar eer of roem
Moet heerschen in den Staat".
Toen keerde moed en hoop
In aller harte weer,
De vijand deinsde dra,
Geslagen keer op keer.
En 't kleine leger wies
In tal en macht vast aan,
En zoo mocht d' oude vest
Den feilen storm weerstaan!...
Dies danken w'onzen God, dat Hij ons hulp wou
Dies prijzen wij Zijn Naam, dat Hij te Zijner tijd,
Ons Dr. Kuyper gaf, hem boven bidden, deflken
Gesterkt heeft tot zijn taak, gesteund heeft in
[den strijd.
Voor velen was 't niet te verklaren hoe een groot
leider en een klein volk elkander in alles zoo ver
stonden.
Trouwens, het leven van Dr. Kuyper is voor den
oppervlakkigen beschouwer vól van tegenstellin
gen. Geloofsbevrijder en vervolger. Predikant en
polemist Evangelie-dienaar en politiek-voorvech-
Groen van Prinsterer.
ter. De school met den Bijbel en de hand met het
zwaard. Leeraar in de verdraagzaamheid en hef
tig debater
Men heeft 't half-spottend gevraagd hoe 't mogelijk
is, dat één persoon alle mogelijke tegenstellige
kwaliteiten in zich vereenigen kon.
Voor ons zijn dat echter geen tegenstellingen. Wij
onderschrijven het oordeel, dat reeds in 1897 over
hem werd gegeven: Dr. Kuyper „is niet naar
uiterlijkheden en schijn te beoordeelen; de impul
sieve publieke opinie kan hem niet wegen eti me
ten; hij is een té complex persoon om met hem te
kunnen afrekenen naar één los staande daad, één
zelfstandige uitspraak of één zijner geschriften. Hij
vormt een zoo oompact geheel van bedoelingen en
daden, hij heeft zich zoo in alle vakken, geestes
richtingen, maatschappelijke betrekkingen en naar
alle zijden geopenbaard en gegeven, dat er allicht
In een zóó veeljarigen strijd wol iets op te duiken
is, dat men een prediker en een strijder kan voor
houden als schijnbaar niet te passen in zijn levens
beschouwing en in de logische serie zijner hande
lingen".
Om een arbeid te kunnen volbrengen, als waartoe
Dr. Kuyper werd geroepen, was vóór alle dingen
noodig, dat hij was een man van karakter;
een man, die stond voor zijn beginsel, en die voor
niets en niemand dat beginsel prijsgaf. Van schip
peren en plooien, van geven en nemen wilde en
kon hij niet weten.
Hij riep ons volk op terug te keeren naar de belij
denis der vaderen, om weer onvoorwaardelijk te
buigen voor het Woord Gods en 's Heeren ordinan
tiën te erkennen voor heel het leven.
Daarvoor was noodig een maai van graniet, die
onbewogen staan bleef op het eenmaal met volle
zielsovertuiging ingenomen standpunt.
Was Dr. Kuyper dat niet geweest wij spreken
naar den mensch heel zijn actie was op niets
uitgeloopen. Was hij in zijn optreden minder
streng en belijnd, meer soepel en toegevelijk ge
weest veel hoon en smaad zou hem zeer zeker
gespaard zijn gebleven, maar zijn arbeid zou ver
vloeid zijn zonder een spoor na te laten. In 't stor
men der wereldbeschouwingen, die zich de laatste
tientallen jaren baanbreken, zou zijn levensarbeid
zijn weggeslagen.
Daarom heeft God dezen man In ons volksleven
geplaatst „als een massieven rots waarop in den
strijd, dien de stormen rond zijn top hebben ge
voerd, wel het mos der zwakke menschelijkheid en
der hartstochten is gegroeid, maar die ongeschon
den en onwankelbaar op zijn basis en in zijn bin-
nenkem is gebleven" (Frans Netscher).
Dat Dr. Kuyper in heel zijn lange leven was „een
man van graniet" zal dan ook niemand ontken
nen. Zijn meest-felle tegenstanders hebben hem
telkens als „de geweldig e" djen volke voorge
steld, en ieder voeld© ^t: die man is waarlijk een
Maar voor velen was en is 't een onoplosbaar raad
sel hoe deze man van graniet telkens weer bewees
zulk een teeder hartte bezitten. Dót vond
men een onverzoenlijke tegenstelling, waarmee
men geen raad wist, en omdat men zijn groote ta
lenten niet ontkennen kon, trok men de oprecht
heid van zijn geloof in twijfel, of men verklaarde
't zoo, dat hij alleen dddrom een „tale Kanaans"
sprak om steeds meer invloed te winnen en te ver
meerderen.
Ontkend kan niet worden, dat wie alleen op uiter
lijkheden let, hier waarlijk voor een raadsel staat.
Wie echter door geestesgemeenschap blikken mag
In de ziel van dezen krachtmensch, ziet ook hier
weer een wondere harmonie.
Teeder is 't hart gestemd en teeder is de toon,
wanneer 't gaat over den binnenkant van t chris
telijk leven. Wie dddrover Dr. Kuyper hoorde
spreken en wie dddrover van hem leest, wordt ver
kwikt en gesterkt door zijn diepe, geloovige my
stiek. Dan was hij altijd het kind des Heeren, van
eigen zwakheid en diepe afhankelijkheid steeds
overtuigd.
„Ik heb wel vele preeken in mijn hart, als God me
vanavond slechts die kracht geeft ééne ervan uit te
spreken", was 't antwoord van den gevierden rede
naar, toen men hem eens vroeg of hij temidden van
zijn overstelpend-vele bezigheden wel tijd had ge
vonden een Schriftwoord te overdenken. Dien
avond sprak hij over de woorden: „Ik ben een
vreemdeling op de aarde" (Ps. 119 19), en nóg
hebben zij, die hem toen hoorden, die preek niet
vergeten.
En hebben zijn dochters, die ons van den levens
avond huns vaders verhaalden, ons niet doen ge
nieten van het teere, haastdcinderlijke Godsver
trouwen, dat deze man altijd in eigen omgeving
openbaarde?
Verstddn kunnen we 't echter wel, dat de tegen
stander Dr. Kuyper nooit heeft begrepen. Want
denkt 't nog eens in hoe deze man zich in 't volle
rijke menschenleven openbaarde.
Hij stond als een held in volle wapenrusting, altijd
slagvaardig om den vijand te ontmoeten en de
zelfde man sprak woorden van troost en bemoedi
ging, waarbij duizenden lafenis vonden.
In zijn optreden naar buiten geleek hij een titanen
gestalte tevens was hij de teedere meditator, die
de zoetste melodiën aan zijn harp wist te ont'
lokken.
Midden in den levensstrijd stond hij steeds om
alles voor den Christus Gods op te eischen en
vanuit de ziekenkamer predikte hij den troost van
het „in Jezus ontslapen".
In zijn „Pro Rege" liet hij zijn bezielende strijdt
kreet hooren en dienzelfden Koning sohilderda
hij op aangrijpende wijze in „Zijn uitgang te Je»
ruzalem".
Neen, ddt hebben zijn tegenstanders nooit begre»
pen en dat züllen ze nooit begrijpen. Zijn leven
was hen een raadsel en ook zijn sterven kon*
den ze niet verstaan. Want God had dezen man
niet alleen verwaardigd om in een lang leven voor
Zijn Naam op alle levensterrein te getuigen Hij
beschikte 't zóó dat Dr. Kuyper ook op zijn krank-
bed wekcn-lang mocht roemen in de volle verze
kerdheid des geloofs.
Toen deze moe-gestreden strijder, die in de dagen
zijner kracht zoo dikwijls „het woord des lichts op
duizend duistre vragen" aan zijn volgelingen
mocht brengen, was toegekomen aan het dal der
schaduwen des doods, toen mocht ook bij zijn
stervenssponde worden getuigd: „En het zal ge
schieden ten tijde des avonds, dat het lioht zal
wezen."
Het sterven van Dr Kuyper was in overeenstem
ming met zijn leven. Smalende lastertongen heb
ben, toen Kuyper nog stond in zijn volle kracht,
op dat sterfbed wel eens een toespeling gemaakt,
maar God heeft Zijn dienstknecht ook in dezen
gerechtvaardigd. De man, die in zijn gezonde da
gen na zijn bezoek aan Engeland in 1875 op een
albumblad schreef: „Mijn beker is overvloeiende",
ls 45 jaar later met 't reecte brekend ook op 't
schilderij, <lat hij voor zijn eerste „preekgeld"
kocht: „Christus aan het Kruis" in vollen
vrede in zijn Heiland ontslapen.