Kuyper, de Politieke Leider Het Sociale Probleem Dr ABRAHAM KUYPER KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende CKrïstelijke DagKladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 15 DP het graf van Dr A. Kuyper heeft zijn opvol ger in de politieke functie, Dr H. Colijn, ge zegd: „Noch ik, noch iemand anders, kan voor u zijn wat Kuyper voor het anti-revolutionaire volk jst is". Het heeft niet de minste zin om na te gaan in hoeverre deze uitspraak in de jaren na Kuypers heengaan bewaarheid is; vast staat, dat reeds do situatie van het oogenblik Dr. Colijn zoude he etten dezelfde positie als Dr Kuyper in te nemen. De personen van den heengeganen en den tegen- R'oordigcn leider blijven daar geheel builen, ndien men het karakteristieke verschil tusschen )e bekende -prent van Albert Hahn. Ie strijd op geestelijk gebied en de wonsteling im de macht met wapengeweld in enkele woorden vil teekenen, dan zou men kunnen zeggen: Dr iuyper de theoloog werd soldaat; Dr Colijn, de oldaat werd pacifist op politiek gebied. Anders fezegd: Het was voor Dr Ivuvper, wilde%ij eenige Tucht op zijn levenswerk zien, noodzakelijk, dat tij als een geharnast strijder op geestelijk terrein iet zwaard ophief; Dr Colijn daarentegen kon, irofitcerend van de overwinningen, waaraan ook iet anti-revolutionaire leger deel had, wijzen op Ie „redelijkheid" van de invloed der Christelijke ivensbeschouwing, waarvan ook vrijzinnigen vertuigd moeten zijn en waarmee zij rekening lehooren te houden. s'u versta men dit vooral niet verkeerd. Reeds ïu is het duidelijk dat men zich van een „breede ;rondslag" niet te veel moet voorstellen en het s niet ondenkbaar dat de kracht der antithese zich over eenige tijd weer zal doen gelden. Echtsr ikan niemand ontkennen, dat de stichter der Linfi-revolutionaire partij een gansch andere taak •ad dan de l eider nu heeft: wie defunda menten legt moet eerst afbreken, de grond om- roeien en het puin verwijderen; pas daarna kan lij de muren optrekken en de kamers inrichten. 5f, zooals Dr Kuyper het zelf zei: „ik heb gc- >gd de rotsblokken weg te ruimen uit de ledding van de stroom, die van de Heilige Berg liet," opdat er ook in het staatkundig leven weer met God en Zijn Woord gerekend zou worden, irocn van Prinsterer heeft er recht op de grond- )r. Kuyper's Bilderdijk-rede Slot vanblz. 13. )e Bilderdijkrede is een opmerkelijk en belangrijk ituk, niet alleen voor hem, die dr. Kuyper's ge lachten wil kennen in zake de figuur en be- eckenis van den behandelden dichter, maar ook oor hem, die van dr. Kuyper's stijl en taal studie naakt. •r. Kuyper is opgegroeid' en gevormd tot een zelf- tandig, kernachtig stylist, een prozaschrijver vol nerg, vol zout, vol van gekristalliseerde geestdrift, elijk Rittcr schrijft, buiten elk bespeurbaar contact net de nicuweren om. Dat behoeft ons niet te ver ren. Tachtig was voor Kuyper geen bron, laaraan hij zijn kunsttalent verkwikte en voedde. groote bron, waaruit hem levenskracht en Bvenssap toekwamen, ook voor zijn taal is de Sta- •vertaling, zijn de godgeleerde geschriften van eger en later eeuw, zijn de klassieken geweest, leer dan bouwstoffen leverden ze hem echter iet! Kuyper's geniale geest, die het eigen eel& boetseert, het eigen ritme vindt, schept zich iet het .bestaande materiaal een eigen stijl. 'e heuvelen rond de Seine-stad roken de Ieren de lijklucht reeds die hier opging, en rek en hun roofhalzcn naar ons vaderland uit". !en beeld, dat boeit door juistheid en klaarheid. een ander, volgehouden, uitgewerkte verge- ijking te citeeren. Ja, 't was, toen Bilderöijk opdaagde en zijn stvtrpS egon, of in Spanjes corrida een stier het strijd- erk binnenstoof. En alle picadores renden met un lansen op hem in, en banderilleros staken hem lint-ompluimde vlijm zoo diep in den stuggen lek, dat 't bloed er af gutste. Alleen de espada leef uit. Een matador die hem den genadestoot on toebrengen, werd in Nederland niet gevonden, liet één, die hem aan kon. En gewond, met 't ge tolde bloed om nek en lenden, maar levend en noverwonnen, stapte Bilderdijk, fier de kop om oog, het harde strijdperk uit", an zulke prachtige beeldspraak is het werk'van uyper vol. Hij ook bezat de macht over de taal m ze te kneden, te buigen, te vormen naar zijn peciale doel en heeft op die wijze meegebouwd an de rijker en voller ontwikkeling onzer moeder aal. waarvan Bilderdijk zong: 'V Wil hem niet in eer bekorten, die een stouter (geest bezit, lollands taalschat uit te storten, blijft mijn (glorie, anders niet". lollands taalschat te verrijken, te veredelen en aarmee Hollands naam in de wereld en toekomst dienen en zoo tevens een band te slaan om allen, e deel hebben aan die taal welke is de ziel der atie „met haar bewustzijnsschat en haar karak- ergolving, haar lachen en haar weenen, haar luim a haar ernst, haar sympathie en antipathie, haar oelen en bedoelen, haar ideaal en haar hope" Kuyper heeft het kunnen bereiken omdat zijn ijl was d- 6tijl van iemand, die naar Padberg het itdrukte, „een groot genie was en tevens een root karakter". legger der anti-revolutionaire partij genoemd te worden en mannen als Bilderdijk en da Cosla hadden voor hem de grond reeds bewerkt; maar de taak om deze partij een beteekenisvolle plaats in ons volksleven te geven, was toch voor Dr Kuyper weggelegd. Ook hierbij moet men goed onderscheiden. Dr Kuyper heeft de partij georganiseerd en tot ont wikkeling gebracht; het anti-revolutionaire vo'k was er reeds; men zou kunnen zeggen, dat bij het zich zelf leerde kennen. In dit opzicht kan zijn werk dan ook zoó omschreven worden: bij heeft het conservatisme politiek uiteengeslagen en ons van het liberale juk bevrijd; en voorts heeft hij positief gearbeid aan de bewustwording van het anti-revolutionaire volk en de opbouw der anti-revolutionaire partij. Daarbij kon en moest hij „de man der kleine luyden" worden. Want behoudens enkele uitzon deringen waren het de eenvoudigen in den lande die, onbewust vaak, uitzagen naar bevrijding uit de geestelijke slavernij en politieke onmondigheid. Het waren de kleine middenstanders, die ondanks de slavernij van de concurrentie nog belangstel ling hadden voor de publieke zaak; het waren de arbeiders, die door lange arbeidsduur afgetood naar het lichaam, zich nog bezig hielden met het schoolonderwijs hunner kinderen; het was de hardwerkende en sobere boerenstand, waar men op lange winteravonden nog las in stichtelijke cn historische boeken. En zoo werden als vanzelf de dorps- en stads-gemeenschappen gevormd, waarin vooral predikanten en misschien nog meer onder wijzers de intellectueele leiders werden, die de schare der eenvoudigen van het volk achter de kiezers voorgingen op het politieke pad. Hiertoe zouden zij echter niet in staat geweest zijn, indien zij niet dagelijks de voorlichting genoten haddon van den journalist, die door politieke tegenstan ders genoemd is „het onovertroffen voorbeeld van de Nederlandsche dagbladschrijvers." Bij de organisatie der anti-revolutionaire partij kwam het universeele van Kuypers arbeid zoo duidelijk aan het licht en bleek het zulk een groot voordeel te zijn, dat de soldaat, wil men in dit verband, de legerorganisator tevens theoloog was. Want Proudhon heeft reeds het ware woord gesproken, dat op de bodem aller vragen de theo logie rust. En in dit verband verwondert het waar lijk niet, dat de vrijzinnige partijen zoo gaarne van „kerkelijke groepen" en onze „theologische geschilpunten" spreken, want zij zijn immers door een theoloog verslagen. Ook in de staatkunde is de alles beheerschend9 vraag: hoe staat de mensch tegenover God? Deze verhouding beslist over alle problemen: over ge zag en vrijheid; over de macht der overheid en de invloed van het volk; over de rechten van den patroon als die van den arbeider; over de ver houding tusschen de staat eenerzijds; de kerk, de school en de maatschappij aan de andere kant. Maar dan moet men ook verstaan wat Gods wet te zeggen heeft voor al deze levensterreinen. Nu behoeft de vrijzinnige pers zich niet te be ijveren, zooals zij thans weer doet, om ons volk duidelijk te maken, dat zij, die de wet Gods als „opperste richtsnoer" erkennen, over de toepassing van deze beginselen - in bepaalde gevallen vaak zeer verschillend oordeelen: dat weten wij door vaak droeve ervaring ook heel wel. Maar dit neemt niet weg, dat een deel van ons volk ook voor het staatkundig leven vraagt naar de wet des Heeren, en dat een ander zegt, dat Gods Woord geen richtsnoer kón zijn voor politiek be leid. Men moge dit herhalen zoo vaak men wil en men kan zich gesteund voelen door de on- eenigheid der Christenen, men kan de waarheid niet ontkennen, dat Dr Kuyper een organisatie geschapen heeft, welke deel had aan de verbre king van de vrijzinnige politiek. De anti-revolutionaire groep deed zulks niet al leen, al ging zij, vóór ze in twee partijen uiteen viel, wel voorop. Maar Groen van Prinsterer, die de leuze huldigde, dat ieder Christen in wezen anti-revolutionair is, heeft Dr Kuyper reeds in 1875 overtuigd, dat samenwerking met de Roomsch-Katholieken voorwaarde voor praktische staatkunde in Christelijke zin was. Het behoeft dus niemand te verbazen, dat wij ons ook in deze tijd daaraan nog zooveel mogelijk vasthouden. Rozegeur en maneschijn. Kuyper en Lokman m „De Notenkraker van 5 Februari 1911. En het woord van Dr Kuyper geldt ook nog voor ons: sociaal-democraten en liberalen helpen ons daarbij een handje. Het is werkelijk merkwaardig, dat men bij die partijen niet begrijpt hoe dom het is voortdurend tusschen orthodox-Protestanten en geloovige Roomsch-Katholieken te stoken, want juist daar door drijft men ze telkens weer naar elkaar toe. Bij het schrijven dezer artikelen moesten we de auteurs en ons zelf veel beperking opleggen wat de plaatsruimte betreft. Maar in het kader van dit artikel moet althans nog op één factor ge wezen worden: Dr Kuyper heeft een demo cratische partij opgebouwd. Dat moest reeds volgen uit de „bouwstoffen" der partij: allerlei groepen van „kleine luyden". Het kon ook niet anders gezien de Calvinistische grondslag welke gelegd was. Voor een dictator is in de anti-revo lutionaire politiek geen plaats. Maar in de partij was Dr Kuyper zelf een dicta tor, wordt er allicht gefluisterd. Vandaar do actie der jongeren indertijd, welke Albert Hahn het motief gaf voor de kostelijke plaat van de rijtoer van het kabinet-Heemskerk met Dr Kuy per als oude man aan de zijde van de weg. Naar onze ovéVtuiging heeft het èén niets met het ander te maken. Indien Dr. Kuyper op een dictator geleek, dan was dat slechts een gevo:g van zijn geestelijk overwicht op zijn omgeving cn van het feit, dat de jongeren meestal hun positie direct of indirect aan hem te danken hadden. Maar zoowel in als buiten de partij poogde Dr Kuyper de invloed van het volk in zijn breede lagen te verstaan en te versterken. En in zeker opzicht heeft o.i. Dr Colijn het juist daaraan te danken, dat hij zoo het volle vertrouwen van heel de partij geniet, want bij wijze van spre ken het geslacht der jongeren is uitgestorven. ID.w.z. het wordt thans beter dan in Kuypers klagen verstaan, dat het partijleven het vrucht baarst is, wanneer ieder de plaats inneemt, welke ihem past. Dezelfde karaktertrek verklaart echter ook waar om Dr Colijn meer politiek-pacifist kan zijn dan de stichter der partij. Dr. Kuyper voelde niet min der dan wie ook de plicht om te arbeiden aan Ihet behoud van het ganschè volk. Dit moest even wel geschieden door de versterking van een partij, welke aanvankelijk weinig meer kon doen dan tp strijden. Pas later zou de partijleider voorganger van heel het volk kunnen worden. Dit ideaal van Dr Kuyper mocht zijn opvolger gedeeltelijk grij pen. Daarvoor zijn wij oankbaar. Maar niemand onzer zal vergeten, dat Dr Kuyper het anti-revo lutionaire volk niet uit het diensthuis geleid heeft om het straks weer met de vrijzinnisen onder één dak te doen huizen: wie in de politiek mocht trachten de grenzen te vervagen of zelfs maar te verflauwen zou Kuypers werk afbreken niet alleen, maar de zegen, die God gaf, verderven. Gods Woord moet. zoo belijdt het heel de anti-revo lutionaire partij, opperste richtsnoer voor het staatkundig k.en blijven. Dan pas wordt het welzijn des volks bevorderd en ook hier het Soli Deo Gloria betracht. EEN bekend tijdgenoot van den man, wiens hon derdste geboortedag we straks herdenken, heeft gezegd: „Ook Kuyper-kon het principieele woord niet spreken voor sociale reformatie". Sedert 't oogenblik dat „de nood van het arbeidende volk" ook ons ter harte ging en op een deel van onze levenskracht beslag legde, zijn wij het met dit woord oneens geweest. Wij zouden er ons mee kunnen vereenigen indien bedoeld was, dat er telkens nieuwe vragen rijzen en dat Dr Kuyper voor onderscheiden situaties geen oplossing heeft gegeven; maar het principieele woord heeft hij wel gesproken. Wij hebben er'ten minste op voortgebouwd en mochten ervaren dat de ge geven belichting steeds meer het beginsel tot ontplooiing bracht. Dit kon toch ook niet anders. Dr Kuyper sprak niet alleen over de sociale nooden toentertijd tien keer zoo groot als nu als droevig maat schappelijk verschijnsel, maar hij bracht ze onmid dellijk in contact met Christus Consolator. En nu ls het van zeer ondergeschikte beteekenis of hij misschien te gunstig oordeelde over de sociale toe standen in Jezus' dagen; waar het op aan komt is dit, dat Christus zelf zich bemoeit met de sociale problemen en dat dus zijn discipelen ook hier Zijn navolgers hebben te zijn. En dit niet maar als Christelijke filantropen welke roeping helaas in de laatste jaren maar al te zeer vergeten is doch ook als strijders voor het recht in dp maatschappelijke verhoudingen. Hoezeer hij er van doordrongen was, dat het sociale probleem in de eerste plaats een vraagstuk van het recht is blijkt duidelijk uit zijn inleiding op het eerste Christelijk sociaal congres in 1891: „1-Iet Sociale Vraagstuk en de Christelijke Reli gie"; uit de artikelenreeks van die dagen: Christus en de sociale nooden; maar óók uit de veroordeeling van kinderexploitatie bij de behandeling van het Kinderwetje-Van Houten in 1S74 en uit zijn pleiten, toen reeds, voor een Wetboek van de Arbeid. Wat zegt het dan, dat Dr Kuyper in de regeer periode van 19011905 op het terrein der arbeids wetten ia technisch, maar vooral tijdrekenkundig door Dr Kuyper belicht opzicht heeft gefaald? Vergeten we niet, dat de ministers van onze tijd niet alleen de deskundige maar ook sympathieke medewerking hebben van geroutineerde ambtenaren maar dat het in Kuy pers dagen nog heel anders was. De departe menten waren toen nog niet „ingesteld" op deze dingen en de ambtenaren waren al te vaak nog.... ambtenaren zonder meer; en schier zonder uit zondering aanhangers van het economisch-libe- ralisme. Dit alles verandert niets aan de waarheid, dat men, levend uit de beginselen welke Kuyper- uit de Schrift afleidde, verder komt op het terrein van het sociale leven. Zulks wordt ons duidelijk, wanneer wij zijn werk in korte trekken van ver schillende zijden bezien. Het is niet voor tegenspraak vatbaar dat menig een zich aanvankelijk een voorstander van Christe lijke vakorganisatie betoonde om daardoor met name de Christelijke arbeiders te ontrukken aan de invloed van het socialisme. Vandaar dat men organisatie onder eigen banier voor patroons en middenstanders vrijwel overbodig indien niet ongewenscht vond. Hierbij ging men dus uit van de grondgedachte, dat het sociale probleem eigenlijk niets dan een broodvraagstuk was. De uitersten raakten ook hier elkaar. Innig vrome menschen zagen Je waardij van het aardsche leven over het hoofd en mediteerden bij voorkeur over de geestelijke zijde van ons bestaan; wanneer het daarmee maar In orde was, dan viel er feitelijk niets meer te doen. Ja, wanneer de stoffelijke nood al te grcot werd, dan mocht daarover geklaagd worden, maar dit was toch slechts de buitenkant van dit leven en zulke zaken lagen in de neutrale, beter gezegd, ongewijde zóne, waar men best met onge- loovigen kon samenwerken. Hiertegenover 6telde Dr Kuyper het principe, dat het ook hier om de eere Gods gaat, dat Jezus Christus op elk terrein zijn banier wil geplaatst zien en dat een negatief standpunt dus nimmer bevrediging kan schenken. Uit deze beschouwing volgt onmiddellijk de alles- beheerschende regel, dat Christelijke vakorgani satie positief principieele eisch is van Gods Woord. Anders gezegd: het is geen kwestie van toelaatbaarheid maar van plicht. Het heeft lang geduurd voor deze opvatting levensovertuiging werd In onze kringen. Heel lang hield men vast aan de mecning, dat de Christen slechts noodgedrongen aan vakorganisatie mocht meedoen: van -een heilige plicht durfde men niet te spreken. Hoeveel verder zouden wij met de maatschappelijke ordening zijn, wanneer van meetaf deze dingen voor ons Christenvolk tastbare waarheid waren geweest. Het is, al weer, best mogelijk, dat Dr Kuyper zich vergist heeft wat de technische, orga nisatie van Kamers van Arbeid of van een sociale Eerste naast een politieke Tweede Kamer betreft. Maar wat doet dat er'toe? Wanneer de Christenen, die in Nederland nog steeds numeriek in de meerderheid zijn, onder eigen banier een sociale organisatie hadden opgebouwd, dan zou de bedrijfsvrede veel minder vaak in gevaar zijn gekomen. Doch hoe is het nu dikwerf gegaan? De Christen patroons zagen in de Christelijke arbeidersver- eenigingen meestal niets anders dan organisaties, welke geen ander doel hadden dan de positie der arbeiders te verbeteren, ongeacht de toestand van het bedrijf: 't was alles slechts een kwestie van macht. De Christenarbeiders daartegenover beschouwden <^e patroons, met wie ze vaak in één kerk zaten, eenvoudig als machthebbers, die persoonlijk misschien wel goed en vriendelijk wa ren, doch als werkgevers zich thuis gevoelden in óe liberale organisatie, waarin in wezen de klas- senstrijdleer aanvaard werd. En, was deze opvatting over en weer wel zoo ver van de werkelijkheid af, zoolang men ae sociale kwestie slechts als een broodvraagstuk bezag? Zoodra echter ook hierover het licht der Schrift scheen, drong het tot ons door, dat do Christelijke vakvereenigingen, van welke maat schappelijke groep ook, een positief-principieele taak hebben om ieder op eigen en gezamenlijk op het gemeenschappelijk terrein het antwoord to zoeken op de vraag: Heere, wat wilt Gij, dat ik hier doen zal? Zooals op schier elk ander gebied heeft, de door werking van dit beginsel ook buiten de eigen kring zegen gebracht. Zoodra b.v. de sociaal-demo cratische vakbeweging bemerkte dat gemis aan geestelijke inslag de Christelijke arbeiders schuw maakte voor haar propaganda, hief zij de leus aan, dat haar actie niet alleen stoffelijke vooruit gang maar ook geestelijke verheffing en zedelijke verbetering bedoelde. En wij zouden niet gaar ne ontkennen, dat zij daarbij geen vruchten oogst- Een caricatuur van Joh. Braakensiek lit 1912. Dr Kuyper (op den preekstoel) betoogt naar aan leiding van Troelstra's pensioen-motie: „Waar geen wal is, is geen brug!" Oude arbeider (rechts op de teekening). „Maar. •waar een wil is, is een weg!" te; alleen maar, ae Heilige Schrift werd hier, ge lijk elders, uitgeschakeld. Naar de kant der patroons ging het al evenzoo. Dr Kuyper had Boaz aan de Christelijke patroons ten voorbeeld gesteld. Zoo groeide van lieverlede heel langzaam, want liberaal-economische theo- riën hielden zelfs leiders in de anti-revolutionaire partij nog lang vast de betere gedachte dat all£ rangen en alle standen elkaar op sociaal gebieJ moeten vinden; en dat de bedrijfsvrede pas mogelijk is op de basis der Christelijke levens- cn wereld beschouwing. Het universeele van Kuypers onderwijs is ook hierbij duidelijk gebleken: het sociale vraagstuk was geen probleem apart^ het is een tak aan een levensboom van het Calvinisme, wortelend, gelijk de andere ir de bodem der Heilige Schrift. -Vis "wij dót verstaan," dan erkennen we dankbaar, dat ook op dit terrein Kuypers arbeid van baanbre kende en fundamenteele beteekenis was en dat op ons de plicht rust voort te bouwen op deze principieele grondslag. Kernwoorden uit Dr. Kuyper's geschriften Strijden is goed: verslonden te worden van ijver voor het huis des Heeren is treffelijk: maar ko- ninklijker nog dan die allen overwint de held des Heeren. die zegenen kan wie hem vloekt en bidden kan voor wie hem geweld aan doen of hem vervolgen. (Alzoo zal het onder u niet zijn) Hoe werktuigelijk 't ook zij. als de kleertjes her steld of de kousjes gestopt moeten, of de lepel medicijn bij het uur moet ingegeven, weet wie waarlijk moeder is', in al dit werktuigelijke de uitdrukking eener heilige liefde te leggen, en doet het, omdat ze liefheeft, beter. (Maranatha)| Eerbied voor anderer overtuiging wordt juist door vastheid van eigen overtuiging gewekt. (Nutsbeweging) Is geloof uw levenskracht, dan dankt ge God voor het bezit uwer vijanden, omdat juist hun, tegenstand u voor uitglijden bewaart. (Beroep op het volksgeweten) Toen Christus tot zijn discipelen zeide: „Vrede laat ik u. mijnen vrede geef ik u!" was het niet om hun een toekomst te openen, waarin ze op een pad met rozen zouden wandelen, maar toen ging Hij zelf naar Gethsémané, en ging elk zijner apostelen den martelaarsdood tegen, en daarom zeide de Heere er het zoo .uitdrukkelijk bij: „Niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef ik hem u" (In de schaduw des doods) Een moeilijke schoolles is voor een kind even pijnlijk en gewichtig, als een veldslag voor een groot veldheer, en God de Heere wil in alles aangeroepen zijn. (Voor een distel een mirth) Voor het hoongelach der wereld moet ge nooit uit den weg treden. Ge moet het niet alleen kunnen dragen, maar er om Jezus' wil lust aan hebben, en inmiddels voortgaan altoos luider uit te roepen de groote daden Gods. (Dagen van goede boodschap) Over Israël zou het Licht opgaan, voor ons i s het opgegaan en daarom begon Israels Sabbath inden avond, als de dag zou komen, maar vangt hij voor ons in den mor g e n aan. als het licht er i s. XTractaat van den Sabbath)^ Was Kuyper theoloog, profeet der Reformatie, Gegrepen in de ziel door Gods onfeilbre hand. Als staatsman wekte hij herleving in de natie En. naar den Woorde Gods, trouw aan der vad'ren pand. Als man van wetenschap groef hij vergeten schatten. Briljante wijsheid op uit lang gesloten graf. Hij wist ze als journalist in louter goud te vatten Van zuivre taal, die hij den kleine-luyden gaf. Zijn redenaarstalent en litteraire gaven Hij heeft ze aan Gods werk in Nederland gewijd. Hij wist er hoofd en hart en zielen mee te laven. Hij voerde door zijn vuur Gods vrome volk ten strijd. God heeft in hem ons land een groeten zoon gegeven. Een held, die kerk en school, en staat en maatschappij Heeft opgeëischt voor God. en door zijn werkzaam leven Een baan gebroken heeft voor Christus' heerschappij. Zoo willen wij vandaag God danken, en gedenken Den stoeren Calvinist, geweldig door Gods Geest. Ver over dood en graf blijft zijn exempel wenken Tot onversaagde strijd, elk die den Heere vreest. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 25