Kuyper, de Politieke Leider
Het Sociale Probleem
Dr
ABRAHAM KUYPER
KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende CKrïstelijke DagKladen
29 OCTOBER 1937 BLZ. 15
DP het graf van Dr A. Kuyper heeft zijn opvol
ger in de politieke functie, Dr H. Colijn, ge
zegd: „Noch ik, noch iemand anders, kan voor u
zijn wat Kuyper voor het anti-revolutionaire volk
jst is".
Het heeft niet de minste zin om na te gaan in
hoeverre deze uitspraak in de jaren na Kuypers
heengaan bewaarheid is; vast staat, dat reeds do
situatie van het oogenblik Dr. Colijn zoude he
etten dezelfde positie als Dr Kuyper in te nemen.
De personen van den heengeganen en den tegen-
R'oordigcn leider blijven daar geheel builen,
ndien men het karakteristieke verschil tusschen
)e bekende -prent van Albert Hahn.
Ie strijd op geestelijk gebied en de wonsteling
im de macht met wapengeweld in enkele woorden
vil teekenen, dan zou men kunnen zeggen: Dr
iuyper de theoloog werd soldaat; Dr Colijn, de
oldaat werd pacifist op politiek gebied. Anders
fezegd: Het was voor Dr Ivuvper, wilde%ij eenige
Tucht op zijn levenswerk zien, noodzakelijk, dat
tij als een geharnast strijder op geestelijk terrein
iet zwaard ophief; Dr Colijn daarentegen kon,
irofitcerend van de overwinningen, waaraan ook
iet anti-revolutionaire leger deel had, wijzen op
Ie „redelijkheid" van de invloed der Christelijke
ivensbeschouwing, waarvan ook vrijzinnigen
vertuigd moeten zijn en waarmee zij rekening
lehooren te houden.
s'u versta men dit vooral niet verkeerd. Reeds
ïu is het duidelijk dat men zich van een „breede
;rondslag" niet te veel moet voorstellen en het
s niet ondenkbaar dat de kracht der antithese
zich over eenige tijd weer zal doen gelden. Echtsr
ikan niemand ontkennen, dat de stichter der
Linfi-revolutionaire partij een gansch andere taak
•ad dan de l eider nu heeft: wie defunda
menten legt moet eerst afbreken, de grond om-
roeien en het puin verwijderen; pas daarna kan
lij de muren optrekken en de kamers inrichten.
5f, zooals Dr Kuyper het zelf zei: „ik heb gc-
>gd de rotsblokken weg te ruimen uit de
ledding van de stroom, die van de Heilige Berg
liet," opdat er ook in het staatkundig leven
weer met God en Zijn Woord gerekend zou worden,
irocn van Prinsterer heeft er recht op de grond-
)r. Kuyper's Bilderdijk-rede
Slot vanblz. 13.
)e Bilderdijkrede is een opmerkelijk en belangrijk
ituk, niet alleen voor hem, die dr. Kuyper's ge
lachten wil kennen in zake de figuur en be-
eckenis van den behandelden dichter, maar ook
oor hem, die van dr. Kuyper's stijl en taal studie
naakt.
•r. Kuyper is opgegroeid' en gevormd tot een zelf-
tandig, kernachtig stylist, een prozaschrijver vol
nerg, vol zout, vol van gekristalliseerde geestdrift,
elijk Rittcr schrijft, buiten elk bespeurbaar contact
net de nicuweren om. Dat behoeft ons niet te ver
ren. Tachtig was voor Kuyper geen bron,
laaraan hij zijn kunsttalent verkwikte en voedde.
groote bron, waaruit hem levenskracht en
Bvenssap toekwamen, ook voor zijn taal is de Sta-
•vertaling, zijn de godgeleerde geschriften van
eger en later eeuw, zijn de klassieken geweest,
leer dan bouwstoffen leverden ze hem echter
iet! Kuyper's geniale geest, die het eigen
eel& boetseert, het eigen ritme vindt, schept zich
iet het .bestaande materiaal een eigen stijl.
'e heuvelen rond de Seine-stad roken de
Ieren de lijklucht reeds die hier opging, en rek
en hun roofhalzcn naar ons vaderland uit".
!en beeld, dat boeit door juistheid en klaarheid.
een ander, volgehouden, uitgewerkte verge-
ijking te citeeren.
Ja, 't was, toen Bilderöijk opdaagde en zijn stvtrpS
egon, of in Spanjes corrida een stier het strijd-
erk binnenstoof. En alle picadores renden met
un lansen op hem in, en banderilleros staken hem
lint-ompluimde vlijm zoo diep in den stuggen
lek, dat 't bloed er af gutste. Alleen de espada
leef uit. Een matador die hem den genadestoot
on toebrengen, werd in Nederland niet gevonden,
liet één, die hem aan kon. En gewond, met 't ge
tolde bloed om nek en lenden, maar levend en
noverwonnen, stapte Bilderdijk, fier de kop om
oog, het harde strijdperk uit",
an zulke prachtige beeldspraak is het werk'van
uyper vol. Hij ook bezat de macht over de taal
m ze te kneden, te buigen, te vormen naar zijn
peciale doel en heeft op die wijze meegebouwd
an de rijker en voller ontwikkeling onzer moeder
aal. waarvan Bilderdijk zong:
'V Wil hem niet in eer bekorten, die een stouter
(geest bezit,
lollands taalschat uit te storten, blijft mijn
(glorie, anders niet".
lollands taalschat te verrijken, te veredelen en
aarmee Hollands naam in de wereld en toekomst
dienen en zoo tevens een band te slaan om allen,
e deel hebben aan die taal welke is de ziel der
atie „met haar bewustzijnsschat en haar karak-
ergolving, haar lachen en haar weenen, haar luim
a haar ernst, haar sympathie en antipathie, haar
oelen en bedoelen, haar ideaal en haar hope"
Kuyper heeft het kunnen bereiken omdat zijn
ijl was d- 6tijl van iemand, die naar Padberg het
itdrukte, „een groot genie was en tevens een
root karakter".
legger der anti-revolutionaire partij genoemd te
worden en mannen als Bilderdijk en da Cosla
hadden voor hem de grond reeds bewerkt; maar
de taak om deze partij een beteekenisvolle plaats
in ons volksleven te geven, was toch voor Dr
Kuyper weggelegd.
Ook hierbij moet men goed onderscheiden. Dr
Kuyper heeft de partij georganiseerd en tot ont
wikkeling gebracht; het anti-revolutionaire vo'k
was er reeds; men zou kunnen zeggen, dat bij
het zich zelf leerde kennen. In dit opzicht kan
zijn werk dan ook zoó omschreven worden: bij
heeft het conservatisme politiek uiteengeslagen
en ons van het liberale juk bevrijd; en voorts
heeft hij positief gearbeid aan de bewustwording
van het anti-revolutionaire volk en de opbouw
der anti-revolutionaire partij.
Daarbij kon en moest hij „de man der kleine
luyden" worden. Want behoudens enkele uitzon
deringen waren het de eenvoudigen in den lande
die, onbewust vaak, uitzagen naar bevrijding uit
de geestelijke slavernij en politieke onmondigheid.
Het waren de kleine middenstanders, die ondanks
de slavernij van de concurrentie nog belangstel
ling hadden voor de publieke zaak; het waren de
arbeiders, die door lange arbeidsduur afgetood
naar het lichaam, zich nog bezig hielden met het
schoolonderwijs hunner kinderen; het was de
hardwerkende en sobere boerenstand, waar men
op lange winteravonden nog las in stichtelijke cn
historische boeken. En zoo werden als vanzelf de
dorps- en stads-gemeenschappen gevormd, waarin
vooral predikanten en misschien nog meer onder
wijzers de intellectueele leiders werden, die de
schare der eenvoudigen van het volk achter de
kiezers voorgingen op het politieke pad. Hiertoe
zouden zij echter niet in staat geweest zijn, indien
zij niet dagelijks de voorlichting genoten haddon
van den journalist, die door politieke tegenstan
ders genoemd is „het onovertroffen voorbeeld van
de Nederlandsche dagbladschrijvers."
Bij de organisatie der anti-revolutionaire partij
kwam het universeele van Kuypers arbeid zoo
duidelijk aan het licht en bleek het zulk een
groot voordeel te zijn, dat de soldaat, wil men in
dit verband, de legerorganisator tevens theoloog
was. Want Proudhon heeft reeds het ware woord
gesproken, dat op de bodem aller vragen de theo
logie rust. En in dit verband verwondert het waar
lijk niet, dat de vrijzinnige partijen zoo gaarne
van „kerkelijke groepen" en onze „theologische
geschilpunten" spreken, want zij zijn immers door
een theoloog verslagen.
Ook in de staatkunde is de alles beheerschend9
vraag: hoe staat de mensch tegenover God? Deze
verhouding beslist over alle problemen: over ge
zag en vrijheid; over de macht der overheid en
de invloed van het volk; over de rechten van den
patroon als die van den arbeider; over de ver
houding tusschen de staat eenerzijds; de kerk, de
school en de maatschappij aan de andere kant.
Maar dan moet men ook verstaan wat Gods wet
te zeggen heeft voor al deze levensterreinen.
Nu behoeft de vrijzinnige pers zich niet te be
ijveren, zooals zij thans weer doet, om ons volk
duidelijk te maken, dat zij, die de wet Gods als
„opperste richtsnoer" erkennen, over de toepassing
van deze beginselen - in bepaalde gevallen vaak
zeer verschillend oordeelen: dat weten wij door
vaak droeve ervaring ook heel wel. Maar dit
neemt niet weg, dat een deel van ons volk ook
voor het staatkundig leven vraagt naar de wet
des Heeren, en dat een ander zegt, dat Gods
Woord geen richtsnoer kón zijn voor politiek be
leid. Men moge dit herhalen zoo vaak men wil
en men kan zich gesteund voelen door de on-
eenigheid der Christenen, men kan de waarheid
niet ontkennen, dat Dr Kuyper een organisatie
geschapen heeft, welke deel had aan de verbre
king van de vrijzinnige politiek.
De anti-revolutionaire groep deed zulks niet al
leen, al ging zij, vóór ze in twee partijen uiteen
viel, wel voorop. Maar Groen van Prinsterer, die
de leuze huldigde, dat ieder Christen in wezen
anti-revolutionair is, heeft Dr Kuyper reeds in
1875 overtuigd, dat samenwerking met de
Roomsch-Katholieken voorwaarde voor praktische
staatkunde in Christelijke zin was. Het behoeft
dus niemand te verbazen, dat wij ons ook in deze
tijd daaraan nog zooveel mogelijk vasthouden.
Rozegeur en maneschijn.
Kuyper en Lokman m „De Notenkraker
van 5 Februari 1911.
En het woord van Dr Kuyper geldt ook nog voor
ons: sociaal-democraten en liberalen helpen ons
daarbij een handje.
Het is werkelijk merkwaardig, dat men bij die
partijen niet begrijpt hoe dom het is voortdurend
tusschen orthodox-Protestanten en geloovige
Roomsch-Katholieken te stoken, want juist daar
door drijft men ze telkens weer naar elkaar toe.
Bij het schrijven dezer artikelen moesten we de
auteurs en ons zelf veel beperking opleggen wat
de plaatsruimte betreft. Maar in het kader van
dit artikel moet althans nog op één factor ge
wezen worden: Dr Kuyper heeft een demo
cratische partij opgebouwd. Dat moest reeds
volgen uit de „bouwstoffen" der partij: allerlei
groepen van „kleine luyden". Het kon ook niet
anders gezien de Calvinistische grondslag welke
gelegd was. Voor een dictator is in de anti-revo
lutionaire politiek geen plaats.
Maar in de partij was Dr Kuyper zelf een dicta
tor, wordt er allicht gefluisterd. Vandaar do
actie der jongeren indertijd, welke Albert Hahn
het motief gaf voor de kostelijke plaat van de
rijtoer van het kabinet-Heemskerk met Dr Kuy
per als oude man aan de zijde van de weg.
Naar onze ovéVtuiging heeft het èén niets met
het ander te maken. Indien Dr. Kuyper op een
dictator geleek, dan was dat slechts een gevo:g
van zijn geestelijk overwicht op zijn omgeving cn
van het feit, dat de jongeren meestal hun positie
direct of indirect aan hem te danken hadden.
Maar zoowel in als buiten de partij poogde Dr
Kuyper de invloed van het volk in zijn breede
lagen te verstaan en te versterken. En in zeker
opzicht heeft o.i. Dr Colijn het juist daaraan te
danken, dat hij zoo het volle vertrouwen van
heel de partij geniet, want bij wijze van spre
ken het geslacht der jongeren is uitgestorven.
ID.w.z. het wordt thans beter dan in Kuypers
klagen verstaan, dat het partijleven het vrucht
baarst is, wanneer ieder de plaats inneemt, welke
ihem past.
Dezelfde karaktertrek verklaart echter ook waar
om Dr Colijn meer politiek-pacifist kan zijn dan
de stichter der partij. Dr. Kuyper voelde niet min
der dan wie ook de plicht om te arbeiden aan
Ihet behoud van het ganschè volk. Dit moest even
wel geschieden door de versterking van een partij,
welke aanvankelijk weinig meer kon doen dan tp
strijden. Pas later zou de partijleider voorganger
van heel het volk kunnen worden. Dit ideaal van
Dr Kuyper mocht zijn opvolger gedeeltelijk grij
pen. Daarvoor zijn wij oankbaar. Maar niemand
onzer zal vergeten, dat Dr Kuyper het anti-revo
lutionaire volk niet uit het diensthuis geleid heeft
om het straks weer met de vrijzinnisen onder
één dak te doen huizen: wie in de politiek mocht
trachten de grenzen te vervagen of zelfs maar te
verflauwen zou Kuypers werk afbreken niet alleen,
maar de zegen, die God gaf, verderven. Gods
Woord moet. zoo belijdt het heel de anti-revo
lutionaire partij, opperste richtsnoer voor het
staatkundig k.en blijven. Dan pas wordt het
welzijn des volks bevorderd en ook hier het Soli
Deo Gloria betracht.
EEN bekend tijdgenoot van den man, wiens hon
derdste geboortedag we straks herdenken,
heeft gezegd: „Ook Kuyper-kon het principieele
woord niet spreken voor sociale reformatie". Sedert
't oogenblik dat „de nood van het arbeidende volk"
ook ons ter harte ging en op een deel van onze
levenskracht beslag legde, zijn wij het met dit
woord oneens geweest. Wij zouden er ons mee
kunnen vereenigen indien bedoeld was, dat er
telkens nieuwe vragen rijzen en dat Dr Kuyper
voor onderscheiden situaties geen oplossing heeft
gegeven; maar het principieele woord heeft
hij wel gesproken. Wij hebben er'ten minste op
voortgebouwd en mochten ervaren dat de ge
geven belichting steeds meer het beginsel tot
ontplooiing bracht.
Dit kon toch ook niet anders. Dr Kuyper sprak
niet alleen over de sociale nooden toentertijd
tien keer zoo groot als nu als droevig maat
schappelijk verschijnsel, maar hij bracht ze onmid
dellijk in contact met Christus Consolator. En nu
ls het van zeer ondergeschikte beteekenis of hij
misschien te gunstig oordeelde over de sociale toe
standen in Jezus' dagen; waar het op aan komt
is dit, dat Christus zelf zich bemoeit met de
sociale problemen en dat dus zijn discipelen ook
hier Zijn navolgers hebben te zijn.
En dit niet maar als Christelijke filantropen
welke roeping helaas in de laatste jaren maar al
te zeer vergeten is doch ook als strijders voor
het recht in dp maatschappelijke verhoudingen.
Hoezeer hij er van doordrongen was, dat het
sociale probleem in de eerste plaats een vraagstuk
van het recht is blijkt duidelijk uit zijn inleiding
op het eerste Christelijk sociaal congres in 1891:
„1-Iet Sociale Vraagstuk en de Christelijke Reli
gie"; uit de artikelenreeks van die dagen:
Christus en de sociale nooden; maar óók uit
de veroordeeling van kinderexploitatie bij de
behandeling van het Kinderwetje-Van Houten in
1S74 en uit zijn pleiten, toen reeds, voor een
Wetboek van de Arbeid.
Wat zegt het dan, dat Dr Kuyper in de regeer
periode van 19011905 op het terrein der arbeids
wetten ia technisch, maar vooral tijdrekenkundig
door Dr Kuyper belicht
opzicht heeft gefaald? Vergeten we niet, dat de
ministers van onze tijd niet alleen de deskundige
maar ook sympathieke medewerking hebben van
geroutineerde ambtenaren maar dat het in Kuy
pers dagen nog heel anders was. De departe
menten waren toen nog niet „ingesteld" op deze
dingen en de ambtenaren waren al te vaak nog....
ambtenaren zonder meer; en schier zonder uit
zondering aanhangers van het economisch-libe-
ralisme.
Dit alles verandert niets aan de waarheid, dat
men, levend uit de beginselen welke Kuyper- uit
de Schrift afleidde, verder komt op het terrein
van het sociale leven. Zulks wordt ons duidelijk,
wanneer wij zijn werk in korte trekken van ver
schillende zijden bezien.
Het is niet voor tegenspraak vatbaar dat menig
een zich aanvankelijk een voorstander van Christe
lijke vakorganisatie betoonde om daardoor met
name de Christelijke arbeiders te ontrukken
aan de invloed van het socialisme. Vandaar dat
men organisatie onder eigen banier voor patroons
en middenstanders vrijwel overbodig indien niet
ongewenscht vond.
Hierbij ging men dus uit van de grondgedachte,
dat het sociale probleem eigenlijk niets dan een
broodvraagstuk was. De uitersten raakten ook
hier elkaar. Innig vrome menschen zagen Je
waardij van het aardsche leven over het hoofd
en mediteerden bij voorkeur over de geestelijke
zijde van ons bestaan; wanneer het daarmee maar
In orde was, dan viel er feitelijk niets meer te
doen. Ja, wanneer de stoffelijke nood al te grcot
werd, dan mocht daarover geklaagd worden,
maar dit was toch slechts de buitenkant van dit
leven en zulke zaken lagen in de neutrale, beter
gezegd, ongewijde zóne, waar men best met onge-
loovigen kon samenwerken.
Hiertegenover 6telde Dr Kuyper het principe, dat
het ook hier om de eere Gods gaat, dat Jezus
Christus op elk terrein zijn banier wil geplaatst
zien en dat een negatief standpunt dus nimmer
bevrediging kan schenken.
Uit deze beschouwing volgt onmiddellijk de alles-
beheerschende regel, dat Christelijke vakorgani
satie positief principieele eisch is van Gods
Woord. Anders gezegd: het is geen kwestie van
toelaatbaarheid maar van plicht.
Het heeft lang geduurd voor deze opvatting
levensovertuiging werd In onze kringen. Heel lang
hield men vast aan de mecning, dat de Christen
slechts noodgedrongen aan vakorganisatie
mocht meedoen: van -een heilige plicht durfde
men niet te spreken.
Hoeveel verder zouden wij met de maatschappelijke
ordening zijn, wanneer van meetaf deze dingen
voor ons Christenvolk tastbare waarheid waren
geweest. Het is, al weer, best mogelijk, dat Dr
Kuyper zich vergist heeft wat de technische, orga
nisatie van Kamers van Arbeid of van een
sociale Eerste naast een politieke Tweede Kamer
betreft. Maar wat doet dat er'toe? Wanneer de
Christenen, die in Nederland nog steeds numeriek
in de meerderheid zijn, onder eigen banier een
sociale organisatie hadden opgebouwd, dan zou
de bedrijfsvrede veel minder vaak in gevaar zijn
gekomen.
Doch hoe is het nu dikwerf gegaan? De Christen
patroons zagen in de Christelijke arbeidersver-
eenigingen meestal niets anders dan organisaties,
welke geen ander doel hadden dan de positie
der arbeiders te verbeteren, ongeacht de toestand
van het bedrijf: 't was alles slechts een kwestie
van macht. De Christenarbeiders daartegenover
beschouwden <^e patroons, met wie ze vaak in
één kerk zaten, eenvoudig als machthebbers, die
persoonlijk misschien wel goed en vriendelijk wa
ren, doch als werkgevers zich thuis gevoelden in
óe liberale organisatie, waarin in wezen de klas-
senstrijdleer aanvaard werd.
En, was deze opvatting over en weer wel zoo
ver van de werkelijkheid af, zoolang men ae
sociale kwestie slechts als een broodvraagstuk
bezag? Zoodra echter ook hierover het licht der
Schrift scheen, drong het tot ons door, dat do
Christelijke vakvereenigingen, van welke maat
schappelijke groep ook, een positief-principieele
taak hebben om ieder op eigen en gezamenlijk op
het gemeenschappelijk terrein het antwoord to
zoeken op de vraag: Heere, wat wilt Gij, dat ik
hier doen zal?
Zooals op schier elk ander gebied heeft, de door
werking van dit beginsel ook buiten de eigen
kring zegen gebracht. Zoodra b.v. de sociaal-demo
cratische vakbeweging bemerkte dat gemis aan
geestelijke inslag de Christelijke arbeiders schuw
maakte voor haar propaganda, hief zij de leus
aan, dat haar actie niet alleen stoffelijke vooruit
gang maar ook geestelijke verheffing en zedelijke
verbetering bedoelde. En wij zouden niet gaar
ne ontkennen, dat zij daarbij geen vruchten oogst-
Een caricatuur van Joh. Braakensiek lit 1912.
Dr Kuyper (op den preekstoel) betoogt naar aan
leiding van Troelstra's pensioen-motie: „Waar
geen wal is, is geen brug!"
Oude arbeider (rechts op de teekening). „Maar.
•waar een wil is, is een weg!"
te; alleen maar, ae Heilige Schrift werd hier, ge
lijk elders, uitgeschakeld.
Naar de kant der patroons ging het al evenzoo.
Dr Kuyper had Boaz aan de Christelijke patroons
ten voorbeeld gesteld. Zoo groeide van lieverlede
heel langzaam, want liberaal-economische theo-
riën hielden zelfs leiders in de anti-revolutionaire
partij nog lang vast de betere gedachte dat all£
rangen en alle standen elkaar op sociaal gebieJ
moeten vinden; en dat de bedrijfsvrede pas
mogelijk is op de basis der Christelijke levens- cn
wereld beschouwing.
Het universeele van Kuypers onderwijs is ook
hierbij duidelijk gebleken: het sociale vraagstuk
was geen probleem apart^ het is een tak aan een
levensboom van het Calvinisme, wortelend, gelijk
de andere ir de bodem der Heilige Schrift. -Vis
"wij dót verstaan," dan erkennen we dankbaar, dat
ook op dit terrein Kuypers arbeid van baanbre
kende en fundamenteele beteekenis was en dat op
ons de plicht rust voort te bouwen op deze
principieele grondslag.
Kernwoorden
uit Dr. Kuyper's geschriften
Strijden is goed: verslonden te worden van ijver
voor het huis des Heeren is treffelijk: maar ko-
ninklijker nog dan die allen overwint de held
des Heeren. die zegenen kan wie hem vloekt en
bidden kan voor wie hem geweld aan doen of
hem vervolgen.
(Alzoo zal het onder u niet zijn)
Hoe werktuigelijk 't ook zij. als de kleertjes her
steld of de kousjes gestopt moeten, of de lepel
medicijn bij het uur moet ingegeven, weet wie
waarlijk moeder is', in al dit werktuigelijke de
uitdrukking eener heilige liefde te leggen, en
doet het, omdat ze liefheeft, beter.
(Maranatha)|
Eerbied voor anderer overtuiging wordt juist
door vastheid van eigen overtuiging gewekt.
(Nutsbeweging)
Is geloof uw levenskracht, dan dankt ge God
voor het bezit uwer vijanden, omdat juist hun,
tegenstand u voor uitglijden bewaart.
(Beroep op het volksgeweten)
Toen Christus tot zijn discipelen zeide: „Vrede
laat ik u. mijnen vrede geef ik u!" was het niet
om hun een toekomst te openen, waarin ze op
een pad met rozen zouden wandelen, maar toen
ging Hij zelf naar Gethsémané, en ging elk
zijner apostelen den martelaarsdood tegen, en
daarom zeide de Heere er het zoo .uitdrukkelijk
bij: „Niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef
ik hem u"
(In de schaduw des doods)
Een moeilijke schoolles is voor een kind even
pijnlijk en gewichtig, als een veldslag voor een
groot veldheer, en God de Heere wil in alles
aangeroepen zijn.
(Voor een distel een mirth)
Voor het hoongelach der wereld moet ge nooit
uit den weg treden. Ge moet het niet alleen
kunnen dragen, maar er om Jezus' wil lust aan
hebben, en inmiddels voortgaan altoos luider uit
te roepen de groote daden Gods.
(Dagen van goede boodschap)
Over Israël zou het Licht opgaan, voor ons i s
het opgegaan en daarom begon Israels Sabbath
inden avond, als de dag zou komen, maar
vangt hij voor ons in den mor g e n aan. als
het licht er i s.
XTractaat van den Sabbath)^
Was Kuyper theoloog, profeet der Reformatie,
Gegrepen in de ziel door Gods onfeilbre hand.
Als staatsman wekte hij herleving in de natie
En. naar den Woorde Gods, trouw aan der vad'ren pand.
Als man van wetenschap groef hij vergeten schatten.
Briljante wijsheid op uit lang gesloten graf.
Hij wist ze als journalist in louter goud te vatten
Van zuivre taal, die hij den kleine-luyden gaf.
Zijn redenaarstalent en litteraire gaven
Hij heeft ze aan Gods werk in Nederland gewijd.
Hij wist er hoofd en hart en zielen mee te laven.
Hij voerde door zijn vuur Gods vrome volk ten strijd.
God heeft in hem ons land een groeten zoon gegeven.
Een held, die kerk en school, en staat en maatschappij
Heeft opgeëischt voor God. en door zijn werkzaam leven
Een baan gebroken heeft voor Christus' heerschappij.
Zoo willen wij vandaag God danken, en gedenken
Den stoeren Calvinist, geweldig door Gods Geest.
Ver over dood en graf blijft zijn exempel wenken
Tot onversaagde strijd, elk die den Heere vreest.
(Nadruk verboden).