KUYPER'S FAMILIEKRING DrKuyperin zijn huiselijk leven De Schrijver van de Meditaties KUYPER-NUMMER van i3c Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 5 Familiegroep circa 1885. met alle acht kinderen. Voorste rij van links naar rechts: Mej. H. S. S. Kuyper f: Mej. C. M. E. Kuyper; Mej. J. H. Kuyper: J. F. H. Kuyper f. Achterste rij van links naar rechts: G. Kuyper: Dr. H. H. Kuyper: L. W. C. Kuyper f: Dr. A. Kuyper f: Mevrouw Kuyper geb. Schaay f: Dr. A. Kuyper Jr. J. H. Kuyper "^r. A. Kuyper was niet alleen de man van het publieke leven, al riepen zijn veelzijdige ga- en zijn roeping van Gods wege hem telkens weer daarheen. Hij was evenzeer de man van net huiselijk leven met al zijn lief en leed, met zijn dagen van vreugde en rouw. En dat uisgezin te beschermen voor den geest van re- plutionaire ontbinding en het op te bouwen op e grondslagen van Gods Woord is deel van ijn levensroeping geweest. )at huisgezin noemde hij „het voetstuk waarop enschelijk leven rust en zijn kroon tevens, de wortel waarop het bloeit, en tevens zijn schoonste, êelste vrucht"Men kan het huisgezin niet ontleden maar het geeft voor wien zijn schatten kent een onuitsprekelijke diepte van verkwikking en geneugte". Het huisgezin was voor hem „de keurige en kunstige schepping Gods" waar we „bewonde ren en eeren het mysterie van het huiselijk leven, waarin ieder tot het kleinste kind zijn roeping heeft. „De kleine ,spring-in-'t veldjes" zijn de jtuurlijke schakels om de grootere broers en zusjes saam te houdenWeer eens een jong zusje of broertje, is voor zoo menig huisgezin aanleiding tot verteedering des harten en wéer- antluiking der onderlinge liefde geweest", zoo schreef hij. Dit was niet de taal van een kamergeleerde, die alleen theoretisch de zaak beschouwde en weer- [af! Hier sprak de man van 't volle leven, reeds jong gehuwd, en vader van een groeiend gezin, waar- den loop der jaren het getal kinderen tot acht klom. In de eigen smidse van zijn huisgezin werden de wapenen gesmeed waarmede hij de aanvallen van den revolutionairen vijand tegen dit schoone werk van Gods Schepping te lijf ging. Alles wat er in dat huisgezin gebeurde, boezem de hem belang in, elke speling in het steeds wisselend gebeuren, dat bij dag en nacht binnen de vier muren van ons Hollandsch huis wordt afgespeeld. Lees het maar in zijn vele beelden aan dat huiselijk leven ontleend. Aan zijn medi taties over dat leven, zelfs gebundeld in „Als gij 1 Uw huis zit". Jn al was het, dat zijn leven zóó vol van over stelpend drukken arbeid, hem slechts weinig tijd liet in de huiskamer te verkeeren, de oogenblik- ken van den dag, dat hij er was, doorléefde hij intens. De maaltijden, vooral de middagmaaltijd als 't meeste werk was afgedaan, was hem een genot en mocht vooral niet te kort duren. Dan werd ik spreek van de jaren van het groeiend gezin door hem als huisvader zelf de porties opgeschept. En o, wee als een der kinderen durfde zeggen: „ik weinig vanwant daar houd ik niet van", want dan was het zeker, dat een dubbele portie werd opgeschept! Zoo leer den we als kinderen alles eten. Gelukkig hadden we steeds gezonde etenstrek en 't was een groo- te straf als we na schoolblijven of een slecht rap port geen warm eten kregen, maar een droge boterham. De verzachtende hand van mijn moe der voegde daar dan wel iets bij! Die middagmaaltijd was meestal vol jolijt. Ge durende vele jaren toen mijn vader professor aan de V.U. was hadden we één of meer stu denten in huis. Dan werden de dingen van den dag besproken of kwesties aangesneden, waarbij mijn vader allen uit hun tent lokte. Dan was het soms een waar tournooi, waaruit hij natuurlijk altijd zegevierend te voorschijn trad. Gelukkig verstond hij terdege humor, en kon het heel goed hebben, als men hem met zijn eigen woor den trachtte dood te slaan. Schertsend zei mijn (thans overleden) zuster eens: andere mens'chen ontkomen nog wel eens door een achterdeurtje, dat ze open hadden ge houden, maar vader rijdt altijd met zijn vier span de voorpoort uit". In de jaren, dat ik een schoolgaand kind was 1881 1892, was mijn vader altijd precies acht uur beneden om vóór wij om half negen het huis verlieten, de godsdienstoefening te leiden. Vóór acht uur moesten wij kinderen dan ontbe ten hebben, want bij de lezing van Gods Woord waarvoor de diepste eerbied ons van jongs af werd ingeprent mocht geen hapje brood gegeten en geen slokje melk gedronken worden. Na het lezen en zingen knielden we allen om Vaders stoel voor het morgengebed. Mijn vader hechtte groot gewicht aan hoogtij dagen. De Zondagen, de Christelijke feestda gen, Oudejaarsavond, die alle kon hij reeds lang te voren zich indenken, doorleven en er over schrijven. Voor het onthouden van verjaardagen had hij geen geheugen, maar waren ze er, dan waren het blijde dagen. Vaders toespraak op onzen jaardag, zijn gebed voor ons dien dag zijn din gen, die mij altijd zullen bijblijven. De verjaardag van mijn moeder was natuurlijk een bijzondere feestdag. Dan zette mijn vader ons kinderen op een rij met onze versjes en ca deautjes bij de voor mijn moeder versierde stoel. En dan ging hij zelf naar boven om mijn moe der te halen en statig binnen te leiden. Waren de gelukwenschen gewisseld en de cadeautjes gegeven, dan zongen we samen een lofpsalm en las vader uit den Bijbel en knielden we allen ne der om voor de jarige Gods zegen af te smeeken en God te loven voor Zijn weldaden. Een bijzondere dag in ons gezin was ook de Oudejaarsdag. In ons huis op de Prins Hendrikkade 173 Am sterdam was behalve de gewonp zitkamer de traditioneele „zaal" der Amsterdamsche huizen, die alleen bij bijzondere gelegenheden gebruikt werd, zooals recepties, feestdagen enz. Daar was een groote, open haard, die met houtblok ken gestookt werd, een haard waarvoor wij kin deren zoo graag op het haardkleed zaten. Op Oudejaarsavond was „de zaal" altijd in ge bruik. En reeds van héél jong af, werd ik tegen 11 uur uit mijn bed gehaald, om beneden den Oudejaarsavond mêe te vieren. Mijn vader las ons dan meestal zijn eigen oudejaarsstuk uit De Heraut voor, en tegen 12 uur, zongen we. Ge woonlijk „Als een kleed zal 't al verouden" of „Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen", en las vader a 11 ij d Psalm 90. Dan knielden we allen en ging vader biddend met ons van 't oude in 't nieuwe jaar. Dat gebed was iets aangrijpends. Zóó den nood der wereld, der volkeren, van eigen volk en in steeds nauwer kringen cirkelend eindelijk van elk persoonlijk voor den troon der Genade te hooren brengen, dit zal ik nooit vergeten. Deze viering van den Oudejaarsavond heeft hij vol gehouden tot het einde zijns levens. Ook van kind af heb ik op Oudejaarsavond hoo ren spreken over den steeds meer dreigenden Europeeschen oorlog, alsof deze zeer aan staande was! Toen deze oorlog werkelijk uitbarstte in 1914, was mijn vader in Duitschland en heeft niet dadelijk den ernst van den toestand inge zien, zoodat hij niet dadelijk naar huis reisde, en met moeite later in een particuliere auto de grens moest passeeren. Naarmate wij ouder werden, mochten wij mijn vader wel eens helpen bij zijn werk. Mijn vader heeft nooit, althans nooit lang een secretaris kunnen houden. De duizende eenregelige briefkaarten, getee- kend K.. die in het land verspreid zijn, waren zijn manie, om zijn groote correspondentie af te doen. Belangrijke stukken uitgezonderd na tuurlijk. Kwam er nu plotseling iets, waarover iedereen, die het zoo overstelpend druk heeft, als mijn vader het had, een secretaris gebruiken zou, dan werd een der huisgenooten ingeschakeld. Een „ik kan niet" werd niet aanvaard. Eigen plan nen, afspraken moesten wijken voor wat be langrijker was, zooals bij hem zelf, ook altijd, en alles week voor zijn werk! Zoo was het b.v. heel gewoon, als mijn vader 's avonds op het thee-uur naar beneden kwam dat hij zeide: „och kind, zou je dit eens even voor mij willen overschrijven. Ik ga mijn avond wandeling maken en vind het dan wel als ik terugkom". Een kreet als „maar vader, dat is een heel werk", maakte geen indruk. Maar met een: „ik heb het zelf in tien minuten geschreven, 't kan best" verdween hij. Gelukkig wanneer het niet in één handschrift behoefde te zijn en als wij zoo n beetje begrepen waarover het ging. Dan konden we het origineel in tweeën of drieën dee- len en elk toog vlug aan den gang om het soms zéér onduidelijke schrift te ontcijferen. Desnoods werkten we met hiaten om straks mijn vader te vragen wat er toch stond. Na de wan deling vond hij ons soms nog pennende, en was dan heel verwonderd, dat we niet klaar waren. Dan moest hij helpen om de hiaten in te vullen. En de vroolijkheid van hemzelf en ons was groot als hij bekennen moest: „ja. 't is curieus, maar ik weet zelf heusch niet wat er staat!" Een ander .voord werd gekozen en de zaak was Een herinnering Mijn vader moest een predikbeurt vervullen bij de ingebruikneming der Geref. Kerk te Marken. Hij nam onverwachts mijn moeder, mijn zuster Henriëtte en mij mede. Per trein gingen we tot Monnikendam en werden daar per botter afge haald. Ik zie i-ijn vader nog door Monnikendam wandelen van het station naar de aanlegplaats omringd door de Markers met hun korte pof broeken. In Marken aangekomen zouden we logeeren bij de familie Teerhuis. Weldra was de mooie ka mer met het pronkbed geheel gevuld met Mar kers, die allerlei te vragen hadden, en het werd laat vóórdat we de ladder naar den zolder kon den opklauteren naar onze slaapgelegenheden. Voor mijn vader en moeder was er een kamertje. voor mijn zuster en mij een bed op zolder. Ik vond het een eenige tocht en genoot met volle teugen. De kerkdienst was ook zoo belangwekkend voor niet Markers. Die mooie costuums zoowel van mannen als vrouwen en kinderen! Ik leerde het onderscheid tusschen jongens en meisjeskleeren aan het mutsje kennen. Er was doopdienst, en de kleintjes leken wel veelkleurige postpakketjes, 's Middags bezoch ten we met mijn vader de ouders van den ge- doopten Adriaan Schipper en het kleine kleurige postpakketje werd heelemaal voor ons afgepeld. Mijn vader keek toe met de grootste belangstel ling. Alle kleeren werden toen nog door de vrouwen met de hand genaaid. Er werd schande gesproken over de eerste naaimachine op het eiland. Ik was vol bewondering voor die met de hand genaaide dikke duffelsche jassen, die de Marker schippers droegen, toen ze ons met hun botter heelemaal naar Amsterdam terugbrachten. Er stond een flinke bries, die de eigenaardige korte golfslag van de Zuiderzee in flinke deining bracht. Mijn moeder, zuster en ik zaten in het roefje. Mijn vader stond op het dek, wijdbeens te ge nieten van den wind die het schip deed dansen. Lang kon ik het in dat eenigszins benauwde roefje niet uithouden. Het dek lokte mij. En wel dra kroop ik, over het rollend schip naar mijn vader toe", overtuigd, dat ik mits met hem, daar ook wel staan kon. En ik weet nog hoe heerlijk het was toen hij zijn arm om mij heensloeg en we samen stevig en vast stonden te genieten, zonder een zweem van zeeziekte. De zoo dikwijls vermeldde liefde voor het water en al wat de scheepvaart betrof, zag ik toen voor oogen. De breede, eenigszins korte gestalte herinnerde mij aan een de Ruyter. Van de Mar kers moest hij allerlei weten van het schip en de vaart, dingen, die hij zeker 'ater in een van zijn menigvuldige beelden heeft gebruikt. Volgens de Markers nam mijn vader op een oogenblik zelf het stuur. De schipper vraagt: Kan Dominee wel sturen? antwoord: Sturen wél, maar schipperen niet! Dit is op Marken een ge vleugeld woord gebleven. Maar a' te spoedig was Amsterdam bereikt en namen we afscheid van onze trouwe Markers. Een andere herinnering Het was het jaar 1896. het beroemde jaar van de zendingssynode te Middelburg. Wij hadden gevraagd mee te mogen gaan. Maar mijn vader vond dit te duur met de reis- en hotelkosten. Doch toen gebeurde er iets waardoor we toch gingen. Mijn vader vond het woord zendeling een leelijk slap woord en wilde het vervangen door mis sionair predikant, -arts, enz. Wij waren zoo gelukkig Dr A. Kuyper Jr., Mej. J. H. Kuyper en Mevr. H. Kuyper-Van Oordt bereid te vinden voor dit herden- denkingsnummer een artikel te schrijven. Bovendien ontvingen wij van Mej. Kuyper toestemming iwee zeer bijzondere foto's uit het familiearchief te reproduceeren. Deze hooggewaardeerde medewerkinc uit Dr Kuyper's familiekring zal zeer zeker ook voor onze lezers de waarde van dit herdenkingsnummer verhoogen Daarvoor moest hij bewijzen hebben om de niefc- met-hem-eens zijnde broeders te overtuigen. Nu ging er een telegram naar zijn dochters om met spoed te komen. Er was werk voor ons. We werden vriendelijk opgenomen bij gastvrije Middelburgsche families. Ons werk was om in het groote woordenboek alle woorden met de uit gang ling op te zoeken en alphabetisch op te schrijven. Wij werkten met spoed, want alle opdrachten, die mijn vader gaf, waren altijd spoed-opdrachten, en hij die zelf zoo zeldzaam vlug werkte, vond het vanzelfsprekend, dat alle werk „eventjes" gedaan werd, al kostte het ook de grootste inspanning. Hoe glunderde hij over al die slappe woorden alS: ellendeling, slappeling, lammeling, verschop peling. enz., enz. Ze vormden lange rijen, die den volgenden dag voor de Synode moesten de- fileeren om hun nietswaardigheid aan de kaak te stellen, en „zendeling" voor zijn „missionair- predikant te laten wijken. Die Synode zelf bij te wonen, was een genot en menig aardig tochtje door Middelburg en over 't eiland Walcheren staat mij nog helder voor den geest. Ik heb dezer dagen weer eens overgelezen de vele briefkaarten en brieven, die mijn vader mij heeft geschreven van zijn vacantiereizen en tel kens weer trof mij het verlangen, dat er uit spreekt weer thuis te zijn. Verlangen ook naar ons, zijn kinderen. Met hem samen op reis gaan. mocht niet. dan moest hij absolute rust hebben om krachten te verzamelen voor de wintercampagne. maar als het even kon. zorgde hij voor een ontmoeting. Genadig heeft de Heere den man. die zoo ge hecht was aan zijn huiselijk leven gegeven, zijn levensavond thuis te mogen doorbrengen, met nog kinderen thuis om hem te verzorgen tot zijn laatste ure sloeg en hij mocht binnengaan in het Vaderhuis daarboven. 'j den veelvuldigen arbeid die Dr. Kuyper verrichtte op de verschillende terreinen van 't leven, werd één taak door hem met bijzondere voorliefde volbracht, nl. het schrijven van een meditatie. Van de oprichting van de Heraut at, tot aan het einde van zijn levensavond toe, heeft hij Zondag aan Zondag een meditatie geschre ven. Welke arbeid hij ook uit handen gaf. het schrijven van een meditatie niet. In de vacantie, waar hij zich in het buitenland mocht bevinden, de meditatie werd geschreven. Zelfs toen hij minister was, en van alle persarbeid moest af laten, werd elke Zondag nog de meditatie in de Heraut door hem verzorgd. Alleen in tijd van ziekte werd hiervoor een ander aangezocht. Het was niet alleen dat Dr. Kuyper er zoo bij zonder op gesteld was een meditatie te schrijven, maar hij had daarvoor ook een bijzondere gave ontvangen. Wat men destijds noemde „het tweede stukje" in de Heraut, werd met bijzon dere graagte gelezen en het vond ingang in het hart der vromen. Velen die de Heraut niet in z'n geheel lazen, omdat zij de dogmatische voorstukken te zwaar vonden, grepen toch met begeerte naar de Heraut om de meditatie te lezen en te genieten. En dit is voor hen het middel geweest om allengs óók de voorstukken en de leaders te gaan lezen. Echter voor wat in de meditaties geboden werd. waren zij bijzonder dankbaar. Het bood geestelijke spijze voor het leven der ziel, Toen in het jaar 1916 het getal der geschreven meditaties de 2000 be reikt had, hebben Dr en Mevrouw Brummel- kampEsser dit feit gepubliceerd en er op ge wezen, dat men Dr Kuyper vreugde zou berei den door bij deze gelegenheid hem iets te laten merken van de geestelijke vruchten die zijn meditaties hadden afgeworpen. Aan die oproep is door zeer velen gehoor gegeven en uit alle streken van het vaderland, en ook uit den vreemde, zijn toen brieven ingekomen die den auteur lieten weten hoe zij door diens medita ties waren gesticht en getroost. Hoe geliefd de meditaties waren en hoe ze ge waardeerd werden, blijkt wel daaruit, dat, op voortdurend verzoek, telkens een serie werd ge bundeld en onder bijzondere titel in boekvorm uitgegeven en dat deze bundels telkens weer werden herdrukt. Zoo verschenen de bekende geschriften: Honing uit den rotststeen, Dagen van goede boodschap. Gomer voor den Sabbath. Voor een distel een mirt, In de schaduwen des doods. Vrouwen uit de Heilige Schrift, Als ge in uw huis zit. Zijn uitgang te Jeruzalem. In Jezus ontslapen, Vier uwe vierdagen. Nabij God te zijndie alle uit de Heraut genomen zijn. Aan de Amsterdamsche Kerkbode hebben we te danken de twee bundels: De Twaalf patriar chen en de Twaalf oud-patriarchen. Dr A. Kuyper Jr. Men heeft wel eens gevraagd, hoe Dr Kuyper zijn groote invloed op het volk heeft verkregen, want men wist dat niet zijn groote geleerdheid, noch zijn pakkende en boeiende taal hiervan zon der meer de oorzaak konden zijn. Het geheim ligt dan ook elders, want het is juist door zijn stichtelijke meditaties, dat hij het hart van het vrome volk in den lande bereikte. Wat hij schreef in de stilte, van de afzondering, biddend het Schriftwoord bepeinzend en op zich latende inwerken, vond weerklank bij de eenvoudige Gereformeerde, die den Heere met hun hart liefhadden, en leefden bij het Woord van God. Zij voelden dat die meditaties spraken de mys tieke taal uit het hart tot het hart. En dit gat een geestelijke band. die schrijver en lezer innig nauw saambond. Het is door die meditaties dat Dr Kuyper zoo groote invloed heeft uitgeoefend en zoo velen tot een zegen is geweest. Meditaties worden er door meer auteurs ge schreven, maar Dr Kuyper had in zijn meditaties iets bijzonders, iets dat buitengewoon aantrok en boeide. De vraag waarin dat gelegen was, kan niet beter beantwoord worden dan door in herinnering te brengen, wat hij zelf over de meditaties schreef: „Een meditatie is heel iets anders da« een leer stellig betoog en verschilt gfeheel van de Schrift uitlegging. Gaat ge mediteeren, dan trekt ge U uit den gewonen gedachtengang in het Heilige terug. Ge scheidt U er niet mee af van de we reld, maar werpt U toch niet meer zoo klakke loos op de werkelijkheid, waarmee ze zich anders op U aandringt. Los laat ge de wereld dan in de meditatie wel niet. maar ze wordt U bijzaak, terwijl de hoofdzaak in de meditatie eeniglijk is en blijft het U inleven met Uw gewaarwordin gen in de gemeenschap met het Eeuwige Wezen. In de meditatie legt de ziel aan de wereld het zwijgen op. om alleen wat God tot de ziel spreekt, te beluisteren. In het daadwerkelijk ge loofsleven. bij de kwijting van onze roeping, zijn we actief, maar in de meditatie schier enkel passief. Opzettelijk brengen we in óns meditee ren onszelf tot zwijgen, om ons hart voor het spreken Gods tot onze ziel te onsluiten". De meditatie vraagt een eigen stijl. Dr Kuyper was taalvirtuoos en schreef in meer dan één stijl. In zijn wetenschappelijke oraties vindt ge de klassieke stijl met gebouwde zinnen, in zijn poli tieke geschriften de journalistieke stijl, in zijn predikaties de gewijde kanselstijl, maar in zijn meditaties de gezalfde stijl, van één die met eerbied en aanbidding het Woord Gods in zijn ziel bepeinst. Men heeft daarover wel eens de staf gebroken, maar Prof. Schilder heeft terecht opgemerkt: „dat Dr Kuyper zich deze weelde Familiegroep 29 October 1907 bij gelegenheid van Dr. Kuypers 70sten verjaardag. Staande an links naar rechts: Mejuffrouw J. H. Kuyper: A. Kuyper H.H.'s zoon: Mejuffrouw A. Kuyper. dochter Dr. A. Kuyper Jr.; G. Kuyper thans Majoor b.d.. burgemeester van Stedum: Dr. A. Kuyper f E. W. Kuyper H.H.'s zoon: Prof. Dr. H. H. Kuyper: Dr A. Kuyper Jr.. predikant te Rotterdam: Mevrouw Kuyper geb. van Oordt. Zittend van links naar rechts: Mejuffrouw H. S. S. Kuyper f; Mevrouw Kuyper geb. Heyblom; Mejuffrouw C. M. E. Kuyper.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 15