De Eeuw van Dr A. Kuyper De Leider der »kleine luyden« De band tusschen Leider en Volk Dr Kuypers groote beteekenis voor onzen tijd KUYPER-NUMMER van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen 29 OCTOBER 1937 BLZ. 3 OP 29 Oct. a.s. is het een eeuw geleden, dai in de pastorie te Maassluis geboren werd Abraham Kuyper, de man aan wiens leven en werken dit speciale nummer van ons' blad gewijd is. Wij hopen, dat onze lezers in woord en beeld, in technische verzorging en royale uitvoering iets zullen proeven van de liefde en waardeering, waardoor de arbeid van samenstellers en medewerkers bezield en -agen werd als gold het voor allen dc nagedachtenis aan een geliefden Vader. iWant dit is het eigenaardige in dit Gedenk nummer, dat ieder onzer, die hiermee bezig was, het min of meer als een persoonlijke zaak beschouwde en telkens geneigd was in de ik vorm te spreken. De verklaring daarvan ligt in het feit, dat allen, die onder zijn recht- streeksche invloed hebben gestaan, iets eigens en persoonlijks van hem hebben ontvangen en dit gansch hun leven vasthouden. Gelijk de patriarch van het Oude Verbond tot een vader van vele volken gesteld is, zoo is ook groot het getal van heli, die dezen Abraham als hun geestelijken vader met kinderlijke toegenegenheid vereerden en liefhadden. Het geheim daarvan heeft Dr. Kuyper meer malen zelf gevoeld en getracht onder woorden te brengen. In aan het bovenstaande verwante beeldspraak welke op zijn hoorders een onvergetelijken indruk heeft gemaakt, deed hij dat op 8 April 1912, toen hij ter gelegenheid van het veertig-jarig Standaard-jubileum te Utrecht gehuldigd werd. In zijn even hartelijk als geestig dankwoord, bezigde hij toen het beeld van de lijster en zijn jong. De oude vogel leert het jonge dier zingen, maar kan dat alleen, omdat de jonge lijster reeds stem en klank in zijn keel heeft. „Zoo is het ook ons gegaan," zei Dr. Kuyper. „Ik sprak het woord, dat reeds leefde in uw aller ziel en dat bracht ons samen," en velen zeiden toen, gelijk wij, in stilte „amen" op dit woord. .Want zoo is het metterdaad geweest. Laat dc oudere generatie onder ons spreken, dc mannen en vaders, die geestelijk tot bewustzijn kwamen toen Dr. Kuyper in zijn kracht stond. Wat hij hen leerde klonk hun niet als vreemde taal in de ooren; het waren bekende klanken, welke ze thuis, in het orthodoxe gezin ook gehoord hadden; alleen maar, het i nu beter verstaanbaar en de weg werd gewezen om het in helder licht geplaatste beginsel toe te passen op levensterreinen, waar men zich tot dat oogenblik met zijn geloof een vreemde had gevoeld. Zoo werd Kuypers woord voor veler geestelijk ^bewustzijn een Aufklarung (mits men dit woord niet misverstaat) een geestelijke ont waking, waardoor veel wat nevelig was in nieuwe glans verscheen. Ongetwijfeld zullen er velen zijn, die met ons instemmen wanneer we zeggen, dat ons plotseling bij de lezing van Kuypers werken een verrassend licht op ging over de samen hang der problemen, waarmee we worstelden. Neen, dat was geen magische macht, geen tooverkracht, welke ons in de beoordeeling der vraagstukken van de dag onfeilbaar maakte ook de magister zelf was dat niet! en ten deze bleven we struikelen in vele; maar we hadden toch een universeele kijk op de dingen gekregen en durfden bij de beoor deeling der verschijnselen voortaan ons zelf te zijn. Wij wisten en geloofden het, dat de Gereformeerde waarheid inspireerde tot het opheffen van een eigen banier; en aanspoorde tot een eigen levensstijl. Wij weten niet of de gelukkige vader in Maassluis op 29 October 1837 in profetische vervoering gevraagd heeft: „Wat zal dit jongsken zijn?" Maar, wanneer wij thans zeggen dat deze honderd jaar genoemd mogen worden de eeuw van Dr. Kuyper, dan maken wij ons niet aan overdrijving schuldig, want hij heeft zijn stempel op elk levensterrein gezet. Men heeft in eigen kring den domineeszoon uit Maassluis meermalen gehuldigd en Dr. Kuyper was daar zeer gevoelig voor. Duidelijk sprak hij dat uit op de boven genoemde bijeenkomst toen hij 75 jaar oud was. Blijkbaar en de omstandigheden verklaren het lag er toen eenige moede loosheid over Kuypers ziel wat betreft de liefde van het volk, dat hij onderwezen had. Doch nu merkte hij het weer: die aanhanke lijkheid was niet verflauwd ondanks de schaduw van een conflict. En vaderlijk klonk zijn vermaan, alsof Johannes sprak: Ik ben heden 75 jaar; over nog luttele jaren zal men lezen: „Heden overleed en ontsliep in Jezus Christus Dr A. Kuyper"; wat ik bidden mag: weest dan eensgezind onder elkander, en laat de banier, welke ik ophief, nimmer los. Er schuilt altijd geestelijk gevaar in om iemand bij zijn leven te huldigen. Lofspraak is gevaarlijk ook voor den sterksten mensch en maakt zoo spoedig duizelig; vleierij bederft bovendien het hart van hem, die er zich aan schuldig maakt: het is een zeer zware taak om op een jubileum de waarheid te spreken. En Dr. Kuyper, wie hem persoonlijk mocht leeren kennen, weet dat, was in dat opzicht een mensch van gelijke beweging als wij. Maar luttele jaren na deze huldiging is Abra ham Kuyper als schuldbewust doch verlost zondaar door louter genade in Jezus Christus ontslapen; en niets belet ons thans te zeggen hoe groot zijn beteekenis was als centrale figuur in ons volksleven maar ook elders. Twee moeilijkheden doen zich daarbij echter voor. De eerste is deze, dat wij tijdrekenkun dig nog te dicht bij deze hooge boom staan. Ongetwijfeld sprak een reus onder de profeten als Jesaja ook woorden voor zijn tijd en het volk van zijn dagen; dat zelfs in de eerste plaats; maar het geweldige in de profetiën is toch, dat zij in een verre toekomst schouwen en pas na vele jaren de volle ontplooiing vinden. Omdat Dr. Kuyper zeker man van zijn tijd en van het oogenblik, doch bovenal profeet was, zal het hem niet anders vergaan. Misschien was omstreeks 1912 het voorbeeld vdn het tarwegraan reeds van toepassing en stierf er toen iets van het werk van Dr. Kuyper opdat later het geestelijk zaad weer tot ontkieming zou komen en in de volgende eeuw vrucht dragen. Men moet wel blind zijn om niet te zien hoe reeds nu ideeën door Dr. Kuyper verdedigd en ontwikkeld, aanvaard en gepredikt worden door staatslieden en geleerden, wier geestelijke voorvaders Dr. Kuyper bestreden of zelfs ver guisd hebben. Wanneer zulks nu reeds open baar wordt, wat mag men dan in komende tijden verwachten? Doch hoe onmogelijk is het dan om nauwlijks 17 jaar na zijn dood de ge schiedenis te schrijven van hem, die geschie denis maakte? Daar komt dan nog een andere factor bij. Het leven van Dr. Kuyper was te lang, te diep en te breed, dan dat in eenige dagbladartikelen er een volledige.schets van gegeven kan wor den. De diamant van zijn arbeid had zooveel facetten, dat de glinstering bijna oogverblin dend is; wie ze wil beschrijven moet geen boek, maar een encyclopedie in 't licht geven. Wij meenen te mogen zeggen, dat dit gedenk nummer een behoorlijke omvang heeft; maar we haasten ons er aan toe te voegen, dat wij onvollediger zijn dan ooit. Het is eenvoudig onbegonnen werk om afzonderlijk over elk levensvlak te spreken. Want als we zeggen, dat hij was geleerde, leider, theoloog, redenaar, stylist, psycholoog, staatsman, predikant, jour nalist, docent en literator; dan is de rij vrij lang, maar de volle waarheid geven we niet. Toen Dr. Kuyper nog leefde, wilden velen het niet zien, want „wat uitsteekt, moet beknot worden", is veler leus; maar zelfs nu zijn we ook onmachtig om het te overzien. Indien echter in de artikelenreeks in dit num mer de lezers er iets van mogen verstaan, dat Dr. Kuyper man des geloofs en dienstknecht Gods was, die niet alleen vóór het geloof streed, maar ook uit het geloof leefde; en dat hij naar het gezegde van een vooraan staand Roomsch-Katholiek „een geschenk Gods aan Christelijk Nederland" was; dan zal deze Kuyperherdenking niet eindigen in den mensch en zijn beteekenis, maar in aan bidding van God, die Dr. Kuyper deed ge boren worden, als Zijn instrument verkoos en daarna in Zijn heerlijkheid opnam. Dr. Kuyper mag vergeten worden, het werk Gods door hem tot stand gekomen, blijft. En dat is de vervulling van zijn levensdevies: Soli Deo Gloria. Prof. Dr J. Severijn EEN volk, dat zijn historie vergeet, is reeds half verloren. De historie heeft echter tijd noodig om historie te worden. Zoo moet de tijd gaan over het leven van groote mannen om hun grootheid met den nimbus der historie te sieren en tot nationale grootheid te maken. Misschien eischt dat in ons land gewoonlijk wat meer tijd, is men wat lang zamer in het afslijpen van de alledaagschheid, de neteligheden van den partijstrijd en van den cóteriegeest, alvorens onze groote mannen hun plaats in de galerij der traditie ondanks de gees telijke controversen kunnen innemen. In een klein land zijn wellicht alle menschen op hun beurt en op hun wijze groot, terwijl zij in een volk, dat zijn zonen bij tientallen van millioenen telt, lichtelijk wat kleiner van formaat uitvallen. Doch hoe dit ook zij, ons land is altoos rijk geweest aan kringen, partijen en groepen, die zich veeltijds om een per soon hebben geschaard om dezen ook wanneer zijn beteekenis ver buiten de sfeer van vereerders en geestverwanten uitging voor zich op te eischen. En weer heeft dit niet zelden geschaac( aan de algemeene erkenning hunner verdiensten voor het volksbestaan als geheel. Men heeft wel eens van ongeestelijke tyrannie gesproken en met ze ker recht. In een volk als het onze echter, welles historie werd gefundeerd in den strijd om de hoogste geestelijke vrijheid en wier ontwikkeling werd bepaal door den ernst der tegenstellingen van de gereformeerde relegie en den humoristi sche!) geest, kon dit op de waardeering der op den voorgrond tredende persoonlijkheden niet zon der invloed blijven. Het doek van Rembrandt moge den kunstkenner tot bewondering dwingen, het menigvuldig schriftuurlijk tafreel, dat hem inspireeroe brengt hem den schriftgeloovige nader dan de geestige humor van Jan Steen, al staat dit niet in den weg om in hem den kunstenaar te eeren. Hoevelen is Voetius zelfs bij name niet bekend, hoewel zijn roem den naam der Utrecht- sche Universiteit tot ver buiten onze grenzen ge vestigd heeft. Hij was een theoloog. Omgekeerd zullen velen nauwelijks den naam van Spinoza kennen om van zijn wijsbegeerte en haar invloed niet te spreken, hoewel hij de vader der moaerne cultuur mag geheeten. Intusschen glijden wij over de grenzen van het nationale heen. Hoe nationaal onze eigene volks historie moge wezen, de genoemde tegenstelling wijst op een critische lijn die door de gansche ge schiedenis der Christelijke aera loopt. De princi- pia der religie voeren boven het nationale leven uit en ook wijsbegeerte, wetenschap en kunst hoezeer haar beoefening een nationaal karakter kan dragen vallen de menschheid als geheel toe. Groote mannen van nationale beteekenis in den gevierden zin zijn ae leidende persoonlijkhe den in de vestiging en instandhouding van het wordende of bedreigde leven der natie, expressie en verpersoonlijking van het eigen volkskarakter, heroën van den nationalen geest, grondvesters en verdedigers der nationale vrijheid en zelfstandig heid, wachters, die de weggezonken kracht tot ont waken riepen in dagen van sleur en verval. Wie de landshistorie te boek stelt ook slechts in kort be stek kan aan de zulken niet voorbijgaan. Hij kan Rembrandt aan den kunsthistoricus Spino za aan de wijsgeerige belangstelling overlaten, maar het ware ondoenlijk te zwijgen van den Vader des Vaderlands en een gansche reeks van zijn doorluchtig geslacht, van zoovele helden te land en ter zee, van staatslieden, strategen en volksopvoeders, die in den waren zin nationaal zijn geweest. Dr. Kuyper was geen nationale persoonlijkheid in den populairen zin van het woord. De partijgeest dien hij vergeefs zocht te bezweren door het in zichzelf verdeelde volk den geestelijken en histo- rischen grondslag van ons volksleven voor te houden, stond daaraan in den weg. Bovendien zou die er toe leiden, dat Kuyper op zijn beurt ook een partijman werd. Hij is echter niet al zoo begonnen. Men kan het naief vinden, doch hij heelt de verwachting gehad, dat een beroep op do gereformeerde belijdenis de orthodox georienteerde groepen zou vereenigen. In zijn Utrechtsche perio de werd reeds duidelijk, dat die verwachting niet zou worden vervuld. Het zou reeds spoedig blijken, dat sleur en traditie controversen bedekten, die als principieele tegen stellingen naar voren zouden treden. Het appèl op de gereformeerde belijdenis bleef intusschen niet zonder gevolg. Het vond weerklank in het hart van het volk, dat van het oud-vaderlijk geloof nog niet was vervreemd. De „kleine luyden" vonden in Kuyper hun leidsman en hij had de gave om hen op te voeden en tot een strijdbare heir- kracht te vergaderen. De kerkelijke vraagstukken hadden allereerst zijn belangstelling. Reeds in zijn Utrechtsche periode heeft Dr. Kuyper getoond, dat het hem ernst was en wijl hij terecht in de synodale organisatie van 1816 een bron van ellende zag, richtte hij zich van meet af tegen haar. Door met woord en daad het kerkelijk besef te wekken, de kerk aan haar roe ping en rechten te herinneren, en haar te wijzen op het gemis harer vrijheid, heeft hij een strijd ingezet, die ten slotte'helaas op een afscheiding zou uit- loopen. Zoo ontstond een nieuwe kerkorganisatie, die zelve wel vrij was, naast die van 183i, maar do synodale organisatie bleef. Uit principieel oogpunt beschouwd was het gelijk ongetwijfeld aan de zijde van Dr. Kuyper en men kan de vraag stellen, of onrecht lijden niet to bekwamer tijd een meer doeltreffende oplossing zou hebben gebracht. Thans werd een nieuwe scheur getrokken door de gereformeerde gezind heid, welke saam te vergaderen uit de kerkelijke groepen en partijen en aan haar recht te brengen inzet en doel van den kerkelijken strijd was ge weest. De gebeurtenissen van 1886 mogen voor het volksleven als geheel en voor het kerkelijk leven op zichzelf niet zonder vruchten zijn gebleven, welke daaraan ten goede zijn gekomen, de oplos sing van het kerkelijk vraagstuk is daardoor in menig opzicht bemoeilijkt geworden. De ingetreden, toestand heeft aan beide zijden nieuwe tegenstel lingen in het leven geroepen binnen het kader der gereformeerde gezindheid zelve, die in een go- meenschappelijken strijd om de rechten der kerk in dezelfde mate zouden zijn genivelleerd als zij door afzonderlijke organisatie op de spits worden gedreven. De geschiedenis heeft geleerd, dat dit ook voor de ontwikkeling van het politieke leven niet zonder schadelijke gevolgen is gebleven. (Zie vervolg op blz. 7) Wie den band niet ziet tusschen ons eenvou dige Antirevolutionaire volken Dr. Kuyper, die zal nooit Dr. Kuyper kunnen zien, zoo als hij geweest is, en het is op die bijzondere betrek king tusschen het Calvinistische volksdeel en Dr. Kuyper, dat ik hier in eenige weinige woorden .wijzen wil. Naar buiten treedt stellig het meest op den voor grond de onvermoeibare strijd, dien Dr. Kuyper heeft gevoerd voor het recht van een volksgroep,, 'die aan verguizing en smaad blootstond. Dat meestal eenvoudige, vrome volk, dat gewoon was terzijde gesteld te worden, had in Dr. Kuyper plotseling gevonden een kampioen als waarover andere volksgroep beschikte en het zag met 'dankbaarheid op tegen den man die het ondernomen had, hen uit het diensthuis uit te leiden. Reeds dit op zichzelf verklaart een deel van de liefde en vereering die hem werd toegedragen, maar 'de eigenlijke grond ligt toch dieper. Dat volk heeft naast den kampioen in Dr. Kuyper vooral gevonden Hen man, die in staat was de diepste, ja zelfs de on gevormde gedachten te peilen, die nog op den bodem 'der ziel lagen. Hij gaf vorm en uiting aan die gedach ten en wat anderen vaak voorkwam te zijn een suggestie van den volksgeest, was inderdaad som- Wijlen nader bij het omgekeerde. Er was een wissel werking tusschen het eenvoudige volk en Kuyper. Hij was voor dat volk een voorvechter als het noo dig was, maar hij was ook de voorbidder. En dat yolk op zijn beurt droeg Dr. Kuyper in zijn gebed. Die wisselwerking, dat geestelijk contact, geeft ook den sleutel tot verklaring van de gansch eenige positie, die Dr. Kuyper onder ons heeft ingenomen, l^ie dat niet eiYajen heeft* zal nooit yolkomen kun* i. n en begrijpen, wat Kuyper voor het Cal vinistisch volksdeel geweest is en wat dit volk voor hem is ge weest. Het centrale punt van waaruit dat geestelijk contact tus schen een diep denker als Dr. Kuyper en een groep van meestal eenvoudige mannen en vrouwen steeds opnieuw gevoed werd, was de erkenning van de absolute vrijmacht Gods op alle levensterreinen. Gods volstrekte souvereiniteit over al het gescha pene, dat is het. levensbeginsel van het Calvinisme. Uit dat beginsel leefde het Gereformeerde volksdeel, leefde ook Dr. Kuyper. Als predikant in zijn eerste gemeente is het een eenvoudige vrouw uit het volk geweest, die in Gods hand het middel werd om Kuyper de kracht van dit beginsel te doen ervaren en te beleven en sindsdien is hij voor dat volk ge worden de man, die uit dat kernbeginsel de gevolg trekkingen maakte voor alle terrein van het leven. Laat mij hier uiting mogen geven aan ons gevoel van innige dankbaarheid jegens God, die ons dezen man heeft geschonken en zij onzer de bede, dat wij door getrouwheid aan het heilig beginsel die dank-? baarheid mogen toonen. 'OM 'de r&Az uitgesproken, bü. Cr. Kuypezs begrafenis) Heeft Dr. Kuyper nog beteekenis voor onzen tijd? Dat hij de beheerschende figuur is geweest in zijn tijd, dat weten we nu wel. Maar is het nu met zijn invloed niet gedaan? Is zijn werk niet verouderd? Kunnen we nu, met andere verhoudingen en andere problemen, nog wat met hem doen? Hebben we nog wat aan hem? Het antwoord op deze vragen luidt: Het werk, dat Dr. Kuyper tijdens zijn leven tot stand gebracht heeft, is voor onzen tijd nog van de allergrootste be teekenis. In meer dan één zin. Laat mij U met enkele woorden op die beteekenis mogen wijzen. God heeft, reeds tijdens het leven van Kuyper, maar ook na zijn dood, aan de a.r. partij, temidden van ons volksleven, een hoogst belangrijke, een leidende positie gegeven. Onder de leiding van Dr. Colijn speelt de a.r. groep, ofschoon slechts 12 van de bevolking, een rol van veel beteekenis. Welnu, dat zou niet mogelijk zijn, indien niet enkele voorwaarden waren vervuld: Allereerst, dat de kern van die partij gevormd wordt door principieel en organisatorisch geschoolde man nen in stad en land, die haar positie en taak begrijpen, die bewust aan het volbrengen van haar roeping medewerken. Gode zij dank, bezit de a.r. partij zulk een kern. Alleen daardoor is zij in staat, haar positie in het land te handhaven, haar rol op het nationaal tooneel te vervullen, en vormt zij de sterke basis, waarop een man als Colijn in deze dagen van internationale spanningen en economische moeiten zijn arbeid rustig, saevis tranquillus in undis, kan verrichten. Natuurlijk, in samenwerking met anders denkenden. Maar juist die samenwerking is slechts mogelijk, als men een partij achter zich heeft, die, door vaste principes geleid, de noodige soepelheid heeft en het vereischte inzicht bezit in de actueele eischen der practische Staatkunde. Welnu, hier reeds komt de beteekenis van Kuyper ook voor het heden aan het licht. Want hij heeft Qndec Gods gunst die ton geyormd* hij heeft die mannen een Staatkundige opvoeding gegeven, waar van nu de vruchten openbaar worden. Te roemen is ons niet oirbaar. Maar met dank aan God mogen wij toch dit wel vaststellen, dat, waar schier alle partijen op de belangrijkste punten van Staatsbeleid hun houding hebben moeten wijzigen, het schip der a.r. partij zijn koers door oorlog en crisis heen niet heeft behoeven te veranderen. Denkt slechts aan het sociale vraagstuk, aan onze verhou ding tot Indië, aan het probleem onzer defensie, aan de beteekenis van ons constitutioneele ko ningschap, aan het parlementaire stelsel, aan het noodzakelijke financiëele beleid. Maar er is meer. Zulk een relatief kleine groep als de onze kan een zoo prominente positie niet innemen, als zij in het parle ment en in het land niet beschikt over een zeker aantal man nen van voldoende bekwaamheid. Een groote partij kan zich in haar Kamerfractie een aantal consonanten veroor- oven. bij ons moeten het zoowat allemaal vocalen zijn. En nu is het Gode zij dank zóó, dat ieder grif erkent, dat de a.r. Kamerfractie een keurbende vormt, die in staat is, als ik het zoo zeggen mag, onzen stand op het Binnenhof op te houden. Is zooiets verklaarbaar zonder Kuyper? Immers neen! Zoo is. althans op Staatkundig gebied, de recht- streeksche beteekenis van Kuyper voor onzen tijd wel duidelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 13