De wijziging van de Crisisinvöerwet
Partijleven in Indië
PONDERDAG 21 OCTOBER 1937
TWEEDE BLAD PAG. 5
Gaal in autarkische richting
De handel voelt zich bedreigd
Regeering van ambtenaren
te duchten
Het Parlement practisch
uitgeschakeld
IN 1931 kwam de Crisisinvöerwet tot
stand ter beteugeling van overmati
gen invoer. Het buitenland overstroom
de in die dagen onze markt met goed-
koope producten, zulks tot schade van
ons eigen bedrijfsleven en de beschik
bare werkgelegenheid. En toen boven
dien de invloed van de muhtdeprecia-
tie in verschillende landen zich deed
gelden, was Nederland wel verplicht
om zij het allerminst te vroeg af-
weermaatregelen te nemen.
Tegen de bemoeilijking van onzen
goederenuitvoer is in 1933 getracht door
een wijziging van de Crisisinvöerwet
verweer te bieden. De invoerquota wer-
voor de verschillende landen gesplitst
'in een zg. autonoom en verdragscontin
gent.
De economische opleving van 1936 deed
intusschen een aantal contingenteeringen
verdwijnen. Dat ging in de door velen be
geerde richting van slaking der banden
van het bedrijfsleven.
Bepaald was, dat de Crisisinvöerwet
zou vervallen met ingang van 1 Jan.
1938. Dat dit niet gebeuren zou stond
in de nog steeds bestaande ongewensch-
te en onzekere verhoudingen op han
delspolitiek gebied wel vast. Wetswij
ziging was dus te wachten.
Zij werd 29 April j.L ingediend. In het
belang van de bescherming van het Neder
landsche bedrijfsleven door het behoud van
onderhandelingsobjecten van handelspoli-
tieken aard. werd voorgesteld den geldig
heidsduur van de Crisisinvöerwet met drie
jaar t.e verlengen.
Maar dat niet alleen.
De gelegenheid is tevens aangegrepen om
de handelspolitieke bevoegdheden der Re
geering te verruimen in den zin zooals
deze reeds ter beschikking staan van Re
geeringen elders. Daardoor komen we nog
niet op het pad der retorsie, van den han
delsoorlog, maar wel krijgt de Regeering
meer objecten in handen, welke geschikt
zijn om bij normale commercieele onder
handelingen aan de wederpartij te kunnen
worden aangeboden in ruil voor behoud of
uitbreiding van onze eigen export-moge
lijkheden.
Ter bereiking van dit doel wordt voor
gesteld de considerans van de wet te
verruimen. Het begrip „overmatig
heid van invoer" zal daaruit wor
den verwijderd; ook zal niet meer wor
den verwezen naar de „buitenge
wone en abnormale" omstandig-
heden. Contingenteeringen zullen
daarvan onafhankelijk zijn.
Het ware juister geweest de naam
c r i s i s-invoerwet nu maar te schrap
pen, doch hoe het zij, de verandering
beteekent, dat voortaan alle moge
lijke goederen zullen kunnen wor
den gecontingenteerd, onverschillig of zij
al of niet in eigen land voortgebracht
worden.
Dat op deze wijze voor den handel groote
onzekerheden kunnen ontstaan, springt in 't
oog. Niemand zal ooit weten waar hij aan
toe is. Elk oogienblik kan de Regeering van
gedragslijn veranderen. Op deze wijze ont
valt aan beleidvol internationaal handels
verkeer de onmisbare basis der zekerheid.
Wat aan wijzigingen door de Regee
ring wordt voorgesteld heeft de strek
king, dat de bevoegdheden van het uit
voerend gezag (Regeering, minister en
dus ambtenaren) grooter worden en die
van de wetgevende instanties worden
beperkt bij alle contingenteeringsmaat-
regelen en wat daaraan verwant is.
Het was te verwachten, dat tegen
deze voorstellen bij den handel, al
thans bij een groot deel ervan, verzet
zou ontstaan.
Dezulken zien in de voorgestelde wij zi
jgingen een poging om de Crisisinvöerwet
jyan verdediging- tot aanvalswapen te mar
ken in den handelspolitieken strijd. Ge
vreesd wordt voor beperking van invoer
van grondstoffen, hulpmiddelen voor de in
dustrie en levensbehoeften. Op deze wijze,
Deze bezwaren waren reeds verno
men eer we ze deze week, vermeer
derd met andere, hoorden herhalen in
een samenspreking met het tot stand
gekomen:
Comité van verweer
uit den handel inzake de wijziging
der Crisisinvöerwet (C.V.H.)<
Dit comité is gevormd uit 23 organisaties
welke bij den handel van ingevoerde arti
kelen betrokken zijn. Ook de grootwinkel
bedrijven zijn bij deze actie aangesloten.
Het zijn honderden bedrijven, met tien
duizenden daarin werkzame personen en
een omzet die vele tientallen milioenen be
draagt.
De voorzitter der conferentie, de heer
H. G. H e y. voorzitter van de Federatie van
Textiel-Grossiersbonden, wees er op, dat
industrieel belang en landsbelang niet sa
menvallen. Ook de handel heeft zijn recht
matige belangen, waarover de volksverte
genwoordiging mede heeft te waken. Wil
zij dat doen, dan" moeten aan den minister
van Economische Zaken nooit de vrijwel
blanco-volmachten worden gegeven welke
hij begeert
De deelnemers aan de actie zijn van
onderscheiden politieke gezindheid en
velen van hen hebben hun steun gege
ven aan de partijen, waarop het huidig
Kabinet steunt. Maar allen zijn één in
deze overtuiging: een ordening als is
voorgesteld willen we niet, we wenschen
niet te worden vastgebonden aan een
of andere ambtelijke instantie.
Onbegrensde departementale macht
Want men beseffe goed, waartoe de Mi
nister in staat gesteld wordt. Met zijn nieu
we bevoegdheden verkrijgt hij de mogelijk
heid tot:
t. het vaststellen van contingenten voor
alle landen tezamen;
2. voor elk land afzonderlijk, en
3. voor bepaalde landen met een geza
menlijk contingent voor de andere landen.
In het laatste geva] kan men dan nog pro-
beeren om met bepaalde landen uit deze
laatste groep afzonderlijk te marchandee
ren;
4 in elke contingenteeringsgroep den in
voer van bepaalde artikelen sterker te be
perken dan van andere artikelen uit de
zelfde groep;
5. bepaalde importeurs of bepaalde groe
pen van importeurs meer of minder te ge
ven dan anderen, of zelfs geheel uit te
sluiten:
6. aan den invoer van bepaalde artikelen
voorwaarden te verbinden. Als zoodanig
zijn te noemen bijv. prijsregelingen, of de
voorwaarde, dat men bijv. zekere hoeveel
heden uit eigen land of uit een of meer na
der aan te wijzen landen betrokken moet
hebben, alvorens een vergunning tot invoer
uit een gewenscht land gegeven wordt.
Zoo worden alle bedrijven onder
departementale voogdij gebracht. D.w.z.
een ambtenaar zal alle particuliere han
delsbetrekkingen, zoowel met het buiten
land als in het binnenland bepalen.
Deze staatsvoogdij is onduldbaar en
noodlottig.
Er is geen reden om af te wijken van de
door de Regeering bij de op 28 Mei 1937 ge
sloten „Overeenkomst tot Ontwikkeling van
het Handelsverkeer" (der z.g. Oslo-Staten)
uitgesproken, overtuiging, dat: „ter verrui
ming van de economische betrekkingen in
het algemeen", geleidelijk moet worden over
gegaan tot:
„het verminderen
de handelsbelem
meringen en het afschaffen van de bui
tengewone verdedigingsmiddelen, die
door de verschillende Staten zijn geno
men om zien te beschermen tegen de
crisis".
Integendeel, dit streven, waarmede onvoor
waardelijk kan worden ingestemd, dient niet
slechts te worden behouden, doch in de ge
wijzigde Crisisinvöerwet uitdrukkelijk tot
uiting te komen.
Voorts acht het Comité het geboden, dat de
zeer ingrij pende bevoegdheden des
Ministers in de uitvoering der contingentee-
ring, waartegenover geen afdoen
de waarborg staat, in elk geval uit het
wetsontwerp verdwijne.
In plaats daarvan dienen waarborgen in
het wetsontwerp te worden opgenomen, die
de aanspraken van den geheelen handel op
de te verdeelen contingenten en de objec
tieve maatstaf voor deze verdeeling vast
leggen.
Naar aanleiding van een ter zake gestelde
vraag werd in dit verband nog uitvoerig ge
sproken over uitbreiding van
de commissie van advies.
Heel duidelijk kwam daarbij uit, dat men
op zich zelf daartegen geen bezwaar zou
hebben, indien niet de langjarige ervaring
was opgedaan, dat het departement zich
nóch van het hooren der belanghebbenden,
nóch van de adviezen der bestaande com
missie iets aantrekt. Men pleegt daar de
raadgevingen der deskundigen terzijde te
si-ellen en eigen abstracte theoretische in
zichten te volgen.
We zeggen het nu maar eens precies waar
op het eigenlijk neerkomt Het is ons ook
bekend, dat niet weinigen der betrokkenen
zich maar neerleggen bij de departementale
beslissingen, uit vrees, dat bij verzet" hun
quota in de contingenten in gevaar komen.
Menschen zijn maar menschen, ook in dit
geval
Wat de handel wenscht
Samenvattende mogen we zeggen, dat het
verzet tegen de aan den minister van Eco
nomische Zaken te verstrekken blanco
volmachten een economische macht,
die in handen van menschen onverantwoor
delijk groot is en bijna doet denken aan wat
ons aan het slot van Openbaring 13 om
trent de heerschappij van het' beest, dat in
vers 11 wordt geïntroduceerd, wordt mede
gedeeld zich omzet in de volgende wen
schen;
1. de handel moet tijdige zekerheid hebben
ten,aanzien van invoermogelijkheden;
2. de beschikbare contingenten moeten op
de juiste wijze, naar objectieve normen,
worden verdeeld;
3. de handel dient te worden ingeschakeld
bij de besprekingen, welke aan onderhan
delingen met het buitenland vooraf gaan;
4. de Regeering moet zich buiten prijsre-
gelende kwesties houden en deze niet als
voorwaarde stellen voor eenigen import;
5. goederen, die hier te lande niet worden
gefabriceerd moeten niet worden gecon
tingenteerd;
8. voorkomen moet, dat door de blanco vol
machten aan den handel alle zekerheid
van levering wordt ontnomen en het ge
ven van orders tot een speculatie wordt
gemaakt.
De considerans
Een redelijke regeling zou kunnen worden
verkregen, indien de inhoud van de wet in
overeenstemming zou worden gebracht met
een considerans, die niet tot een vechtappa-
raat leidt, zooals thans is voorgesteld, maar
uitspreekt,
dat de wet moet dienen om een toe
stand te bevorderen, dat geleidelijk
zoo mogelijk in den vorm van weder-
keerigheid de handelsbelemmerin
gen worden opgeruimd, doch dat. zoo
lang die toestand nog niet verkregen
is, de bevoegdheid om overmatigen
invoer van bepaalde goederen uit het
buitenland tijdelijk te beperken, nog
niet kan worden gemist.
We hebben hiermede den gedachtengang
van het „Comité van Verweer" weergegeven.
Het zal tot verheuging van de voorstan
ders dezer actie stemmen, dat in het sedert
verschenen Verslag van de Commissie van
Overleg uit de Tweede Kamer van verschil
lende zijden zeer ernstige bezwaren zijn uit
gebracht tegen het wetsontwerp.
Zij, die in 1935 onoverkomelijke bezwaren
hadden tegen de vele machtigingen in het
Bezuinigingsontwem zullen èt fortiori zich
principieel en ten sterkste moeten verzetten
tegen maatregelen, die bijna tot de middel
eeuwen terugvoeren Karei de Groote schreef
de stof voor voor de kleeding van zijn om
geving. Straks zal een ambtenaar decretee-
ren hoe de vrije Nederlandsche burger ge
kleed zal zijn en wat hij er voor te betalen
heeft.
Als dit „ordening" heet, is het een der
afschuwelijkste zaken, waarmee men ons
volks- en bedrijfsleven zou kunnen bezwa-
In Jeruzalem zijn op verschillende
plaatsen wachtposten der Engelsche
politie opgesteld om onmiddellijk
eventueele ongeregeldheden den kop
in te drukken.
De Christelijk Staat
kundige Partij
Een stukje geschiedenis
TOT 1 Sept. 1919 gold In Ned.-Indië
het verbod van politieke vereeni-
gingen: de Regeering wist wel wat
goed was voor de bevolking. Op ge
noemde datum werd dit verbod echter
opgeheven en konden politieke organi
saties rechtspersoonlijkheid verkrijgen.
Dit wil echter niet zeggen, dat er
vóór die tijd niets gedaan was op het
terrein der Christelijke politeik. Er was
reeds heel wat gebeurd en de grond
was bearbeid. Die voorgeschiedenis
wordt uitvoerig beschreven in het arti
kel „De Christelijk Ethische Partij" van
de hand van den len Partijvoorzitter,
den heer P. B e r g m e ij e r, opgeno
men in Anti-Revolutionaire Staatkunde,
alsmede in de herdenkingsrede bij het
10-jarig bestaan der partij gehouden
door den 2en Partijvoorzitter, den heer
Mr. C. C. va n Hels din gen.
En een algeheel overzicht wordt ons
thans aangeboden door den tegenwoor-
digen secretaris <jer Chr. Staatkundige
Partij in Indië, Mr. M. de Vries,
aan wiens uitvoerig verslag we enkele
dingen ontleenen.
Direct valt op, dat deze partij mede uit
tegenstand is geboren. Toen de bevolking
van Batavia in 1908 voor het eerst gemeen
teraadsleden mocht kiezen werden de
heeren Kal en Macht, bekwame en
ijverige maar Chritselijke leden in 1915
door de Regeering benoemd, door de
Vrijz. dom. partij gepasseerd omdat zij
b.v. meermalen hadden gepleit voor Zon-
Naar aanleiding van dit feit richtten de
geestverwanten vn de gepasseerde leden
een verkiezingscomité op, waarin de hee
ren Ds. J. Rooker, P. Bergmeijer en I. W.
de Groote zitting namen. Met behulp van
het toen ter tijde bestaande Christelijk
weekblad „De Getuigewerd een krachtige
propaganda gevoerd. Het gevolg was dat
de z.g. Willemkerkers de verkiezings
strijd wonnen en de heeren Kal en Macht
alsmede eenige andere candidaten van het
Comité werden gekozen.
Het duurde echter tot 1916 toen de
Volksraad was ingesteld voor de tijd rijp
was voor de stichting van een politieke
organisatie.
2 Maart 1917 werd te Weltevreden een
vergadering gehouden van een dertigtal
personen, waar de vraag werd besproken
of het gewenscht zou zijn tot oprichting
van een Christelijke partij over te gaan.
De overgroote meerderheid der aanwezigen
beantwoordde deze vraag bevestigend en
ging accoord met de inhoud van een con
cept-program, dat te voren door een voor
loopie comité, bestaande uit de heeren V.
J. van Marie, P. Bergmeijer, M. Middel-
berg en Mr. C. C. van Helsdingen aan de
aanwezigen was toegezonden.
Een partij gesticht
Na verdere voorbereiding ontstond op 25
September 1917 de Christelijke Ethische
Partij, welke naam in 1929 op de tiende
Partijdag te Bandoeng zonder hoofdelijke
stemming vf?rd gewijzigd in Christelijk
Staatkundige Partij. Het hoofdbestuur
werd als volgt samengesteld: P. Berg
meijer, voorzitter, Ds. W. F. Breijer, onder
voorzitter V. J. van Marle, Secretaris
Penningmeester, D. Willemse, P. L. de
Gaaij Fortman, 19. Crommelin,
M. Middelberg, T. Ottolander, D. Huinink,
F. Laoh, J. A. Soselisa en Mas Poertjaja
Gadroen.
In het volgende jaar kon de partij reeds
direct actief aan de landspolitiek deelne
men. aangezien de RegeerLng den Voorzit
ter, den heer Bergmeijer, alsmede 2 leden
van het Hoofdbestuür de heeren F. Laoh
en J. A. Soselisa, resp. als vertegenwoordi
gers van de Menadoneeeche en Ambon-
neesche bevolking tot leden van de Volks
raad benoemde.
Tallooze moeilijkheden moesten natuur
lijk overwonnen worden, maar de partijda
gen getuigden van opgewekt leven
De C.P.S. deed zich reeds van de aan
vang af kennen als een partij, die zich
ernstig wensebte bezig te houden met de
brandende vraagstukken op staatkundig en
maatschappelijk terrein en in de twintig
jaren van haar bestaan is zij van dit doel
nie-t afgeweken. Daarvan getuigen de Han
delingen van de vijftien Partijdagen, die zij
sedert haar oprichting heeft georganiseerd!
Op de dertien Partijdagen kwamen
steeds belangrijke onderwerpen aan de
orde, meestal naar aanleiding van tevoren
in de Beschrijvingsbrieven gepubliceerde
Daarnaast kwamen verschillende
vraagstukken aan de orde, zonder dat
hierover praeadviezen waren uitge
bracht. We noemen hier b.v. de kwestie
der lijkverbranding, ten aanzien waar
van op den Partijdag 1927 werd beslist,
dat in dit opzicht aan andersdenken
den de vrijheid moet worden gelaten
om hun dooden te verzorgen op de
wijze, zooals zij dat wenschen.
Verder werd bij mefer dan één gelegenheid
aangedrongen op bevordering van de Zon
dagsrust, over welke zaak de heer Van
Ixmkhuyzen b.v. op de Partijdag 1927 zijn
inzichten verdedigde, inzichten, waarmede
de Partijdag zich accoord verklaarde.
Samenwerking met Inlanders
Voorts was van de aanvang af de kwes
tie van de samenwerking met de Christen-
Inlanders een der meest brandende vraag
stukken, dat op bijna iedere Partijdag op
nieuw aan de orde werd gesteld tot einde
lijk in 1930 op de Partijdag te Malang een
voorloopig werkprogram werd aanvaard.
Na veel zoeken werden toen een zevental
conclusies van het dagelijksch bestuur aan
vaard, die in hoofdzaak hierop neerkomen,
dat le. de nationale stroomingen van de
verschillende volksgroepen in eigen Chris
telijke Inlandsche Nationale Organisaties
tot uiting behooren te komen; 2e. de C.S.P.
niettemin haar algemeen karakter hand
haaft, zoodat daarin plaats is voor Chris
tenen van allerlei landaard; 3e. gestreefd
moet worden naar een federatief verband
met de Chr.-Inl. politieke organisaties; 4e.
voor zoover de oprichting van eigen natio
nale organisaties niet of nog niet mogelijk
is, de totstandkoming van niet-Hollandsch
sprekende afdeelingen wordt bevorderd; 5e.
zoo mogelijk nationale afdeelingen opge
richt worden in belangrijke Christelijke
centra, gelegen buiten dd ressorten der
Hollandsche afdeelingen, wanneer daar de
vorming van eigen nationale organisaties
niet of nog niet mogelijk is.
Samenwerking met het moederland
Een aangelegenheid van organisatorische
aard, die verder de aandacht vroeg, was de
vraag van het contact met de Anti-Revolu-
I ionaire partij en de Christelijk-Historische
Unie. Ook deze zaak kwam herhaaldelijk
aan de orde. Van het contact kwam echter
in de practijk weinig terecht. Telkens weer
wordt getracht hierin verbetering te bren
gen. De goedbedoelde pogingen hadden ech
ter weinig resultaat. Het is dan ook ver
makelijk in het jaarverslag 1922—1923 te
lezen, dat in een deel van de Indische dag
blad-pers de C.S.P. vereenzelvigd werd met
de Anti-Revolutionaire Partij en zelfs de
bewering werd geuit, dat Minister Colijn
ook de volstrekte zeggenschap had over onze
partij zoodat de heer Bergmeijer in den Volks
raad eenvoudig slaafs de aanwijzingen van
den heer Colijn had te volgen met opzij
zetting van alle gewetensbezwaren.
Liep het schriftelijk contact vrijwel op
niets uit, met vreugde kan daarentegen
worden gecopsateerd, dat eenige malen een
persoonlijk contact werd verkregen, waar
aan groote waarde kan worden toegekend.
We noemen in dit verband het buiten-
landsch verlof van den partij-voorzitter in
1929, die tijdens zijn verblijf in Nederland
belangrijke besprekingen voerde met voor
aanstaande personen van beide partijen en
de reizen van de Tweede Kamerleden dr.
C. W. Th. v. Boetzelaer van Dubbeldam,
ds. C. van der Zaal en Minister J. J. C. van
Dijk naar Indië. die allen tijdens hun ver
blijf hier te lande blijk gaven een nauw
contact met de C.S.P. op prijs te stellen.
De Banier als orgaan
Men durfde de oprichtingvan een eigen
orgaan niet aan en in verband daarmede
werd de beschikking verkregen over eenige
kolommen van het Algemeen Christ. Week
blad „De Banier", welke kolommen door de
Directie van dit biad kosteloos werden af
gestaan. Toch was men er hier niet mee.
Telkens werd weer de klacht vernomen, lat
slechts een gering deel der C.S.P.-leden
abonné was van ,De Banier".
Endelijk in 1931 werd besloten tot de
uitgifte van een eigen periodiek, de
„Mededeelingen", en wordt het contact
met „De Banier" verbroken. Deze toe
stand duurde echter slechts tot 1934. Op
de Partijdag te Djocja werd n.l. de band
met „De Banier" weer hersteld met
behoud van de „Mededeelingen". De
Ned. Ind. Chr. Persorganisatie stelde
weer eenige kolommen tegen betaling
voor de partij beschikbaar, welke ko
lommen periodiek opnieuw in de „Me
dedeelingen" zouden worden afgedrukt.
Op deze wijze werden de belangen
van „De Banier" en de C.S P. gecombi
neerd.
Andere aangelegenheden
Ned. Bond van J.V. op G.G.
Afd. Noord-Holland
A.s. Donderdagavond zal vanwege boven
genoemde afdeel ing de tweede propaganda-
vergadering worden gehouden te Haar
lem, in het gebouw van de Ned. Protes
tantenbond, Jacobsstraat, aanvang 8 uur.
Als spreker zal optreden Ds. P. Ch. v. d.
Vliet, van Utrecht, met als onderwerp:
„De begrafenis van het talent."
I)e derde propagandavergadering vindt
plaats te Alkmaar, in de Geref. Kerk
aan de Oude Gracht op a.s. Vrijdag 22 Octo
ber. des avonds om 8 uur. De Bondsv
zittei Prof. Dr. K. D ij k, te Zwolle, .hoog
leeraar aan de Theol. School .te Kampen
zal de propaganda-rede uitspreken, getiteld:
„Op het doode punt?"
Allen, die belangstellen in het Gerei,
jeugdwerk worden opgewekt deze vergade
ringen te bezoeken. De toegang is vrij.
Program van Beginselen en het Huishoude
lijk Reglement was gewijzigd, kwam op de
tiende Partijdag 1929 een belangrijke wijzi
ging van de Statuten, het Huishoudelijk
Reglement en de Beginselverklaring tot
stand. Tevens werd op deze Partijdag een
Gemeenteprogram vastgesteld. Het Alge
meen Program van Beginselen werd in 1930
op de Partijdag te Malang opnieuw vastge
steld, waarbij eveneens belangrijke wijzigin
gen werden aangebracht. Tevens werd op dit
congres een Provinciaal- en Afdeelingsregle-
ment vastgesteld.
Hierboven hebben we reeds medegedeeld
„dat in het jaar na de oprichting der partij
de heer P. Bergmeijer alsmede de leden
van het Hoofdbestuur de heeren F. Laoh
en J. A. Soselisa door de Regeering tot
leden van de Volksraad werden benoemd.
In 1922 kwamen daar nog bij de C.S.P.-leden
Moelia, Valkenburg en Pontoh,
zoodat de Christelijk politieke beginselen
de Volksraad werden verdedigd door
leden der partij. 0>p 15 Mei van dat jaar
werd overgegaan tot oprichting van een
„Christelijk Ethische Volksraaosclub".
Momenteel hebben in de Volksraad zit
ting de C.S.P.-leden: Mr. 'C. C. van Hels
dingen, als gekozen lid, G. J. v. Lonkhuyzen
die door de eRgeering werd benoemd mede
als vertegenwoordiger van de werknemers
organisatie R. M. Notosoetarso en Dr. G.
Moelia, resp. benoemd als vertegenwoordi
gers van de Chr -Javanen en de Chr.-Ba
taks. Verder de heer eRhatta,. gekozen als
vertegenwoordiger van de Ambonnezen.
Met velerlei moeilijkheden heeft de C.
I'. iii de jaren van haar bestaan te kam
pen gehad. Moeilijkheden in haar optreden
naar buiten, maar vooral ook moeilijkhe
den in verband met haar organisatie. De
grootste teleurstelling voor allen, die hun
tijd en arbeidskracht in dienst der partij
hebben gesteld, is echter wel geweest en
is dat nog steeds, dat slechts een klein ge
deelte van de Christenen hier te lande hun
taak t.a.v. het staatkundig leven heeft
staan. Wij bedoelen hier niet in de eerst*»
plaats de Christen-Inlanders en de Chris
tenen onder de Indi-Europeesche groep.
Het was van de aanvang af duidelijk dat
onder deze groep slechts langzaamaan het
besef zou kunnen doordringen, dat ook
op staatkudig terrein de Christen een taak
heeft.
Maar de C.S.P. heeft een belangrijk voor
deel boven vele andere politieke partijen.
Zij is niet ontstaan uit een reactie tegen
een eenzijdig gericht Regeeringsbeleid.
Haar ontstaan wortelt in de drang om ook
op staatkundig terrein te getuigen van de
beginselen, die God in Zijn Woord heeft
geopenbaard. Maar dit legt tevens een zwa
re verantwoordelijkheid op de schouders
van allen, die Jezus Christus als hun Za
ligmaker hebben aangenomen.
Het Dagelijksch Bestuur van de Christelijk Staatkundige Partij in Nederl. Indië, die
heden vóór 20 jaar werd opgericht. Het bestuur is als volgt samengesteld: Mr C. C.
van Helsdingen, voorz.) Mr M. de Vries, secr.; P. Gilde, penn.; Dr Ir E. de Vries, L.
A. Kouwenhoven, Th. J. Ouborg, Ch. J. Ruiter, 1. van Weeren, R. M. Notosoetarso.
ROFFELRIJMEN
SOLDAAT EN BOTER
Een lezer, die in boter doet.
Hoopt dat ik eens wil praten
Over de boter-van-de-koe
En 't contingent soldaten.
Het is hem, dat is duidelijk,
Niet om de vraag begonnen:
Wat heeft de Hollander het liefst,
Meer boter of kanonnen
Neen, hij beziet de zaak alzoo:
Het contingent wordt grooter.
De diensttijd wordt verdubbeld, dus
Geef den soldaten boter!
't Is dus wel boter tot den boom,
Nietwaar, met zijn motieven:
Hij wil gelijkelijk den boer
En den soldaat gerieven.
Hij meent: daar de Regeering toch
De boter in de hand heeft.
Kan zij ze geven, en goedkoop,
Den man die voor zijn land leeft,
Die voor ons aller boterham
En boter heeft te waken.
Dus récht heeft dat zijn boterham
Ook zal naar boter smaken
Ik durf hier wel, als oud-soldaat.
Een stafje voor te breken.
Maar vrees de margarinetoorn
Daarmede te ontsteken.
Toch waag ik zonder aarzelen
Mijn meening te poneeren:
Wie graag kanonnen lus' moet niet
Van ónze boter smeren.
Veel liever dan aan 't buitenland,
Met zijn explosieplannen,
Gun ik de bot er-van-de-kot
Aan onze jonge mannen.
(Nadruk verboden) LEO LENS
JEUGDLEIDERSCONFERENTIE
VAN HET C.N.V.
Aantal jongeren toegenomen
met 44 pet.
Nog groote propaganda-
mogelijkheden
Van de zijde van het CN.V. ontvingen
wij nog een uitvoerig verslag van de Jeug-d-
leidersconferentie, welke vorige week op
Woudschoten te Zeist werd gehou
den en waarvan een verslag der gehouden
referaten reeds in ons blad werd opgenomen.
We volstaan daarom thans nog met en
kele mededeelingen over het verloop van de
Conferentie.
Zij werd Vrijdagsavonds geopend door
den Voorzitter van de Commissie voor
Jeugdwerk en vakop'eiding, den heer .L
Schipper. In zijn openingswoord wees
deze er met blijdschap op, dat het deelne
mersaantal dezer conferenties stijgende is.
Dit is ook het geval met het aantal jongeren
bij het C N. V.
Van het aantal leden, dat in de periode
van 1 October 1936 tot 1 Juni 1937 toe
trad, waren er 24 pet. beneden de 21 jaar
en 20 pet. tussohen de 21 en 25 jaar. Een
toename dus van 44 pet. jongeren.
Dit kan voor het jeugdwerk van be-
teekenis zijn.
Hetzelfde geldt voor het contact met de
algemeen Christelijke jeugdorganisaties, een
contact, dat beter wordt. Op 1 en 2 October
j.l. is er van de Protestantsch-orthodoxe
jeugdorganisaties een .conferentie gehouden.
Deze conferentie had een beter begrijpen en
waardeer en tengevolge.
Nu we aan den vooravond van de Novem-
ber-popaganda staan, aldus spr., mag er
wel even op worden gewezen, dat de Prot.-
orthodoxe jeugdorganisaties een 220.000 le
den omvatten.
De terreinen om propaganda te maken
zijn bij ons nog vele. Denk slechts aan de
honderden ongeorganiseerden uit de werk
kampen der Centrale voor Werkloozenzorg.
Sinds de vorige conferentie zijn wij met
het vraagstuk der scho ing verder gekomen.
Schetsen over sociale onderwerpen zijn ver
meerderd, over algemeene ontwikkeling de
eerste verschenen, en een schrijver voor het
begin der vaktechnische onderwerpen ge
vonden.
Met deze drie onderwerpen is de ring van
de werkzaamheden in het jeugdrapport 1929
Enkele bij wijze van proef gehouden cem
trale jeugdavonden in Amsterdam, Rotter
dam en Utrecht zijn geslaagd. Ook voor an
dere plaatsen overweegt de C-A.J.V. hier de
mogelijkheden.
Spr. eindigde met de hoop uit te spreken
dat de Conferentie mag slagen, opdat het
jeugdwerk verder worde versterkt
Na dit openingswoord refereerde de heer
van Baren over „De jongere generatie
en de toekomst der vakbeweging", 's Zater
dags volgden de beide referaten van de
heeren J. Schipper (Contact in en om
de jeugdclubs) en Boone (Ontspanning in
en om de jeugdclubs). Op beide referaten
vogde een levendige gedaehtenwisselinc
's Zaterdagsmiddags werd de Conferentie
om half vier door den voorzitter gesloten,
nadat gelezen was Joh. 5 32—38.