De wijziging van de Crisisinvöerwet Partijleven in Indië PONDERDAG 21 OCTOBER 1937 TWEEDE BLAD PAG. 5 Gaal in autarkische richting De handel voelt zich bedreigd Regeering van ambtenaren te duchten Het Parlement practisch uitgeschakeld IN 1931 kwam de Crisisinvöerwet tot stand ter beteugeling van overmati gen invoer. Het buitenland overstroom de in die dagen onze markt met goed- koope producten, zulks tot schade van ons eigen bedrijfsleven en de beschik bare werkgelegenheid. En toen boven dien de invloed van de muhtdeprecia- tie in verschillende landen zich deed gelden, was Nederland wel verplicht om zij het allerminst te vroeg af- weermaatregelen te nemen. Tegen de bemoeilijking van onzen goederenuitvoer is in 1933 getracht door een wijziging van de Crisisinvöerwet verweer te bieden. De invoerquota wer- voor de verschillende landen gesplitst 'in een zg. autonoom en verdragscontin gent. De economische opleving van 1936 deed intusschen een aantal contingenteeringen verdwijnen. Dat ging in de door velen be geerde richting van slaking der banden van het bedrijfsleven. Bepaald was, dat de Crisisinvöerwet zou vervallen met ingang van 1 Jan. 1938. Dat dit niet gebeuren zou stond in de nog steeds bestaande ongewensch- te en onzekere verhoudingen op han delspolitiek gebied wel vast. Wetswij ziging was dus te wachten. Zij werd 29 April j.L ingediend. In het belang van de bescherming van het Neder landsche bedrijfsleven door het behoud van onderhandelingsobjecten van handelspoli- tieken aard. werd voorgesteld den geldig heidsduur van de Crisisinvöerwet met drie jaar t.e verlengen. Maar dat niet alleen. De gelegenheid is tevens aangegrepen om de handelspolitieke bevoegdheden der Re geering te verruimen in den zin zooals deze reeds ter beschikking staan van Re geeringen elders. Daardoor komen we nog niet op het pad der retorsie, van den han delsoorlog, maar wel krijgt de Regeering meer objecten in handen, welke geschikt zijn om bij normale commercieele onder handelingen aan de wederpartij te kunnen worden aangeboden in ruil voor behoud of uitbreiding van onze eigen export-moge lijkheden. Ter bereiking van dit doel wordt voor gesteld de considerans van de wet te verruimen. Het begrip „overmatig heid van invoer" zal daaruit wor den verwijderd; ook zal niet meer wor den verwezen naar de „buitenge wone en abnormale" omstandig- heden. Contingenteeringen zullen daarvan onafhankelijk zijn. Het ware juister geweest de naam c r i s i s-invoerwet nu maar te schrap pen, doch hoe het zij, de verandering beteekent, dat voortaan alle moge lijke goederen zullen kunnen wor den gecontingenteerd, onverschillig of zij al of niet in eigen land voortgebracht worden. Dat op deze wijze voor den handel groote onzekerheden kunnen ontstaan, springt in 't oog. Niemand zal ooit weten waar hij aan toe is. Elk oogienblik kan de Regeering van gedragslijn veranderen. Op deze wijze ont valt aan beleidvol internationaal handels verkeer de onmisbare basis der zekerheid. Wat aan wijzigingen door de Regee ring wordt voorgesteld heeft de strek king, dat de bevoegdheden van het uit voerend gezag (Regeering, minister en dus ambtenaren) grooter worden en die van de wetgevende instanties worden beperkt bij alle contingenteeringsmaat- regelen en wat daaraan verwant is. Het was te verwachten, dat tegen deze voorstellen bij den handel, al thans bij een groot deel ervan, verzet zou ontstaan. Dezulken zien in de voorgestelde wij zi jgingen een poging om de Crisisinvöerwet jyan verdediging- tot aanvalswapen te mar ken in den handelspolitieken strijd. Ge vreesd wordt voor beperking van invoer van grondstoffen, hulpmiddelen voor de in dustrie en levensbehoeften. Op deze wijze, Deze bezwaren waren reeds verno men eer we ze deze week, vermeer derd met andere, hoorden herhalen in een samenspreking met het tot stand gekomen: Comité van verweer uit den handel inzake de wijziging der Crisisinvöerwet (C.V.H.)< Dit comité is gevormd uit 23 organisaties welke bij den handel van ingevoerde arti kelen betrokken zijn. Ook de grootwinkel bedrijven zijn bij deze actie aangesloten. Het zijn honderden bedrijven, met tien duizenden daarin werkzame personen en een omzet die vele tientallen milioenen be draagt. De voorzitter der conferentie, de heer H. G. H e y. voorzitter van de Federatie van Textiel-Grossiersbonden, wees er op, dat industrieel belang en landsbelang niet sa menvallen. Ook de handel heeft zijn recht matige belangen, waarover de volksverte genwoordiging mede heeft te waken. Wil zij dat doen, dan" moeten aan den minister van Economische Zaken nooit de vrijwel blanco-volmachten worden gegeven welke hij begeert De deelnemers aan de actie zijn van onderscheiden politieke gezindheid en velen van hen hebben hun steun gege ven aan de partijen, waarop het huidig Kabinet steunt. Maar allen zijn één in deze overtuiging: een ordening als is voorgesteld willen we niet, we wenschen niet te worden vastgebonden aan een of andere ambtelijke instantie. Onbegrensde departementale macht Want men beseffe goed, waartoe de Mi nister in staat gesteld wordt. Met zijn nieu we bevoegdheden verkrijgt hij de mogelijk heid tot: t. het vaststellen van contingenten voor alle landen tezamen; 2. voor elk land afzonderlijk, en 3. voor bepaalde landen met een geza menlijk contingent voor de andere landen. In het laatste geva] kan men dan nog pro- beeren om met bepaalde landen uit deze laatste groep afzonderlijk te marchandee ren; 4 in elke contingenteeringsgroep den in voer van bepaalde artikelen sterker te be perken dan van andere artikelen uit de zelfde groep; 5. bepaalde importeurs of bepaalde groe pen van importeurs meer of minder te ge ven dan anderen, of zelfs geheel uit te sluiten: 6. aan den invoer van bepaalde artikelen voorwaarden te verbinden. Als zoodanig zijn te noemen bijv. prijsregelingen, of de voorwaarde, dat men bijv. zekere hoeveel heden uit eigen land of uit een of meer na der aan te wijzen landen betrokken moet hebben, alvorens een vergunning tot invoer uit een gewenscht land gegeven wordt. Zoo worden alle bedrijven onder departementale voogdij gebracht. D.w.z. een ambtenaar zal alle particuliere han delsbetrekkingen, zoowel met het buiten land als in het binnenland bepalen. Deze staatsvoogdij is onduldbaar en noodlottig. Er is geen reden om af te wijken van de door de Regeering bij de op 28 Mei 1937 ge sloten „Overeenkomst tot Ontwikkeling van het Handelsverkeer" (der z.g. Oslo-Staten) uitgesproken, overtuiging, dat: „ter verrui ming van de economische betrekkingen in het algemeen", geleidelijk moet worden over gegaan tot: „het verminderen de handelsbelem meringen en het afschaffen van de bui tengewone verdedigingsmiddelen, die door de verschillende Staten zijn geno men om zien te beschermen tegen de crisis". Integendeel, dit streven, waarmede onvoor waardelijk kan worden ingestemd, dient niet slechts te worden behouden, doch in de ge wijzigde Crisisinvöerwet uitdrukkelijk tot uiting te komen. Voorts acht het Comité het geboden, dat de zeer ingrij pende bevoegdheden des Ministers in de uitvoering der contingentee- ring, waartegenover geen afdoen de waarborg staat, in elk geval uit het wetsontwerp verdwijne. In plaats daarvan dienen waarborgen in het wetsontwerp te worden opgenomen, die de aanspraken van den geheelen handel op de te verdeelen contingenten en de objec tieve maatstaf voor deze verdeeling vast leggen. Naar aanleiding van een ter zake gestelde vraag werd in dit verband nog uitvoerig ge sproken over uitbreiding van de commissie van advies. Heel duidelijk kwam daarbij uit, dat men op zich zelf daartegen geen bezwaar zou hebben, indien niet de langjarige ervaring was opgedaan, dat het departement zich nóch van het hooren der belanghebbenden, nóch van de adviezen der bestaande com missie iets aantrekt. Men pleegt daar de raadgevingen der deskundigen terzijde te si-ellen en eigen abstracte theoretische in zichten te volgen. We zeggen het nu maar eens precies waar op het eigenlijk neerkomt Het is ons ook bekend, dat niet weinigen der betrokkenen zich maar neerleggen bij de departementale beslissingen, uit vrees, dat bij verzet" hun quota in de contingenten in gevaar komen. Menschen zijn maar menschen, ook in dit geval Wat de handel wenscht Samenvattende mogen we zeggen, dat het verzet tegen de aan den minister van Eco nomische Zaken te verstrekken blanco volmachten een economische macht, die in handen van menschen onverantwoor delijk groot is en bijna doet denken aan wat ons aan het slot van Openbaring 13 om trent de heerschappij van het' beest, dat in vers 11 wordt geïntroduceerd, wordt mede gedeeld zich omzet in de volgende wen schen; 1. de handel moet tijdige zekerheid hebben ten,aanzien van invoermogelijkheden; 2. de beschikbare contingenten moeten op de juiste wijze, naar objectieve normen, worden verdeeld; 3. de handel dient te worden ingeschakeld bij de besprekingen, welke aan onderhan delingen met het buitenland vooraf gaan; 4. de Regeering moet zich buiten prijsre- gelende kwesties houden en deze niet als voorwaarde stellen voor eenigen import; 5. goederen, die hier te lande niet worden gefabriceerd moeten niet worden gecon tingenteerd; 8. voorkomen moet, dat door de blanco vol machten aan den handel alle zekerheid van levering wordt ontnomen en het ge ven van orders tot een speculatie wordt gemaakt. De considerans Een redelijke regeling zou kunnen worden verkregen, indien de inhoud van de wet in overeenstemming zou worden gebracht met een considerans, die niet tot een vechtappa- raat leidt, zooals thans is voorgesteld, maar uitspreekt, dat de wet moet dienen om een toe stand te bevorderen, dat geleidelijk zoo mogelijk in den vorm van weder- keerigheid de handelsbelemmerin gen worden opgeruimd, doch dat. zoo lang die toestand nog niet verkregen is, de bevoegdheid om overmatigen invoer van bepaalde goederen uit het buitenland tijdelijk te beperken, nog niet kan worden gemist. We hebben hiermede den gedachtengang van het „Comité van Verweer" weergegeven. Het zal tot verheuging van de voorstan ders dezer actie stemmen, dat in het sedert verschenen Verslag van de Commissie van Overleg uit de Tweede Kamer van verschil lende zijden zeer ernstige bezwaren zijn uit gebracht tegen het wetsontwerp. Zij, die in 1935 onoverkomelijke bezwaren hadden tegen de vele machtigingen in het Bezuinigingsontwem zullen èt fortiori zich principieel en ten sterkste moeten verzetten tegen maatregelen, die bijna tot de middel eeuwen terugvoeren Karei de Groote schreef de stof voor voor de kleeding van zijn om geving. Straks zal een ambtenaar decretee- ren hoe de vrije Nederlandsche burger ge kleed zal zijn en wat hij er voor te betalen heeft. Als dit „ordening" heet, is het een der afschuwelijkste zaken, waarmee men ons volks- en bedrijfsleven zou kunnen bezwa- In Jeruzalem zijn op verschillende plaatsen wachtposten der Engelsche politie opgesteld om onmiddellijk eventueele ongeregeldheden den kop in te drukken. De Christelijk Staat kundige Partij Een stukje geschiedenis TOT 1 Sept. 1919 gold In Ned.-Indië het verbod van politieke vereeni- gingen: de Regeering wist wel wat goed was voor de bevolking. Op ge noemde datum werd dit verbod echter opgeheven en konden politieke organi saties rechtspersoonlijkheid verkrijgen. Dit wil echter niet zeggen, dat er vóór die tijd niets gedaan was op het terrein der Christelijke politeik. Er was reeds heel wat gebeurd en de grond was bearbeid. Die voorgeschiedenis wordt uitvoerig beschreven in het arti kel „De Christelijk Ethische Partij" van de hand van den len Partijvoorzitter, den heer P. B e r g m e ij e r, opgeno men in Anti-Revolutionaire Staatkunde, alsmede in de herdenkingsrede bij het 10-jarig bestaan der partij gehouden door den 2en Partijvoorzitter, den heer Mr. C. C. va n Hels din gen. En een algeheel overzicht wordt ons thans aangeboden door den tegenwoor- digen secretaris <jer Chr. Staatkundige Partij in Indië, Mr. M. de Vries, aan wiens uitvoerig verslag we enkele dingen ontleenen. Direct valt op, dat deze partij mede uit tegenstand is geboren. Toen de bevolking van Batavia in 1908 voor het eerst gemeen teraadsleden mocht kiezen werden de heeren Kal en Macht, bekwame en ijverige maar Chritselijke leden in 1915 door de Regeering benoemd, door de Vrijz. dom. partij gepasseerd omdat zij b.v. meermalen hadden gepleit voor Zon- Naar aanleiding van dit feit richtten de geestverwanten vn de gepasseerde leden een verkiezingscomité op, waarin de hee ren Ds. J. Rooker, P. Bergmeijer en I. W. de Groote zitting namen. Met behulp van het toen ter tijde bestaande Christelijk weekblad „De Getuigewerd een krachtige propaganda gevoerd. Het gevolg was dat de z.g. Willemkerkers de verkiezings strijd wonnen en de heeren Kal en Macht alsmede eenige andere candidaten van het Comité werden gekozen. Het duurde echter tot 1916 toen de Volksraad was ingesteld voor de tijd rijp was voor de stichting van een politieke organisatie. 2 Maart 1917 werd te Weltevreden een vergadering gehouden van een dertigtal personen, waar de vraag werd besproken of het gewenscht zou zijn tot oprichting van een Christelijke partij over te gaan. De overgroote meerderheid der aanwezigen beantwoordde deze vraag bevestigend en ging accoord met de inhoud van een con cept-program, dat te voren door een voor loopie comité, bestaande uit de heeren V. J. van Marie, P. Bergmeijer, M. Middel- berg en Mr. C. C. van Helsdingen aan de aanwezigen was toegezonden. Een partij gesticht Na verdere voorbereiding ontstond op 25 September 1917 de Christelijke Ethische Partij, welke naam in 1929 op de tiende Partijdag te Bandoeng zonder hoofdelijke stemming vf?rd gewijzigd in Christelijk Staatkundige Partij. Het hoofdbestuur werd als volgt samengesteld: P. Berg meijer, voorzitter, Ds. W. F. Breijer, onder voorzitter V. J. van Marle, Secretaris Penningmeester, D. Willemse, P. L. de Gaaij Fortman, 19. Crommelin, M. Middelberg, T. Ottolander, D. Huinink, F. Laoh, J. A. Soselisa en Mas Poertjaja Gadroen. In het volgende jaar kon de partij reeds direct actief aan de landspolitiek deelne men. aangezien de RegeerLng den Voorzit ter, den heer Bergmeijer, alsmede 2 leden van het Hoofdbestuür de heeren F. Laoh en J. A. Soselisa, resp. als vertegenwoordi gers van de Menadoneeeche en Ambon- neesche bevolking tot leden van de Volks raad benoemde. Tallooze moeilijkheden moesten natuur lijk overwonnen worden, maar de partijda gen getuigden van opgewekt leven De C.P.S. deed zich reeds van de aan vang af kennen als een partij, die zich ernstig wensebte bezig te houden met de brandende vraagstukken op staatkundig en maatschappelijk terrein en in de twintig jaren van haar bestaan is zij van dit doel nie-t afgeweken. Daarvan getuigen de Han delingen van de vijftien Partijdagen, die zij sedert haar oprichting heeft georganiseerd! Op de dertien Partijdagen kwamen steeds belangrijke onderwerpen aan de orde, meestal naar aanleiding van tevoren in de Beschrijvingsbrieven gepubliceerde Daarnaast kwamen verschillende vraagstukken aan de orde, zonder dat hierover praeadviezen waren uitge bracht. We noemen hier b.v. de kwestie der lijkverbranding, ten aanzien waar van op den Partijdag 1927 werd beslist, dat in dit opzicht aan andersdenken den de vrijheid moet worden gelaten om hun dooden te verzorgen op de wijze, zooals zij dat wenschen. Verder werd bij mefer dan één gelegenheid aangedrongen op bevordering van de Zon dagsrust, over welke zaak de heer Van Ixmkhuyzen b.v. op de Partijdag 1927 zijn inzichten verdedigde, inzichten, waarmede de Partijdag zich accoord verklaarde. Samenwerking met Inlanders Voorts was van de aanvang af de kwes tie van de samenwerking met de Christen- Inlanders een der meest brandende vraag stukken, dat op bijna iedere Partijdag op nieuw aan de orde werd gesteld tot einde lijk in 1930 op de Partijdag te Malang een voorloopig werkprogram werd aanvaard. Na veel zoeken werden toen een zevental conclusies van het dagelijksch bestuur aan vaard, die in hoofdzaak hierop neerkomen, dat le. de nationale stroomingen van de verschillende volksgroepen in eigen Chris telijke Inlandsche Nationale Organisaties tot uiting behooren te komen; 2e. de C.S.P. niettemin haar algemeen karakter hand haaft, zoodat daarin plaats is voor Chris tenen van allerlei landaard; 3e. gestreefd moet worden naar een federatief verband met de Chr.-Inl. politieke organisaties; 4e. voor zoover de oprichting van eigen natio nale organisaties niet of nog niet mogelijk is, de totstandkoming van niet-Hollandsch sprekende afdeelingen wordt bevorderd; 5e. zoo mogelijk nationale afdeelingen opge richt worden in belangrijke Christelijke centra, gelegen buiten dd ressorten der Hollandsche afdeelingen, wanneer daar de vorming van eigen nationale organisaties niet of nog niet mogelijk is. Samenwerking met het moederland Een aangelegenheid van organisatorische aard, die verder de aandacht vroeg, was de vraag van het contact met de Anti-Revolu- I ionaire partij en de Christelijk-Historische Unie. Ook deze zaak kwam herhaaldelijk aan de orde. Van het contact kwam echter in de practijk weinig terecht. Telkens weer wordt getracht hierin verbetering te bren gen. De goedbedoelde pogingen hadden ech ter weinig resultaat. Het is dan ook ver makelijk in het jaarverslag 1922—1923 te lezen, dat in een deel van de Indische dag blad-pers de C.S.P. vereenzelvigd werd met de Anti-Revolutionaire Partij en zelfs de bewering werd geuit, dat Minister Colijn ook de volstrekte zeggenschap had over onze partij zoodat de heer Bergmeijer in den Volks raad eenvoudig slaafs de aanwijzingen van den heer Colijn had te volgen met opzij zetting van alle gewetensbezwaren. Liep het schriftelijk contact vrijwel op niets uit, met vreugde kan daarentegen worden gecopsateerd, dat eenige malen een persoonlijk contact werd verkregen, waar aan groote waarde kan worden toegekend. We noemen in dit verband het buiten- landsch verlof van den partij-voorzitter in 1929, die tijdens zijn verblijf in Nederland belangrijke besprekingen voerde met voor aanstaande personen van beide partijen en de reizen van de Tweede Kamerleden dr. C. W. Th. v. Boetzelaer van Dubbeldam, ds. C. van der Zaal en Minister J. J. C. van Dijk naar Indië. die allen tijdens hun ver blijf hier te lande blijk gaven een nauw contact met de C.S.P. op prijs te stellen. De Banier als orgaan Men durfde de oprichtingvan een eigen orgaan niet aan en in verband daarmede werd de beschikking verkregen over eenige kolommen van het Algemeen Christ. Week blad „De Banier", welke kolommen door de Directie van dit biad kosteloos werden af gestaan. Toch was men er hier niet mee. Telkens werd weer de klacht vernomen, lat slechts een gering deel der C.S.P.-leden abonné was van ,De Banier". Endelijk in 1931 werd besloten tot de uitgifte van een eigen periodiek, de „Mededeelingen", en wordt het contact met „De Banier" verbroken. Deze toe stand duurde echter slechts tot 1934. Op de Partijdag te Djocja werd n.l. de band met „De Banier" weer hersteld met behoud van de „Mededeelingen". De Ned. Ind. Chr. Persorganisatie stelde weer eenige kolommen tegen betaling voor de partij beschikbaar, welke ko lommen periodiek opnieuw in de „Me dedeelingen" zouden worden afgedrukt. Op deze wijze werden de belangen van „De Banier" en de C.S P. gecombi neerd. Andere aangelegenheden Ned. Bond van J.V. op G.G. Afd. Noord-Holland A.s. Donderdagavond zal vanwege boven genoemde afdeel ing de tweede propaganda- vergadering worden gehouden te Haar lem, in het gebouw van de Ned. Protes tantenbond, Jacobsstraat, aanvang 8 uur. Als spreker zal optreden Ds. P. Ch. v. d. Vliet, van Utrecht, met als onderwerp: „De begrafenis van het talent." I)e derde propagandavergadering vindt plaats te Alkmaar, in de Geref. Kerk aan de Oude Gracht op a.s. Vrijdag 22 Octo ber. des avonds om 8 uur. De Bondsv zittei Prof. Dr. K. D ij k, te Zwolle, .hoog leeraar aan de Theol. School .te Kampen zal de propaganda-rede uitspreken, getiteld: „Op het doode punt?" Allen, die belangstellen in het Gerei, jeugdwerk worden opgewekt deze vergade ringen te bezoeken. De toegang is vrij. Program van Beginselen en het Huishoude lijk Reglement was gewijzigd, kwam op de tiende Partijdag 1929 een belangrijke wijzi ging van de Statuten, het Huishoudelijk Reglement en de Beginselverklaring tot stand. Tevens werd op deze Partijdag een Gemeenteprogram vastgesteld. Het Alge meen Program van Beginselen werd in 1930 op de Partijdag te Malang opnieuw vastge steld, waarbij eveneens belangrijke wijzigin gen werden aangebracht. Tevens werd op dit congres een Provinciaal- en Afdeelingsregle- ment vastgesteld. Hierboven hebben we reeds medegedeeld „dat in het jaar na de oprichting der partij de heer P. Bergmeijer alsmede de leden van het Hoofdbestuur de heeren F. Laoh en J. A. Soselisa door de Regeering tot leden van de Volksraad werden benoemd. In 1922 kwamen daar nog bij de C.S.P.-leden Moelia, Valkenburg en Pontoh, zoodat de Christelijk politieke beginselen de Volksraad werden verdedigd door leden der partij. 0>p 15 Mei van dat jaar werd overgegaan tot oprichting van een „Christelijk Ethische Volksraaosclub". Momenteel hebben in de Volksraad zit ting de C.S.P.-leden: Mr. 'C. C. van Hels dingen, als gekozen lid, G. J. v. Lonkhuyzen die door de eRgeering werd benoemd mede als vertegenwoordiger van de werknemers organisatie R. M. Notosoetarso en Dr. G. Moelia, resp. benoemd als vertegenwoordi gers van de Chr -Javanen en de Chr.-Ba taks. Verder de heer eRhatta,. gekozen als vertegenwoordiger van de Ambonnezen. Met velerlei moeilijkheden heeft de C. I'. iii de jaren van haar bestaan te kam pen gehad. Moeilijkheden in haar optreden naar buiten, maar vooral ook moeilijkhe den in verband met haar organisatie. De grootste teleurstelling voor allen, die hun tijd en arbeidskracht in dienst der partij hebben gesteld, is echter wel geweest en is dat nog steeds, dat slechts een klein ge deelte van de Christenen hier te lande hun taak t.a.v. het staatkundig leven heeft staan. Wij bedoelen hier niet in de eerst*» plaats de Christen-Inlanders en de Chris tenen onder de Indi-Europeesche groep. Het was van de aanvang af duidelijk dat onder deze groep slechts langzaamaan het besef zou kunnen doordringen, dat ook op staatkudig terrein de Christen een taak heeft. Maar de C.S.P. heeft een belangrijk voor deel boven vele andere politieke partijen. Zij is niet ontstaan uit een reactie tegen een eenzijdig gericht Regeeringsbeleid. Haar ontstaan wortelt in de drang om ook op staatkundig terrein te getuigen van de beginselen, die God in Zijn Woord heeft geopenbaard. Maar dit legt tevens een zwa re verantwoordelijkheid op de schouders van allen, die Jezus Christus als hun Za ligmaker hebben aangenomen. Het Dagelijksch Bestuur van de Christelijk Staatkundige Partij in Nederl. Indië, die heden vóór 20 jaar werd opgericht. Het bestuur is als volgt samengesteld: Mr C. C. van Helsdingen, voorz.) Mr M. de Vries, secr.; P. Gilde, penn.; Dr Ir E. de Vries, L. A. Kouwenhoven, Th. J. Ouborg, Ch. J. Ruiter, 1. van Weeren, R. M. Notosoetarso. ROFFELRIJMEN SOLDAAT EN BOTER Een lezer, die in boter doet. Hoopt dat ik eens wil praten Over de boter-van-de-koe En 't contingent soldaten. Het is hem, dat is duidelijk, Niet om de vraag begonnen: Wat heeft de Hollander het liefst, Meer boter of kanonnen Neen, hij beziet de zaak alzoo: Het contingent wordt grooter. De diensttijd wordt verdubbeld, dus Geef den soldaten boter! 't Is dus wel boter tot den boom, Nietwaar, met zijn motieven: Hij wil gelijkelijk den boer En den soldaat gerieven. Hij meent: daar de Regeering toch De boter in de hand heeft. Kan zij ze geven, en goedkoop, Den man die voor zijn land leeft, Die voor ons aller boterham En boter heeft te waken. Dus récht heeft dat zijn boterham Ook zal naar boter smaken Ik durf hier wel, als oud-soldaat. Een stafje voor te breken. Maar vrees de margarinetoorn Daarmede te ontsteken. Toch waag ik zonder aarzelen Mijn meening te poneeren: Wie graag kanonnen lus' moet niet Van ónze boter smeren. Veel liever dan aan 't buitenland, Met zijn explosieplannen, Gun ik de bot er-van-de-kot Aan onze jonge mannen. (Nadruk verboden) LEO LENS JEUGDLEIDERSCONFERENTIE VAN HET C.N.V. Aantal jongeren toegenomen met 44 pet. Nog groote propaganda- mogelijkheden Van de zijde van het CN.V. ontvingen wij nog een uitvoerig verslag van de Jeug-d- leidersconferentie, welke vorige week op Woudschoten te Zeist werd gehou den en waarvan een verslag der gehouden referaten reeds in ons blad werd opgenomen. We volstaan daarom thans nog met en kele mededeelingen over het verloop van de Conferentie. Zij werd Vrijdagsavonds geopend door den Voorzitter van de Commissie voor Jeugdwerk en vakop'eiding, den heer .L Schipper. In zijn openingswoord wees deze er met blijdschap op, dat het deelne mersaantal dezer conferenties stijgende is. Dit is ook het geval met het aantal jongeren bij het C N. V. Van het aantal leden, dat in de periode van 1 October 1936 tot 1 Juni 1937 toe trad, waren er 24 pet. beneden de 21 jaar en 20 pet. tussohen de 21 en 25 jaar. Een toename dus van 44 pet. jongeren. Dit kan voor het jeugdwerk van be- teekenis zijn. Hetzelfde geldt voor het contact met de algemeen Christelijke jeugdorganisaties, een contact, dat beter wordt. Op 1 en 2 October j.l. is er van de Protestantsch-orthodoxe jeugdorganisaties een .conferentie gehouden. Deze conferentie had een beter begrijpen en waardeer en tengevolge. Nu we aan den vooravond van de Novem- ber-popaganda staan, aldus spr., mag er wel even op worden gewezen, dat de Prot.- orthodoxe jeugdorganisaties een 220.000 le den omvatten. De terreinen om propaganda te maken zijn bij ons nog vele. Denk slechts aan de honderden ongeorganiseerden uit de werk kampen der Centrale voor Werkloozenzorg. Sinds de vorige conferentie zijn wij met het vraagstuk der scho ing verder gekomen. Schetsen over sociale onderwerpen zijn ver meerderd, over algemeene ontwikkeling de eerste verschenen, en een schrijver voor het begin der vaktechnische onderwerpen ge vonden. Met deze drie onderwerpen is de ring van de werkzaamheden in het jeugdrapport 1929 Enkele bij wijze van proef gehouden cem trale jeugdavonden in Amsterdam, Rotter dam en Utrecht zijn geslaagd. Ook voor an dere plaatsen overweegt de C-A.J.V. hier de mogelijkheden. Spr. eindigde met de hoop uit te spreken dat de Conferentie mag slagen, opdat het jeugdwerk verder worde versterkt Na dit openingswoord refereerde de heer van Baren over „De jongere generatie en de toekomst der vakbeweging", 's Zater dags volgden de beide referaten van de heeren J. Schipper (Contact in en om de jeugdclubs) en Boone (Ontspanning in en om de jeugdclubs). Op beide referaten vogde een levendige gedaehtenwisselinc 's Zaterdagsmiddags werd de Conferentie om half vier door den voorzitter gesloten, nadat gelezen was Joh. 5 32—38.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5