kinder! Lelie t»ku ttdiqe Ru bliek J.VOoms De veertig dagen van den Musa-Dagh door Fianz Werfel Dl. Ill: Ondergang- Redding-Ondergang*) De grote Armenische roman bereikt in dit derde deel wel zijn hoogtepunt. Veel meer dan in de beide eerste delen heerst hier een spanning, die ons geen ogenblik loslaat. Het wordt een tragedie zo groot en zo algemeen, dat we vol huivering de afloop duchten. De kleine Armenische keurbende van 700 800 man heeft zich onder bevel van Gabriel Bagra- dian zo heldhaftig geweerd, dat de Turken uiterst voorzichtig en langdurig een nieuw krijgsplan beramen, voor zij het opnieuw wagen hun prestige in de waagschaal te stellen. Maar zo ongelooflijk nijpend is de positie der vijfduizend, dat het uit stel van de strijd even dreigend is als het gevecht zelf. Honger en zwaard loeren op aller leven. Blijft een nieuwe aanval langer uit, dan betekent dit slechts, dat de honger op de voet gevolgd door besmettelijke ziekten er meer in grauwe vermagering zal wegslepen. Groter aandacht dan tie verdediging uit wanhoop begonnen, zonder idat de uitkomst kon worden over/;->n eist in de leidersraad het voedingsvraagstuk. Aan drie zijden van de Musa-Dagh loeren de Turken; aan één zijde sluit de Middellandse zee de rampzaligen fvan het leven af. In de uiterste nood worden nog Itwee pogingen tot verlossing ondernomen: Twee zwemmers uit vrijwilligers gekozen worden afgevaardigd naar een eiland in de Middellandse zee om te trachten een geallieerd oorlogsschip tot Ihulp te nopen. Ook wordt een jongen aangewezen lom door de Turkse bezetting heen naar Aleppo le gaan en daar den Amerikaansen consul om bijstand te smeken. Beide pogingen blijven zonder succes. Wel bereiken de boden hun bestemming, maar hulp blijft uit. De zwemmers keren teleur gesteld terug; geen enkel schip van een bevriende Hatie is in maanden door de eilandbewoners iwaargenomen. Wel kruisen Turkse oorlogsschepen rondom het eiland. Ook de Amerikaftise consul, juist op het eiland aanwezig, deelt mee dat hij aan het hem gedane verzoek niet kan voldoen. IBij het stijgen van de nood op de berg begint bovendien de eendracht ernstig gen-aar te lopen. (Gabriel Bagradinn wordt zwaar getroffen door Diet verlies van zijn enigen zoon Stophan, die bij leen nieuwe overmoedige tocht naar het dal ondernomen alleen uit afgunst op zijn mededinger fflaig, die voor de tocht naar Aleppo gekozen was kloor de Turken op afschuwelijke wijze omgebracht Gabriels vrouw, Juliette, is evenals vele anderen kloor de vlektyphus aangetast. Dagen lang zweeft Zij tussen leven en dood. De krachtige hand, nodig orn het ongedisciplineerde volkje in de band |te houden, ontbreekt en allerlei misbruiken zijn klaarvan het gevolg. Achteloosheid der herders, .tot bewaking der kudden aangesteld, is oorzaak, [dat de Turken op een nachtelijke strooptocht zon- Ider enige moeite een groot deel van de vleesvoor- liaad roven. De steeds sterker dreigende verhon gering maakt velen onredelijk; naar alle kanten richt men zijn verwijten voor het gepleegde ver- jzuim. Ongure elementen, die niet in de Musa- Dagh-dorpen thuishoorden, maar alleen naar de berg gekomen zijn om de Turken uit handen te blijven en die slechts door de strengste tucht er onder gehouden kunnen worden, beginnen samen te spannen togen de leiding en beramen een plan tot beroving van de weerloze schare, om daarna zelf een goed heenkomen te zooken. Kortom op de veertigste dag na een periode ■van vier dagen volledig etensgebrek is de »oc- fitand zo veeg, dat zowel de leiders als de massa ,t alleen inzien dat bet einde daar is, maar dat Rij er ook naar verlangen: de honger heeft velen aan de grens van de waanzin gebracht. Gabriel beraamt nog een laatste vermetele nachtelijke J m.Pt ,fijn keurbende om nog eenmaal de mli'l hloof,lkwar''fr aan te tasten en Bo mogelijk enige hooggoplaatsten te treffen, maar «oor het verraad en de brandstichting eaamgdzworenen wordt deze verijdeld ■en bovendien ontstaat daardoor een totale -er- rrrrndCr.dC »*vo'Wn*. E" Juist dan dreigen ■de Turken met een nieuwe aanval, leder legt zich als het ware tot sterven neer, als in de vroege morgen een kanonschot van een kondj,gt°0rl0gS6ChiP de nadercIMlc verlossing aan- De Turken wijken; de Armeniërs van de Musa- Dagh worden gered. Do enigermate vreemde titel van dit derde deel Blaat op het lot van Gabriël Bagradian, de ziel ■van het hele plan van verweer. Zonder hem waren «le Armeniërs ovcnals hun stamgenoten eenvoudig uitgehongerd door do Turkse machthebbers, die *d° taktick toepasten hele dorpen onherbergzame Uitg. Do Pauw, Amsterdam, 1937, woestijnen in te drijven en daar van gebrek ta laten creperen. Gabriël is de held, die door ongelooflijke inspan ning en scherpzinnigheid de stoutste staaltjes van krijgsmanskunst ten toon spreidt. Hij is de klas sieke held als in een oude tragedie. Hij wint onze sympathie en toch gaat hij onder, niet door vol strekte verdorvenheid maar tengevolge van een misstap, een zwakheid. Te zeer had hij zich gewijd aan het lot der Armeniërs en te veel daardoor zajn vrouw Juliette verwaarloosd, die mede ten gevolge daarvan in een onaangenaam avontuur werd gestort, zoals we bij de bespreking van het twede deel zagen. Maar ook zijn eigen hart was niet zonder smet gebleven. De door de Turken verminkte Iskuhi had zijn levensleed, veroorzaakt door Juliette's hooghartigheid, gezien en verstaan. Met grote zelfopoffering had ze gepoogd Gabriël tot steun te zijn en daarbij had ze zijn hart ge wonnen. Bij het herstel van Juliette uit haar dode lijke ziekte werd hij toen van twee zijden benauwd. De dood kwam voor hem als een welkome gast. Met het leven had hij volledig afgerekend. Als dan ook de redding koimt, is deze voor hem slechts een vermeerdering van de levensmociten, waar tegen ook zijn danig verzwakte zelfbohecrsching geen weerstand meer bieden kan. Hij aanschouwt de inscheping der zieken en zwakken van de Musa- Dagh van een heuveltop, maar wordt daarbij door een diepe slaap overmeesterd, waaruit hij pas ont waakt als de schepen reeds zee gekozen hebben. Alleen blij-ft hij op de Musa-Dagh achter, zoais hij vóór de vlucht daar was tot het uitwerken van zijn plan van verdediging. Zijn lijden duurt slechts één dag; reeds de volgende morgen doodt hem een Turkse kogel, als hij rust op de graf heuvel van zijn zoon. De grote Armenische roman is een boek van veel lijden en onmenschelijke wreedheid. Hij tekent een beeld van onzegbare kommer uit een recent verleden. Hij doet dit in een taal kies en 6ober, die nergens ook maar enige onreine sensatie tracht te wekken. Daarom hebben vertaler en uitgever een goed werk verricht met het toegan kelijk maken er van voor een groot pulbliek. Kame hij in veler handen. Dr J. KARSEMEYER, Een slechts Doorkerf een draad: uw parelsnoer Strooit al zijn rijkdom langs den vloer; Ontstem een snaar: uw harp moet zwijgen; Verwrik een steen: de boog verzet; Een stootje in de alarmtrompet En duizend zwarte zorgen stijgen! Een donk're wolk verbergt de zon; Een dwaasheid opent u een bron Van leed, dat zich geen hart verbeeldde; Een wensch verstoort de gansche rust, Een, eene erin'ring elke weelde; Een smet bederft geheel een kleed; Een wroeging werkt, wat niemand weet; Een oogenblik baart eeuw'ge smarte; Een spaak, gebroken, breekt het wiel; Een enkel denkbeeld doodt een ziel; Een enkel woord verscheurt een harte. Psalm 130 Naar de berijming van Totius In ,Die Huisgenoot", een prachtig uitgevoerd Zuid-Afrikaansch weekblad, dat te Kaapstad ver» schijnt, geeft Prof. Dr G. Dekker een uitvoerige beschouwing over Totius' Afrikaanscho Psalm* berijming. Daarin citeert hij ook PsaLm 130, „die pêrel in die Afrikaanse psalmboek": Uit dieptes, gans verlore, van redding ver vandaan, waar hoop 6e laaste spore in wanhoop my vergaan; uit diep van donker nagte roep ek, o Here, hoor, en laat my j&mmcrklagte Tog opklim in U oor. 'As U, o Heer, die sonde na rog wou gadeslaan, wie sou een enk'le stonde voor U, o Heer, bestaan? Maar nee, daar is vergewing altijd bij U gewees; daarom word U met bcwing reg kinderlik govrees. Soos een wat op die mure as wagter uitgestel, gedurigdeur die ure met sy gedachte tel só wag my si el, en sterker gedurig op die Heer, tot Hy, die Ligbewerker, die nag in daagraad keer. Hoop, Isr'cl, in jou klagte; vertrou, o volk, wat treur; sy guns verduur die nagte, sy heil breek eind'lik deur. Dan ekyn 'n soete vrede: gaas Israel word vry van ongeregtighede. Heer, doen ook so aan my! De recensent wijst er op, dat het wezen en hel wonder van d« H. Schrift en van 't geloof nergens duidelijker tot openbaring komt dan ln het boek der Psalmen en de schoonste vertolking vindt in Psalm 130, „die psalm wat deur die eeue heen die troospsalm was in dae van verdrukking en ver» volging en in sy Nederlandse beryming, „Uit diep-i ton van ellenden", deur ons voorouers aangehef is in die ure van benoudihcid." Over de berijming van den hierboven afgedrukten' Psalm zegt Prof. Dekker. „Let op die donkcr-warme toon van die eerste strofe, die steeds met feller aksent stygende angsgcroep daarin. Dan die diep besef van sonde en kleinheid wat uitgroei tot versokerdheid in dio tweede strofe, die gespanne verwagting in die derde strofe en ten slotte die blyc hoop van die laaste strofe wat eindig met 'n jubelsang, om uit te mond in die slotreël, dio kinderlike ootmoed van die bede: „Heer, doen ook so aan myl" bijna sprakeloos van ontroering oor die heilswonder wat hy uitgebeeld het, simeek die digter dat ook hij dit mag deelagtig word. „Heer, doen ook so aan myl" hier het ons die sleutel tot Totius se hele psalmberyming, wat 'n geloofs daad is." i Uw belangstelling waard De eenzaamste stad der wereld De eenzaamste stad der wereld ligt in het Westen van den staat Nevada in Amerika. De marine der Vereenigdo Staten stond eenige jaren geleden voor de vraag, waar de munitie en kruit- voorraden voor de vloot zouden kunnen worden opgeslagen. Geen enkele stad had lust deze ge vaarlijke bergplaatsen in haar buurt te krijgen. Zoo kwam men op de gedachte een kleine stad te bouwen midden in dc woestijn van Nevada, 150 mijlen verwijderd van elke mensohelijke wo ning. Een bijzondere spoorweg werd naar het stadje aangelegd. De stad is thans voltooid en draagt den naam van Hawthorne. Onbevoegden worden er niet toegelaten. Groote koepels van staal en beton rijzen uit de aarde op als een kroon boven de onderaardsche munitickamers. Tusschcn elke bergplaats in liggen weer groote ruimten, opdat in geval van een ontploffing niet de go- heele voorraad vernietigd zou worden. Het inwonerstal der munitiestad is ongeveer 100 mcnschen, die in bomvrije onderaardsche beton- huizen een eenzaam leven leiden. Het grootste deel der bevolking heeft niets anders te doen dan oppassen. Het is ook een stad zonder vrouwen en kinderen. Ivoor Algemeen is bekend, dat ivoor of elpenbeen ver» kregen wordt van de slagtanden der olifanten. In vochtige dalen in dc nabijheid van de Magda* lenastroom groeit, in kleine boschjes bij elkaar, een palmboom, die een houtsoort levert, dat ivoor vervangen kan, er volmaakt op gelijkt, doch alleen geschikt is, om er kleine voorwerpjes van to maken. De noten van dezen boom, wier dikke schalen geheel wit zijn, worden daartoe gebruikt. Wie was Pieter de Bitter? Pietcr de Bitter, naar wien een van onze nieuwe mijnenvegers werd genoemd, was in 1GG0 gezant van de O.I.C. bij den koning van Makassar. Daar na is hij commandeur op Ceylon geweest, terwijl hij in 16G4 belast werd met het bevel over de O.L retourvloot. Aan het hoofd van elf rijkgeladen schepen verliet hij 24 Dcc. 1GG4 dc reede van Ba tavia. Hij bracht zijn schepen veilig in Bergen, bood op 12 Augustus 1GG5 krachtigen tegenstand toen de Engelschen hem met overmacht aanvie len, wist deze tot den terugtocht te dwingen en zijn eigen sohepen met behulp van de Nederland1» schc oorlogsvloot behouden in het vaderland te brengen. Omtrent dozen vlootvoogd wordt verder verwezen naar het boek van den tocnmaligen kapitein luitenant ter zee J. C. M. Warnsinck, „De retourvloot van Pieter do Bittor" (Kerstmis 1G64— najaar 1GG5). 402 de Koningstijger (looi* Si Moelak, de vader van den verscheurden kleine, voerde het woord. In zijn handen hield hij de prauw, die Midoela van pisangbladeren gemaakt Alle mannen bekeken aandachtig het scheepje. Geen hunner sprak een woord. Maar eindelijk begon Si Moclak te spreken. ..Kleine, lieve Midoela, moest je zo jong val len in de verschrikkelijke klauwen van den gehate?".... „Airae zoon van Si Moelak," lispelden de overige mannen toen. Si Moelak sprak verder. „We denken aan mijn Midoela, die pas is geroord door den valschaard.... We denken ook aan Saloe, den kleinen, dapperen helper van den blanken heer".... „Beste Saloe, arme kerel," jammerden de kam pongmannen. Ka een korte, indrukwekkende stilte nam Garoott, 'de oudste kampongbewoner het woord. „Mannen," zei hij langzaam, „we denken aan degenen die gevallen zijn door de klauwen van den gebate. We denken aan onze vaderen, die gestreden hebben tegen de valse, verschrikkelijke rovers „Wij ook!" riepen de mannen door elkander, „wij ook!".... „Daarom zullen wij den gehate doden, we moeten hem doden, den valscn koningstijger".... ?,Ja, ja, doden den gluiperd, die onze kampong durft te naderen!" riepen enkelen. „We zullen valkuilen graven en vlees met vergif er in neerleggen. Misschien dat hij in een valkuil loopt en dan zullen we den gehate doden. En in dien hij van het vlees eet, zal hij sterven om zijn gulzigheid!".... Zo beraadslaagden de mannen van de kampong. Ze dachten aan Saloe en Midoela Djahat, de gehate, moést gedood worden en alle mannen uit de kampong zouden medehelpen Ze zaten neergehurkt in een kring en in het mid den stond de prauw van pisang-bladeren die Mi doela zélf gemaakt had. En wat lag daar nog meer? Dót daar; kijk dddr, wat is dat? Wel, dat was het baadje van Saloe Den anderen dag, toen do zon nog nauwelijks haar eerste wit-gouden stralen in do. kampong 'deed doordringen en de mannen zich gewassen hadden in het heldere beekje, trokken ze er op uit. Eenvoudige gereedschappen hadden ze bij zich. 'Garoeti, die nog beefde voor de goden die zijn vaders hadden aangeboden, en niet geloofde in Uezus, waar de blanke heer, dc zendeling, van vertelde wanneer hij de kampong bezocht, de oude 'Garoeti liep voorop. Ze gingen de strijd aanbinden tegen Djahat, den koningstijger en menseneter. Ver dwaalden ze van de kampong af. En dicht bij het schemerige oerwoud groeven ze drie diepe kuilen, zo diep, dat wanneer een leeuw of tijger 'daarin viel, deze onmogelijk er uit zou kunnen springen. ïoen do kuilen diep genoeg gegraven waren legden de mannen er dunne takken overheen en 'daarover weer alang-alang en lianen-slingers. 'Als je 't niet wist zou 't nooit in je opkomen dat daar vaagkuilen gogravcn waren, zó goed waren ze onzichtbaar gemaakt. O wee, als een dier over de met alang-alang be dekte twijgen liep. Dan stortte hij neer in do kuil. Er uit springen was onmogelijk, daarvoor was de kuil te diep en er uit klimmen ging helemdél niet want de mannen hadden de wanden steil af gegraven. Leeuw of tijger die er in terecht kwam zou do hongerdood sterven of in de handen van do karn- pongmanncn vallen en dan zou hij óók sterven. Daarna vingen de mannen een wild zwijn en in het vlees stopten ze een ziwaar vergiftig kruid. Wanneer Djahat in zijn nooit te stillen honger gulzig zijn tanden in het vlees zou zetten, dan zou het vergif zijn werk doen en Djahat, de go- weldenaar, zou sterven. Toen gingen de mannen naar de kampong terug. Nu zou Djahat sterven. Si Moclak vond zijn vrouw, weer rijst stampende. Ze was nog diep bedroefd over haar lieveling, haar Midoela. En toen Si Moelak het scheepje van pisangblade ren weer zag, zuchtte hij: „Djahat, gehate, je moét sterven. HOOFDSTUK VII De dood van Djahat De mannen uit de kampong waren ontevreden omdat Djahat niet te vangen was. Bij het vergiftige vlees lag een hyena dood en in één der valkuilen was een panter van hongar gestorven, maar de koningstijger, de gehate, liet zioh nH vangen. De oude Garoeti riep zijn goden aan en smeekte om de dood van Djahat. Maar in een inkt-zwarten nacht was daar vlalc bij de kampong het langgerekt gebrul van Djahat en dat deed Garoeti huiveren en Midoela's moe der kromp ineen. De goden hoorden Garoeti's bidden niet Toen werd de oude Garoeti bang en vreesde dal Djahat een boze geest was. De kampongmannen hurkten weer bij elkaar en spraken over Djahat en over Saloe en Midoela.... En in oen zilveren maannacht gingen ze op jacht naar Djahat. Maar de gevaarlijke was slim en liet zich nicf vangen. Toen gingen de mannen uit de kampong naar hef kamp van den blanken heer, den jager uit het land van de witte mensen. Kaiser, de Duitse jager op groot wild, beloofde de mannen op jacht te gaan om de geweldenaar der wildernis onschadelijk te maken. En Kaiser ging in diezelfde nacht met zijn vriend er op uit. „Heb je je geweer toch klaar? Je weet nooit, hij is gevaarlijk!" „Dat is in ordeH Fluisterend spraken de mannen tot elkaar. Aohter een geweldig rotsblok lagen ze en tuurden het nacht-zwarte bos in of ze ook ergens twee geel-grocne lichtjes zagen, tijgerogen!.... Plotseling weergalmde het woud van 't gebrul van den koningstijger. De beide mannen hielden de adem inDét was de gehate! Vlug en lenig sloop Djahat onder lianen-slingers en struiken door. 't Geleek een goel-zwarte flits. Geen takje kraakte onder de fluweelcn tijgerpoten. Nu was Djahat dicht bij het rotsblok gekomen waarachter de beide jagers lagen. Opeens bleef hij staan en richtte de geweldige kop hoog op. In zijn neus kriebelde de vreemde geur van mensen. (Wordt vervolgd) VOOR KNUTSELAARS Een eenvoudig lijstje De auto, waarover we in onze vorige Kinderkrant schreven, is zeker nog niet klaar? Nu, 't was ook een heel moeilijke karwei, waarvan alleen onze beste knutselaars wat terecht zullen brengen. Voor de afwisseling geven we nu weer eens een heel gemakkelijk werkje, waaraan iedereen mee kan doen. We gaan een eenvoudig lijstje maken van dun karton. Welke kleur het karton moet hebben? Wat denk je van „grijs"? En dan 9traks opwerken mol rood sits. 't Wordt dan 'n leuk, vrolijk lijstje. Snijd eerst de buitenste rand van het karton. Langs de dikke lijnen snijden. Leg nu deze kartonnen rand op een cvengroot stuk sits, dat je er aan de ach terkant van 't karton zó tegcnplakt, dat je aan dc voorkant van de uitgesneden rechthoek dc niet go- kleurde kant van het sits ziet. Breng hier de lijnen op aan, welke ik op de tekening stippelde. Snijd het sits langs deze lijnen. Het middelste recht hoekje valt dus uit. Buig het sits om, zodat de gekleurde kant nu boven komt Zet het met 'n beetje gluton vast De tweede tekening wijst je de weg. Een arbeider sjouwde oen heel zware zak langs de weg. Een vrachtrijder, die medelijden me', den zwoegenden werkman kreeg, stopte en bood den man aan, met hem mee te rijden. Het aanbod werd aankbaar aanvaard en de arbeider klom op de bok van de vrachtauto, ging naast den chauf feur zitten en hield do zware zak stijf op do knie- ëh. „Zet dat zakie toch neer, vader," zei de be 6tuuTder. Maar dc ander zei, bescheiden: „Man je bent al zo vriendelijk om mij mee te laten rijden; zou ik nou dat z.ware vrachie óók nog o je kar moeten zetten?" Een cirkel-puzzie Een leuke puzde, waar aan alle jongens en meisjes mee kunnen doen. Hoe oud je bent geeft niet De enige boodschap is: goed uit kijken! Wat jo doen moet, heb je zeker al begrepen. Begin bij de pijl. Sla niet één cirkelgang over. Dezelfde weg twee keer gaan mag niet. Kruis ook geen enkele weg. En probeer dan hij het beginpunt weer uit te komen. Volgende week geven wo de oplossing. 407

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 14