ML E
Buirenlcmdscli
Een dubbeltje maar
door E. Dusse
Eéntweehup!
Met een lenige sprong wipt Bram op de veel
te hoge transportfiets. Grappig zoals hij dat doet.
Eerst draaft hij een eindje naast de fiets, neemt
een aanloopje. Dan zwaait hij handig z'n rechter
been schuin omhoog en ploft op liet zadel. En
dan heeft hij nog nèt vaart genoeg om al schui
vende op gang te blijven. Tot groot verdriet van
Moeder, want er stóót geen broek voor al dat
geschuif.
Op de bagagedrager rammelt lustig een kistje en
bij iedere oneffenheid van de weg kijkt een grote
rode kool brutaal over het randje.
Bram wipt óók nu en dan omhoog. Maar dat ligt
niet' aan de weg. Dat komt van plezier. Bram is
geweldig in z'n sas. Jonges, Woensdagmiddag
een hele middag vrij om bestellingen weg te
brengen. Wie zou er dón niet in z'n 6a6 zijn!
Brams Vader is groenteboer. Freek, de broer van
Bam, is eveneens groenteboer. En natuurlijk wordt
Bram het óók.
Eigenlijk is hij het al. Maar later wordt hij 't
helemóél.
.Toen hij nog krom praatte was z'n liefste wens
al „gloenteboel" te worden. En als vierjarige peu
ter zwaaide hij op het trottoir al collegiaal naar,
.voonbijfietsende handelaars.
.Vergenoegd luistert Bram naar al dat gerammel
cn gerinkel. De bel zit wat los en maakt onop.
houdelijk geluid.
En dan is er nóg iets dat rinkelt.
Iets. diep in zijn broekzak. Alleen als tie goed
luistert hoort ie 't- En als tie. z'n hand in z'n
Rak steekt, en even heen en weer schudt, hoort
ie het héél duidelijk.
Daar, veilig weggestopt, zitten ze: z'n vijf zélf-
verdiende centen.
't Is een hele rijkdom voor Bram. Hij krijgt elke
week een dubbeltje zakgeld, maar dat moet in
7,'n spaarpot.
'Als hij van school komt. krijgt hij opslag
Maar nu heeft hij vijf centen. Extra verdiend! En
hij mag er mee doen wat hij wilTjonge, en
Frits is weer op de markt met ijsco's. Als tie nou
een ijsje van drie neemt, heeft nog twee cent
over voor gelukstoffee's. Twee voor een cent.
't Zou toch wel gek zijn als tie op vier toffees
nog geen geluk had. Misschien wel een plak
chocola.
Die verkocht hij aan Freek. Kon die aan z'n
meisje geven. Voor vijf cent, of misschien wel een
dubbeltje verkocht ie 't!
In gedachten ziet Bram z'n kapitaal groeien en
hij wipt zó vrolijk op en neer, dat de trappers
aan z'n voeten ontschieten en hij zich haastig
aan een lantaarnpaal moet vastgrijpen.
't Kistje glijdt van de fiets en de rode kool huppelt
jolig over de straatstenen. Bram grinnikt. Hij is
in een onverstoorbaar humeur. Fluitend mikt hij
de rode kool weer in 't kistje en 't kistje op de
fiets
Even telt hij of e'n centen er nog alle vijf zijn*
Weldra schuift hij weer verder.
Hij moet naar mevrouw Vlietstra. Daar gaat hij
graag heen. Zonder mevrouw Vlietstrazou hij
nu geen „kapitalist" 'zijn.
Niet dat hij een fooi gekregen heeft. 0 neen,
dan zou hij er lang zo trots niet op zijn.
Hij heeft ze écht verdiend.
Moeder vindt het maar half goed, dat Bram e'rt
vrije tijd aan de zaak wijdt, 't Kind moet toch
ook eens spelen. Eens echt vrij zijn. Maar Bram
komt telkens zelf weer smeken om een klein be-
stellinkje. En Freek vindt het wel goed, dat ie
d'r vroeg in komt. Freek is groenteboer met heel
z'n hart en hij moedigt z'n broertje aan, waar
hij kan.
't Is een handig kereltje. Hij kan al heel wat uit
de handen nemen. En hij geeft z'n ogen goed de
kost. Als er nieuwe mensen zijn komen wonen,
Bram weet meestal waar ze. vandaan komen,
wat de meneer doet en of ze veel kinderen hebben.
En dan stevent Freek er op af om zich „beleefd
aan te bevelen."
Brams taak is nu: op te letten als er nieuwe be
woners in het dorp komen. En Freek heeft hem
voor iedere klant die hij helpt winnen vijf cent
beloofd.
Mevrouw Vlietstra is de eerste. Geen wonder, dat
Bram deze Woensdagmiddag zo goed gemutst is.
„Nee joh, de mijne is veel hoger! Over die draad
mikken daar! Wedden, dat ik er kóm?"
't Is speelkwartier. Met z'n 2essen staan ze bij
elkaar. Ze zeilen met platte stenen en proberen
wie 't hoogste komen kan. Ze vuren elkaar aan
en ruziën als ze 't niet eens kunnen worden.
Tottot een luid glasgerinkel hen verschrikt'
op doet kijken. Wie z'n steen was dat? Niemand
weet het. Ze kijken elkaar aan
't Is een ruit van 't pereoneelkamertje. In 't mid
den een gat. Er om heen een ster.
„Als je 't er om deed, zou je 't nooit zo mooi
kunnen," peinst Bram, die ook bij 't zestal is.
Met grote stappen komt meester Jansen naar
buiten. In 2fn hand houdt hij een platte steen.
Zoekend glijden z'n ogen over het plein. Dan
ontdekt hij de jongens.
„Wie gooit er hier met stenen?"
Streng kijkt hij de schuldigen beurt voor beurt
„Wij allemaal, meester," zegt bedremmeld Coc
Smit.
„Mooi," klinkt het kort. „Gaan jullie maar eens
mee."
Met schuldig-gebogen hoofden lopen ze op een
rijtje achter de meester aan naar binnen. Bram
voelt zich benauwd. Dat za' strafwerk geven.
En dan merken ze 't thuis: Meester Jansen geeft'
altijd «zoveel. D'r zal wat voor hem opzitten!
REBUS
raat J
Het spreekuur van
Dokter Haas
Voor zijn zandhol zit des morgens
Dokter Haas van Knabbelstein,
En hij helpt daar alle beesten,
Die niet goed in orde zijn.
Hij weet raad voor alle kwalen
En ook laat men hem vaak halen.
Maar wie kan, komt bij hem aan,
Om genezen weg te gaan.
„Wat wilt u, meneer de Sprinkhaan?"
„Dokter, ach, ik heb zo'n pijn
In mijn beide achterpoten."
„Dat zal van de regen eijn.
Wil u even zitten blijven,
Dan zal ik met olie wrijven,
Olie is voor deze pijn
Wel de beste medicijn!"
„Wat wilt u» meneer de Veldmuis?"
„Dokter, trek me gauw een tano!"
„Boven voor, of achter onder?"
„Au, au, au! aan deze kant!"
„Goed zo, geef de tang eens even,
Nou, je hoeft niet zo te beven!
Trekken is voor deze pijn
.Wol de beste medicijn."
„En wat w'lt u» juffrouw Kikvors?"
,,'k Hob een doperwt ingeslikt!
En omdat die in mijn keel zit,
In geen dag geriklcikkikt."
„Wel, ik zal die erwt eens even
Duwtjes naar beneden geven,
Zo, daar gaat 'e naar omlaag.
Hup, daar ploft hij in uw maag."
„Dank u wel, meneer de dokter,
Goedendag!" „Wie volgt er nu?
Hagedis? een klap gekregen
Met een blauwe paraplu?
Een verband!" Nu weer een ander,
En hij helpt "e na elkander.
Dokter Haas van Knabbelstein,
Heeft voor elk een medicijn.
Uit: Net iets voor mij. D. TOMKINS.
Misschien was 't zijn steen niet, die door de ruit!
ging, maar hij had toch óók gegooid.
.Wanrn is 't in de klas. Geweldig warm. Gek, dat
ie daar straks geen last van had. Waarom wacht
die meester nou zo lang? Zouden 't er honderd
zijn? Of tweehonderd? Missohicn wil Adri helpen
schrijven. Dan zou hij voor haar wel boodschap
pen doen. Adri schrijft zo veel. Vader en Moeder,
merken het vast niet als ze strafregels voor hem
pent. Maar zusters zijn soms zo wispelturig. Hij
is er helemaal niet zeker van, dat ze 't doen zal.
Misschien moet ze wc' een hele we0k achter
elkaar schoolblijven. Laatst was er ook een ruit'
kapot gegooid en toen moesten een paar jongens
veertien dagen lang een half uur nablijven en
strafwerk maken. Als dat gebeurt *s tie d'r ^ij-
Eindelijk verbreekt meester Jansen de stilte.
IJzig kalm zegt hij: ,,'t Is nu al de tweede maal
dat er iets dergelijks gebeurt. Strafwerk schijnt
niet afdoende te zijn. 't Lijkt me het beste dat
jullie de ruit samen betaalt. Morgen breng jó
allemaal een dubbeltje mee. En vanmiddag na
tuurlijk schoolblijvenOp je plaats!'
Er schókt iets in Bram. Een dubbeltje! Hij tast
in z'n broekzak.
Eentweedrieviervijf!
Ja, hij heeft ze nog: z'n vijf centen. Hij wilde z&
tot Zaterdag bewaren. En dan net doen als
Freek. Die knapt zich Zaterdagsavonds op en
gaat dan een sigaartje kopen.
't Was net zo echt, als tie zich gewassen had,
met z'n vijf cent 't dorp in te gaan. Was 't nu
maar oen dubbeltjel
Hoe moet ie zo gauw aan vijf cent komen, zon
der dat Vader en Moeder het merken?
Freek zal hem aan zien komen. En Adri beweert
altijd dat ze op zwart zaad zit, of dat ze een fail
lissement nabij is.
298
DONDERDAGAVOND.
Ieder onzer vermeit zich gaarne in do geschiede-
7>is van het klooster op den Sint-Bernard, met
zijn monniken, die er in cn na nachten van jach
tende sneeuwstormen op uit trokken, om reizi
gers, welke in liet hooggebergte door koude over
vallen zijn, van een wissen dood te redden, maar
ook met zijn honden, die met welhaast onfeibaar
instinct tie slarhtoffcrs weten op te sporen. In
den loop van vele tientallen Jaren is de Sint-Bcr-
nardshond steeds moer geworden tot een sym-
Looi van trouw en zelfopoffering.
Aan deze, gezonde romantiek nu is op wreede
wijze een einde gemaakt. Voor enkele weken be
gaf een Zwitser zich met zijn drie dochtertjes
naar liet klooster. Plotseling echter sprong een
Sint-Bernardshond op een der meisjes af, sleurde
haar over den grond en beet haar zoo hevig, dat,
toen de monniken te hulp snelden, de dood reeds
intrad.
Dit bericht heeft onder hondcnliefhebbers nogal
eenige sensatie verwekt. Het vertrouwen in oen
goedigen aard van het dier was diep geschokt.
De veronderstelling werd zelfs geuit, dat het ge
slacht der Sint-Bernards. die in het klooster huis
den, gedegenereerd was en dat men de kolonie be
hoorde uit te roeien. Een bekend kynoloog, heeft
evenwel een verlossend woord gesproken en ge
zegd, dat de afschuwelijke wildheid van het dier,
hetwelk het meisje vermoordde, beschouwd dien
de te worden als een alleenstaand geval. En
hiermee heeft hij ongetwijfeld de teleurstelling
van velen getemperd.
'Aan dit gebeuren moesten wij bij herhaling den
ken bij het bezien van enkele gebeurtenissen, die
zich in de voorbije dagen afspeelden. Terecht er
geren we ons over de onbesuisde bloeddorst,
waarmee het redeloozc, dolgeworden dier het
arme meisje aanviel. Maar hoe dan te denken van
hetgeen geschiedt door menschen, van wie men
mag aannemen, dat ze althans niet zonder een
minimum van redelijk overleg handelen, wier op
treden zelfs meermalen getuigt van een verre
gaande geraffineerdheid, wanneer het er om gaat,
hun werk der duisternis ten volle te volbrengen,?
De Schrift taxeert den mensch, schepsel Gods, als
„dierbaarder dan fijn goud". Misschien zijn er,
die na allerhande devaluatie de waarde van het
goud niet ten volle beseffen, dat mag echter
geen verontschuldiging zijn, om zich te vergrijpen
aan de eerepsitie, die in dit goddelijk woord aan
.elk zonder uitzondering wordt geschonken.
De geruchten van oorlogen nemen gestadig af. De
groote mogendheden, in Londen bijeen ter be
spreking van de bescherming, welke bij de kust
van Spanje ten deel moet vallen aan de oorlogs
schepen, die slechts voldoen aan hun internatio
nale verplichtingen, zijn het in verschillende op
zichten met elkaar geheel eens geworden. Er zal
naar gestreefd worden, pijnlijke incidenten als
van oe Deutschland in den vervolge te voor
komen. Het verblijdend resultaat van de bespre
kingen is, dat zoowel Italië als Duitschland hun
afwijkend standpunt ten opzichte van de non-
interventie hebl>cn opgegeven. Meer dan ooit
schijnt West-Europa bezield van den eensgezinden
wil, de vrede te handhaven.
Maar al zijn oc internationale betrekkingen al
thans in deze zóne dan niet van dien aard geweest,
dat speciale vermelding achterwege kon blijven,
temeer wordt de aandacht getrokken door ge,
ibourtenissen, die zich binnen de grenzen der laa
iden afspoelden.
De Russische godenschemering, die bij tijocn de
Oostelijke horizont verduistert, hangt nog immer
over de steppen. Deze duisternis omhult veel ge
heimzinnigheid, welke onwillekeurig brengt tot
veronderstellingen van niet altijd bevredigend ka
rakter. We zijn nu eenmaal gewend, naar het
„waarom" der dingen te vragen, en ook indien wij
daarnaar niet vragen, worden de staatsbest uiten
wel degelijk geargumenteerd, al ware het slechts,
om misverstand te vermijden. Een argumentatie
kan echter ook zoodanig zijn, dat een reeks van
woorden niets doet, dan nieuwe geheimzinnigheid
aan de bestaande toevoegen.
Zulks nu is het geval bij de Teoksen van mon
sterprocessen, die met geringe tusschcnpoozcn
voor do Sovjet-rechtbanken worden gevoerd. Wat
hebben de generaals misdreven, die in deze week
tegen de muur zijin gezet? Dient hun dood alleen
om ingeschakeld tc worden in hot stelsel van ter
reur, zooals dut in Rusland dient om de dictatuur
van Stalin staande tc houden? Maar dun waro
hot toch wol zeer riskant geweest, om juist hen
aan dit systeem op te offeren, die met de legcr-
zaken, voor de Sovjets thans zeker de belangrijk,
ste, vertrouwd waren. Ilet. kan dan ook wel moei
lijk anders, of de generaals waren een andere
legerpolitlek toegedaan dan do machthebbers in
ihet Kremlin, cn waar de Sovjet-dictatuur geen
enkele afwijking, hoe goring ook, kan gedoogen,
wordt ieder, die zich een eigen inzicht permitteert,
terstond .gestraft".
Temidden van al deze processen, die slechts van
elkaar kunnen worden onderscheiden, als men
let op de namen van de beklaagden, heeft do
vrouw het hoofd neergelegd, die Stalin ter wereld
bracht. Wat moet in den loop van de jaren door
het hoofd van deze vrouw zijn gegaan! Zij heeft
uiteraard van nabij de ontwikkeling in het ka
rakter van haar zoon meegemaakt. Zij heeft den
omzwaai gezien, die hem van een aanstaand mon
nik veranderde in een revolutionair, welke geen
grenzen erkende. De censuur, die elke bericht
geving uit het onmetelijke rijk beheerscht, maakt
het welhaast onmogelijk, enkele gegevens te ver
krijgen over de wijze, waarop deze vrouw haar
laatste jaren heeft gesleten. Het schijnt echter, dat
zij tenslotte met haar moede moederhart de troost
heeft gezocht, waar deze ook inderdaad, zelfs voor
haar, te vinden was.
Kort na haar is te Moskou overleden de zuster
van Lenin. Zij is een gansch andere vrouw ge
weest Terwijl bij Stalins moeder de oude reli.
gieuze traditie, eindelijk de overhand bekomend,
tegen alle'revolutie in, haar bekroning vond in
volle werkelijkheid, waaraan zij deel had, stond'
de zuster van Lenin gedurende heel haar bewuste
leven onder den invloed van haar broer. Herhaal
de malen heeft zij haar oproerige gezindheid met
een verblijf achter slot en grendel moeten beze
gelen. Ook hier kunnen wij ons afvragen, welke
haar gedachten zullen zijn geweest, bij de ont
wikkeling, die de revolutie-gebeurtenissen in
Rusland maakten. Lenin zelf was niet Stalin als
fcijn opvolger maar matig tevreden. Wellicht door
zag hij met zijn onmiskenbaar uitermate scherp
verstand, dat het zelfzuchtige karakter van Slalin
de opbouw van den nieuwen staat zou leiden in
een richting, die met zijn voornemens slechts ten
dcele overeenkwam. Het is niet al te gewaagd,
cm te veronderstellen, dat Lenin van de dictatuur
van het proletariaat andere opvattingen heeft
gehad.
<5
'Al kenmerkte deze week zich vooral door natio
nale gebeurtenissen, dat neemt niet weg, dat deze
liet gevolg waren van nationale stroomingen,
die, ondanks hun naam, niet bij de grenaen be
hoeven te eindigen. We denken hierbij aan de
wijze, waarop twee uitgeweken Italianen in een
Fransch bosch zijn vermoord. Er zijn enkele om.
standigheden, welke erop wijzen, dat hier van een
politieke misdaad moet worden gesproken.
Frankrijk herbergt binnen zijn steden en dorpen
een immer wisselende schare van vreemdelingen.
De .straten van de visschende kat" zijn er legio.
Maar nu en dan wordt het land er pijnlijk aan
herinnerd, dat deze vreemdelingen dikwijls niet
veel meeir zijn dan uitspuwsels van vreemde
machten, schepsels, die ook in de onrust van do
ballingschap niet, althans ten deele, de rust vin
den, waarop men zoo gaarne hoopt.
De typische kop van 'n St Bernard
In Spanje doiurt de strijd voort. De eentonigheid,
welke nu eenmaal een gevolg was van het vechten
in de laagvlakten of tusschen de bergen met veel
al onbekende namen, heeft plotseling aan be-
teekenis gewonnen, nu de recihtsche troepen een
belangrijk militair en burgerlijk steunpunt zeer
dicht beginnen te naderen. Teneinde den aan-
rukkenden vijand weerstand te bieden, heeft do
bezetting van Bill>ao om óeze stad een muuir ge
bouwd van staal. Tientallen machinegeweren
warén achter heuvels verborgen en op hun beurt
worden deize gevolgd door lange reeksen van diepo
loopgraven. Het heeft vooralsnog weinig gebaat.
De indringers zijn er spoedig in geslaagd, het
„schild" te doorboren.
Maar de Spanjaard voelt zich blijkbaar eerst op
volle kracht, als hij eigen haard moet verdedigen.
We zien dan ook het merkwaardige feit, dat do
in wezen militaire versterkingen om de stad
spoedig het erbij lieten zitten, terwijl de woonhui,
zen verdedigd worden met een geestdrift, die vcr-
1 aast.
Intusschen komt aan de ellende van den broeder-
krijg daardoor vooralsnog geen einde. En Madrid
leert ons dagelijks, hoe lang ook in onze moderne
tijden het beleg van oen „open" stad kan aan-
.ïouden.
IN BLIJDE
VERWACHTING
Dinsdag heeft Prinses Juliana in
een korte radio-toespraak een mede-
deeling gedaan, die, in welke sobere
woorden ze ook vervat was, heel
ons volk met groote vreugde heeft
vervuld.
Wat in intiemen kring reeds bekend
wasK heeft onze Prinses in delicate
woorden willen bevestigen: er is
gegronde hope, dat zij op den ge
zellen tijd de. weelde van het moe
derschap zal smaken.
Dat inderdaad heel ons volk deelt
in de innige blijdschap van onze
Koninklijke familie, kwam op tref
fende wijze tot viling in de dag
bladen van jl. Woensdag.
De ouderen onder ons denken van
zelf weer terug aan 22 December
1908, toen minister Heemskerk in
de Tweede Kamer mededeeling
deed van een „officieele mededee
ling der regeering nopens Hr Ms
Blijde Verwachting".
En het woord, torn door den Voor
zitter der Tweede Kamer als ant
woord op deze mededeeling gespro
ken, vindt ook thans weerklank in
de harten van alle Nederlanders:
„Moge de gewichtige geb*vrtrnis
onder Gods zegen gunstig worden
vervuld!"
291