QJtm imeJmi e/n, Langs den Weg m SbelaA Een goed Boek over Argentinië MAANDAG 19 APRIL 1937 Langs den Weg, verzen van Jo Kalmijn Spierenburg. Amsterdam, Uitg.-Mij Holland. Van Jo KalmijnSpierenburg verscheen 'onlangs een klein bundeltje verzen, dat in de stroom der veelvuldige productie onze bijzondere aandacht verdient. Deze schrijf ster bleef me onbekend tot nog toe als romancière, en heel gunstig luidde de cri- tiek over haar laatste roman „Bruiloftsgan- gers" niet; maar als dichteres combineer ik ze onmiddellijk in mijn aandacht met Jacqueline v. d. Waals. Natuurlijk zie ik bet groote onderscheid: Jo KalmijnSpie renburg is vergeef me de woordspeling gespierder vaji taal, sterker van stem, en de moederlijke teederheid is er meer maskeerd, hoewel duidelijk herkenbaar in enkele verzen, die een moeder alleen zóó schrijven kan. Maar overigens hebben vele .van deze verzen een mannelijk accent van vastheid in 't rhythme. Hoor de moeder, zooals zij alleen zingen kan op deze toon: MOEDER Mij heugt nog van mijn moeder: een gebaar, een wiegewijs, een haast versleten bede, haar adem over mij, als zij mij kleedde, haar glimlach en het geuren van heur haar. Maar 't leven dreef mij langzaam van haar af, en mijn herinnering aan haar werd zwakker. Mijn kinderlijke eerbied bleef wel wakker maar vreugden woek'ren over ieder graf. .Totdat zij eenmaal mij weer nader kwam en dichterbij misschien dan ooit te voren, nog dichter dan toen ik haar stem kon hooren, cn zij mij, warm van 't spelen, bij zich nam. Het was dien nacht, waarin mijn eigen kind met smart geboren werd en wij geen woorden meer vonden toen we't eerste schreien hoorden. Dien nacht heb ik mijn moeder eerst gemind. Let op hoe af dit vers is. En zoo zijn er meer in dit bundeltje. Telkens weer de moeder, bv. in „Het kind": Het is een deel van ons en ons verwant. ,Wij hebben het met onze smart gekocht. Zijn adem is onz' eigen ademtocht. En toch heeft het, nu reeds, naar een ver land zijn kleine schreden gretig toegekeerd. Tot hiertoe hebben wij het zacht verzeld. Het heeft zich losgemaakt en met geweld ons uit zijn spel en droom geweerd. [Wij doen het met ons hunk'ren schade aan. Want hiertoe is het, dat wij moeder zijn; Zoo lief te hebben, dat, bij alle pijn, Wij zijn bereid om stil op zij te gaan. Is dat geen zeldzaam fijn-gevoeld moe der-vers? Ik zou zoo willen doorgaan met u, lezer "(es), de schatten van stille glanzende schoonheid voor te houden. Maar ik wil u zeggen, koop en lees als ge 't bezit van waarachtige poëzie op prijs stelt en er een kleine prijs voor besteden kunt. Ik herinner me uit haar vorige ver bundeltjes menig beschrijvend, schilder kunstig lied. Hier ook weer: bijv. Lam pion: Toen eindelijk de schemer kwam is zij haar dunnen steel ontbloeid. Ze werd doorzichtig en doorgloei d van hare wiegelende vlam. (Wij cursiveerden). Zóó ziet de dichteres het lichtend wonder van een lampion: als oen openbloeiende bloem. De blauwe asters zijn verward, geschonden in het grint gestort. Nog straalt het gave, gouden hart, eer het voorgoed verduisterd wordt. Hoe zuiver, innig, kuisdh' belijdt zij Het Svonder van „Moederschap", eindigend; Dit is geluk, maar haast voor ons to vol, te zwaar. Wij zijn beschaamd, dat wij dit dragen mogen. Opmerkelijk is ook het telkens weerkee- rend motief van het moederschap, zoo, bv. in „Oud Moedertje". Er is een eenheid in dit bundeltje, zij het een veelkleurige. Het gaat hier om: geboorte en dood. En daar- tussoben het levensfeest, maar ook: het naderend afscheid, het herfstmotief. Hoe gespannen van moederlijke weer loosheid en oapperheid in éénen is „Vrou wen-Vredesgang". Knap is de structuur van deze verzen; soms alleen een rhythmisch spel als in „.Vleermuis", dat het rukkend- mysterieuse fladderen ver-beeldt: Tusschen schuur en huizennok schielijk, zigge-zagge, trok zij haar onverhoedsche wegen. Hoe hooren wij de traagzaam-schokkende wagen over oen zandweg trekken in „Oogst wagen": Achler de dampende paarden aan, wiegelend boven de knarsende assen, komt naai' de schuren het gele graan, dat door Gods goedheid op 't land is gewassen. Jo KalmijnSpierenburg Ook is hier d'e stem van de geloovige, en daarin hooren we vooral de verwantschap met Jacqueline v. d. Waals' diep-religieuse poëzie: Wanneer wij bidden is het om ons zelfbehoud en zelden uit de nooddruft van een diep verlangei dat niets wil zijn en niets wil vragen of ontvangen maar zalig is, wanneer het enkel U aanschouwt. We hopen, dat dit bundeltje zich vele vrienden winnen mag. 'A'. WAPENAAR Prof. Mr. J. A. Eigeman: „De rechtsstaatsgedachte van Thor- becke-Groen-Colijn". Uitg. Nijgh en van Oitmar K.V. Rotterdam. In dit geschrift betoogt Prof. Eigeman, dat Colijn de synthese wil geven van Groen Prinsterer en Thorbecke, een, synthese, die als volgt omschreven wordt: alleen Groens beginsel houdt Thorbecke's staatsbestel bij elkaar gelijk omgekeerd Thorbecke's staatsbestel de eenige openbaringsvorm is m Groens beginsel. We meenen, dat op deze wijze een band om de figuren van Groen van Prinsterer en Thorbecke wordt gelegd, welke in werkelijk heid niet bestaat. Zeker is het wenschelijk, eenige tientallen jaren na den dood van deze beide staatsmannen, eens na te gaan wat bei den gemeen hadden, niet tot een heroriën teering inzake het Calvinistisch beginsel, tot een beter verstaan van de persoon lijkheid. Want bij de niet gauw te overschat ten beteekenis, welke Groen van Prinsterer ons volksleven heeft gehad, kan niet worden ontkend, dat zijn publicaties enkele malen den indruk geven van vaagheid, ja van onderlinge tegenspraak. En ander zijds kwam men er in het parlementair debat zeker toe, om bepaalde verschillen eerder te accentueeren dan te verdoezelen. Ondanks dat kan dunkt ons een hernieuwd onderzoek niet tot oen niet-vermoede syn these leiden. Een dergelijke conclusie trok Mr. W. Verkade in zijn belangrijke studie dan ook niet. Dat Prof. Eigeman tot ander resultaat meende te mogen komen, heeft ons dan ook bevreemd. Hoe meer immers Groen Prinsterer en Thorbecke elk tot een eigen gefundeerde overtuiging kwamen, des te grooter werd de kloof, welke beiden scheid de, een kloof, door beiden als pijnlijk, werd aangevoeld. Deze uiteenloopende ont wikkeling vond haar vervolg in het na-Thor- beckiaansche liberalisme, ondanks alle ver schil, en we mogen wel zeggen, achteruit gang, vergeleken met den groote® .staatsman, eenerzijds, en anderzijds in het werk van Kuyper, den erfgenaam van Groen van Prinsterers taak, en als zoodanig door dezen zelf aangewezen. Een synthese, als door Prof. Eigeman dedigd, mag nimmer de plaats innemen de antithese, welke bestaat tusschen de rich tingen, welke zich baseeren op de openba ring van Gods gebod, en welke zulks nalaten. Dat de eerste richtingen verdraagzaamheid als staatkundig beginsel en derhalve als bindend nationaal element erkennen, zal niet worden ontkend. Juist omdat deze verdraag zaamheid bij Thorbecke niet altijd tot haar recht kwam, bewerkte hij in facto een anti these, welker bestaan niet gewenscht was. Dr. A. J. M. Cornelissen: „De mocratie. Einde of opgang?" Uitg. Dekker en Van de Vegt. Nijmegen. In deze studie over de democratie sluit Dr. Cornelissen zich nauw aan bij Prof. Struycken en betoont zich een getrouw i hanger van diens historische methode. In dit werk, dat overigens van algemeene oriën teering blijk geeft, wordt een verwijzing naar de denkbeelden van Kuyper en Anema over dit onderwerp noode gemist. Het eenige, wat de schrijver omtrent het Calvinisme ten beste geeft, zijn enkele losse opmerkingen, aan Struycken ontleend, over den grond van het overheidsgezag en van het recht. Deze opmerkingen zelf zijn aanvechtbaar, wijl onvolledig. Zoo de meening, dat volgens het Calvinisme de overheid tegenover onderdanen zou staan (blz. 45). Dat is toch wel weinig in overeenstemming met de juist door het Calvinisme beklemtoonde gehoor zaamheid, welke de onderdaan aan het o heidsgezag verschuldigd is. Een gebrek aan helder inzicht in de leer van de souvereini- teit in eigen kring, waarvan overigens de katholieken zich niet geheel en al afkeerig toonden, wordt hier openbaar. Ook is het onvolledig, te zeggen, dat vol gens het Calvinisme de eenige bron van het recht zou liggen op de mystieke hoogte der Openbaring (blz. 54). We mogen toch niet aannemen, dat volgens de katholieken het recht van de goddelijke openbaring is los te maken, ondanks hun scheiding tusschen na tuur en bovennatuur? De schrijver had bij zijn zinsnede over het Calvinisme eraan toe moeten voegen, dat dit aan de Openbaring ontleende recht gepositiveerd dient te wor den, al naar gelang van het levensverband. Het spreekt vanzelf, dat we, ook als we van deze punten afzien, niet altijd met den schrijver acoord kunnen gaan. Hij zal dat niet verwachten. Dit mag ons echter niet ver hinderen, evenzeer mee te deelen, dat we van zijn opvattingen vaak met groote in stemming kennis namen, zooals bij zijn af wijzing van Van den Berghs voor eenigen tijd gepubliceerde denkbeelden. Wet op het Arbeidscontract Als no. 70 in de bekende Editie Schuur man en Jordens van Nederlandsche Staats wetten ontvingen we den tienden druk van de wet van den 13den Juli 1907, S. 193, tot wijziging en aanvulling van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek omtrent huur van dienstboden en werklieden en daar mede samenhangend)e artikelen in dat wet boek. alsmede in de Wetboeken van Koop handel en van Burgerlijke Rechtsvordering, in de Wet op de Rechterlijke Organisatie en het Beleid der Justitie, en in de Faillisse- mentswet, zooals deze wet gewijzigd is, met aanteekeningen, ontleend aan de gewisselde stukken en beraadslagingen, jurisprudentie, besluiten ter uitvoering en alphabetisch register. De uitgave is verzorgd door Dr. G. G. Pekelharing en gedrukt bij N. V. Uit gevers-Maatschappij W. E. J. Tjeenk Wil link te Zwolle. Ir Jan Spaander: „Rusland tech nisch bekeken". Uitg. Valkhoff en Co, Amersfoort, Over Sovjet-Rusland heeft ir Spaander in dit werk veel technische en andere ge gevens verzameld, aoch de schrijver is er in geslaagd, dit de leesbaarheid niet ten kwade te doen beïnvloeden. De fouten van het bewind worden blootgelegd. Alleen kon iets duidelijker zijn aangegeven, dat oeze fouten in een communistisch stelsel te ver wachten waren, afgezien van den aard van het Russische volk zelf. De kennis, die de schrijver heeft opgedaan orntrent Engel- sche en Amerikaansche lectuur blijkt be halve uit citaten ook uit eenige anglicis men. Het geheel maakt op den lezer ech ter wel een betrouwbaren indruk. G. de Haas: Beknopte Staatkundige Geschiedenis van het laatste tijdvak (1789—heden)". Uitg. J. B. Wolters Groningen-Batavia. Een handig en goed! opgezet boekje, 'dat geheel beantwoordt aan het gestelde doel: ten dienste van de literair-economische af- deeling der H.B.S. Talrijke illustraties ver aangenamen de studie. We meenen, dat 't vraagstuk van de altijd wat kunstmatige afscheiding tusschen „algemeene" en „va- óerlandsche" geschiedenis in het product van den heer De Haas een juiste oplossing heeft gekregen. Prof. mr A. C. Josephus J it't „Het Nederlandsch Volkskarakter". Uitg. A. A. M. Stols' Uitgevers-Mij.. Maastricht. Een aantrekkelijk geschriftje van een vlot stylist! De vlotheid heeft misschien het springen van de hak op den tak wat be vorderd. En overigens, is het geheel ten onrechte, indien de anti-revolutionairen ten onzent zich de ontdekking van het begin sel van de souvereiniteit in eigen kring toe eigenen? In zooverre deze richting terug grijpt op óe Reformatie zeker niet. Welis waar zijn ook reeds in de middeleeuwen verheugende aanduidingen te ontdekken, maar dan wordt de ontwikkeling tegenge houden door de suprematie van ae kerk. Dr A. C. J. deVrankrijker: „De Staatsleer van Hugo de Groot en zijn Nederlandsche tijdgenooten". Uitg. N.V. Dekker en Van de Vegt, Nijmegen-Utrecht, In 'deze studie geeft dr Vrankrijker een overzicht van Hugo de Groots denkbeelden ten opziohte van enkele onderwerpen, zoo- als recht van opstand, standenstaat, mo narchie, kerk en staat. Van belang hierbij is, dat de figuur van de Groot steeds wordt bezien in het licht van zijn tijd en Hugo 'de Groot 'ergelijking met tijdgenooten. Vooral wijzen we op de behandeling yan de staats leer der monarchomachen, al meenen we, dat deze al te zeer worden losgemaakt van het Calvinisme. De studie van dr Vrankrij- Argentinië, door C h r. v B a 1 e n Jr Uitgave van t Maandblad! „Neder land", Buenos-Aires. Argentinië heeft in de laatste tijd heel wat belangstelling van uit ons land onder- vonden, een belangstelling, die haar hoog tepunt vond in het bezoek van de Neder landsche Handelsmissie, die onder leiding van jhr mr dr van Karnebeek pogingen in het werk stelde het handelsverkeer tus schen Nederland en Argentinië en weder zij dsche kennis te bevorderen. Dit bezoek was reden van het schrij ven van dit boek, dat oorspronkelijk be doeld was een boekje te worden, hetwelk de Nederlandsche Handelsmissie zou worden aangeboden. Dit is wel de hoofdbedoeling gebleven, doch het dijde uit tot een boek werk van 200 pagina's compact gedrukt en daarnaast nog ruim 30 fraaie foto's op kunstdrukpapier, want tijdens het bewer ken achtte de schrijver het hoek ook dien stig te kunnen maken voor Nederlandsche zakenlieden, die handelsrelaties met Argen tinië zouden willen aanknoopen en tevens voor particulieren, die meer van dit land willen weten. Wij gelooven, dat de schrijver met zijn plan goed geslaagd is. In verschillende hoofdstukken, alle verdeeld in korte, pret tig lezende gedeelten, vertelt de schrijver van de groote stad Buenos-Aires allereerst. Daarna van het land, de bewoners, {le'han- del, de industrie, het verkeerswezen, de politiek (binnenlandsche zoowel als buiten- landsche), over immigratie en kolonisatie en eindelijk over Nederlanders in Argen tinië, over onze handel en die van onze koloniën met dat land. Het komt ons voor, dat de schrijver zeer goed op de hoogte is met de toestanden al daar en daarbij de kunst verstaat door de eenvoudige, zakelijke wijze, waarop hij schrijft, belangstelling voor Argentinië te wekken en den lezers een juist beeld te geven. Het Mei-plein te Buenos 'Aires met kathedraal en andere gebouwen Hoe de mats groeit in de provincie Buenos Aire% ker heeft niet Het minst waarde door Het uitgebreide bronnenonderzoek en de vele verwijzingen, welke getuigen van belezen heid. De contractsleer van de Groot word+ met name aan een onderzoek onderworpen, aoch daarbij staat de schrijver naar we meenen ten onrechte niet of te kort stil bij het verschil, dat deze contractsleer vertoont met die van Rousseau. Grotius' opvatting op dit punt is voor ons, die na beide leeraars leven, eerst ten volle te verstaan als we beider beschouwing weer van elkaar leeren los te maken. De Heer der heerlijkheid. Beschou wing over het Evangelie naar Jo hannes, door H. C. Voorhoeve Jzn. J. N. Voorhoeve te Den Haag. Op 9 Februari 1937 was het honderd jaar geledien, dat de heer H. C. Voorhoeve het levenslicht zag. In zijn leven heeft hij door woord en ge schrift slechts één doel voor oogen gehad, n.l. te getuigen van de heerlijkheid, van Christus, zooals deze ons tegenstraalt uit de Heilige Schrift. Ook de thans uitgegeven Bijbellezingen over het Evangelie van Johannes geven hiervan overvloedig bewijs. Het moet voor den auteur ©en bron van geestelijke genieting zijn geweest, het Evan gelie van Johannes in de eenzaamheid van de studeerkamer overdacht te hebben. Im mers, het Johannes Evangelie teekent bij uitnemendheid de heerlijkheid van Ghristus als den Eeniggeborene van den Vader, vol van genade en waarheid. De heldere en duidelijke stijl, aan den heer Voorhoeve in al zijn geschriften eigen, maakt het den lezers gemakkelijk, den gedaohtiengang van den auteur tot in de kleinste bij zonderheden te volgen. Maar ver daar boven uit boeit de warme bezielende toon, Welke doorklinkt op iedere bladzijde, de toon van iemand, die vrede en vreugde vónd in -Zijn Heiland. Wij zouden niet durven of willen beweren dat de auteur geen dankbaar gebruik heeft gemaakt van hetgeen theologen in vroeger en later tijd over het Evangelie van Johan nes gedaoht en geschreven hebben. Maar toch hebben we ons niet kunnen ontworstelen aan dkm indruk, dat we in deze Bijbellezingen bovenal de vrucht mo gen zien van zelfstaoidiig, nauwkeurig en biddend Schriftonderzoek. Er komen zoovele fijne trekjes in. voor, die o.L uitsluitend te danken zijn aan het eenvoudig nauwkeurig en biddend lezen der Schrift Zoo trof ons b.v. de opmerking, dat Jezus Zijn discipelen allen wegzond bij de Jacobsbron, om spijze te koopen, omdat de Samaritaansche vrouw er behoefte aan had, om met den Heere Jezus alleen te spreken. Slechts twee opmerkingen willen we ma ken. Ten eerste komt het ons niet aanne melijk voor, dat de tijdsbepaling „op den derdien dag" van de bruiloft te Kana een zinnebeeldige beteekenis heeft. En in de tweede plaats achten we het niiiet juist, wan neer op pag. 74 gezegd wordt, dat de geloo- vigen van het Oude Testament wel volko men gelukzalig zijn, maar -niet behooren tot de Bruid van Christus. Het boek der Openbaring aan Johannes toornt overduidelijk aan de eenheid der ge meente van Oud- en Nieuw Verbond. Maar overigens hebben we groote waar- deening voor deze Bijbelstudie, die ons bij vernieuwing toont, hoe een leven b ij en u i t de Schrift rijk is aan troost en vreugde en kracht tot heiligmaking. In de eerste afdeeling van dit boek wordt de tegenstelling van het leven in het Ver bond naar de Schriften en het leven uit de zg. „valsche mystiek" besproken, vooral met het oog op de Heilige Schrift, de ker kelijke praktijk en de Kerkgeschiedenis. De tweede afdeeling behandelt dan meer speciaal de beteekenis van dat „leven in het Verbond" ten opzichte van onze kinde ren, van de knapen en meisjes, en van de Jeugdvereenigingen onzer jongelingen en jongedochters. Dit boek getuigt van diepe studie, 'doch niet minder van hoogen ernst. Op overtui gende wijze toont de Schr. aan, hoe in den bloeitijd van het Geref. kerkelijk leven de Schriftuurlijke Verbondsgedachte leefde in het midden der gemeente en juist in den tijd van geestelijk verval deze Verbondsge dachte teloor ging. Niet minder trof ons dé rijkdom praktische opmerkingen voor de Christe lijke opvoeding onzer kinderen, zoowel in de kinderjaren als in den tijd van wat men noemt de rijpere jeugd. Leven in het Verbond stelt o.m. aan den opvoeder ook den eisch, dat hij zelfs niet door een onbedachtzaam gesproken woord verwoest, wat moeizaam werd opgebouwd i het werk der opvoeding. Wellicht zullen sommigen met den auteur verschillen in meening over het wezen der zelfbeproeving. Met opzet gebruiken we hier het woord „wezen". Want over de d z a k e 1 ij k h e i d van zelfbeproeving zullen allen, die bij de Schrift begeeren te leven, het zeker eens zijn. Wij willen in een blad als het onze, geen uitspraak doen over de vraag, of de zelfbe proeving zich enkel moet uitstrekken tot. het „al of niet leven in het Verbond", of dat ze ook betrekking heeft tot het al of niet deelen in de weldaden des Verbonds. Maar wel meenen we te mogen consta- teeren, dat het onvoorwaardelijk willen bui gen hij den auteur voor de autoriteit dei- Heilige Schrift, een gezonde basis biedt oor nadere gedachten wisseling. In elk geval bevelen we dit werlc gaarnQ ter lezing aan. Het greep ons aan door de rijke Schriftkennis, welke de Schr. aan deri dag legt, door de groote bekendheid van; den auteur met de geschiedenis der Chr, Kerk in den loop der eeuwen, en niet min* der door den teederen ernst, welke op iedero bladzijde ons toespreekt. Op weg naar het Koninkrijk, dooi; dr W. L. Slot Jr. A. Voorhoeve^ v.h. J. M. Bredée's Uitg. Mij, R'danu Onder bovenstaanden titel verscheen een dagboek, verzorgd door dr Slot, dat wij, gaarne ter lezing en overdenking aanbe- velen. In dit boek is een theoloog aan He? woord'. En daarvoor kunnen we dankbaar zijn. Want op menige bladzijde treft het U, hoe wetenschappelijke studie het oog ont sluit voor den rijkdom der Schrift. Maait tegelijk mag hieraan toegevoegd worden, dat deze meditaties uitmunten door treffen-» de eenvoud'. Deze Schriftoverdenkingen zijn rijk aarf troost en bemoediging, maar niet minder vol ernst en waarschuwing. Doch immer wordt het Woord in alle zachtmoedigheid geplant. Er schuilt een sterk subjectief element ïh! dit dagboek. In dit boek is iemand aan heti woord, wiens ziel afgestemd is om deklan- ken des Evangelies zoo zuiver mogelijk op te vangen en ze dan te laten doorklinken in anderer hart en leven. Evenwel, dit subjectief element heeft ooK een schaduwzijde. Zoo trof het ons, dat in! de meditatie over Ps. 32 9a alleen wordti opgewekt, om elkaar niet te bestrijden, maar met oneindige liefde elkaar bij tei staan in den strijd des levens. Deze opwek-» king, op zichzelf hoogst behartigenswaar* dig, ontsluit o.i. niet den diepen zin van; het Schriftwoord uit Ps. 32, omdat daal) allermeest gedoeld wordt op de onboetvaar- digheid van den mensch, die zich verzet tegen Gods waarschuwende stem om af to laten van de paden der zonde. Tenslotte nog één opmerking. Het doet vreemd' aan, dat in een dagboek, uitgege ven in 1937, nog geschreven wordt op 2j Augustus: Heden is er vreugde in de har ten van ons volk, omdat onze. geëerbiedigde! Koningin-Moeder verjaart". Wel zal dit zijrt oorzaak vinden in het feit, dat meditaties van ouderen datum thans eerst zijn gebun deld, maar niettemin had deze vergissing toch wel voorkomen kunnen worden. Intusschen, deze opmerkingen beletten ons allerminst, dit werk ter lezing aan tel bevelen. Op elke bladzijde straalt U tegen' de blijdschap van een leven, dat genoemd mag worden een wandelen met God. Een nieuwe weg tot het oude Evan gelie, door dr H. Fuglsang-D am- gaard. H. Veerman en Zonen te Wageningen, Dit boekje bevat de voordracht, welke de Bisschop van Kopenhagen gehouden heeft over de Groepbeweging op een Evangelisch- Luthersche conferentie te Berlijn. Wij hebben verschillende grootere en kleinere wei-ken over de zgn. Groepbewe ging gelezen. En opnieuw trof het ons, dat in de Deensche literatuur over deze be weging meer dan in die van Amerikaan- schen oorsprong alle nadruk wordt gelegd op de verzoening in Christus. Uit een persoonlijk gesprek met örBucH- man wordt meegedeeld, dat deze het mid delpunt vindt in de rechtvaardigmaking door het geloof. Voorts wil dr Fuglsang de zgn. leiding altijd1 toetsen aan de geopenbaarde woor* den van de Schrift. Wij durven niet zeggen, dat de Groepbe weging overal zóó dicht het Schriftgeloovig standpunt benadert. Hoewel wij hier aan stonds aan toevoegen, dat persoonlijke ge tuigenissen van hen, die soms jaren ver vreemd leefden van de Schrift, uit den: aard der zaak niet aangemerkt kunnen worden als zuivere weergave van het ka rakter dezer beweging. We beroepen ons hiervoor op Apollos, een krachtig getuige des Evangelies, aan wien echter door Pau- lus de weg Gods nog meer bescheiden- lijk moest worden uitgelegd. Van de lectuur over de Groepbeweging heeft dit kleine werkje ons het meest ge troffen, omdat het, bij de ernstige opwek king tot heiligmaking, de waarheid van do rechtvaardigmaking door het geloof niet' in het gedrang wil brengen. De volheid in Jezus Christus, door dr E d. Thurneysen, Vertaald door P. H. M u i 1 e r. J. N. Voorhoeve te Den Haag. Dit werkje van ongeveer 32 bladz. ver scheen als no 11 van de bekende serie Brandende kaarsen". Het bevat een krachtig getuigenis van dc ilgenoegzaamheid van Christus als Zalig- maker. Met den gloed der innigste levensovertui ging wordt er alle nadruk op gelegd, dat velen wel begeeren iets te bezitten van Christus, maar niet Hem-Zelf. Zoo echter bestaat het Christendom slechts als een religieuse idee, een religieuse beweging naast andere. Maar de absoluutheid van *t Christendom is, dat het niet vraagt geloof aan de macht van een beweging of een idee. doch geloof in de macht van Christus, in Wien God alle heil voor den zondaar heeft besloten. Gaarne bevelen we dit werkje ter lezing in. Met beslistheid wordt op grond van de Heilige Schrift gezegd, dat het alleen IGoci's daad is, die ons redt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 10