QJtm imeJmi
e/n,
Langs den Weg
m
SbelaA
Een goed Boek over Argentinië
MAANDAG 19 APRIL 1937
Langs den Weg, verzen van
Jo Kalmijn Spierenburg.
Amsterdam, Uitg.-Mij Holland.
Van Jo KalmijnSpierenburg verscheen
'onlangs een klein bundeltje verzen, dat in
de stroom der veelvuldige productie onze
bijzondere aandacht verdient. Deze schrijf
ster bleef me onbekend tot nog toe als
romancière, en heel gunstig luidde de cri-
tiek over haar laatste roman „Bruiloftsgan-
gers" niet; maar als dichteres combineer
ik ze onmiddellijk in mijn aandacht met
Jacqueline v. d. Waals. Natuurlijk zie ik
bet groote onderscheid: Jo KalmijnSpie
renburg is vergeef me de woordspeling
gespierder vaji taal, sterker van stem,
en de moederlijke teederheid is er meer
maskeerd, hoewel duidelijk herkenbaar in
enkele verzen, die een moeder alleen zóó
schrijven kan. Maar overigens hebben vele
.van deze verzen een mannelijk accent van
vastheid in 't rhythme. Hoor de moeder,
zooals zij alleen zingen kan op deze toon:
MOEDER
Mij heugt nog van mijn moeder: een gebaar,
een wiegewijs, een haast versleten bede,
haar adem over mij, als zij mij kleedde,
haar glimlach en het geuren van heur
haar.
Maar 't leven dreef mij langzaam van
haar af,
en mijn herinnering aan haar werd
zwakker.
Mijn kinderlijke eerbied bleef wel wakker
maar vreugden woek'ren over ieder graf.
.Totdat zij eenmaal mij weer nader kwam
en dichterbij misschien dan ooit te voren,
nog dichter dan toen ik haar stem kon
hooren,
cn zij mij, warm van 't spelen, bij zich
nam.
Het was dien nacht, waarin mijn eigen
kind
met smart geboren werd en wij geen
woorden
meer vonden toen we't eerste schreien
hoorden.
Dien nacht heb ik mijn moeder eerst
gemind.
Let op hoe af dit vers is. En zoo zijn er
meer in dit bundeltje. Telkens weer de
moeder, bv. in „Het kind":
Het is een deel van ons en ons verwant.
,Wij hebben het met onze smart gekocht.
Zijn adem is onz' eigen ademtocht.
En toch heeft het, nu reeds, naar een ver
land
zijn kleine schreden gretig toegekeerd.
Tot hiertoe hebben wij het zacht verzeld.
Het heeft zich losgemaakt en met geweld
ons uit zijn spel en droom geweerd.
[Wij doen het met ons hunk'ren schade
aan.
Want hiertoe is het, dat wij moeder zijn;
Zoo lief te hebben, dat, bij alle pijn,
Wij zijn bereid om stil op zij te gaan.
Is dat geen zeldzaam fijn-gevoeld moe
der-vers?
Ik zou zoo willen doorgaan met u, lezer
"(es), de schatten van stille glanzende
schoonheid voor te houden. Maar ik wil
u zeggen, koop en lees als ge 't bezit van
waarachtige poëzie op prijs stelt en er
een kleine prijs voor besteden kunt.
Ik herinner me uit haar vorige ver
bundeltjes menig beschrijvend, schilder
kunstig lied. Hier ook weer: bijv. Lam
pion:
Toen eindelijk de schemer kwam
is zij haar dunnen steel ontbloeid.
Ze werd doorzichtig en doorgloei d
van hare wiegelende vlam.
(Wij cursiveerden).
Zóó ziet de dichteres het lichtend wonder
van een lampion: als oen openbloeiende
bloem.
De blauwe asters zijn verward,
geschonden in het grint gestort.
Nog straalt het gave, gouden hart,
eer het voorgoed verduisterd wordt.
Hoe zuiver, innig, kuisdh' belijdt zij Het
Svonder van „Moederschap", eindigend;
Dit is geluk, maar haast voor ons to
vol, te zwaar.
Wij zijn beschaamd, dat wij dit dragen
mogen.
Opmerkelijk is ook het telkens weerkee-
rend motief van het moederschap, zoo, bv.
in „Oud Moedertje". Er is een eenheid in
dit bundeltje, zij het een veelkleurige. Het
gaat hier om: geboorte en dood. En daar-
tussoben het levensfeest, maar ook: het
naderend afscheid, het herfstmotief.
Hoe gespannen van moederlijke weer
loosheid en oapperheid in éénen is „Vrou
wen-Vredesgang". Knap is de structuur van
deze verzen; soms alleen een rhythmisch
spel als in „.Vleermuis", dat het rukkend-
mysterieuse fladderen ver-beeldt:
Tusschen schuur en huizennok
schielijk, zigge-zagge, trok
zij haar onverhoedsche wegen.
Hoe hooren wij de traagzaam-schokkende
wagen over oen zandweg trekken in „Oogst
wagen":
Achler de dampende paarden aan,
wiegelend boven de knarsende assen,
komt naai' de schuren het gele graan,
dat door Gods goedheid op 't land is
gewassen.
Jo KalmijnSpierenburg
Ook is hier d'e stem van de geloovige, en
daarin hooren we vooral de verwantschap
met Jacqueline v. d. Waals' diep-religieuse
poëzie:
Wanneer wij bidden is het om ons
zelfbehoud
en zelden uit de nooddruft van een
diep verlangei
dat niets wil zijn en niets wil vragen of
ontvangen
maar zalig is, wanneer het enkel U
aanschouwt.
We hopen, dat dit bundeltje zich vele
vrienden winnen mag.
'A'. WAPENAAR
Prof. Mr. J. A. Eigeman: „De
rechtsstaatsgedachte van Thor-
becke-Groen-Colijn".
Uitg. Nijgh en van Oitmar K.V.
Rotterdam.
In dit geschrift betoogt Prof. Eigeman, dat
Colijn de synthese wil geven van Groen
Prinsterer en Thorbecke, een, synthese, die
als volgt omschreven wordt: alleen Groens
beginsel houdt Thorbecke's staatsbestel bij
elkaar gelijk omgekeerd Thorbecke's
staatsbestel de eenige openbaringsvorm is
m Groens beginsel.
We meenen, dat op deze wijze een band
om de figuren van Groen van Prinsterer en
Thorbecke wordt gelegd, welke in werkelijk
heid niet bestaat. Zeker is het wenschelijk,
eenige tientallen jaren na den dood van deze
beide staatsmannen, eens na te gaan wat bei
den gemeen hadden, niet tot een heroriën
teering inzake het Calvinistisch beginsel,
tot een beter verstaan van de persoon
lijkheid. Want bij de niet gauw te overschat
ten beteekenis, welke Groen van Prinsterer
ons volksleven heeft gehad, kan niet
worden ontkend, dat zijn publicaties enkele
malen den indruk geven van vaagheid, ja
van onderlinge tegenspraak. En ander
zijds kwam men er in het parlementair debat
zeker toe, om bepaalde verschillen eerder te
accentueeren dan te verdoezelen.
Ondanks dat kan dunkt ons een hernieuwd
onderzoek niet tot oen niet-vermoede syn
these leiden. Een dergelijke conclusie trok
Mr. W. Verkade in zijn belangrijke studie
dan ook niet. Dat Prof. Eigeman tot ander
resultaat meende te mogen komen, heeft ons
dan ook bevreemd. Hoe meer immers Groen
Prinsterer en Thorbecke elk tot een
eigen gefundeerde overtuiging kwamen, des
te grooter werd de kloof, welke beiden scheid
de, een kloof, door beiden als pijnlijk,
werd aangevoeld. Deze uiteenloopende ont
wikkeling vond haar vervolg in het na-Thor-
beckiaansche liberalisme, ondanks alle ver
schil, en we mogen wel zeggen, achteruit
gang, vergeleken met den groote® .staatsman,
eenerzijds, en anderzijds in het werk van
Kuyper, den erfgenaam van Groen van
Prinsterers taak, en als zoodanig door dezen
zelf aangewezen.
Een synthese, als door Prof. Eigeman
dedigd, mag nimmer de plaats innemen
de antithese, welke bestaat tusschen de rich
tingen, welke zich baseeren op de openba
ring van Gods gebod, en welke zulks nalaten.
Dat de eerste richtingen verdraagzaamheid
als staatkundig beginsel en derhalve als
bindend nationaal element erkennen, zal niet
worden ontkend. Juist omdat deze verdraag
zaamheid bij Thorbecke niet altijd tot haar
recht kwam, bewerkte hij in facto een anti
these, welker bestaan niet gewenscht was.
Dr. A. J. M. Cornelissen: „De
mocratie. Einde of opgang?"
Uitg. Dekker en Van de Vegt.
Nijmegen.
In deze studie over de democratie sluit Dr.
Cornelissen zich nauw aan bij Prof.
Struycken en betoont zich een getrouw i
hanger van diens historische methode. In
dit werk, dat overigens van algemeene oriën
teering blijk geeft, wordt een verwijzing
naar de denkbeelden van Kuyper en Anema
over dit onderwerp noode gemist. Het eenige,
wat de schrijver omtrent het Calvinisme ten
beste geeft, zijn enkele losse opmerkingen,
aan Struycken ontleend, over den grond van
het overheidsgezag en van het recht. Deze
opmerkingen zelf zijn aanvechtbaar, wijl
onvolledig. Zoo de meening, dat volgens het
Calvinisme de overheid tegenover
onderdanen zou staan (blz. 45). Dat is toch
wel weinig in overeenstemming met de juist
door het Calvinisme beklemtoonde gehoor
zaamheid, welke de onderdaan aan het o
heidsgezag verschuldigd is. Een gebrek aan
helder inzicht in de leer van de souvereini-
teit in eigen kring, waarvan overigens de
katholieken zich niet geheel en al afkeerig
toonden, wordt hier openbaar.
Ook is het onvolledig, te zeggen, dat vol
gens het Calvinisme de eenige bron van het
recht zou liggen op de mystieke hoogte der
Openbaring (blz. 54). We mogen toch niet
aannemen, dat volgens de katholieken het
recht van de goddelijke openbaring is los te
maken, ondanks hun scheiding tusschen na
tuur en bovennatuur? De schrijver had bij
zijn zinsnede over het Calvinisme eraan toe
moeten voegen, dat dit aan de Openbaring
ontleende recht gepositiveerd dient te wor
den, al naar gelang van het levensverband.
Het spreekt vanzelf, dat we, ook als we
van deze punten afzien, niet altijd met den
schrijver acoord kunnen gaan. Hij zal dat
niet verwachten. Dit mag ons echter niet ver
hinderen, evenzeer mee te deelen, dat we
van zijn opvattingen vaak met groote in
stemming kennis namen, zooals bij zijn af
wijzing van Van den Berghs voor eenigen
tijd gepubliceerde denkbeelden.
Wet op het Arbeidscontract
Als no. 70 in de bekende Editie Schuur
man en Jordens van Nederlandsche Staats
wetten ontvingen we den tienden druk van
de wet van den 13den Juli 1907, S. 193, tot
wijziging en aanvulling van de bepalingen
in het Burgerlijk Wetboek omtrent huur
van dienstboden en werklieden en daar
mede samenhangend)e artikelen in dat wet
boek. alsmede in de Wetboeken van Koop
handel en van Burgerlijke Rechtsvordering,
in de Wet op de Rechterlijke Organisatie
en het Beleid der Justitie, en in de Faillisse-
mentswet, zooals deze wet gewijzigd is, met
aanteekeningen, ontleend aan de gewisselde
stukken en beraadslagingen, jurisprudentie,
besluiten ter uitvoering en alphabetisch
register. De uitgave is verzorgd door Dr. G.
G. Pekelharing en gedrukt bij N. V. Uit
gevers-Maatschappij W. E. J. Tjeenk Wil
link te Zwolle.
Ir Jan Spaander: „Rusland tech
nisch bekeken". Uitg. Valkhoff en
Co, Amersfoort,
Over Sovjet-Rusland heeft ir Spaander
in dit werk veel technische en andere ge
gevens verzameld, aoch de schrijver is er
in geslaagd, dit de leesbaarheid niet ten
kwade te doen beïnvloeden. De fouten van
het bewind worden blootgelegd. Alleen kon
iets duidelijker zijn aangegeven, dat oeze
fouten in een communistisch stelsel te ver
wachten waren, afgezien van den aard van
het Russische volk zelf. De kennis, die de
schrijver heeft opgedaan orntrent Engel-
sche en Amerikaansche lectuur blijkt be
halve uit citaten ook uit eenige anglicis
men. Het geheel maakt op den lezer ech
ter wel een betrouwbaren indruk.
G. de Haas: Beknopte Staatkundige
Geschiedenis van het laatste tijdvak
(1789—heden)". Uitg. J. B. Wolters
Groningen-Batavia.
Een handig en goed! opgezet boekje, 'dat
geheel beantwoordt aan het gestelde doel:
ten dienste van de literair-economische af-
deeling der H.B.S. Talrijke illustraties ver
aangenamen de studie. We meenen, dat 't
vraagstuk van de altijd wat kunstmatige
afscheiding tusschen „algemeene" en „va-
óerlandsche" geschiedenis in het product
van den heer De Haas een juiste oplossing
heeft gekregen.
Prof. mr A. C. Josephus J it't
„Het Nederlandsch Volkskarakter".
Uitg. A. A. M. Stols' Uitgevers-Mij..
Maastricht.
Een aantrekkelijk geschriftje van een vlot
stylist! De vlotheid heeft misschien het
springen van de hak op den tak wat be
vorderd. En overigens, is het geheel ten
onrechte, indien de anti-revolutionairen ten
onzent zich de ontdekking van het begin
sel van de souvereiniteit in eigen kring toe
eigenen? In zooverre deze richting terug
grijpt op óe Reformatie zeker niet. Welis
waar zijn ook reeds in de middeleeuwen
verheugende aanduidingen te ontdekken,
maar dan wordt de ontwikkeling tegenge
houden door de suprematie van ae kerk.
Dr A. C. J. deVrankrijker: „De
Staatsleer van Hugo de Groot en zijn
Nederlandsche tijdgenooten".
Uitg. N.V. Dekker en Van de Vegt,
Nijmegen-Utrecht,
In 'deze studie geeft dr Vrankrijker een
overzicht van Hugo de Groots denkbeelden
ten opziohte van enkele onderwerpen, zoo-
als recht van opstand, standenstaat, mo
narchie, kerk en staat. Van belang hierbij
is, dat de figuur van de Groot steeds
wordt bezien in het licht van zijn tijd en
Hugo 'de Groot
'ergelijking met tijdgenooten. Vooral
wijzen we op de behandeling yan de staats
leer der monarchomachen, al meenen we,
dat deze al te zeer worden losgemaakt van
het Calvinisme. De studie van dr Vrankrij-
Argentinië, door C h r. v B a 1 e n Jr
Uitgave van t Maandblad! „Neder
land", Buenos-Aires.
Argentinië heeft in de laatste tijd heel
wat belangstelling van uit ons land onder-
vonden, een belangstelling, die haar hoog
tepunt vond in het bezoek van de Neder
landsche Handelsmissie, die onder leiding
van jhr mr dr van Karnebeek pogingen in
het werk stelde het handelsverkeer tus
schen Nederland en Argentinië en weder
zij dsche kennis te bevorderen.
Dit bezoek was reden van het schrij
ven van dit boek, dat oorspronkelijk be
doeld was een boekje te worden, hetwelk
de Nederlandsche Handelsmissie zou worden
aangeboden. Dit is wel de hoofdbedoeling
gebleven, doch het dijde uit tot een boek
werk van 200 pagina's compact gedrukt en
daarnaast nog ruim 30 fraaie foto's op
kunstdrukpapier, want tijdens het bewer
ken achtte de schrijver het hoek ook dien
stig te kunnen maken voor Nederlandsche
zakenlieden, die handelsrelaties met Argen
tinië zouden willen aanknoopen en tevens
voor particulieren, die meer van dit land
willen weten.
Wij gelooven, dat de schrijver met zijn
plan goed geslaagd is. In verschillende
hoofdstukken, alle verdeeld in korte, pret
tig lezende gedeelten, vertelt de schrijver
van de groote stad Buenos-Aires allereerst.
Daarna van het land, de bewoners, {le'han-
del, de industrie, het verkeerswezen, de
politiek (binnenlandsche zoowel als buiten-
landsche), over immigratie en kolonisatie
en eindelijk over Nederlanders in Argen
tinië, over onze handel en die van onze
koloniën met dat land.
Het komt ons voor, dat de schrijver zeer
goed op de hoogte is met de toestanden al
daar en daarbij de kunst verstaat door de
eenvoudige, zakelijke wijze, waarop hij
schrijft, belangstelling voor Argentinië te
wekken en den lezers een juist beeld te
geven.
Het Mei-plein te Buenos 'Aires met kathedraal en andere gebouwen
Hoe de mats groeit in de provincie Buenos Aire%
ker heeft niet Het minst waarde door Het
uitgebreide bronnenonderzoek en de vele
verwijzingen, welke getuigen van belezen
heid. De contractsleer van de Groot word+
met name aan een onderzoek onderworpen,
aoch daarbij staat de schrijver naar we
meenen ten onrechte niet of te kort stil bij
het verschil, dat deze contractsleer vertoont
met die van Rousseau. Grotius' opvatting op
dit punt is voor ons, die na beide leeraars
leven, eerst ten volle te verstaan als we
beider beschouwing weer van elkaar leeren
los te maken.
De Heer der heerlijkheid. Beschou
wing over het Evangelie naar Jo
hannes, door H. C. Voorhoeve Jzn.
J. N. Voorhoeve te Den Haag.
Op 9 Februari 1937 was het honderd jaar
geledien, dat de heer H. C. Voorhoeve het
levenslicht zag.
In zijn leven heeft hij door woord en ge
schrift slechts één doel voor oogen gehad,
n.l. te getuigen van de heerlijkheid, van
Christus, zooals deze ons tegenstraalt uit
de Heilige Schrift.
Ook de thans uitgegeven Bijbellezingen
over het Evangelie van Johannes geven
hiervan overvloedig bewijs.
Het moet voor den auteur ©en bron van
geestelijke genieting zijn geweest, het Evan
gelie van Johannes in de eenzaamheid van
de studeerkamer overdacht te hebben. Im
mers, het Johannes Evangelie teekent
bij uitnemendheid de heerlijkheid van
Ghristus als den Eeniggeborene van den
Vader, vol van genade en waarheid.
De heldere en duidelijke stijl, aan den
heer Voorhoeve in al zijn geschriften eigen,
maakt het den lezers gemakkelijk, den
gedaohtiengang van den auteur tot in de
kleinste bij zonderheden te volgen.
Maar ver daar boven uit boeit de warme
bezielende toon, Welke doorklinkt op iedere
bladzijde, de toon van iemand, die vrede
en vreugde vónd in -Zijn Heiland.
Wij zouden niet durven of willen beweren
dat de auteur geen dankbaar gebruik heeft
gemaakt van hetgeen theologen in vroeger
en later tijd over het Evangelie van Johan
nes gedaoht en geschreven hebben.
Maar toch hebben we ons niet kunnen
ontworstelen aan dkm indruk, dat we in
deze Bijbellezingen bovenal de vrucht mo
gen zien van zelfstaoidiig, nauwkeurig en
biddend Schriftonderzoek. Er komen zoovele
fijne trekjes in. voor, die o.L uitsluitend te
danken zijn aan het eenvoudig nauwkeurig
en biddend lezen der Schrift Zoo trof ons
b.v. de opmerking, dat Jezus Zijn discipelen
allen wegzond bij de Jacobsbron, om spijze
te koopen, omdat de Samaritaansche vrouw
er behoefte aan had, om met den Heere
Jezus alleen te spreken.
Slechts twee opmerkingen willen we ma
ken. Ten eerste komt het ons niet aanne
melijk voor, dat de tijdsbepaling „op den
derdien dag" van de bruiloft te Kana een
zinnebeeldige beteekenis heeft. En in de
tweede plaats achten we het niiiet juist, wan
neer op pag. 74 gezegd wordt, dat de geloo-
vigen van het Oude Testament wel volko
men gelukzalig zijn, maar -niet behooren tot
de Bruid van Christus.
Het boek der Openbaring aan Johannes
toornt overduidelijk aan de eenheid der ge
meente van Oud- en Nieuw Verbond.
Maar overigens hebben we groote waar-
deening voor deze Bijbelstudie, die ons bij
vernieuwing toont, hoe een leven b ij en u i t
de Schrift rijk is aan troost en vreugde en
kracht tot heiligmaking.
In de eerste afdeeling van dit boek wordt
de tegenstelling van het leven in het Ver
bond naar de Schriften en het leven uit de
zg. „valsche mystiek" besproken, vooral
met het oog op de Heilige Schrift, de ker
kelijke praktijk en de Kerkgeschiedenis.
De tweede afdeeling behandelt dan meer
speciaal de beteekenis van dat „leven in
het Verbond" ten opzichte van onze kinde
ren, van de knapen en meisjes, en van de
Jeugdvereenigingen onzer jongelingen en
jongedochters.
Dit boek getuigt van diepe studie, 'doch
niet minder van hoogen ernst. Op overtui
gende wijze toont de Schr. aan, hoe in den
bloeitijd van het Geref. kerkelijk leven de
Schriftuurlijke Verbondsgedachte leefde in
het midden der gemeente en juist in den
tijd van geestelijk verval deze Verbondsge
dachte teloor ging.
Niet minder trof ons dé rijkdom
praktische opmerkingen voor de Christe
lijke opvoeding onzer kinderen, zoowel in
de kinderjaren als in den tijd van wat men
noemt de rijpere jeugd.
Leven in het Verbond stelt o.m. aan den
opvoeder ook den eisch, dat hij zelfs niet
door een onbedachtzaam gesproken woord
verwoest, wat moeizaam werd opgebouwd
i het werk der opvoeding.
Wellicht zullen sommigen met den auteur
verschillen in meening over het wezen der
zelfbeproeving. Met opzet gebruiken we
hier het woord „wezen". Want over de
d z a k e 1 ij k h e i d van zelfbeproeving
zullen allen, die bij de Schrift begeeren te
leven, het zeker eens zijn.
Wij willen in een blad als het onze, geen
uitspraak doen over de vraag, of de zelfbe
proeving zich enkel moet uitstrekken tot.
het „al of niet leven in het Verbond", of
dat ze ook betrekking heeft tot het al of
niet deelen in de weldaden des Verbonds.
Maar wel meenen we te mogen consta-
teeren, dat het onvoorwaardelijk willen bui
gen hij den auteur voor de autoriteit dei-
Heilige Schrift, een gezonde basis biedt
oor nadere gedachten wisseling.
In elk geval bevelen we dit werlc gaarnQ
ter lezing aan. Het greep ons aan door de
rijke Schriftkennis, welke de Schr. aan deri
dag legt, door de groote bekendheid van;
den auteur met de geschiedenis der Chr,
Kerk in den loop der eeuwen, en niet min*
der door den teederen ernst, welke op
iedero bladzijde ons toespreekt.
Op weg naar het Koninkrijk, dooi;
dr W. L. Slot Jr. A. Voorhoeve^
v.h. J. M. Bredée's Uitg. Mij, R'danu
Onder bovenstaanden titel verscheen een
dagboek, verzorgd door dr Slot, dat wij,
gaarne ter lezing en overdenking aanbe-
velen.
In dit boek is een theoloog aan He?
woord'. En daarvoor kunnen we dankbaar
zijn. Want op menige bladzijde treft het U,
hoe wetenschappelijke studie het oog ont
sluit voor den rijkdom der Schrift. Maait
tegelijk mag hieraan toegevoegd worden,
dat deze meditaties uitmunten door treffen-»
de eenvoud'.
Deze Schriftoverdenkingen zijn rijk aarf
troost en bemoediging, maar niet minder
vol ernst en waarschuwing. Doch immer
wordt het Woord in alle zachtmoedigheid
geplant.
Er schuilt een sterk subjectief element ïh!
dit dagboek. In dit boek is iemand aan heti
woord, wiens ziel afgestemd is om deklan-
ken des Evangelies zoo zuiver mogelijk op
te vangen en ze dan te laten doorklinken
in anderer hart en leven.
Evenwel, dit subjectief element heeft ooK
een schaduwzijde. Zoo trof het ons, dat in!
de meditatie over Ps. 32 9a alleen wordti
opgewekt, om elkaar niet te bestrijden,
maar met oneindige liefde elkaar bij tei
staan in den strijd des levens. Deze opwek-»
king, op zichzelf hoogst behartigenswaar*
dig, ontsluit o.i. niet den diepen zin van;
het Schriftwoord uit Ps. 32, omdat daal)
allermeest gedoeld wordt op de onboetvaar-
digheid van den mensch, die zich verzet
tegen Gods waarschuwende stem om af to
laten van de paden der zonde.
Tenslotte nog één opmerking. Het doet
vreemd' aan, dat in een dagboek, uitgege
ven in 1937, nog geschreven wordt op 2j
Augustus: Heden is er vreugde in de har
ten van ons volk, omdat onze. geëerbiedigde!
Koningin-Moeder verjaart". Wel zal dit zijrt
oorzaak vinden in het feit, dat meditaties
van ouderen datum thans eerst zijn gebun
deld, maar niettemin had deze vergissing
toch wel voorkomen kunnen worden.
Intusschen, deze opmerkingen beletten
ons allerminst, dit werk ter lezing aan tel
bevelen. Op elke bladzijde straalt U tegen'
de blijdschap van een leven, dat genoemd
mag worden een wandelen met God.
Een nieuwe weg tot het oude Evan
gelie, door dr H. Fuglsang-D am-
gaard.
H. Veerman en Zonen te Wageningen,
Dit boekje bevat de voordracht, welke de
Bisschop van Kopenhagen gehouden heeft
over de Groepbeweging op een Evangelisch-
Luthersche conferentie te Berlijn.
Wij hebben verschillende grootere en
kleinere wei-ken over de zgn. Groepbewe
ging gelezen. En opnieuw trof het ons, dat
in de Deensche literatuur over deze be
weging meer dan in die van Amerikaan-
schen oorsprong alle nadruk wordt gelegd
op de verzoening in Christus.
Uit een persoonlijk gesprek met örBucH-
man wordt meegedeeld, dat deze het mid
delpunt vindt in de rechtvaardigmaking
door het geloof.
Voorts wil dr Fuglsang de zgn. leiding
altijd1 toetsen aan de geopenbaarde woor*
den van de Schrift.
Wij durven niet zeggen, dat de Groepbe
weging overal zóó dicht het Schriftgeloovig
standpunt benadert. Hoewel wij hier aan
stonds aan toevoegen, dat persoonlijke ge
tuigenissen van hen, die soms jaren ver
vreemd leefden van de Schrift, uit den:
aard der zaak niet aangemerkt kunnen
worden als zuivere weergave van het ka
rakter dezer beweging. We beroepen ons
hiervoor op Apollos, een krachtig getuige
des Evangelies, aan wien echter door Pau-
lus de weg Gods nog meer bescheiden-
lijk moest worden uitgelegd.
Van de lectuur over de Groepbeweging
heeft dit kleine werkje ons het meest ge
troffen, omdat het, bij de ernstige opwek
king tot heiligmaking, de waarheid van do
rechtvaardigmaking door het geloof niet'
in het gedrang wil brengen.
De volheid in Jezus Christus, door
dr E d. Thurneysen, Vertaald
door P. H. M u i 1 e r.
J. N. Voorhoeve te Den Haag.
Dit werkje van ongeveer 32 bladz. ver
scheen als no 11 van de bekende serie
Brandende kaarsen".
Het bevat een krachtig getuigenis van dc
ilgenoegzaamheid van Christus als Zalig-
maker.
Met den gloed der innigste levensovertui
ging wordt er alle nadruk op gelegd, dat
velen wel begeeren iets te bezitten van
Christus, maar niet Hem-Zelf. Zoo echter
bestaat het Christendom slechts als een
religieuse idee, een religieuse beweging
naast andere. Maar de absoluutheid van *t
Christendom is, dat het niet vraagt geloof
aan de macht van een beweging of een
idee. doch geloof in de macht van Christus,
in Wien God alle heil voor den zondaar
heeft besloten.
Gaarne bevelen we dit werkje ter lezing
in. Met beslistheid wordt op grond van
de Heilige Schrift gezegd, dat het alleen
IGoci's daad is, die ons redt.