Jong Holland snakt naar werk Is er in deze streken altijd adel geweest? De ingang van het kamp. Een dominé, die uitgleed; een Journalist, die diep in de sneeuw wegzakte; kampleiders cn medewerkers, die in hun hum waren; een kok wiens muts söheef stond, maar wiens hart recht zat; wintersahoonheid als in Zwitser land;ziedaar eenige van de indrukken,, welke wij meenamen van een sneeuwdagtocht in Rockanje en zijn onderhoorige plaatsen en bij een bezoek aan „de Schaapskooy", het kamp voor jeugdige werkloozen in de Voorn- sche duinen, uitgaande van de Centrale voor Werkloozenzorg, de heerlijke stichting, waaraan het is haast ongelooflijk heel Christelijk-Protestantsch Nederland meedoet, gesteund door de Raad van Nedar- landsche Kerken voor Practisoh Christendom. En ja, nu weten we het wel: hier wordt een of fer van ons gevraag'cl. Het is precies zooals Ds. H. Janssen het in „Raad en Daad", het orgaan van de Centrale, schrijft: Het is evangelsatie, dat is actief en practisch christendom. Dat is nog wat anders dan preeken en lezingen houden. Want deze dingen brengen gewoonlijk nog geld in het Iaadje, maar actief, practiscih christendom kost ons geld liet is, lezer, om uw liefde en belangstelling, om uw gebed voor het kampwerk der jonge werkloo zen te doen, maar ook om uw geld; uw pen ningske, als het moet, uw goud en zilver, als het maar even kan. Wij kondigen mits dezen de derde collecte aan. De eerste werd in 1935 gehouden. Men vroeg f 50.000; men ontving f 75.000. De tweede in 1936 ging met f 25.000 ae raming van 100.000 te boven. Dus wordt in 1937 niet minder gevraagd dan I 150.000. En in 1938 misschien weer 25 of 30 dui eend meer? Maak u geen zorgen voor de tijd. Want «le bedoeling is het niet. Het comité meent, dat thans de expansie is verkregen, waarnaar men moest streven. Voorts hoopt het, dat de werkloos- lieiü eenigszins minderen zal; hoewelwerk- looze jongeren zullen er nog voldoende blijven. Aanvankelijk was de opzet het inrichten van drie kampen. De groote aandrang van jeug dige werkloozen en de groote offervaardigheid, leidde ertoe dat er in 1935 reeds 4 groote kam pen kwamen met drie kleine. Groote kampen: Eac, Rockanje, Bussum en Ommen. Kleine kampen: Roden, Gaasterland en Rum- In 1936 werden de kampen Gaasterland en Roden vergroot tot een capaciteit van resp. 75 en 100 personen. Thans wordt het kamp in Gaasterland op sterkte van 100 personen ge bracht. Twee nieuwe kampen kwamen er bij, nl. m Chaam cn Beekbergen. 't Laatste kamp is speciaal voor de Vrijzinnige Jeugd. Voor die kampen moet Prot. Christelijk Nederland nu zorgen En voorts is geld noociig voor soort gelijk werk, doch ten bate van werklooze meis jes. Want de werkkampen zijn voor de jongens. In 1936 begon reeds een bijzondere Commissie, nl. „Vrouwen-Cris:s-zorg", met dit werk. En goed ook. Want reeds in September 1.1. kon het inter- uaats-werk in Haarlem met -40 meisjes aanvan- tl 38 Jong Holland kreeg werk Door de Centrale voor Werkloozenzorg gen; eerst in de Jeugdherberg, later in het hee- renhuis Zijlweg aldaar. Er moet echter noodzake lijk nog een internaat bij en ook vraagt de zorg yoor <ie vrouwen der werkloozen, speciaal het or- ganiseeren van vacantiedagen voor de zwaarst getroffenen, meer geld. Voorts worden de korte kampen, uitgaande van He N.C.S.V., het N.J.V. en de V.CJ.C. uit de col lecte gesubsidieerd met I 5,per week per per- Wij vTagen u: zijn deze dingen een collecte waard, Ja of neen? De 9 kampen moeten in 1937 openblijven. Er kan dan aan omstreeks 5000 jeugdige werkloozen gele genheid geboden worden, negen weken te werken. Het aantal jeugdige werkloozen van 1424 jaar Iwordt nog g«6ohat op 100.000, van wie er zeker 25.000 in aanmerking kamen voor deze werkkam pen. Zij gaan er 's Maanöagsmorgens per fiets heen, behalve de Zeeuwen die per bus naar Chaam ge bracht worden en brengen het weekend thuis door. Wat zij in het werkkamp doen? Eten, werken, leeren en zich ontspannen. Het eer ste niet te vergeten. Met een sterkte van ongeveer 100 personen wordt er per week gegeten: 525 K.G. aardappelen; 250 K.G. groente, boonen en erwten; 70 KG. vleesch en 30 K.G. vet. Daarnaast dan nog de belegging, koffie en thee. En tenminste 550 brooden. Voor verwarming wordt per week ca, 650 K.G, eierkolen verbruikt. Is het wonder dat deze degelijke kost welke volop en niet met mondjesmaat veis trekt wordt, de groei Kokswoning bevordert? Velen nemen minstens een pond per week in gewicht toe en bleeke staosjongens kee- ren als sterke boys terug. Reeds dat is voor velen een zegen. Daar komen over 't werken spreken wc straks ontspanning en leeren bij. Voor de ontspan ning zorgde in de vorige week de sneeuw en an ders het zelf aangelegde sportveld; voor het on derwijs de kampleiding in ,/ie Schaapskooij" past men de Dalton-metlhode toe terwijl er voorts voor wijdings- en ontwikkelings-avonden gezorgd wordt. Met het doel van deze dingen iets te zien gingen we op een sneeuwdag onder behoorlijk geleide naar „de Schaapskooij", En we hebben wat gezien cn gehoord. Gezien: sneeuwbedekte duinen met rijke bebos- sohing en een vogelwereld alB die van Tessel; resultaten van een arbeid, welke onder goede aan voering tot sohoone resultaten leidde; een kamp waar een goede geest heerscht onder de voortref felijke leiding van den commandant den heer P. Nauta en zijn vele medehelpers; een jongeliedcn- schaar, die den bezoeker niet aangaapt als een ruwe bende knapen, maar welke door orde- en solidariteitsgeest bezield is en die de tafel waarover de goedhartige kok met welgevallen zijn glundere oogen laat gaan alle eer aandoet. Wij hebben gehoord, wat onze geleiders ons ver telden: de heeren Tj. Elsinga, secretaris van het Prov. Comité, S. J. Stoel, adj.-secretaris van het nationale comité, Das, ook werkzaam bij het comité te Utrecht; Ds. F. A. den Boeft en niet te [vergeten de heer F. H. J. van Ittenson, de direö» terur van de N.V. Mij. „Voorne's Duin" en van de bezittingen van de Ver. tot Behoud van Natuur» monumenten. Men moet in het mooie boek van Van Balen: „Het, •werkende Land" maar eens nalezen, welk kost baars hier „behouden" kan worden en onder hoofd- Beiding van den heer Itterson behouden en verbe terd is en voorts binnenkort luisteren naar dei radio-rede, welke laatstgenoemde voor de N.C.R.V* hoopt te houden. Wat een gelukkige combinatie is hier gevonden; in deze streek. Werk voor jeugdige werkloozen, ■welke de volwassenen geen arbeid ontrooft, doch! veel eer bezorgt en verbeteringen aanbrengt welke voor de schoonheid van dit mooie stuk Nederland groote beteekenis heeft. En dan daarbij een mad te treffen, die de streek en het werk kent, plan nen kan ontwerpen en leiding bij de uitvoering geven, maar die bovenal het doel en streven van het Comité uit volle overtuiging steunt en met liefde over het werk en de werkers spreekt. Helaas kunnen we slechts korte opmerkingen over de werkobjecten spreken, maar een kort iremusé van hetgeen de heer Itterson ons verteldi9, moet hier toah volgen. Workplan en nitvoering Op 1 Augustus 1935 werd het werkkamp „L„ Scbaapskooy" geopend en werden achtereenvol gens de navolgde werken uitgevoerd: 1) Gedurende 10 weken werd het riet uit een dicht gegroeide uitlooper van het duinmeer, het Quack- jes Water, eigendom van de Vereeniging tot Be houd van Natuurmonumenten uitgegraven en do uitkomende grond-met-wortels op kale plekken gekruid en daar op hoopen gestort, waardoor, kunstmatige duintjes ontstonden..Hierbij werd do mooie boschachtige oeverbegroeiïng gespaard, Prachtige waterpartijen zijn op die manier in do plaats gekomen van riet en biezen, hetgeen door de vele bezoekers hoogelijik wordt gewaardeerd. 2) Van half October 1935 tot half Februari 1936 hebben de jongens een soortgelijke uitgraving ver richt in het duinmeer, het Breede Water, eveneens eigendom van genoemde Vereeniging, dat in do laatste jaren door groote droogte op bedenkelijk© wijze dichtgroeide. Zoo werd het Breede Water lil zijn oorspronkelijke gedaante van groot duinmeer hersteld. 3) De jongens waren werkzaam in de bossohen ter bestrijding van bodemverwildering, terwijl in do duinen van Rockanje een strook werd bebosoht door het planten van duizenden stokken en 750 grootere denneboomen, die met zware kluit wer den overgeplant. 4) In de maand April 1936 werd door een groote ploeg kampjongens in 3 weken tijd ten dicnslo van de wandelaars een flink wandelpad door do duinen gemaakt ter lengte van 600 M. 5) Gedurende een jaar waren onafgebroken een paar ploegen bezig met het aanleggen, verbeteren en onderhouden van sluippaadjes door het dicht begroeide duinterrein ten dienste van de wandc- 6) Vanaf half October 1936 was het hoofdwerkob ject het graven van een complex vijvers in het natuurterrein van de N.V. Maatschappij „Voorne's Duin", waaraan de jongens tot heden nog werken en waaraan nog wel enkele maanden werk is. Aanvankelijk zijn de vijvers, welke een gezame- lijke grootte hebben van circa 10.000 M2. gegraven tot op een diepte van 1.50 M. beneden het maai- Overzicht van het kampt. Bovenstaande vraag eisoht twee antwoorden. De huidige adel, zooals wij die in ons land ken nen, kan verdeeld worden in twee groepen: het nageslacht van den ouden leenadel en de papier adel. Onder den leenadel verstaan wij den adel die zich gevormd heeft in de Middeleeuwen en die behoorde tot de keizerlijke en later grafelijke leen mannen: de Wassenaars, Zuylens, Limburg Sti- Tums, Lyndens, Van der Duyns, enz. Onder den papieradel verstaan we die familiën, die hun brieven van adeldom te danken hebben aan de omstandigheid, dat hun voorvaderen min stens gedurende drie opeenvolgende generaties ïnagistraatposities innamen als lid der vroed schap, schout, burgemeester, enz. Zoowel de leenadel als de papieradel zijn er als zoodanig niet altijd geweest. Doch veelal zijn zij voortgekomen, bij name de eerste categorie, uit den praefeodalen adel, toen deze nog niet als een afgesloten stand werd be schouwd, terwijl de tweede categorie vooral voort kwam uit het burger patriciaat, dat zich na de Kruistochten in de groote steden ontwikkelde. Voor het gemak nemen wij als grens voor het ontstaan van den leenadel het jaar 1000, al is dat onnauwkeurig. In Friesland bij name. dat in tal •van opzichten afweek van de overige lage landen hij de ziee, is nooit leenadel geweest. Ruim genomen zou men kunnen zeggen, dat daar de praefeodale adel heeft bestaan tot het jaar 1795. Doch dit is een apart onderwerp. Voor de overige Nederlanden nemen we dus als scheidingslijn het jaar 1000. Vóór Karei den Grooten en ook tijdens diens be wind waren „eigenerfden", „hovetmannen", „ho velingen", „edelingen", de naam wisselt met de landstreek zij, die een bepaalde hoeveelheid grond met een hoeve in eigen vrij bezit hadden. Zij alleen hadden een stem in de volksvergade ringen; zij alleen ook waren benoembaar tot amb ten als dorpsrichter, zijlrichter, gouwrichter, enz. Het minimum grondbezit dat vereischt werd, was in Friesland 30 pondemaat of 12 H.A. met eigen woning. Elders in streken, waar de grond minder waarde had, was het grooter. Deze lieden, de eigenerfden, ethelingcn, enz., waren ook „schild- boortig". Zij waren verplicht onder Karei den Grooten met eigen paard en uitrusting ten strijde te komen, met eigen helm en schild. Zie hier dus de eerste aanleg van hot begrip „ridder". En 't spreekt wel vanzelf, dat deze „ridders" een zeer be langrijke rol in den krijg vervulden. Zij wierpen zich het felst en op de meest be dreigde punten het eerst in den strijd. Uit deze „ridders" die zich bij zonder verdienstelijk hadden gedragen, koos de groote Keizer zijn markgraven, gouwgra ven, sendgraven, leger aanvoerders, enz. Hij gaf ze het beheer en de inkomsten van een zeker gebied, dat ze al thans tijdens hun leven als een soort persoonlijk eigendom mochten beschouwen onder voorbehoud van het keizerlijk oppergezag cn het zuiver hou den van hun leenmanseed. Bij hun dood verviel !het goed weer aan den keiizer. Doch Karei de Ygo Galama (Uit het Arsenaal der Heraldiek) Groote stierf en zijn zwakke opvolgers waren niet hij machte, over het groote rijk een krachtig be wind te voeren. Er kwamen ruzies, verdeelings- veixlragen, broederoorlogen, kortom een heele serie narigheden tusschen de Karolingers die we hier niet uitvoerig in herinnering zullen brengen. De bewoners dezer gewesten behoorden tot Neder Lotharingen, dat de gevolgen der ruzies wel zeer sterk ondervond. En daarbij kwamen de invallen der Noormannen. De leenmannen maakten zich Vikinger Schild ineer en meer onafhankelijk en beschouwden de erfelijkheid van hun leenen weldra als een ge woonterecht, waaraan niet mocht worden ge tornd. Eerlijk gezegd waren zij in hun gebied dik wijls ook alleen op zich zelf aangewezen, omdat geen keizerlijke organisatie, zooals ten tijde van Charlemagne, hun terzijde stond bij de stroop tochten der Vikinger. Ze beriepen zich op den kei zer, wanneer dit met hun belangen strookte en lieten hem voor wat hij was, als hun belang toe vallig niet het zijne was. Men denke slechts aan de tol van Dirk III aan de Merwedc. De praefeodale adel, de oorspronkelijke vrij O grondbezitters, door den keizer in hun bezit be vestigd en door hem met nieuwe gebieden he leend, en in de leenen erfelijk geworden door de gewoonte, vervormde zich tot leenadel, hoogere die een machtige, lagere die een geringer in vloedssfeer bezat, terwijl verschillende kleinere bezitters en schildboortigen op den duur tot hoo- righeid vervielen door dat zij zich niet konden handhaven. Dit historisch proces voltrekt zich in de 10de en 11de eeuw. Terwijl vóór de algeheele doorvoering van het leenstelsel elke vrije boer met een be paald quantum grondbezit tot den praefeodalen adel geacht werd te behooren, waardoor hij schildboortig was, werd de leenadel langzamer hand een gesloten stand, wel voortgekomen uit de sohild'hoortigen, doch niet alle schildboortigen werden in den adel opgenomen. Ook hier gold het rcc/ht van de macJxtigcn en sterken. Voortaan werd de edele geboorte voorop gesteld en na een dapper gedrag in den oorlog was de ridderslag het teeken, waardoor men in den stand werd opgenomen. In den adelstand werden ook al spoedig opgenomen de ministerialen, oor spronkelijk onvrije dienstmannen van den hoo- veld, welk werk is gereedgekomen omstreeks Nieuwjaar. Na de. wintervacantie is begonnen de vijvers 1 M. dieper te maken en de kamp jongens zijn daar nu 6 weken mee bezig. Ondanks het vele regenverlet, dat zich in de maand Februari Iheeft voorgedaan, vlot het werk bevredigend. Voor het graven van deze vijvers moet ongeveer 20.000 M3. grond worden verkruid over afstanden van 50 tot 100 M. 7) De konijnen zijn een machteloos volk, zegt de Spreukendichter, maar zij zijn desondanks een vreeselijke plaag voor de duinstreek en bovenal voor do boschbouw. In Voorne's Duin is een groote strook afgezet met gaas en konijnen vrij" gemaakt. Voorloopig bieden de vastgestelde werkobjecten tiog voldoende werk, terwijl verder in de natuur terreinen op Voorne, indien noodig, nog voor jaren werk is voor de jongens van dat werkkamp. Wij denken hierbij ook aan het blootleggen van de fundamenten en de gedeeltelijke wederopbouw van de Burcht van Voorne, waarvan de ruïnes voor eenige jaren ontdekt zijn. Deze burcht dateert ■waarschijnlijk uit 1300; de steen is gebruikt voor de toren en het baken van Den Briel; de oude go- welven zitten nog in de grond. Monumentenzorg beoogt nu herbouw van de binnenplaats enz. in oude stijl. Maar de onderhandelingen vlotten niet erg. Het kan overigens arbeid worden van histo- risahe beteekenis. Eetzaal Op een sneeuwdag hebben we door dit bekoorlijke landschap, nu im sohoone wintertooi, door de on gewoon hooge sneeuwlaag gebaggerd of zijn daar in vergleden; we wilden althans iets zien van het nu stilliggende werk. We zijn teruggekeerd met de overtuiging: hier vindt men weer een van de te weinig bekende lustoorden, waaraan ons land zoo rijk is, typisch in elk opzicht en vol roerende schoonheid; en hier wordt een werk van Christelijke liefde verricht aan een deel van ons volk, dat op zulk meeleven recht heeft en er dankbaar voor is. De derde collecte is op komst; ontsluit, o Christe nen van Nederland, uw hart cn uw beurs. Endo dispereert niet: hier is wat grootsch te doen. Aen het Kruys gestorven... Het onbevleckte Lam, Dat om der menschen wil hier in de werelt quam, Is Godcs eygen Soon, die neder is gekomen, Den mensch in all's gelijck de sonden uytgenomen: Ja, heel een mensch gelijck, maer Gods des niet-te-min, Die, met den Vader, heeft noch eynde noch begin. 't Is Godes eygen Soon, die aen het kruys gestorven. Heeft door sijn bange doot. het leven ons 'verworven. Heeft ja voor ons betaelt, daer is geen twijfel aen: Ons hantschrift is gesoheurt, en gants te niet gedaen. Gelooft dan niet alleen dat Christus is gestorven Maer dat u even selfs door Hem is heyl verworven; En dat om sijnentwil God u verschoonen sal En stellen buy ten schrick van 't eeuwigh ongeval. JACOB CATS gen adel of geestelijkheid, die vertrouwensposten bekleedden door het beheer van goederen, het handhaven van rechten, enz. Door hun hooge po sitie veroverden deze onvrijen zich, doordat zij zich onmisbaar wisten, de rechten van den adel, waar in zij dan ook werden opgenomen. Als voorbeeld noemen we de eerste heeren van Egmond, oor spronkelijk rentmeesters van de beroemde Abdij. Toen eenmaal de stand een gesloten groep was geworden en de oorspronkelijke boersche sober heid van den prae feodalen adel liet varen, ontstond ie behoefte van het fa miliewapen, dat he» uiterlijk symbool van den drager was. Dit klemde te meer, :>mdat het aangezicht van den orager in de 12de eeuw onder den pot helm verbor gen was en men hem dus niet kon herkennen. Allereerst kwam het schild er voor in aanmerking het fa- milieteeken te dra- Pothelm gen- verr,er °°k do wapenrok, het dek kleed van he. paara, terwijl de teekenen ook werden aangebracht op dp kleed ij der dienstmannen. Brieven en oorkonden van een lid van 't geslacht uitgaande, werden voorzien van een wasplaquet waarin het zegel van den afzender werd afgedrukt. Dergelijke zegels zijn over het algemeen de eer ste en voornaamste getuigenissen der geslachts wapens. Natuurlijk geschiedde dit alles niet plotseling. Er is een ontwikkeling die we bij gebrek aan overgeleverd materaal niet op den voet kunnen volgen, doch die zich tusschen 1000 en 1200 af speelt. Slechts enkele bewijsstukken zijn er uit dien tijd. Zoo vinden wij, dagteokenend uit het jaar 1000 een huwelijksakte van Sancho, infant van Casti- lië met oen dochter van den Burggraaf van Bean, waaraan zegels hangen, die het wapen der be langhebbenden geven te aanschouwen. In Duitschland zijn de oudst bekende zegels die van den hertog Bertold IV van Zühringen uit 1157, van graaf Arnold van Lenzburg uit 1159, van Rudolf van Ramsberg uit 1163. Het oudst bekende Nederlandsche zegel is op 't oogenblik dat van Graaf Heinrich van Gelre uit 1117. Ook op munten kwamen reeds vroeg vorstelijke wapens voor. Even zeker als we weten dat Floris II in 1113 reeds munt sloeg, even stellig weten we dat in het laatst der 12de eeuw de munien reeds prijkten met het grafelijk wapen en den leeuw van Holland. Het is zonder eenige beden king aan te nemen, dat gedurende de 12de eeuw verreweg de meeste toen bestaande adellijke ge slachten reeds hun stamwapen bezaten. En reeds in dien tijd wordt gewag gemaakt van wapen brieven. Volgens Rietstap „Handboek der Wa penkunde" is een der eerste in 1128 te Würzburg uitgegeven door keizer Lotharius. Hij geeft aaar- in aan Ulrich von Hohenlobe het leen Burghern- heim en bekrachtigt tevens diens zegel en wa pen. Zegels van de graven van Holland met ne leeuw in het schild zijn ons bekend uit de tweede helft der 12de eeuw Dit alles is gedurende het tijdvak van 1000 tot 1200 geleidelijk tot stand gekomen, al kunnen wij, zooals we reeds opmerkten, bij gebrek aan volledige gegevens de ontwikkelingsgang niet stelselmatig volgen. N. VAN HOXWIER 139

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1937 | | pagina 18