i&r
IS HET MIJN SCHULD?
Half September is er voor het eenst na de vacantie
brede kerkeraad.
De diaconie heeft een lijvig rapport over de
sociale nood in de gemeente en Marijs is tot rap
porteur aangewezen.
Hij, die 't memoriseren op de jongelingsvereni
ging leerde, kan van zich af-praten, als het nodig
mocht zijn.
Kroese, die op een of andere wijze als lid der
commissie van beheer heeft bemerkt, dat er iets
gaande is, heeft Ds Priem telefonisoh een tip ge
geven. De nestor weet dus, dat er een bui hangt,
waaraan Lemke, de hulpprediker, als man op do
achtergrond, niet vreemd is.
Na een korte inleiding over de sociale nood in 't
algemeen en de overheidsbemoeiing op 't specifiek
kerkelijk terrein der armverzorging, komt Marijs
tot de memorie, waarin de ovegrote meerderheid
der diaconie haar verlangen heeft vastgelegd.
Het komt hierop neer, dat de diaconie, hoewel
reeds zeer bezwaard met de toenemende zorg
voor de armen binnen de gemeente, meent, dat
bet begrip „diaconaal hulpbetoon" in deze benar
de tijd behoort te worden uitgebreid tot een bij
stand aan die leden der gemeente, die langzaam
doch zeker door de crisis afglijden naar het peil
der armlastigen.
Met andere woorden, zegt Marijs, de zogenaam
de preventieve zorg, ter voorkoming van armoede,
zal door ons krachtig moeten worden aangepakt,
nu zovelen in onze allernaaste omgeving de crisis
aan den lijve ondervinden.
Ds Priem ziet onwillekeurig de kring eens rond:
Voor het geval hij deze alarmerende woorden wil
afwegen tegen de welstand der aanwezige broe
ders, kan hij gerust zijn. Voor zover zij niet, zo als
de predikanten en enkele anderen, opgewekt van
een binnen- of buitenlandse reis zijn weergekeerd,
mogen de'opzieners en diakenen, behoudens een
enkele zwakke broeder, dankbaar zijn dat het
water, Gode zij dank, bij hen nog niet tot le
lippen gekomen is.
Broeders, zegt Marijs, wijlen professor Biester-
veld heeft gezegd; De nood is ons opgelegd en wij,
als diakenen, zeggen hem deze woorden na. Het
is onze overtuiging, dat de dagen van welvaart
voor onze gemeente voor lange tijd voorbij zijn.
Wat wij allerwegen bespeuren en wat wij te
dien opzichte vernemen van onzen hulpprediker,
heeft onze ogen geopend. Vóór de winter opnieuw
het leed zal verzwaren, willen wij, maast de u
bekende diaconale arbeid, een „Bureau voor bij
stand stichten, waar onze werkloze broeders
geestelijke en materiële hulp zal worden geboden,
doch waar ook in de meest uitgebreide zin raad
en steun moet worden gegeven aan allen, wier
bestaan door de crisis bedreigd wordt
Het is Ds Priem toevertrouwd, de spreker met'
enkele welgekozen woorden te danken voor het
rapport en het daarna in besproking te geven.
Er kraken enige stoelen er worden sigaren
Aangestoken en de spanning is voelbaar.
Het is ouderling Brand, die met een knik van
zijn stoere kop het woord verzoekt.
Ik sluit mij bij de woorden van onzen praeses
aanz^gt hij. Echter is mjj één ding opgeval
len, en dat is een zeker gom is aan werkelijkheids
zin in de gloedvolle woorden van onzen jongen
broeder.
Op het ogenblik zit, meen ik, de gemeente nog
voor een tekort van 't vorige jaar, bedragenJe
zeshonderd gulden, welke som nog steeds onge
dekt is:
Dit betreft de eredienst. En hoe het met de fi
nanciën der diaconie staat, wéten wij allen door
de vele offers, welke de gemeente zich reeds ge
troost.
Het zou mij wolkom zijn, indien brooder Marijs
het plan niet alleen van de ideële zijde, doch ook
van de zakelijke kant wilde toelichten, opdat wij
geen toren gaan bouwen, zonder de kosten te be
rekenen.
Marijs schuift ongeduldig op zijn stoel, doch een
blik van Egbert Lemke bezweert zijn onrust.
Voorzitter... Vergun mij deze vraag nog nief
te beantwoorden, voordat ook de artdere broeders
zich hebben uitgesproken... zegt hij. Ik meen, dat
het onze plicht is éérst onder de ogen te zien,
wat wij als onze plicht en onze roeping be
schouwen.
Brand schudt zijn hoofd. Voorzitter, laten wij
nuchter blijven... Wij hebben meer vurige paar
den van stal zien draven...
Met de kerkbouw... interrumpeert Tuincnga.
Doch de voorzitter hamert al.
Broeder Marijs heeft het woord. Ook mij komt
bet voor, dat wij ons niet dienen te verliezen
Wij zijn in de gelegenheid onze lezers een
„voorproef te geven van dc reeds aange
kondigde kerkelijk-sociale romanwelke
onder de titel „Is het mijn schuld" een
onderwerp behandelt, dat het hart der
christelijke samenleving raakt, nml. het
diaconale crisiswerk.
De heer Risseeuw in zijn werkkamer.
in luchtspiegelingen, doch de noodwendige zake
lijke kant eerst eens bezien.
Laat mij toch eerst nog een enkel woord over
de bedoeling mogen zeggen, herbegint Marijs. Zo
als de zaken nu staan, dreigt er iets verloren te
gaan, dat ten nauwste de gemeenschap der hei
ligen raakt- Wanneer ik werkloze jongens en
mensen ledig aan de markt zie staan, wanneer ik
kleine winkeliers zie zuchten onder eikaars moor
dende concurrentie wanneer ik gestudeerde
menen ledig aan de markt zie staan, wanneer ik
overal zorg zie op oe gezichten van broeders en
zusters van hetzelfde huis, dan vraag ik mij af,
of de kerk niet moet zijn ons aller MoederOf
de gemeenschap in Christus dan alleen maar moet
bestaan in het samenkomen in Gods huis en of
er niet een grote kloof dreigt te ontstaan tussen
onze leer en ons leven. Het moet mogelijk zijn
in de geordende weg, door hot geloof, te komen
tot onderlinge bijstand. De mecsten onzer zitten
nog op een veilig plaatsje. Er wordt zoveel ge
leden, waarvan onze leraars en broedens opzie
ners niet van weten. Gij vraagt mij, of er geld.
zal zijn. Broeders, dit 's n'el een kwestie van geld..,
'Het is een zaak des geloofs. Het leven ondergaat
«en radicale wijziging. En het merendeel der ge
meente slaapt nog... De zorg en de nood wroet
•dieper dan wij vermoeden. Er groeit een geslacht
«op, dat onze woorden zeer zwaar weegt tegen
onze daden... Wanneer mij gevraagd wordt hoè
bet kan, dan wil ik wel enige richtlijnen noemen.
Dan hoop ik op een aanbod uit de gemeente, dat
ons in bezit stelt van een der vele ledig staande
buizen, waar wij ons bureau kunnen vestigen»
Dan reken ik op een loyale medewerking vani
mannen en vrouwen, die, gedrongen door ie
liefde van Christus, zich zullen beschikbaar stel
len voor het werk, dat ons dan wacht Dan reken
ik voor de allernodigste uitgaven op een aantal
vrijwillige contribuanten. Er moet een voorschot-
kas worden gesticht, waarvan ervaren zakenmen
sen de leiding hebben. Dan zullen er studiemen-
ïen zijn, die zich het lot zullen aan trekken van
werklozen... Maar, broeders, ik praat als een, die
xi moet leren en ik ben er diep van overtuigd,
'dat er eerst binnen onze gemeente een andere
gesteldheid des geestes aal moeten komen...
Er valt een pijnlijke stilte, als Marijs hier plot
seling afbreekt.
Ds Jan ALbers stut z'n hoofd in de hand.
'Over het gelaat van Ds Priem zweemt iets van
'aarzeling. Is hij in de zes maanden van zijn af
wezigheid de nood der gemeente ontgroeid?
Brand kijkt in de lamp. Zijn gezicht is onbewogen.
Hij proeft de. geest van den hulpprediker. Alles
en iedereen in gebreke stellen. Ja zeker. Een
geest van onrust zaaien in een gemeente, waar
het kerkelijk leven, Gode zij dank, bloeit ©en
gemeente, wier offerzin anderen tot jaloersheid
beeft verwekt.
'Als tegen middernacht deze kerkcraadsvergade-
ring door broeder Tuinenga wordt gesloten, is
diens gebed kort en bewogen.
Here God, als wij dit werk mogen doen, dat
wij het dan doen #in het besef van ons aller per
soonlijke schuld aan dc verdwazing, waarmee de
wereld geslagen is. Wij hebben geleefd naar ons
goeddunken. Ook als wij meenden voor Uw zaak
te strijden, waren wij aan het stof verkleefd.
•Here God, open nu onze ogen, dat wij zien mogen.
Geef ons iets van het liefdevuur, om in Uw naam,
Here Jezus, tot de schare te gaan, bij wie de
DOOR P. J. RISSEEUW
stoffelijke en geestelijke nood tot de lippen ge
komen is.
Leer ons verstaan, dat het anders moet wiï
Ons bekeren tot U, zo zullen wij ook voor het
maatschappelijk leven de leiding van Uw Geest
ontvangen.
Leer ons verstaan, dat Gij Uw kerk in deze b«*
■wogen tijden op de proef stelt, dat Gij ons, iedcï
persoonlijk, wilt ziften als de tarwe.
Geef, Here God, dat Uw naam om onzentwilj
niet gelasterd, doch geprezen wordt.
Wees ons genadig, om Christus' wil. Amen,
Uw belangstelling waard-)
De eerste stakingen
Als het spreekwoord „zoo oud als de straat" op
iets toepasselijk is, dan is het zeker op het gebied
▼an stakingen, want de menschheid schijnt door
Olie eeuwen heen met eenige voorliefde naar dit'
middel te hebben gegrepen om een of ander doel
te bereiken. Een mededeeling aan de Fransche
(academie van Inscripties en Schoone Kunsten'
meldt ons, dat ten tijde van Pharao, de arbeiders
fai staking gingen en sabotage pleegden op de wer-
▼en. L
In de documenten van den ingenieur Cleon, die r
onder de regering van Ptolemeus belast was metv
belangrijke werken van drooglegging en water
voorziening in Egypte, lezen we, dat de werklie
den het moe werden steeds op loonsverhooging td
wachten, weigerden door te werken en in staking
gingen, nadat zij de werven hadden verwoest enl
gewelddaden hadden gepleegd tegen hun opzich
ters. En dit gebeurde 300 jaar vóór Christus!
Aantal Joden ter wereld
Blijkens het Jewish Yearbook 1935 wanen do
meeste Joden in de Vereen. Staten van Noord-
Am erika: 4.22S.OOO. Verder in afdalende reeks:
Polen 3.600.000, Rusland 2.870.000, Roemenië
900.000, Duitschlam. 500.000, Hongarije idem,
Tsjeoho-Slowakije 360.000, Palestina 2G0.000,
Frankrijk 250.000, Argentinië 210.000, Oostenrijk
230.000, Engeland met Ierland 133,000, Nederland
120.000, België 65.000, Italië 48.000. Tezamen zijn
er in de wereld ongeveer zestien millioen Joden.
Wat ons land betreft, waren er in 1920 115.223
Joden. In 1930 was dat getal 111.907, of 1.41 pcL
der bevolking. In verhouding tot den aanwas der,
bevolking is er een gestadige achteruitgang si nes
1889: 2.15 pet.; 1899 2.04 pet.; 1909: 1.81 pot; 19203
168 pet.; 1930: 1.41 pet. u
Van een leeuw, die... een tijger was
De mooie foto op pag. 91 in ons vorig Zondags
blad had een foutief onderschrift, 't Was een
tijger en geen leeuw. De meeste lezers zullen dafi
aanstonds gezien hebben en ons die vergissing
(naar we hopen) gelijk vergeven.
In een Haagsche familiekring ontstond echten
door deze vergissing oneenigheid. De een zei: 't is
een leeuwin; de ander hield vol: 't is een tijger,
Men vraagt ons in dit geschil uitspraak te doen.
Wij doen dit bij deze met de plechtige betuiging:
't was heusch een tijger. En in de vaste hoop, dat
*t gerezen verschil hiermede in der minne xal
zijn beslecht.
Blank kalfsvleesch
Naar aanleiding van 't stukje onder dit opschrift
in ons vorig Zondagsblad, schrijft een veehoudec
ons: 'j
Dat hier van „dierenmishandeling" sprake zou
zijn, is geheel onjuist Dat het dier in donker
staat komt ten goede aan de rust en beschermt
tegen de insecten. Als het dier niet rustig is, kam
't onmogelijk in drie maanden plm. 150 K.G,
wegen. Het is te begrijpen, dat als het dier de
vrije teugel geniet, de melk omgezet wordt tot
arbeid en niet tot vleesch. Het is toch immens met
varkens, stieren en koeien ongeveer hetzelfde! Zoa
min mogelijk beweging en zoo rustig mogelijk.
Er wordt ook nog geschreven over de eigenaar
dige stand op de Ibecncn. Hoe kan het ook andersS
een dier dat zoo jong is en van zulk een gewicht.
Het dier is geheel uit z'n natuur. Een reden t©
meer, dat de bewegingsvrijheid tot een minimum
beperkt moet worden, daar het dier anders de
pooten breekt. Ik heb juist vanmorgen wel 30
vette kalveren gezien, cr waren maar enkele bij,
die afwijkingen in do pooten hadden.
98
lijk de hand. geneer Van Puffelen gaat gauw
naar binnen, want hij moet erg oppassen voor z'n
keel: hij heeft tóch ao'n last van kouvatten, zie je!
Buiten wurmt Tieimann 'Sr aan z'n klokslot.
Vlak bij hem staan twee mannen. De een is op
z'n kousen en in z'n overhemd. Hij staat in de
deuropening. De ander is in een overjas gekleed
en staat buiten.
De eerste is de veldwachter, de laatste de vreem
deling, die Frans genoemd werd en die de dag
tevoren in 't bos op Kees had gewacht, en daarna
met dezen den veldwachter de stuipen op 't lijf
had gejaagd met de spokende witte gestalten.
De veldwachter kende hem dus niet, toen de man
aanbelde.
„Ja," zegt Frans, ,,'k dach: de feldwachter mot 't
toch fan wete, en 'k dach: dan gaan 'k naar
'm toe. 't Is toch maar geheimzinnig, dó ge
spook!''
„Natuurlijk'. U had gelijk, toen u hierheen kwam.
Maar 'k heb zélf óók de spoken al geconsulteerd,
ook gisteravond, zodateh uw mededeling
eigenlijk overbodig was. Maar eh
„Ja, siet u, feldwachter: daar mot u dan toch
wat an doen, siet u. 'k Weet wel: 't is gefaarlijk,
op sulleke spoken af te gaan, Maar 'k sou
Beggen: Gaan u vanavond maar es en neemp se
gefangc
„Je hebt mooi praten over arrestatie. Maar ik
mag de rest van mijn terrein niet onbewaakt
achterlaten, 't Zal wel volgende week worden, eer
ik een inspectietocht dóórheen onderneem."
„Ja, siet u, meneer de feldwachter, ik hel)
m'n plicht gedaan, en u mot nou de uwe maar
doen,
De veldwachter doet dc deur met een smak dicht
en gaat naar binnen. Tiemann heeft eindelijk z'n
klokslot los, en wil op de fiets stappen. De vreem
de vraagt om een beetje vuur. Tiemann haalt z'n
aigarenaanstckertje te voorschijn en helpt den
maan aan 't gevraagde. Al puffend vraagt dezes
„Wat sèg u, meneer, fan die spookgeschiedenis?"
>,Ja, die spoke hier, in 't bos, bij 't kasteel!"
tflch man, hou op over spoken, 'k Ben zee jaar
5n Indië geweest. En nog nooit een spook gezien.
Laat staan hier in dü landje. Nee man: baker
praatjes!
„Maar 'k heb ze zélf gezien, met m'n eigen
ogen. Allemaal witte gedaanten, die heen en
weer zweefdenO so grieselig."
Wordt vervolgd
VOOR KNUTSELAARS
Een stander voor prentbriefkaarten
Je krijgt soms van die heel mooie prentbriefkaar
ten. Zó mooi, dat het schilderijtjes lijken.
Nu kun je ze natuurlijk in je album opbergen.
Maar dan heb je er toch eigenlijk niet veel aan,
want een album bekijk je nu eenmaal niet elke
week.
Je kunt er ook wat anders mee doen: ze in een
stander zetten.
Dit tekeningetje laat een stander zien waar je
twee prentbriefkaarten in kunt zetten.
Deze stander maaik je van dun karton groot 36 X
14 cM. Breng hierop de tekening over. Snijd langs
de.dikke lijnen. Dc stippellijnen ritsen. Plak de
kaarten aan de achterkant van A en B. Vouw G
op A en D op B. Plak deze randen vast en de
stander is klaar. Op een eenvoudige vereiering na.
Je kunt er bijv. een aardig takje op tekenen.
Doe je best en zorg dat de stander een sieraad'
▼oor je kamertje wordt.
RAADSELS
L lnvulraadsel
la onderstaande 16 hokjes moeten geplaatst wor
den 4 A; 4 E; 1 B; 2 K; 3 L; 1 S; 1 W, zoodal
Je van links maar rechts en van boven naar be
neden leest: 1. een deel van een jaar; 2. een meis
jesnaam; 3. een klein eiland uit de geschiedenis
bekend; 4» iets dat je op je boterham eet.
II. Een letter veranderen.
Met t als laatste letter zit ik in de kleren; met l
leef ik in de grond, met s groei ik op het dak
en met p ben ik een grapje.
III. Nog zo een.
Met b ben ik een bundel; met m een klein plantje;
met v een sluw dier en met kl behoor ik in een
naaidoos thuis.
IV. Wat zou dal zijn?
Mijn eerste is een huisdier, mijn tweede is rond
en mijn geheel dient om zware vrachten gemak
kelijk op te hijsen.
OPLOSSING
▼an de raadsels in het vorige nummer.
I. Ahio (2 Sam. 6 5 3), Ohio.
II. Regen, neger.
III. Last. list, lust.
IV. Balken, balkon, Balkan.
Oplossing spelletje
En is 't gelukt het spelletje uit de vorige Kin
derkrant op te lossen?
Ik Heb er een van onze trouwe lezers mee bezig
gezien, een half uur lang. Toen had hij de oplos
sing nog niet gevonden, 'k Weet niet of *t hein
later gelukt is.
'k Wil je geduld niet langer op de proef stellen
en geef hier maar gelijk de oplossing.
o
Wat er nu gebeurd is? Van de drie zessen op de
hoekpunten (zie vorige tekening) zijn de staarten
weggeveegd en van het getal 16 middenin is de
1 uitgevlakt. Tel nu maar op: 't is precies 18.
Als je dit spelletje doet, moet je er om denken
de zessen zó te schrijven, dat je gemakkelijk de
staart van de zessen weg kunt vlakken en dan
mog een behoorlijke nul overhoudt
Voor knip-kunstenaars
Van de „Zwarte Kunst" hebben jullie zeker we!
eens gehoord? Daaronder werd vroeger toverij ver
staan. En mensen, die verdacht werden van „zwar
te kunst", werden soms vreselijk gepijnigd.
Maar over die „zwarte kun6t" wil 'k het hier ni*^
hobben.
Er is echter nog een andere zwarte kunst, name»
lijk de kunst om in zwart papier allerlei figuren
uit te knippen.
Deze kunst wordt tegenwoordig wel door groïe
menen beoefend, vooral in Duitschland, en de
plaatjes die zij weten te knippen hebben altijd
de grote belangstelling van kinderen. Want de
zwarte plaatjes, de silhouetten, zoals ze genoemd
worden, zijn doorgaans heel levendig en heel
scherp, zodat alle kinderen ze mooi vinden.
Misschien zijn er ook wel jongens en meisjee
onder de lezers van onze Kinderkrant, die op een
dergelijk werkje hun krachten eens willen be
proeven.
Je hebt alleen maar nodig een stuk zwart papier
en een schaar.
Hierboven zie je als voorbeelden: een paard meÉ
veulen en een gejaagd hert.
Later komen nog andere figuren.
Jantje, een appel delend met Pietje; „Hier heb jij
het kleinste gemene veelvoud."
Pietje (verontwaardigd): „Houd dat zelf maai|
grootste gemene deler!"
HET STADHUIS
TE VEERE
Het stadje Veere op Walche
ren is heel oud. 't Is vroeger
een belangrijke stad geweest;
daarvan getuigen no.g de
verschillende prachtige ge
bouwen.
Het Stadhuis, waarvan we
hiernaast een mooie foto
plaatsen, dateert van de aan
vang der 16e eeuw, de vier
kante toren met carillon van
later tijd. Het bevat in de
vroegere Vierschaar een Oud
heidkamer, waarin onder
meer de vermaarde verguld
zilveren bokaal in 1551 aam
Ide stad geschonken.
Dit prachtige Stadhuis was
erg in verval geraakt, maar
voor eenige tijd is 't weer
gerestaureerd.
Als jullie eens op Walcheren
komt, moet je vooral niet na
laten ook een bezoek aan
Veere te brengen.
Ook de Grote en de Kleine
Kerk, de Kampveerse toren
en nog andere oude gebouwen
rijn een bezoek aan Veere
meer dan waard.